Kamer van Volksvertegenwoordigers Tweede Ontwerp – Verslag van Volksvertegenwoordiger Luk van Biesen bij wetsvoorstellen tot wijziging van de kieswetgeving met het oog op de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde – voorstellen ingediend door de heren Somers en Daems, door mevrouw de Block en door de heer van Biesen – voorstellen van 12 juli 2007 en tot uitdrukking gebracht in documenten Kamer van Volksvertegenwoordigers nummers 52.0038/001 en 52.0039/001 verantwoording De huidige indeling van het Belgisch grondgebied in kieskringen, meer bepaald met betrekking tot de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, houdt geen rekening met de grondwettelijke indeling van dat gebied in taalgebieden. In zijn overbekend arrest nr. 73/2003 van 26 mei 2003 oordeelt het Grondwettelijk Hof dat, door de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te handhaven terwijl elders provinciale kieskringen werden ingesteld, de wetgever de kandidaten van de provincie Vlaams-Brabant anders behandelt dan de kandidaten in andere kieskringen (overweging B.9.5). Ook oordeelt het Hof, ofschoon het uitdrukkelijk stelt dat het zich niet in de plaats van de wetgever kan stellen, dat (overweging B.9.7) de nieuwe samenstelling van de kieskringen in de vroegere provincie Brabant gepaard kan gaan met bijzondere, afwijkende, modaliteiten ten einde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in die vroegere provincie te vrijwaren. Sommige bepalingen van de wet werden daarom vernietigd en er bestaat controverse over de vraag hoelang de wet (die hier en daar dus vernietigd is) omwille van de rechtzekerheid nog kon worden toegepast. Om kort te gaan : -zonder aanpassing van de wet zijn alleszins voortaan ALLE verkiezingen in Vlaams-Brabant voor het federale parlement ongrondwettig. -als de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde niet wordt opgelost dan loopt elke verkiezinguitslag in Vlaams-Brabant bij federale verkiezingen, grofweg sedert 1 augustus 2007, kans om te worden beschouwd als zijnde ongrondwettig bij gebrek aan wetwijziging, hetgeen de positie van België als democratisch land internationaal fel zou ondergraven. En welk land wil nu internationaal doorgaan voor ondemocratisch ? België zonder geldig verkozen federale parlementairen in het machtscentrum van het land is op het internationale forum inderdaad ronduit onverdedigbaar. Men stelle zich voor welk een heibel er zou ontstaan indien bvb. nieuw-verkozenen en oudverkozenen zich tegelijk zouden aanbieden bij het Grondwettelijk Hof met een discussie over al-of-niet-geldigheid van nieuwe wetten. Niet alleen zouden dergelijke betwistingen – zelfs wanneer zij zouden uitgaan van slechts twee of drie parlementairen – niet alleen de legitimiteit van het eigen mandaat gewild of ongewild ter discussie stellen : ook de legitimiteit van gans het Belgisch Parlement zou ver buiten het forum van het Grondwettelijk Hof in binnen- en buitenland worden ondergraven, zoniet meer. De kwestie MOET dus onverwijld worden geregeld en de vragen tegen wanneer zomede wie daarbij het meest belang heeft, verbleken bij die andere vraag die hier en nu moet worden gesteld in het Parlement, in het hart van de democratische rechtsstaat : hoe lang kan de legitimiteit van een Staat overeind blijven die kennelijk er niet in slaagt een (deels) ongrondwettige wet in overeenstemming te brengen met de eigen Grondwet ? Het rechtsvacuüm dat voorjaar 2003 is ontstaan, is immers nog altijd niet opgevuld en de vraag naar de legitimiteit van het voortbestaan daarvan is rechtsreeks en onmiddellijk verbonden met de constitutionele en institutionele evenwichten in dit land. De facto wordt op die manier immers een betwisting over grenzen en grondgebied in stand gehouden, jarenlang, en, wat meer is : niet alleen op zichzelf is een dergelijke betwisting een fenomeen dat op een democratie invreet als een bijtend zuur, bovendien blijkt dan nog eens dat het uitblijven van een oplossing op zichzelf een ongrondwettige toestand cre-eert die nu reeds door sommigen wordt aangegrepen om wettelijk gevorderde bijstand bij de organisatie van verkiezingen te weigeren; blijkens bepaalde rechterlijke uitspraken wordt dit in de Rechtbank nu reeds zelfs ervaren als een geldig excuus. Wanneer de organisatie van vrije geheime verkiezingen onmogelijk zou worden dan zal in binnen- en buitenland iedereen – met recht en reden en reden – met verwijtende vinger gewezen worden naar DIT parlement dat er daarom MOET in slagen onverwijld een oplossing aan te reiken die de toets van het Grondwettelijk Hof met succes kan doorstaan. duurzaamheid en loyauteit Niet ten onrechte leest men in de toelichting bij onze voorstellen (en bij verscheidene andere voorstellen) dat elke duurzame oplossing moet uitgaan van de noodzaak de grenzen van de taalgebieden, de gewesten en de provincies te eerbiedigen, zoniet de gemeenschappen in dit land niet op gelijke voet zouden worden behandeld. Laat dit een plechtige verklaring zijn, een soort van Magna Charta waardoor eenieder die dergelijke tekst heeft onderschreven zich ertoe verbonden heeft dergelijke verklaring te beschouwen als haar en zijn bijdrage tot de federale loyauteit, als haar en zijn bijdrage de Grondwet noch geheel, noch ten dele te schorsen1. Men bedenke daarbij dat duurzaamheid en loyauteit ook kunnen impliceren de gewestgrenzen vast te leggen in een formele tekst, wat totnogtoe niet voor alle gewesten gebeurde. Het respect voor territoriale grenzen mag immers slechts begrepen worden als het behoud daarvan, zoniet de gemeenschappen in dit land niet op gelijke voet zouden behandeld worden. 