DE DUURZAME ONTWIKKELING IN DE OVERHEIDSOPDRACHTEN MORAAL EN SOCIALE ETHIEK Astride MIANKENDA Cel AankoopBeleid en Advies 1 december 2013 INHOUDSTAFEL INLEIDING .............................................................................................. 3 I. DE REGLEMENTERING ...................................................................... 4 1. De huidige geldende reglementering .................................................. 4 A. Op Europees niveau ..................................................................... 4 B. Op Belgisch niveau ....................................................................... 6 2. De toekomstige reglementering ......................................................... 9 II. DE VERSCHILLENDE THEMA’S......................................................... 12 1. Overheidsopdrachten die voor sociale werkplaatsen zijn gereserveerd .. 12 A. De sociale aspecten in overheidsopdrachten .................................. 12 B. De rechtspositie op Belgisch niveau .............................................. 13 2. Gelijke kansen en diversiteit ........................................................... 15 A. Gelijke kansen ........................................................................... 15 B. Diversiteit ................................................................................. 18 3. Eerlijke handel .............................................................................. 20 A. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité ............................. 20 B. Europese Commissie vs. Koninkrijk der Nederlanden (MAX HAVELAAR & EKO) ..................................................................................... 22 4. Het Belgisch sociaal label en de norm SA8000 ................................... 31 A. Het sociaal label ........................................................................ 31 B. De norm SA8000 ....................................................................... 33 CONCLUSIE ........................................................................................... 36 BRONNEN .............................................................................................. 37 2 INLEIDING Na deel I over de "ecologische" of "groene" aspecten in overheidsopdrachten, dus alle aspecten die een potentiële of bewezen impact hebben op het milieu, en deel II over de sociale aspecten in overheidsopdrachten, dat wil zeggen de aspecten die een socioeconomische impact hebben, is dit derde deel gericht op een bepaalde moraal en sociale ethiek. Uit het onderstaande zal blijken dat die morele en ethische aspecten op slechts één idee berusten, namelijk de gelijkheid van iedereen, non-discriminatie. Dat kan zijn personen met een handicap in staat stellen om te werken door overheidsopdrachten voor beschutte werkplaatsen te reserveren, de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bevorderen of discriminatie op basis van ras, religie, leeftijd, enz. verhinderen. Zelfs de eerlijke handel heeft tot doel kleine producenten, die niet de middelen hebben waarover grote ondernemingen beschikken, de beste kansen te geven om met die grote firma’s te concurreren. De enkele voorbeelden die we hier uitwerken vormen de grote domeinen van wat men soms ethische criteria noemt. Na een overzicht van de inhoud van de huidige en toekomstige, zowel Europese als Belgische reglementering zullen we in deze handleiding stilstaan bij de opdrachten die voor de beschutte werkplaatsen zijn gereserveerd, gelijke kansen, eerlijke handel en de labels of certificaten die als bewijs kunnen dienen. De toegankelijkheid voor personen met een handicap komt hier niet aan bod. Daar wordt in het algemeen rekening mee gehouden in opdrachten voor werken. 3 I. DE REGLEMENTERING • Richtlijn 2004/18/EG • Wet van 24 december 1993 en koninklijk besluit van 8 januari 1996 • Wet van 15 juni 2006 en koninklijk besluit van 15 juli 2011 TER HERINNERING: de reglementering die nu van toepassing is (wet van 24 december 1993 en haar uitvoeringsbesluiten) werd uitgewerkt op basis van Europese richtlijnen die aan de hierboven genoemde richtlijn voorafgingen. Om echter aan de verplichtingen van België ten opzichte van de Europese Unie te voldoen, werd de reglementering aangepast, om de verplichte bepalingen van richtlijn 2004/18/EG om te zetten. Er werd voor die werkwijze geopteerd om een nieuwe reglementering te kunnen uitwerken. Die is zo goed als klaar. De inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen wordt in het voorjaar van 2013 verwacht. Wat is de inhoud van de teksten over het onderwerp dat hier wordt behandeld? 1. De huidige geldende reglementering A. Op Europees niveau Richtlijn 2004/18/EG Verschillende overwegingen zinspelen enigszins duidelijk op duurzame ontwikkeling in het algemeen, en op de sociale aspecten waarover het hier gaat. Het betreft de overwegingen 1, 5, 6, 28, 29, 33, 34, 43 en 46. Wat moeten we daarvan onthouden: 1. De overwegingen Overweging 5: "Deze richtlijn verduidelijkt derhalve hoe de aanbestedende diensten kunnen bijdragen tot de bescherming van het milieu en de bevordering van duurzame ontwikkeling op een wijze die het mogelijk maakt voor hun opdrachten de beste prijskwaliteitverhouding te krijgen". Overweging 28: "Beroep en werk zijn van fundamenteel belang voor het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen en bevorderen de maatschappelijke integratie. In dit verband dragen sociale werkplaatsen en programma's voor beschutte arbeid op doeltreffende wijze bij tot de integratie of herintegratie van gehandicapten op de arbeidsmarkt. Het is echter mogelijk dat het dergelijke werkplaatsen niet lukt om bij normale mededingingsvoorwaarden opdrachten te verwerven. Daarom is het wenselijk te bepalen dat de lidstaten de deelneming aan procedures voor de gunning van opdrachten kunnen voorbehouden aan dergelijke 4 werkplaatsen of de uitvoering ervan voorbehouden in het kader van programma's voor beschermde arbeid". Overweging 29: "De aanbestedende diensten moeten, indien mogelijk, technische specificaties vaststellen die rekening houden met toegankelijkheidscriteria voor gehandicapten of een voor alle gebruikers geschikt ontwerp. De technische specificaties moeten duidelijk worden aangegeven, zodat alle inschrijvers weten waarop de door de aanbestedende dienst gestelde eisen betrekking hebben". Overweging 33: "De voorwaarden voor de uitvoering van een opdracht zijn verenigbaar met deze richtlijn voor zover zij niet rechtstreeks of onrechtstreeks discriminerend zijn en zij in de aankondiging van opdracht of in het bestek worden vermeld. Zij kunnen met name ten doel hebben de beroepsopleiding op de werkplek of de arbeidsparticipatie van moeilijk in het arbeidsproces te integreren personen te bevorderen, de werkloosheid te bestrijden of het milieu te beschermen. Als voorbeeld kan onder andere worden verwezen naar de verplichtingen om voor de uitvoering van de opdracht langdurig werklozen aan te werven of in opleidingsacties voor werklozen of jongeren te voorzien, om inhoudelijk de belangrijkste verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) na te leven indien deze niet in het nationale recht zijn omgezet, en om een groter dan het bij de nationale wetgeving voorgeschreven aantal gehandicapten aan te werven". Overweging 46: "Met het oog op het waarborgen van een gelijke behandeling moeten de gunningscriteria de mogelijkheid bieden de inschrijvingen te vergelijken en op een objectieve manier te beoordelen. Indien deze voorwaarden zijn vervuld, bieden economische en kwalitatieve gunningscriteria, bijvoorbeeld criteria betreffende de vervulling van milieueisen, de aanbestedende diensten de mogelijkheid om tegemoet te komen aan de in de specificaties voor de opdracht vermelde behoeften van het betrokken openbare lichaam. Onder dezelfde voorwaarden kan een aanbestedende dienst criteria gebruiken die ertoe strekken te voldoen aan sociale eisen, waardoor met name tegemoet wordt gekomen aan de - in de specificaties voor de opdracht vermelde - behoeften van bijzonder kansarme bevolkingsgroepen waartoe de begunstigden/gebruikers van de werken, leveringen of diensten welke het voorwerp van de opdracht zijn, behoren". 2. Het dispositief Artikel 19: "De lidstaten kunnen de deelneming aan procedures voor de gunning van overheidsopdrachten voorbehouden aan sociale werkplaatsen of de uitvoering ervan voorbehouden in het kader van programma's voor beschermde arbeid indien de meerderheid van de 5 betrokken werknemers personen met een handicap zijn die wegens de aard of de ernst van hun handicaps geen beroepsactiviteit in normale omstandigheden kunnen uitoefenen. De aankondiging van opdracht moet deze bepaling vermelden". Dat artikel is de uitvoering van overweging 28. Artikel 23, punt 1 en 2, bepaalt dat in de technische specificaties, indien mogelijk, rekening moet worden gehouden met toegankelijkheidscriteria voor gehandicapten of met ontwerpen voor iedereen. Het herinnert er ook aan dat de technische specificaties niet tegen de gelijke behandeling van de inschrijvers mogen indruisen, noch de mededinging mogen beperken. Artikel 26 bepaalt dat de uitvoeringsvoorwaarden voor de opdracht met name verband kunnen houden met sociale overwegingen, op voorwaarde dat ze het gemeenschapsrecht niet schenden en in de aankondiging van opdracht of in het bestek worden vermeld. Artikel 53 betreft de gunningscriteria. We wijzen erop dat de mogelijkheid om milieukenmerken in de gunningscriteria op te nemen wel is bepaald (punt 1. a), maar dat die mogelijkheid niet expliciet is bepaald voor ook maar een van de verschillende sociale aspecten. We benadrukken echter dat de lijst in die bepaling als voorbeeld dient. B. Op Belgisch niveau De wet van 24 december 1993 Artikel 16 van de wet is net als artikel 53 van de richtlijn aan de gunningscriteria gewijd, maar in tegenstelling tot de Europese bepaling vermeldt artikel 16 dat die criteria, onder andere, betrekking kunnen hebben op "de milieukenmerken, sociale en ethische overwegingen". Met die bepaling moet voorzichtig worden omgesprongen, aangezien het niet duidelijk is of ze echt conform het gemeenschapsrecht is. Het kan dus riskant zijn om gebruik te maken van de mogelijkheid die in artikel 16 is bepaald, als het om sociale en ethische aspecten gaat. Artikel 18bis, § 1 bepaalt het volgende: "Een aanbestedende overheid kan, overeenkomstig de beginselen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, uitvoeringsvoorwaarden inzake overheidsopdrachten opleggen die het mogelijk maken rekening te houden met sociale en ethische doelstellingen, alsook uitvoeringsvoorwaarden inzake de verplichting tot het verstrekken van opleidingen aan werklozen en jongeren of rekening te houden met de verplichting tot het naleven, in hoofdzaak, van de bepalingen van de basisconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie, in de veronderstelling dat die niet reeds 6 worden toegepast in het land van oorsprong van de kandidaat of inschrijver". Dat artikel laat toe dat er rekening wordt gehouden met sociale en ethische overwegingen op het vlak van de uitvoeringsvoorwaarden van de opdracht. We herinneren er nog even aan dat de inschrijver op het ogenblik dat hij zijn offerte indient niet aan de uitvoeringsvoorwaarden van de opdracht, zoals die in het bestek zijn bepaald, moet voldoen, maar door zijn handtekening en de indiening van de offerte verbindt hij zich ertoe die voorwaarden gedurende de hele uitvoering van de opdracht na te leven. Dat heeft tot gevolg dat, als de voorwaarden niet worden nageleefd, de aanbestedende overheid de maatregelen die zijn bepaald in de algemene aannemingsvoorwaarden, bijgevoegd bij het koninklijk besluit van 26 september 1996, kan toepassen. De uitvoeringsvoorwaarden moeten duidelijk worden vermeld in het bestek. Artikel 18bis, § 2 bepaalt het volgende: "Een aanbestedende overheid kan de deelname aan een gunningsprocedure van een overheidsopdracht die niet onderworpen is aan verplichtingen die voortvloeien uit de Europese richtlijnen of uit een internationale akte inzake overheidsopdrachten voorbehouden aan beschutte werkplaatsen of sociale inschakelingsondernemingen, overeenkomstig de beginselen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Met beschutte werkplaats wordt bedoeld: de onderneming waarvan de meeste werknemers, omwille van de aard of de ernst van hun handicap, geen beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen in normale omstandigheden. Met sociale inschakelingsonderneming wordt bedoeld: de onderneming die voldoet aan de voorwaarden van artikel 59 van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, of die aan gelijkaardige voorwaarden voldoet in het land van oorsprong van de kandidaat of inschrijver". Het eerste lid van paragraaf 2 van artikel 18 vindt zijn wettelijke basis in artikel 19 van richtlijn 2004/18/EG. Daardoor mag een aanbestedende overheid, als de opdracht zich onder de Europese drempels bevindt, een mededinging organiseren tussen bedrijven die aan de in het tweede lid voorgeschreven voorwaarden voldoen. Zie ook het stuk in deze tekst dat aan de sociale werkplaatsen is gewijd. Het koninklijk besluit van 8 januari 1996 Artikel 43, § 2, 4° (leveringen) en artikel 69, § 2, 4° (diensten) van het besluit van 8 januari voorzien in de mogelijkheid om een leverancier of dienstverlener uit te sluiten van deelneming aan de opdracht, in eender 7 welk stadium van de procedure, als hij bij zijn beroepsuitoefening een ernstige fout heeft begaan. Die ernstige fout moet door de aanbestedende overheid zijn vastgesteld op elke grond die hij aannemelijk kan maken. Die bepaling moet worden toegelicht: sommige actoren van overheidsopdrachten (waaronder ABA) verdedigen het gebruik van die bepaling om de acht basisconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) te kunnen doen naleven, niet alleen wat de uitvoeringsvoorwaarden betreft, zoals die in de Europese en Belgische reglementering uitdrukkelijk zijn bepaald, maar ook wat de uitsluitingsgronden voor deelneming aan de opdracht betreft, door het niet naleven van een of meer van de acht conventies als een ernstige fout bij de beroepsuitoefening te beschouwen. Men kan alleen maar vaststellen dat dat standpunt wordt aangetast, zowel op juridisch als op praktisch vlak. Wat het juridische betreft, zeggen sommigen dat die gelijkstelling ongerechtvaardigd is. Wat het praktische betreft, wordt vaak naar voren gebracht dat het meer een "slag in de lucht is" dan een effectieve en efficiënte uitsluitingsmogelijkheid (omdat het moeilijk is een dergelijke fout te bewijzen, ook met het oog op de volledige productieketen). Het standpunt van ABA is het volgende: in een tijd waarin ethische aspecten en overwegingen over de naleving van de rechten van de mens in het algemeen en alles wat met gelijke kansen te maken heeft een belangrijke plaats in de maatschappelijke debatten hebben verworven, is het onaanvaardbaar dat overheden bij de gunning van de opdrachten die aan hun behoeften moeten voldoen zelfs geen poging zouden doen om gebruik te maken van de mogelijkheden die er zijn om een minimum aan menselijke waardigheid te doen respecteren. Het debat blijft open, in afwachting dat de Europese reglementering zich voor de sociale en ethische aspecten openstelt, zoals ze dat eerder voor de milieuaspecten heeft gedaan. Dat wil zeggen dat ze rekening houdt met duurzame ontwikkeling in al haar dimensies. Artikel 82bis, 1°, b) geeft de definitie van de technische specificaties voor opdrachten voor aanneming van leveringen of diensten. Het gaat om een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product of dienst, zoals … een ontwerp dat voldoet voor alle gebruik met inbegrip van de toegankelijkheid voor personen met een handicap. 8 Zo is het dus bijvoorbeeld toegestaan dat, als een aanbestedende overheid een opdracht lanceert om een lokaal dat voor het publiek toegankelijk is in te richten en te meubileren, in de technische specificaties wordt bepaald dat het materiaal, of minstens een deel ervan, de kenmerken moet vertonen dat het door personen met een handicap kan worden gebruikt. Artikel 83bis verplicht de aanbestedende overheid om de technische specificaties in de opdrachtdocumenten op te nemen. Het bepaalt ook dat de specificaties telkens dat kan rekening moeten houden met de behoeften van alle gebruikers qua toegankelijkheid, ook de behoeften van personen met een handicap. 2. De toekomstige reglementering Naast de bovenstaande overwegingen over richtlijn 2004/18/EG, die uiteraard van kracht blijft in het kader van de toekomstige reglementering, tot aan de goedkeuring van een nieuwe richtlijn op Europees niveau (waarvan de voorbereidende werkzaamheden al een tijdje aan de gang zijn), bevatten de teksten waarover we beschikken, namelijk de wet van 15 juni 2006 en het koninklijk besluit van 15 juli 2011, ook bepalingen over de onderwerpen die hier worden behandeld. De wet van 15 juni 2006 Artikel 22, § 1 voorziet in twee mogelijkheden voor alle opdrachten (ook boven de Europese drempels): ofwel de gunning van opdracht reserveren voor sociale werkplaatsen, ofwel de uitvoering ervan reserveren in het kader van programma's voor beschermde arbeid die wordt uitgevoerd door personen met een handicap die geen beroepsactiviteit in normale omstandigheden kunnen uitoefenen. Het feit dat de aanbestedende overheden die mogelijkheid hebben, wil niet zeggen dat ze de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie niet moeten naleven. In de aankondiging van opdracht (of bij ontstentenis daarvan in een ander opdrachtdocument) moet de toegangsreservatie worden vermeld. Artikel 22, § 2 heeft alleen betrekking op opdrachten die de drempels voor de Europese bekendmaking niet bereiken en geeft de aanbestedende overheden de mogelijkheid om de toegang tot dergelijke opdrachten te reserveren voor sociale inschakelingsondernemingen. Die moeten voldoen aan de voorwaarden die zijn bepaald in artikel 59 van de wet van 26 maart 1999. 9 Artikel 25 van de wet betreft de gunningscriteria bij de offerteaanvraag. Het preciseert dat de criteria in de aankondiging van opdracht moeten worden vermeld, verband moeten houden met het voorwerp van de opdracht en een objectieve vergelijking van de offertes mogelijk moet maken op basis van een waardeoordeel. In het artikel wordt een niet-limitatieve opsomming van criteria gegeven. Die opsomming omvat "sociale overwegingen". Artikel 40 betreft de uitvoeringsvoorwaarden voor de opdracht. Daarmee is het voor de aanbestedende overheden mogelijk om rekening te houden met doelstellingen, zoals: het verstrekken van beroepsopleidingen aan werklozen en jongeren, het bevorderen van het gelijkekansenbeleid voor personen die onvoldoende in het arbeidsproces zijn geïntegreerd, de strijd tegen de werkloosheid, de verplichting om de basisconventies van de IAO na te leven als die niet worden toegepast in het nationale recht van het land waar de productie plaatsvindt. Ook hier zijn de aanbestedende overheden verplicht om de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie na te leven. Ze moeten er ook op letten dat de uitvoeringsvoorwaarden niet (rechtstreeks of onrechtstreeks) discriminerend zijn, en ze moeten in elk geval in de opdrachtdocumenten worden vermeld. Het koninklijk besluit van 15 juli 2011 Artikel 2, § 1, 12°, b) bevat de definitie van de technische specificaties voor opdrachten voor leveringen en diensten. Het betreft een specificatie die voorkomt in een document ter omschrijving van de vereiste kenmerken van een product of dienst, zoals … een ontwerp dat voldoet voor alle gebruik met inbegrip van de toegankelijkheid voor personen met een handicap. We stellen vast dat de formulering dezelfde is als die in artikel 82bis, 1°, b) van het koninklijk besluit van 8 januari 1996. Het eerder gegeven voorbeeld blijft dus geldig. Artikel 7, § 1 legt de aanbestedende overheid op om de technische specificaties in de opdrachtdocumenten op te nemen. Er wordt ook bepaald dat de specificaties waar mogelijk rekening houden met de behoeften van alle gebruikers qua toegankelijkheid, de behoeften van personen met een handicap inbegrepen. Die bepalingen stemmen overeen met de bepalingen die al in het koninklijk besluit van 8 januari 1996 zijn vastgelegd, meer precies in artikel 83bis. Artikel 8, § 1 wijst op de toepassing van een algemeen principe dat al op verschillende plaatsen in de reglementering is vermeld, namelijk het volgende: "De technische specificaties bieden de inschrijvers gelijke toegang en mogen niet tot gevolg hebben dat ongerechtvaardigde belemmeringen voor de mededinging worden gecreëerd". 