1 Zie artikelen 143 en 187 GW1994. apparentering Als bijzondere regel wordt gesteld dat apparentering mogelijk blijft voor Brusselse lijsten, met dien verstande dat dit niet mogelijk is met Vlaams- en Waals-Brabant tegelijk. In de praktijk zal dit voornamelijk van belang zijn voor de Nederlandstalige lijsten te Brussel. Hiermee weze de kritiek ondervangen als zou de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde de stemmen van de Brusselse Vlamingen herleiden tot een curiosum zonder electoraal meetbare impact. Met apparentering worden de stemoverschotten immers steeds in de andere kieskring gevaloriseerd. Overigens is deze bijzondere – want afwijkende – modaliteit door de Raad van State gelegitimeerd als zijnde in overeenstemming met de lijn door het Grondwettelijk Hof uitgezet. splitsing is geen negatieve eis – splitsing komt zowel Franstaligen als Nederlandstaligen ten goede – geen dubbelmandaat Waar het Grondwettelijk Hof verwijst – terecht – naar de gewettigde belangen van Franstaligen en Nederlandstaligen in de vroegere provincie Brabant mag ook nog onderstreept worden dat de splitsing OOK de Franstaligen in de Rand ten goede komt. Met ‘Franstaligen’ in de Rand wordt immers bedoeld : inwoners van Vlaamse gemeenten die zich af en toe profileren als “Franstaligen”. Wanneer hen dat niet goed uitkomt (bvb. in fiscale zaken omdat de Vlaamse belastingdruk minder hoog is dan de Brusselse) dan stellen zij zich meestal erg gematigd op als ‘inwoners van het Vlaams gewest’. Dit is slechts één van de vele voordelen waarop die “Franstaligen” tussen neus en lippen maar al te graag aanspraak maken. Vlaanderen biedt hen tal van voordelen en dat aantal zou alleen maar toenemen met de splitsing. Ook de voordelen van de splitsing van het gerechtelijk arrondissement – dat in de lijn der dingen ligt met of zonder splitsing van het kiesarrondissement maar door deze splitsing alleszins versneld zou worden – zouden hen ten goede komen. Vandaar dan ook dat wij categoriek gekant zijn tegen een nieuwsoortig dubbelmandaat (passief kiesrecht tegelijk binnen en buiten de grenzen van Brussel). Dit soort fossiele voorstellen doen immers heel het effect van de splitsing van kiesarrondissement teniet en vuurt ook de Franstalige politici aan te blijven militeren overheen de gewestgrens heen. Wie absoluut wil de dingen opschroeven moet met dergelijke voorstellen blijven uitpakken. Men moet overigens eindelijk leren begrijpen dat de grens van Brussel vastligt. Dit alleen zal rust en vrede brengen voor de Nederlandstaligen van het Randgebied én voor de Franstaligen van het Randgebied. Dan zal eindelijk het opbod langs Franstalige zijde kunnen ophouden en zal men –in overgrote meerderheid – van die zijde inzien dat Vlaanderen noch de Nederlandstaligen van het Randgebied onverdraagzaam zijn: nooit immers heeft Vlaanderen, nooit immers hebben de Nederlandstaligen artikel 302 van de Belgische Grondwet 1994 buiten werking willen stellen. Want federale loyauteit vergt ook dat men ook dit artikel van de Grondwet ter harte neemt in al zijn consequenties, waarvan vrijheid de belangrijkste is en regeling de uitzondering. Dat is zo en dat moet zo blijven. slot Bij dit alles dient tot slot onderstreept dat het precies in de Rand die Brussel begrenst is dat de grondwettelijke ééntaligheid van het Vlaams grondgebied wordt ter discussie gesteld door sommige niet-Vlamingen die last schijnen te hebben met hun integratie in een Vlaamse leefomgeving, daarbij uiteraard aangevuurd door het onzalige faciliteitensysteem dat nu al bijna vijftig jaar doelbewust wordt misbruikt en van zijn doel afgewend. NA de splitsing zal moeten blijken of een dergelijke doelafwending zich blijft doorzetten. Indien dat het gavel mocht zijn – wat nog af te wachten valt – dan zal zulks noch min noch meer dienen beschouwd als een gebrek aan federale loyauteit. Verhoopt mag vooralsnog worden dat een dergelijk gebrek zich niet zal manifesteren bij het gros der Franstaligen uit de Rand. Brussel, 26 september 2007 Luk Van Biesen - Volksvertegenwoordiger Artikel 30 : ‘Het gebruik van de in België gesproken talen is vrij; het kan niet worden geregeld dan door de wet en alleen voor handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken’. 2