10 Artikel 61, § 2, 4° bepaalt dat, inzake het recht op toegang tot overheidsopdrachten, de aanbestedende overheid de kandidaat of inschrijver die bij zijn beroepsuitoefening een ernstige fout heeft begaan van deelneming aan de opdracht kan uitsluiten, ongeacht het stadium van de procedure. De bepaling is overeenkomstig met de bepalingen van de artikelen 43, § 2, 4° en 69, § 2, 4° van het koninklijk besluit van 8 januari 1996. Wat hierboven over die artikelen is gezegd, blijft dus geldig. Ten slotte moeten we preciseren dat het koninklijk besluit van 15 juli 2011 normaal gezien zal worden gewijzigd, om de bestaande tekst te verduidelijken. Die wijzigingen zullen in één keer gebeuren met een "reparatiebesluit". In de toekomst zal wat hier voorafgaat dus in het licht van die eventuele wijzigingen moeten worden gelezen. 11 II. DE VERSCHILLENDE THEMA’S 1. Overheidsopdrachten die voor sociale werkplaatsen zijn gereserveerd Opmerking: punt 1 bevat de inhoud van een nota die is opgesteld in december 2011 op verzoek van de cel Diversiteit van de FOD Personeel & Organisatie. A. De sociale aspecten in overheidsopdrachten Het reserveren van overheidsopdrachten voor beschutte werkplaatsen ligt in de lijn van wat men in ruime zin de sociale clausules in de overheidsopdrachten noemt. Die sociale clausules vormen één aspect van duurzame ontwikkeling waarmee rekening wordt gehouden in overheidsopdrachten. De laatste jaren is er een belangrijke ontwikkeling geweest: terwijl vroeger het begrip duurzame ontwikkeling hoofdzakelijk de milieuoverwegingen dekte, wordt er nu meer rekening gehouden met de zogenaamd sociale aspecten. De sociale aspecten in ruime zin dekken verschillende domeinen, en vooral het reserveren van opdrachten voor bepaalde "specifieke" bedrijven (sociale inschakelingsbedrijven en ondernemingen voor aangepaste arbeid die doorgaans "beschutte werkplaatsen" worden genoemd). Het grote probleem in dit geval is dat het Europese juridische kader zich niet echt leent tot de invoeging van sociale overwegingen in overheidsopdrachten. Op het vlak van milieu daarentegen was de ontwikkeling onmiskenbaar en zijn de regels duidelijk. Met de regels kan, om niet te zeggen moet, rekening worden gehouden bij de overheidsopdrachten. Op het sociale vlak is er een zekere vaagheid. Zelfs de toelichtende stukken van de Europese Commissie brengen niet de gewenste verduidelijking. Wat het reserveren van opdrachten betreft, is er echter een grote stap gezet met de publicatie van richtlijn 2004/18/EG die het reserveren van opdrachten voor beschutte werkplaatsen uitdrukkelijk toestaat. Het gaat om overweging 28 van richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten. Die is als volgt opgesteld: "Beroep en werk zijn van fundamenteel belang voor het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen en bevorderen de maatschappelijke integratie. In dit verband dragen sociale werkplaatsen en programma's voor beschutte arbeid op doeltreffende wijze bij tot de integratie of herintegratie van gehandicapten op de arbeidsmarkt. Het is echter mogelijk dat het dergelijke werkplaatsen niet lukt om bij normale mededingingsvoorwaarden opdrachten te verwerven. Daarom is het wenselijk te bepalen dat de lidstaten de 12 deelneming aan procedures voor de gunning van opdrachten kunnen voorbehouden aan dergelijke werkplaatsen of de uitvoering ervan voorbehouden in het kader van programma's voor beschermde arbeid". Artikel 19 van richtlijn 2004/18/EG "De lidstaten kunnen de deelneming aan procedures voor de gunning van overheidsopdrachten voorbehouden aan sociale werkplaatsen of de uitvoering ervan voorbehouden in het kader van programma's voor beschermde arbeid indien de meerderheid van de betrokken werknemers personen met een handicap zijn die wegens de aard of de ernst van hun handicaps geen beroepsactiviteit in normale omstandigheden kunnen uitoefenen. De aankondiging van opdracht moet deze bepaling vermelden". B. De rechtspositie op Belgisch niveau Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de huidige situatie die bij de wet van 24 december 1993 is geregeld en de situatie zoals die binnen min of meer afzienbare tijd zal zijn. Wet van 24 december 1993, artikel 18bis, § 2 (huidige situatie) "Een aanbestedende overheid kan de deelname aan een gunningsprocedure van een overheidsopdracht die niet onderworpen is aan verplichtingen die voortvloeien uit de Europese richtlijnen of uit een internationale akte inzake overheidsopdrachten voorbehouden aan beschutte werkplaatsen of sociale inschakelingsondernemingen, overeenkomstig de beginselen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Met beschutte werkplaats wordt bedoeld: de onderneming waarvan de meeste werknemers, omwille van de aard of de ernst van hun handicap, geen beroepsactiviteiten kunnen uitoefenen in normale omstandigheden. Met sociale inschakelingsonderneming …". De bepaling werd in 2003 in de wet ingevoerd, dus vóór de inwerkingtreding van richtlijn 2004/18/EG. Daarom is de draagwijdte beperkt tot opdrachten onder de Europese drempels, "kleine opdrachten" dus. De Europese reglementering die toen van kracht was, liet niet toe dat opdrachten die aan de Europese regels zijn onderworpen, werden gereserveerd. Vanuit praktisch oogpunt: Wat voorafgaat betekent dat, als een dienst van de federale staat een overheidsopdracht moet lanceren, en het geraamde bedrag van de opdracht is lager dan de Europese drempel (voor leveringen en diensten is 13 de drempel € 130.000 voor de federale overheidsdiensten), kan de dienst een procedure voor overheidsopdrachten lanceren en zich alleen richten tot de beschutte werkplaatsen, en onder hen een mededinging organiseren. Dat gebeurt via de klassieke weg met de algemene of beperkte offerteaanvraag of openbare of beperkte aanbesteding of, maar alleen in de gevallen die zijn bepaald in artikel 17 van de wet van 24 december 1993, de onderhandelingsprocedure met of zonder voorafgaande bekendmaking. Als op Belgisch niveau een aankondiging van opdracht verplicht is (in elk geval voor opdrachten die het bedrag van € 67.000, exclusief btw, bereiken of overschrijden, uitgezonderd voor de andere gevallen van onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking, bepaald in paragraaf 2 van artikel 17 van de voornoemde wet), moet rubriek III.2.4. van de aankondiging van opdracht worden ingevuld. In de toekomst (voor opdrachten die vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe reglementering voor overheidsopdrachten worden gelanceerd) Wet van 15 juni 2006 "Een aanbestedende overheid kan, overeenkomstig de beginselen van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, de toegang tot de gunningsprocedure reserveren voor sociale werkplaatsen of de uitvoering ervan reserveren in het kader van programma’s voor beschermde arbeid indien de meerderheid van de betrokken werknemers personen met een handicap zijn die wegens de aard of de ernst van hun handicap geen beroepsactiviteit in normale omstandigheden kunnen uitoefenen. De aankondiging van opdracht of, bij ontstentenis daarvan, een ander opdrachtdocument moet deze toegangsreservatie vermelden". Het verschil is dus dat de mogelijkheid om opdrachten alleen voor de sector van de beschutte werkplaatsen te reserveren er ook zal zijn boven de Europese drempel. Dat is een positief aspect: beschutte werkplaatsen zijn meestal kleine ondernemingen die zelden in staat zijn om omvangrijke opdrachten te aanvaarden, toch moeten we benadrukken dat de Europese drempels die op de federale overheidsdiensten toepasbaar zijn, heel laag zijn (€ 130.000 voor leveringen en diensten) en dus geen enorme bedragen vertegenwoordigen. Wat de rest betreft, verandert er niets aan de werkwijze (overheidsopdracht met mededinging tussen de beschutte werkplaatsen). N.B.: er zijn overkoepelende organisaties voor sociale werkplaatsen, onder andere het AWIPH in Wallonië en de VLAB in Vlaanderen. De POD 14 Maatschappelijk Integratie zou daaromtrent meer informatie moeten kunnen geven. 2. Gelijke kansen en diversiteit A. Gelijke kansen Het beginsel van gelijke kansen doet zich alsmaar meer gelden in onze samenleving waar het maatschappelijk bewustzijn wil dat, al is het niet in de praktijk dan toch theoretisch, iedereen dezelfde kansen krijgt in verschillende domeinen. Een goed voorbeeld van gelijke kansen is de gelijkheid van mannen en vrouwen in de overheidsopdrachten. Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen publiceerde in 2007 de studie "Gelijke kansen voor vrouwen en mannen in overheidsopdrachten – Enkele aanbevelingen". De studie bevat de verschillende stappen van een overheidsopdracht. Bij elke stap wordt een analyse gemaakt van de mogelijkheid om rekening te houden met de gelijkheid van vrouwen en mannen. Hier volgt een samenvatting van bepaalde punten van de studie, met eventuele opmerkingen. 1. Selectie van de kandidaten en inschrijvers Het aangehaalde voorbeeld betreft de uitsluitingsclausules, en het komt uit Zwitserland. Daarom moeten we eerst op het volgende wijzen: Zwitserland is geen lid van de Europese Unie en bijgevolg niet onderworpen aan het Verdrag, noch aan de Europese reglementering inzake overheidsopdrachten. Toch is het interessant om het nader te bekijken. "Het Federaal Bureau voor gelijke kansen in Zwitserland heeft in de nationale wetgeving overheidsopdrachten het principe inzake gelijk loon voor mannen en vrouwen ingeschreven. Bedrijven die meedingen naar een overheidsopdracht onderschrijven het principe inzake gelijk loon. Zij ondertekenen een verklaring waarin zij meedelen dat zij het principe toepassen in hun bedrijf. Bedrijven die deze garantie niet kunnen geven, worden uitgesloten van deelname aan de overheidsopdracht. Bedrijven die de verklaring hebben getekend, kunnen onderworpen worden aan een controle door het Bureau. Het Bureau heeft twee instrumenten ontwikkeld waarmee kan worden gecontroleerd of de bedrijven effectief het principe toepassen". 15 De studie stelt de vraag of die uitsluiting een verdoken selectiecriterium is. De redenering van Zwitserland luidt als volgt: een bedrijf dat het principe van gelijk loon voor gelijk werk niet naleeft, is geen eerlijke concurrent voor bedrijven die dat wel doen, omdat de aanbestedende overheid de offertes niet correct kan vergelijken. Dat principe is bepaald in de conventies van de IAO, maar ook in het Verdrag en in een Europese richtlijn (75/117/EEG van 10 februari 1975). Het idee is de niet-naleving van de gelijkheid te beschouwen als een ernstige fout in de uitoefening van het beroep of als een misdrijf dat de beroepsmoraal van de inschrijver aantast. Dat zijn twee motieven die de uitsluiting van de overheidsopdracht in kwestie tot gevolg kunnen hebben. De studie zegt dat het voorgaande in België kan worden toegepast, op voorwaarde dat dat uitdrukkelijk in de aankondiging van opdracht en/of in het bestek wordt vermeld. Een andere mogelijkheid die wordt onderzocht, is rekening houden met gelijke kansen in de selectiecriteria betreffende de technische bekwaamheid van de kandidaat of inschrijver. Hier is het antwoord duidelijk neen, want genderonderscheid is geen kwestie van technische bekwaamheid. 2. Gunningscriteria Aangezien de gunningscriteria verband moeten houden met het voorwerp van de opdracht en het mogelijk moeten maken om de kwaliteit van het aangeboden product of de aangeboden dienst te evalueren, zodat de economisch meest voordelige offerte kan worden vastgesteld, zou men voor bepaalde opdrachten van diensten (waarvoor het gelijkheidsbeginsel relevant is gezien het voorwerp van de opdracht) kunnen bepalen dat een evenwichtige samenstelling van het team, dat in een subgunningscriterium is opgenomen, een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de opdracht. Selor heeft het voorgaande toegepast bij een opdracht voor de ontwikkeling van selectietests, om de neutraliteit van de tests te waarborgen, ook op het vlak van gender. De gunningscriteria moeten natuurlijk duidelijk in de aankondiging van opdracht en/of in het bestek zijn beschreven. 3. Uitvoeringsvoorwaarden van de opdracht We herinneren eraan dat een uitvoeringsvoorwaarde geen verdoken selectiecriterium, noch verdoken gunningscriterium mag zijn. Het is een 16 voorwaarde die de inschrijver moet naleven bij de uitvoering van de opdracht, waartoe hij zich met de indiening van zijn offerte verbindt. Net als bij de naleving van de andere basisconventies van de IAO kan ook de gelijkheid van vrouwen en mannen in de uitvoeringsvoorwaarden worden opgenomen. Zo kan die gelijkheid ook in bepaalde dienstendomeinen worden opgenomen om de integratie van personen die onvoldoende in het arbeidsproces zijn geïntegreerd, te bevorderen. Er moet worden onderzocht voor welke diensten dat relevant is. Zoals in alle andere gevallen mag er geen afbreuk worden gedaan aan het gemeenschapsrecht, met name op het vlak van discriminatie. Die eisen moeten duidelijk in de opdrachtdocumenten worden bepaald. Wat gelijke kansen inzake arbeidsparticipatie betreft, wordt er een voorbeeld gegeven uit Italië: "In Italië worden bij overheidsopdrachten inzake architectuur voorwaarden opgelegd inzake de sekse van de uitvoerders. Aangezien vrouwelijke architecten ondervertegenwoordigd zijn, wordt een quotum opgelegd voor de aanwezigheid van vrouwelijke architecten bij overheidsopdrachten. Mocht deze voorwaarde worden opgelegd als selectiecriterium, dan zou dit in strijd zijn met de wetgeving overheidsopdrachten. Deze maatregel zou echter wel toepassing kunnen vinden als uitvoeringsvoorwaarde. De aanbestedende overheid zou dan wel best eerst een marktonderzoek voeren om na te gaan of een dergelijke voorwaarde in de praktijk haalbaar is en het geen verkapt selectiecriterium uitmaakt (cf. supra)". Wat gelijke kansen buiten het arbeidsproces betreft, worden er enkele voorbeelden gegeven, maar we herinneren eraan dat er altijd een verband moet zijn tussen de bepaalde voorwaarde en het voorwerp van de opdracht. In het voorbeeld van de studie is het verband onbetwistbaar: "Bij een overheidsopdracht inzake een empirisch slachtofferonderzoek "geweld tegen vrouwen" is de evenwichtige samenstelling van mannen en vrouwen bij de enquêteurs noodzakelijk voor het uitvoeren van de slachtofferenquêtes en dus essentieel voor de kwaliteit van het onderzoek". Net als voor de andere domeinen die in dit derde deel worden besproken, lenen de uitvoeringsvoorwaarden zich beter om rekening te houden met de gelijke kansen tussen mannen en vrouwen bij overheidsopdrachten. De stappen die daarbij moeten worden gevolgd, zijn: Vooronderzoek naar het mogelijke genderaspect in de opdracht. Marktonderzoek (opstellen) uitvoeren om na te gaan of de beoogde uitvoeringsvoorwaarden haalbaar zijn en ze geen inschrijver kunnen discrimineren. 17 Bepalen van de mogelijke uitvoeringsvoorwaarden. Melden van de specifieke voorwaarden die zullen worden opgelegd in de uitvoeringsmodaliteiten in de aankondiging van opdracht en/of het bestek. B. Diversiteit Een ander aspect van de problematiek is dat er bij overheidsopdrachten op gelet moet worden dat bepaalde categorieën van gebruikers niet worden benadeeld, dat er dus geen discriminatie is. Dat kan bijvoorbeeld zijn dat men er bij de bouw van een gebouw dat openstaat voor het publiek moet op letten dat het toegankelijk is voor iedereen, ook voor personen met een handicap (visuele handicap, mobiliteit …). Werken (gebouwen) – Leveringen (materiaal dat is aangepast aan verschillende handicaps) – Diensten (bijvoorbeeld opleidingen) In die gevallen moet dat aspect zeker in de beschrijving van het voorwerp van de opdracht zijn opgenomen Een goed concreet voorbeeld: in 2010 lanceerde FEDASIL (Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers) een openbare aanbesteding voor het uitvoeren van de catering voor de open opvangcentra. Aangezien de bevolking die in de open centra van FEDASIL wordt opgevangen heel divers is, moest in het bestek rekening worden gehouden met de verschillende behoeften die eigen zijn aan de categorieën van personen die in de centra wonen. Hoe ging dat in zijn werk? 1. Keuze van de procedure Die keuze is heel belangrijk. Er werd geopteerd voor een openbare aanbesteding die uit zoveel percelen bestaat als er open centra zijn. Het was verstandig om te kiezen voor de procedure van de openbare aanbesteding, in die zin dat ze de aanbestedende overheid verplicht om de opdracht nauwkeurig en tot in de kleinste details te beschrijven, aangezien de prijs het enige criterium is dat de doorslag geeft bij de regelmatige offertes van de geselecteerde inschrijvers. Ze geeft hen geen speelruimte en garandeert, bij dit soort opdrachten waarin men nauwgezet rekening moet houden met diversiteit, offertes die perfect voldoen aan de behoeften die de aanbestedende overheid heeft beschreven. 2. Beschrijving van het voorwerp van de opdracht In de beschrijving van het voorwerp van de opdracht wordt het volgende gespecificeerd: "Het Agentschap staat in voor een humane, efficiënte en 18 kwaliteitsvolle opvang van asielzoekers. Tevens heeft het Agentschap het volste respect voor de personen die asiel vragen …". De maaltijden vormen een belangrijk onderdeel van de materiële hulp aan de asielzoekers, en gezien de grote verscheidenheid van de bewonersgroep (nationaliteit, origine, godsdienst, leeftijd,…) "wenst het Agentschap maximaal rekening te houden met de eetgewoonten van deze groep binnen de mogelijkheden van elk opvangcentrum en de voorhanden zijnde installaties". Daarom kunnen de bewoners als de infrastructuur dat toelaat zelf hun maaltijden bereiden, zodat ze begrijpelijkerwijs eventuele religieuze verboden zo goed mogelijk kunnen naleven. De opdracht bestaat in het leveren van de grondstoffen voor de bereiding van de maaltijden en de organisatie van de bedeling (de bedeling zelf behoort niet tot de opdracht). Het is uiterst belangrijk om duidelijk aan te geven (zoals dat hier is gedaan) wat de inhoud van het voorwerp van de opdracht is, om de noodzakelijke link met, bijvoorbeeld, de technische specificaties (zie hieronder) te waarborgen. 3. Technische specificaties Er is gepreciseerd dat er bij de bereiding van de maaltijden naast de normale dieetaspecten en de aspecten hygiëne, presentatie en verscheidenheid rekening moet worden gehouden met: De verschillende categorieën van personen (volwassenen, kinderen tot 12 jaar, personen op dieet volgens een medisch voorschrift, vegetariërs). De eetgewoonten van de bewoners (hoofdzakelijk afkomstig uit de Maghreblanden, Oost-Europa en Afrika). de activiteiten die in het centrum worden georganiseerd, met name de viering van religieuze feesten, ook wat de openingsuren betreft. De maaltijden voor de kinderen. Die kunnen dezelfde samenstelling hebben als de maaltijden voor volwassenen, maar er moet rekening worden gehouden met de specifieke eetgewoonten van kinderen. De zuivelpakketten die bestemd zijn voor kinderen en adolescenten tot 18 jaar en zwangere vrouwen. Er staat geen varkensvlees op de lijst van de verschillende vleessoorten die moeten worden aangeboden, en het is ook verboden om rauw vlees te serveren (naast gezondheidsredenen wordt er bij dat laatste ook tegemoet gekomen aan bepaalde religieuze verboden). 19 3. Eerlijke handel "Eerlijke handel is een commercieel partnerschap dat steunt op dialoog, transparantie en respect, met als doelstelling te komen tot een rechtvaardiger wereldhandel. Eerlijke handel draagt bij tot duurzame ontwikkeling door betere handelsvoorwaarden te bieden en door de rechten van de producenten en de gemarginaliseerde werknemers te waarborgen, heel speciaal in het zuidelijk halfrond. De organisaties voor Eerlijke Handel (gesteund door de consumenten) verbinden er zich actief toe de opinie te sensibiliseren en campagne te voeren voor veranderingen in de regels en praktijken van de conventionele internationale handel". Die definitie komt uit een consensus (FINE is een informele koepel van de voornaamste internationale fairtradeorganisaties: FLO, WFTO en EFTA). Het belang van de eerlijke handel is in de laatste jaren aanzienlijk gestegen: in een mededeling van 2009 (zie hieronder) stelt de Europese Commissie vast dat de consumenten van de Unie jaarlijks voor 1,5 miljard euro aan gecertificeerde fairtradeproducten kopen. Dat is 70 keer meer dan in 1999. Daarom heeft de Europese Commissie in 2009 daaromtrent een mededeling gepubliceerd. De mededeling gaat over de eerlijke handel in het algemeen. Toch is het interessant om de verschillende criteria die, voor de Europese Unie, de eerlijke handel definiëren en het standpunt over de inachtneming van eerlijke handel in de overheidsopdrachten onder de loep te nemen. A. Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité Bijdragen aan een duurzame ontwikkeling: de rol van Fair Trade en niet-gouvernementele handelsgerelateerde programma's om duurzaamheid te waarborgen. 5 mei 2009 De mededeling geeft geen echte definitie van eerlijke handel, maar noemt en preciseert de verschillende criteria ervan, zoals die door de fairtradebeweging zijn gedefinieerd en in het verslag van het Europees Parlement van 2006 worden aangehaald. Fairtradecriteria: Eerlijke producentenprijs: een gegarandeerd eerlijk loon, die de kosten van duurzame productie en duurzaam leven dekt. Die prijs moet ten minste even hoog zijn als de minimumprijs en -beloning van Fair Trade, voor zover die door de internationale Fair Tradeorganisaties zijn vastgesteld. Voorafbetaling op verzoek van de producent. Langdurige en stabiele relatie met de producenten. Ze moeten ook worden betrokken bij het vaststellen van de fairtradenormen. 20 Transparantie en traceerbaarheid gedurende de hele leveringsketen: die moet de juiste consumenteninformatie garanderen. Inachtneming van de acht basisconventies van de IAO in de productievoorwaarden. Respect voor de traditionele productiemethoden, maar ook respect voor het milieu en bescherming van de mensenrechten (met name van vrouwen en kinderen) met de bedoeling de economische en sociale ontwikkeling te bevorderen. Capaciteitsopbouw en zelfstandigheid voor producenten, het betreft vooral de kleinschalige, gemarginaliseerde producenten en arbeiders in ontwikkelingslanden, maar ook hun organisaties en gemeenschappen, om de duurzaamheid van Fair Trade te waarborgen. Steun voor toegang tot de markt, maar ook tot de productie voor producentenorganisaties. Bewustmakingsactiviteiten inzake de productie en handelsbetrekkingen, de taken en doelstellingen van Fair Trade en de algehele onrechtvaardigheid van internationale handelsregels. Het monitoren en controleren van de naleving van de bovenstaande criteria. Voor die criteria moeten de organisaties in het Zuiden een grotere rol spelen om de kosten te verminderen en de lokale participatie in het certificeringsproces te versterken. Regelmatige effectanalyses van de Fair Trade-activiteiten. Overheidsopdrachten De mededeling van de Commissie is duidelijk over de mogelijkheden om in een overheidsopdracht rekening te houden met fair trade: "Indien een aanbestedende dienst voornemens is fairtradeproducten aan te schaffen, kan hij in de technische specificaties voor die producten een omschrijving geven van de relevante duurzaamheidscriteria, die moeten worden gekoppeld aan het onderwerp van de opdracht en moeten voldoen aan de andere EU-regels inzake overheidsopdrachten, met inbegrip van de fundamentele beginselen van gelijke behandeling en transparantie. Deze criteria moeten betrekking hebben op de kenmerken of prestaties van de producten (bv. glazen vervaardigd van gerecycleerd materiaal) of op het productieproces van de producten (bv. biologisch geteeld). Aanbestedende diensten die producten willen aanschaffen waarvan de duurzaamheid gewaarborgd is, mogen niet zonder meer het concept van een specifiek label in de technische specificaties van hun aankopen opnemen. In plaats daarvan moeten zij kijken naar de subcriteria die bijvoorbeeld aan het Fair Trade-label ten grondslag liggen en mogen zij alleen subcriteria gebruiken die voor het onderwerp van hun aankopen van belang zijn. Aanbestedende diensten moeten gegadigden altijd de mogelijkheid bieden door het gebruik van fairtradelabels of anderszins te bewijzen dat zij aan deze normen voldoen". 21 Wat hier voorafgaat is een vrij algemene richtlijn. Dit jaar heeft de Commissie echter een zaak ingeleid bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HJEU) over de inachtneming van producten uit de biologische landbouw en eerlijke handel bij overheidsopdrachten. De volgende tekst is een samenvatting van het arrest van het Hof. B. Europese Commissie vs. Koninkrijk der Nederlanden (MAX HAVELAAR & EKO) HJEU C-368/10 – 10.05.12 - SAMENVATTING Het betreft een overheidsopdracht voor de levering en het beheer van koffieautomaten (gelanceerd door de provincie Noord-Holland) die de Europese Commissie heeft aangevochten om de volgende redenen: - Wat de technische specificaties betreft: het voorschrijven van de keurmerken MAX HAVELAAR en EKO of keurmerken met vergelijkbare of dezelfde uitgangspunten. - Wat de selectiecriteria betreft: het opnemen van criteria en bewijzen betreffende duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen. - Wat de gunningscriteria betreft: het verwijzen naar het keurmerk MAX HAVELAAR en/of EKO of naar keurmerken met dezelfde uitgangspunten. De opdracht - In de aankondiging van de opdracht stond het volgende: "Een belangrijk aspect is dat de Provincie Noord-Holland meer biologische producten en Fair trade wil gaan gebruiken in de koffieautomaten". - Het was een procedure met meerdere criteria (kwalitatieve criteria, milieucriteria, prijs); - Er waren geen varianten toegestaan. - Potentiële inschrijvers moesten inlichtingen inwinnen door vragen te stellen aan de aanbestedende overheid die via een nota van inlichtingen antwoorden gaf. - Selectiecriteria (minimumeisen): de leverancier moet de criteria inzake duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen naleven. Zolang de uitgangspunten maar vergelijkbaar of hetzelfde zijn, mogen de ingrediënten van een keurmerk zijn met dezelfde uitgangspunten (dat stond in de nota van inlichtingen). 22 Labels gebruikt als referentie - EKO: een Nederlands privaatrechtelijk keurmerk dat kan worden toegekend voor producten die voor minstens 95% uit biologische ingrediënten bestaan. Het wordt beheerd door een stichting naar burgerlijk recht, die tot doel heeft de biologische landbouw te bevorderen (overeenkomstig de regelgeving van de Europese Unie). De stichting is de autoriteit die bevoegd is voor het toezicht op de naleving van de Europese regelgeving. EKO is als merk geregistreerd bij het BHIM (Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt). - MAX HAVELAAR: eveneens een privaatrechtelijk keurmerk dat wordt beheerd door een stichting naar burgerlijk recht, overeenkomstig de normstelling van een internationale koepelorganisatie (Fairtrade Labelling Organisation - FLO). Het wordt in Nederland gebruikt, maar ook in andere landen. Het label waarborgt dat de gecertificeerde producten zijn ingekocht tegen een eerlijke prijs en onder eerlijke handelsvoorwaarden bij organisaties bestaande uit kleine producenten in ontwikkelingslanden. Het label is gebaseerd op vier criteria: (1) (2) (3) (4) de betaalde prijs moet alle kosten dekken; die prijs moet een toeslag op de marktkoersen bevatten; de productie moet worden voorgefinancierd; de importeur moet een langdurige handelsrelatie met de producenten hebben. Zowel de audit als de certificatie gebeuren door de FLO (zie hierboven). Middelen van de Commissie Inleidende opmerkingen - De Commissie is van mening dat men, volgens het bestek en de nota van inlichtingen, eiste en wenste dat er producten werden aangeboden die de keurmerken in kwestie droegen, of keurmerken die op vergelijkbare of identieke criteria zijn gebaseerd. Het Koninkrijk der Nederlanden blijft erbij dat men eiste en wenste dat producten van de biologische landbouw en fairtradeproducten zouden worden geleverd en dat de betrokken keurmerken slechts bij wijze van voorbeeld werden vermeld. Het Hof herinnert eraan dat het bestek vanuit het oogpunt van de potentiële inschrijvers moet worden geïnterpreteerd. In het onderhavige geval waren de eisen betreffende het bezit van de betrokken keurmerken duidelijk. Ze waren opgenomen in het gedeelte van het bestek dat aan de minimumvereisten betreffende het vermogen (selectie) is gewijd, zelfs al waren er toelichtingen elders in het bestek. - De nota van inlichtingen preciseerde dat de eisen en wensen ook gelijkwaardige keurmerken beoogden. 23 Het Hof herhaalt dat bijkomende inlichtingen (zoals de nota van inlichtingen) geen essentiële voorwaarden van de opdracht, zoals de technische specificaties en de in het bestek bepaalde gunningscriteria (gelijke behandeling en transparantie), mogen wijzigen. Die voorwaarden moeten van bij het begin van de opdracht duidelijk worden bepaald. 1. Eerste middel Eerste onderdeel De Commissie is van mening dat de eis dat de te leveren koffie en thee het EKO-keurmerk of gelijkwaardig keurmerk draagt (om te bewijzen dat ze afkomstig zijn uit de biologische landbouw) een technische specificatie is, die onderworpen is aan artikel 23 van richtlijn 2004/18. Daarin staat dat onder bepaalde voorwaarden een beroep mag worden gedaan op een milieukeur, maar dat dat niet als zodanig mag worden geëist. Volgens het Koninkrijk der Nederlanden kon elke geïnteresseerde marktdeelnemer door de bekendheid van het keurmerk in kwestie zonder meer inlichtingen inwinnen en werd het beginsel van gelijke behandeling dus niet geschonden. Het Hof meent dat het wel degelijk een technische specificatie betreft en dat het EKO-keurmerk voldoet aan de voorwaarden die zijn vereist om als keurmerk te worden gekwalificeerd. Het zijn de beginselen gelijkheid, non-discriminatie en transparantie die bepalend zijn. Op grond van artikel 23 van richtlijn 2004/18 mogen aanbestedende overheden gebruikmaken van de gedetailleerde specificaties van een milieukeur, en aangeven dat producten met een dergelijke milieukeur worden geacht aan de betrokken specificaties te voldoen. Het staat echter niet toe om gebruik te maken van de milieukeur als zodanig. Eender welk geschikt bewijsmiddel moet worden toegestaan. Bovendien moeten de aanbestedende overheden hun eisen duidelijk formuleren, ook al moeten potentiële inschrijvers inlichtingen inwinnen en de normale zorgvuldigheid betrachten. Er kon worden verwezen naar verordening nr. 2092/91 die ter zake toepasselijk is. Het feit dat er vermeld was dat gelijkwaardige keurmerken zijn toegestaan, was geen vrijstelling om de gedetailleerde technische specificaties van het keurmerk in kwestie niet te preciseren. Het eerste middel is gegrond. 24 Tweede onderdeel Het gebruik van het keurmerk MAX HAVELAAR in het kader van de technische specificaties: voor de Commissie is het feit dat er geëist wordt dat de koffie en thee die het voorwerp van de opdracht uitmaken het keurmerk MAX HAVELAAR of een gelijkwaardig keurmerk dragen wel degelijk een technische specificatie, die strijdig is met paragraaf 8 van artikel 23 van richtlijn 2004/18 die verbiedt dat er melding wordt gemaakt van of wordt verwezen naar een bepaalde herkomst, een bijzondere werkwijze, een merk, een bepaalde oorsprong of een bepaalde productie waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Het keurmerk MAX HAVELAAR (geregistreerd merk) stemt met elke categorie overeen. Het Koninkrijk der Nederlanden bestrijdt het dat de criteria waarop de verlening van het keurmerk in kwestie is gebaseerd vereisten zijn die verband houden met het productieproces of de productiemethode. Het zou in feite gaan om sociale voorwaarden die in het kader van de uitvoeringsvoorwaarden zijn geformuleerd. Als het bovendien om een technische specificatie ging, zou artikel 23, § 8 daarop niet van toepassing zijn. Voor het Hof dekt het keurmerk MAX HAVELAAR vier criteria: de betaalde prijs moet alle kosten dekken, de betaalde prijs moet een toeslag op de marktkoersen bevatten, de productie moet worden voorgefinancierd en de importeur moet een langdurige handelsrelatie met de producenten hebben. Die criteria betreffen de voorwaarden waaronder de leverancier de producten van de producenten heeft gekocht. Dat strookt niet met de definitie van technische specificatie (die uitsluitend de kenmerken van de producten zelf, van de vervaardiging, de verpakking of het gebruik ervan betreft). De naleving van die criteria valt onder het begrip uitvoeringsvoorwaarden (artikel 26 van richtlijn 2004/18). Die voorwaarden kunnen onder meer sociale overwegingen beogen, zoals die wat in het betwiste keurmerk zijn opgenomen. Aangezien de Commissie haar beroep in het begin alleen op artikel 23 baseerde, werd het tweede onderdeel van het eerste middel nietontvankelijk verklaard. 2. Derde middel Dat houdt verband met het eerste en doelt ook op het gebruik van de keurmerken EKO en MAX HAVELAAR, maar nu als gunningscriterium (artikel 53 van richtlijn 2004/18). 25 Voor de Commissie is dat gunningscriterium in twee opzichten in strijd met artikel 53: in de eerste plaats houdt het geen verband met het voorwerp van de opdracht, aangezien de criteria waarop de keurmerken in kwestie berusten het algemene beleid van de inschrijvers betreffen, en niet de producten zelf (vooral bij het keurmerk MAX HAVELAAR). Vervolgens is het gunningscriterium in strijd met de vereisten inzake gelijke toegang, non-discriminatie en transparantie jegens nietNederlandse inschrijvers of inschrijvers die geen van die keurmerken voor hun producten bezitten. Volgens het Koninkrijk der Nederlanden is het desbetreffende gunningscriterium transparant, objectief en non-discriminerend. De betrokken keurmerken zijn goed bekend bij de marktdeelnemers. Ze berusten op criteria die zijn ontleend aan de Europese regelgeving op het gebied van biologische landbouwproducten (EKO) of bepaald door het organisme dat het keurmerk verleent, en ze zijn voor alle belanghebbenden toegankelijk (MAX HAVELAAR). Elke potentiële inschrijver kan de informatie krijgen die voor hem nuttig is. Richtlijn 2004/18 voorziet niet in dezelfde eisen voor de gunningscriteria als voor de technische specificaties, in die zin dat er niet vereist zal worden dat alle inschrijvers aan een gunningscriterium kunnen voldoen. Het litigieuze gunningscriterium houdt verband met het voorwerp van de opdracht, met name de levering van biologische producten en fairtradeproducten. Het laat toe dat men zich informeert over een van de kwalitatieve eigenschappen van de offerte waarmee ze op basis van de verhouding prijs/kwaliteit kan worden geëvalueerd. Voor het Hof bevat artikel 53, § 1 een niet-limitatieve opsomming van gunningscriteria die bij de gunning van de opdracht aan de economisch voordeligste offerte kunnen worden gebruikt. De gunningscriteria kunnen (krachtens de richtlijn) behalve economisch ook kwalitatief zijn, met name op het vlak van de milieukenmerken. De aanbestedende overheden mogen ook gunningscriteria hanteren die zijn gebaseerd op sociale overwegingen die betrekking kunnen hebben op de begunstigden van de werken, leveringen of diensten welke het voorwerp van de opdracht zijn, of op andere personen. Vervolgens moeten de gunningscriteria aan het voorwerp van de opdracht zijn verbonden, om het prestatieniveau van elke offerte (gezien de technische specificaties) te kunnen beoordelen en de prijskwaliteitverhouding van elke offerte te kunnen bepalen. 26 Bovendien moeten de gunningscriteria objectief zijn. Dat vloeit voort uit de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie, en verzekert dat de offertes objectief en dus onder voorwaarden van daadwerkelijke mededinging worden vergeleken en beoordeeld. De aanbestedende overheid heeft dus geen totale vrijheid om te kiezen. Daarnaast verplichten de aangehaalde beginselen de gelijke behandeling van de potentiële inschrijvers alsook de transparantie van de gunningscriteria. Dat betekent dat de criteria duidelijk moeten worden geformuleerd, zodat iedereen ze op dezelfde manier kan interpreteren. Wat het verband tussen het gunningscriterium in kwestie en het voorwerp van de opdracht betreft, zijn de uitgangspunten van de keurmerken doorslaggevend. Het keurmerk EKO beoogt de biologische productiemethode (geregeld op Europees niveau) die de bescherming van het milieu bevordert. Het keurmerk MAX HAVELAAR begunstigt de bescherming van de kleine producenten in ontwikkelingslanden, door met hen handelsrelaties te onderhouden die rekening houden met hun reële behoeften, en niet alleen met de wetten van de markt. Het gaat dus wel degelijk om milieukenmerken en sociale kenmerken, zoals die in de richtlijn zijn bepaald (artikel 53, § 1). Bovendien was het voorwerp van de opdracht onder andere de levering van koffie, thee, enz. Het criterium was in die zin geformuleerd dat het de te leveren ingrediënten beoogde en niet het algemene inkoopbeleid van de inschrijvers. De criteria hadden dus wel degelijk betrekking op het voorwerp van de opdracht. Ten slotte is niet vereist dat een gunningscriterium een kenmerkende eigenschap van een product betreft, dat wil zeggen een element dat materieel in het product is opgenomen. In het arrest Wienstrom werd met name de mogelijkheid toegestaan om, in het kader van een opdracht voor de levering van elektriciteit, een gunningscriterium te hanteren op grond waarvan de elektriciteit moet worden opgewekt uit hernieuwbare energiebronnen. Tegelijk kan een gunningscriterium bepalen dat een product een fairtradeproduct moet zijn. Er is dus een verband met het voorwerp van de opdracht. Het in het bestek bepaalde gunningscriterium beoogde het bezit van specifieke keurmerken waarmee een aantal punten konden worden toegekend. Er moet worden nagegaan of die voorwaarde aan de vereisten van duidelijkheid en objectiviteit voldoet. Voor het gebruik van dergelijke keurmerken heeft de Europese reglementering een kader vastgesteld aangaande de technische specificaties. De technische specificaties moeten zo nauwkeurig zijn dat het voorwerp van de opdracht kan worden geïdentificeerd en ze 27 kan worden gegund. Men kan gebruikmaken van de uitgangspunten van milieukeuren om kenmerken van een product te bepalen, maar milieukeuren mogen niet als zodanig als technische specificatie worden gebruikt. Ze zijn slechts een vermelding, en elk ander passend bewijsmiddel moet worden toegestaan. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de beginselen van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie verschillend moeten worden toegepast bij de gunningscriteria die, net als de technische specificaties, essentiële voorwaarden van de opdracht zijn. Keurmerken mogen dus niet als zodanig als gunningscriteria worden gebruikt. Daarnaast moeten de uitgangspunten van de keurmerken worden opgesomd, en bovendien moet het bewijs dat aan die criteria is voldaan met elk passend middel worden toegestaan. Het derde middel is derhalve gegrond. 3. Tweede middel Dat middel betreft de vereiste om te voldoen aan de "criteria van duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen". De inschrijvers moesten aangeven op welke wijze zij aan die criteria voldeden. Eerste onderdeel De Commissie voert aan dat de vereiste een minimumeis voor technische bekwaamheid is die in strijd is met de voorschriften van de richtlijn daaromtrent, aangezien ze niet is opgenomen in de limitatieve opsomming die ze bepaalt. Het Koninkrijk der Nederlanden houdt vol dat het in feite een uitvoeringsvoorwaarde is. Subsidiair luidt het dat, als het een minimumeis zou zijn, ze past in het kader dat de richtlijn bepaalt, aangezien artikel 48, § 2, c) het volgende beoogt "een beschrijving van de technische uitrusting van de leverancier of de dienstverlener, van de maatregelen die hij treft om de kwaliteit te waarborgen en de mogelijkheden die hij biedt ten aanzien van ontwerpen en onderzoek". Tweede onderdeel De Commissie houdt vol dat er geen verband is, of toch niet voldoende, tussen de bedoelde vereiste en het voorwerp van de opdracht (artikel 44, § 2 van de richtlijn). Het Koninkrijk der Nederlanden is van mening dat er wel degelijk een verband is tussen de vereisten en een opdracht die met name 28 betrekking heeft op de levering van biologische producten en fairtradeproducten. Derde onderdeel De Commissie zegt dat artikel 2 van richtlijn 2004/18 is geschonden, want de woorden "duurzaam inkopen" en "maatschappelijk verantwoord ondernemen" zijn onvoldoende duidelijk. Het Koninkrijk der Nederlanden is van mening dat elke normaal geïnformeerde marktdeelnemer die termen begrijpt, en dat overigens op het internet uitvoerige documentatie over het onderwerp beschikbaar is. Het Hof a) Kwalificatie van de betrokken clausule: die clausule was in het bestek opgenomen in het gedeelte "geschiktheidseisen/ minimumeisen" en kwam na de punten betreffende de omzet, de dekking van beroepsrisico’s en de ervaring van de inschrijvers. De "geschiktheidseisen" waren als eisen – uitsluitingsgronden, minimumniveaus – gedefinieerd en moesten losstaan van de offerte zelf. De vereiste was niet specifiek geformuleerd voor de opdracht in kwestie. Het betreft dus wel degelijk een minimumniveau voor de beroepsbekwaamheid dat moet worden onderzocht krachtens de bepalingen van de richtlijn daaromtrent. b) Schending van artikel 44, § 2 en van artikel 48 van de richtlijn: de opsomming van artikel 48 betreffende de factoren waarmee de technische bekwaamheid en beroepsbekwaamheid van de inschrijvers kan worden beoordeeld, is uitputtend. De minimumeisen die in artikel 44, § 2 zijn bepaald, moeten overeenkomstig artikel 48 zijn opgesteld. De naleving van de criteria van duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen staan niet in die lijst. De gevraagde informatie voor de controle voldoet niet aan het volgende: "een beschrijving van de technische uitrusting van de leverancier of de dienstverlener, van de maatregelen die hij treft om de kwaliteit te waarborgen en de mogelijkheden die hij biedt ten aanzien van ontwerpen en onderzoek". De in artikel 48 gebruikte term "kwaliteit" betreft de technische kwaliteit van de verrichtingen of leveringen, zoals die wat het voorwerp van de opdracht uitmaken. Het bestek bepaalt dus minimumeisen inzake technische bekwaamheid die niet in de richtlijn zijn bepaald. Het eerste onderdeel van het tweede middel is gegrond. 29 c) Schending van artikel 2 van de richtlijn: het beginsel van transparantie vereist dat alle voorwaarden en modaliteiten van de procedure duidelijk, nauwkeurig en ondubbelzinnig zijn, zodat enerzijds alle normaal geïnformeerde en zorgvuldige inschrijvers de juiste draagwijdte ervan begrijpen en ze op dezelfde manier interpreteren, en anderzijds de aanbestedende overheid de offertes effectief aan de criteria van de opdracht kan toetsen. De vereisten inzake de "criteria van duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen" en de verplichting "bij te dragen aan het duurzamer maken van de koffiemarkt en aan een milieutechnisch, sociaal en economisch verantwoorde koffieproductie" zijn noch duidelijk, noch nauwkeurig, noch ondubbelzinnig. Dat geldt ook voor het verzoek aan de inschrijvers om in hun offerte aan te geven hoe ze invulling geven aan de bedoelde criteria of hoe ze tot de voornoemde doelstellingen bijdragen, zonder dat ze precies weten welke gegevens ze moeten verstrekken. De clausule in kwestie voldoet dus niet aan de in artikel 2 van de richtlijn bepaalde transparantieverplichting. Derhalve resulteert uit het voorgaande dat de provincie NoordHolland: 1. Een technische specificatie heeft opgesteld die indruist tegen artikel 23, § 6, door producten te eisen van een bepaalde milieukeur, in plaats van gedetailleerde technische specificaties op te stellen. 2. Gunningscriteria heeft vastgesteld die indruisen tegen artikel 53, § 1, a), door te bepalen dat wanneer bepaalde te leveren producten van bepaalde keurmerken waren voorzien, daarvoor extra punten zouden worden toegekend bij de evaluatie van de offerte, zonder de uitgangspunten van die keurmerken te hebben vermeld of te hebben toegestaan dat het bewijs dat een product aan die keurmerken voldeed met elk passend middel kon worden geleverd. 3. Een ingevolge de artikelen 44, § 2 en 48 ongeoorloofde minimumeis inzake technische bekwaamheid heeft vastgesteld, door te eisen dat de inschrijvers voldoen aan de "criteria van duurzaam inkopen en maatschappelijk verantwoord ondernemen" en verduidelijken hoe ze "bijdragen aan het duurzamer maken van de koffiemarkt en aan een milieutechnisch, sociaal en economisch verantwoorde koffieproductie". 4. Een clausule heeft vastgesteld die niet voldoet aan artikel 2 (transparantieverplichting), door te eisen dat de inschrijvers voldoen aan de "criteria van duurzaam inkopen en 30 maatschappelijk verantwoord ondernemen" en verduidelijken hoe ze "bijdragen aan het duurzamer maken van de koffiemarkt en aan een milieutechnisch, sociaal en economisch verantwoorde koffieproductie". Het beroep is verworpen voor het overige en het Koninkrijk der Nederlanden is in de kosten veroordeeld. Dat arrest vormt dus het kader voor de plaats die in de toekomst aan de eerlijke handel in overheidsopdrachten kan worden toegekend. Opmerking: de drie middelen zijn hierboven geanalyseerd in de volgorde die het arrest van het Hof van Justitie heeft gevolgd. 4. Het Belgisch sociaal label en de norm SA8000 A. Het sociaal label "De creatie van een "sociaal label" maakt België opnieuw tot een voorloper op internationaal gebied. Het label is een keurmerk voor producten die vervaardigd werden met respect voor de rechten van de werknemers. Zo wordt het een nieuw instrument in de strijd tegen mensonwaardige arbeidsvoorwaarden overal in de wereld. Het is tevens het eerste overheidslabel dat een menswaardige productie garandeert over heel de lijn!". Wat is het sociaal label? Het sociaal label neemt de basisnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) als basisnorm die de bedrijven in de producerende landen moeten naleven, ongeacht de wijze waarop de staat waarvan ze afhangen zijn reglementering in functie van die normen heeft aangepast. De basisnormen staan in de acht basisconventies van de IAO. Dat zijn: - Het verbod op dwangarbeid (verdrag nr. 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, 1930 en nr. 105 betreffende de afschaffing van de gedwongen arbeid, 1957). - Het recht op vakbondsvrijheid (verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en bescherming van het vakverenigingsrecht, 1948). - Het recht van organisatie en collectief overleg (verdrag nr. 98 betreffende het recht van organisatie en collectief overleg, 1949). - Het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (verdrag nr. 100 betreffende de gelijke verloning, 1951 en nr. 111 betreffende discriminatie (beroep en beroepsuitoefening), 1958). - De minimumleeftijd voor kinderarbeid (verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd, 1973), alsook het verbod op de ergste vormen van 31 kinderarbeid (verdrag nr. 182 over de ergste vormen van kinderarbeid, 1999). We benadrukken dat het om een productieketen gaat. Het label is een productlabel. Dat betekent dat de productie doorheen de hele productieketen in overeenstemming met de basisnormen van de IAO moet gebeuren. De term "product" wordt hier algemeen gebruikt en kan zowel op een product sensu stricto als op een dienst betrekking hebben. De keten wordt stroomopwaarts afgebakend door de activiteiten voor de productie en/of winning van de verschillende grondstoffen en geeft alle productieactiviteiten weer die deze grondstoffen doorlopen voordat ze het uiteindelijke product vormen. Het label kan worden aangevraagd bij de Programmatorische Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie (Cel Sociale Economie). De procedure omvat een preliminaire aanvraag, de aanvaarding door het comité, de voorbereiding van de definitieve aanvraag, de definitieve aanvraag die wordt gecontroleerd door het auditorgaan, een tussentijds verslag, een eindverslag en de toekenning – of afwijzing – van het label. De kosten van de controle door een externe en onafhankelijke partij voor het bekomen van het sociaal label zijn ten laste van de onderneming die het label aanvraagt. Daarom werd er voorzien in de mogelijkheid om de audit voor maximum 50% van het bedrag te laten financieren door de federale overheid. Zonder die steun zou het label immers alleen toegankelijk zijn voor grote firma’s, en zouden ondernemingen uit de sociale economie en kleine en middelgrote ondernemingen zijn uitgesloten. Na de procedure voor de toekenning van het label wordt er toezicht gehouden en is een uitbreiding mogelijk. Om de drie jaar moet een aanvraag tot verlenging worden gedaan (verlengingsaudit, volgens dezelfde procedure als voor de toekenning). De controle wordt uitgeoefend door erkende controle-instellingen. Er kan ook een klacht worden ingediend ingeval een bedrijf dat het label gebruikt de basisconventies van de IAO niet naleeft. Ter informatie geven we hier de producten die het label al verkregen (gegevens van de website van de POD Maatschappelijke Integratie, laatste update 17 maart 2011): - Dienst "Ethias Woning" - Social Label tot 8/07/2009. - Dienst "Organisatie van Interimwerk" RANDSTAD Belgium - van 02/11/2006 tot en met 021/11/2009. 32 - Product "La Pierre Bleue du Hainaut" van CARRIERES DU HAINAUT - van 02/05/2004 tot en met 01/05/2007. - Product "La Pierre Bleue Belge" van CARRIERES DE LA PIERRE BLEUE BELGE NV – van 01/01/2005 tot 01/01/2008. - De producten "stopcontact, lichtschakelaar en lichtschakelaar gecombineerd met stopcontact" van Lithos NV – van 1 maart 2005 tot 1 april 2008. - De producten en diensten: "de studies en onderzoeken, de acties en animaties en de vertegenwoordiging van de verbruikersorganisaties" van OIVO - van 20 maart 2007 tot 19 maart 2010. Het label wordt op vrijwillige basis toegekend. Bedrijven moeten dus zelf stappen willen ondernemen. We moeten vaststellen dat het aantal bedrijven die de aanvraag deden en het sociaal label kregen uiterst klein blijft. B. De norm SA8000 De norm SA8000 werd uitgewerkt door de niet-gouvernementele organisatie (NGO) Social Accountability International (SAI). De NGO is gevestigd in New York. De leden van de NGO zijn in twee groepen verdeeld: - 50% bedrijven; - 50% consumentenorganisaties, NGO’s, vakbonden, regeringen. De norm stelt eisen op het vlak van prestaties en managementsystemen. Uittreksel uit de inleiding van de norm SA8000 versie 2008: "Deze norm is de derde editie van de SA8000, een auditeerbare norm als controlesysteem door een derde, die de eisen bepaalt die toepasselijk zijn op de werkplek en waarnaar de werkgevers zich vrijwillig kunnen schikken, met name de rechten van de werknemers, de arbeidsomstandigheden en de managementsystemen. De normatieve elementen van de norm zijn gebaseerd op de nationale wet, de internationale normen betreffende de rechten van de mens en de conventies van de IAO". "De norm SA8000 wordt regelmatig herzien in functie van de ontwikkeling van de omstandigheden, om correcties en verbeteringen aan te brengen die door de belanghebbenden worden voorgesteld". De normatieve elementen en hun interpretatie zijn: "Het bedrijf moet de nationale wetgeving en elke andere toepasselijke wet, de geldende industriële normen, de andere verplichtingen waaraan het zich 33 onderwerpt en deze norm naleven. Als die nationale wetgeving en andere toepasselijke wetten, geldende industriële normen, andere verplichtingen waaraan het bedrijf zich onderwerpt en de huidige norm naar hetzelfde onderwerp verwijzen, moet de voor de werknemers meest gunstige bepaling worden toegepast". Het bedrijf moet ook de principes van een aantal internationale instrumenten naleven. Het betreft de acht basisconventies van de IAO, andere conventies en aanbevelingen van de IAO, een code van de IAO over AIDS, de universele verklaring van de rechten van de mens, internationale overeenkomsten en conventies van de VN. Vervolgens worden er enkele definities gegeven en verschillende eisen inzake maatschappelijke verantwoordelijkheid geformuleerd, door de criteria ervan vast te stellen. Het gaat om de volgende domeinen: - Kinderarbeid Dwangarbeid en verplichte arbeid Hygiëne en veiligheid Vakbondsvrijheid en recht op collectief overleg Discriminatie Tuchtpraktijken Arbeidstijd Loon Managementsystemen. Het kan interessant zijn om te zien wat onder die managementsystemen valt. Zonder een efficiënt managementsysteem kunnen de bovenstaande vereisten immers zonder resultaat blijven. De criteria die aan de managementsystemen zijn verbonden, zijn: - Het beleid van de onderneming moet door de directie zijn bepaald, en de personeelsleden moeten ervan op de hoogte worden gebracht dat het bedrijf er bewust voor gekozen heeft om zich te houden aan de norm SA8000. - De aanstelling van een vertegenwoordiger van de directie die moet toezien op de naleving van de normvereisten. - De aanstelling van een vertegenwoordiger van het personeel SA8000 die in geen geval mag worden beschouwd als een vervanger van de vakbondsvertegenwoordiging. - Een regelmatig onderzoek door de directie met de medewerking van de vertegenwoordiger van het personeel. - De organisatie en uitvoering door middel van, onder andere, een definitie van de rollen, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de partijen, de opleiding van het personeel, programma’s voor sensibilisering, opleiding en 34 - - - leerproces van het personeel en de permanente opvolging van de activiteiten en resultaten. De controle van de leveranciers en onderaannemers: met die controle moet men kunnen nagaan of de leveranciers en onderaannemers zich aan alle normvereisten houden, en dat ze hetzelfde engagement eisen van hun eigen onderaannemers. Aandacht voor bekommernissen en corrigerende maatregelen: in grote lijnen gaat het er hier om het personeel de mogelijkheid te bieden om in vertrouwen anomalieën te signaleren en het tegen tuchtmaatregelen, ontslagen en discriminatie wegens dergelijke onthullingen te beschermen. Er moeten ook corrigerende maatregelen met de geschikte middelen worden genomen. Externe communicatie en engagement van de belanghebbenden. Controletoegang. Archieven. De norm SA8000 is een heel interessant en volledig instrument. Op juridisch vlak kan ze uiteraard alleen dienen als bewijsinstrument, in het bijzonder voor de naleving van de acht basisconventies van de IAO. Toch gaat ze veel verder dan die acht conventies. Met de norm kan men checken of de voorwaarden in de hele productieketen worden nageleefd, wat uiterst belangrijk is. Het zou nuttig zijn om te weten hoe bedrijven kunnen worden gestimuleerd om het certificeringsproces SA8000 te starten. 35 CONCLUSIE Uit het bovenstaande blijkt dat, in tegenstelling tot de twee materies die we eerder behandelden, vooral in vergelijking met de problematiek van de "groene" aankopen, het domein dat hier aan bod komt door uiteenlopende en vrij vage bepalingen is geregeld. Dat blijkt ook uit de Europese teksten. Op juridisch vlak toont alleen het arrest van het Europese Hof van Justitie over eerlijke handel het belang aan om duidelijke spelregels op te stellen. In deze materie moet dus voorzichtig te werk worden gegaan en geval per geval worden bekeken, en zo goed mogelijk gebruik worden gemaakt van de instrumenten waarover we nu beschikken. Hopelijk worden die verschillende materies in de toekomst een kernelement van het maatschappelijk en politiek bewustzijn, zodat er betrouwbare juridische instrumenten kunnen worden ontwikkeld, waarop publieke inkopers zich kunnen baseren om ethische overwegingen in hun opdrachten op te nemen. Een duidelijke voorlichting over de bestaande mogelijkheden moet ook worden gestimuleerd, evenals het opstellen en aanwenden van betrouwbare normen. 36 BRONNEN Reglementering Richtlijn EG/2004/18 van 31 maart 2004 (J.O.U.E. van 30 april 2004) Wet van 24 december 1993 Koninklijk besluit van 8 januari 1996 Wet van 15 juni 2006 Koninklijk besluit van 15 juli 2011 N.B.: wat de Belgische reglementering betreft, wordt, gezien de vele wijzigingen die ze ondergaat, aangeraden om de website van de Kanselarij van de Eerste Minister te raadplegen (http://16procurement.be), om zeker te zijn dat men de laatste versie heeft. Andere ARREST C-368/10 van 10 mei 2012 van het HJEU MEDEDELING VAN DE COMMISSIE – Com(2009) 215 definitief van 5.5.2009 WWW.COMMERCEQUITABLE.ORG Brochure Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen (http://igvmiefh.belgium.be) Bestek FEDASIL FED /013/107/AP/09 ‘Catering 2010 - 2014 ten behoeve van de Open Opvangcentra van Fedasil’ Sociaal label (http://www.mi-is.be) Norm SA8000 (http://www.sa-intl.org) 37