Arrest Grondwettelijk Hof van 10 juli 2008 – kaderbesluit sociale huur

advertisement
Arrest Grondwettelijk Hof van 10 juli 2008 – kaderbesluit sociale huur
Op 10 juli 2008 nam het Grondwettelijk Hof een beslissing over de Vlaamse
Wooncode (arrest nr. 101/2008). Het Grondwettelijk Hof meent dat het recht op
behoorlijke huisvesting in de Vlaamse Wooncode niet wordt geschonden. De grote
vernieuwingen van de wooncode waarmee het lokaal woonbeleid meer armslag
werd gegeven om de leefbaarheid in de sociale woonwijken te kunnen garanderen,
blijven overeind. Dit geldt ook voor de maatregelen inzake taalbereidheid.
Anderzijds heeft het Hof een aantal bepalingen uit de Vlaamse Wooncode
vernietigd: artikel 92, §1, eerste lid, 6°, en de in de voorlaatste zin van artikel 92,
§1, eerste lid, 3°, vervatte bewoordingen “bij gebrek aan een negatieve evaluatie
door de verhuurder van de huurder van een sociale woning ten aanzien van zijn
verplichtingen, vermeld in § 3” en de laatste zin van dezelfde bepaling. Verder gaf
het Hof nog twee te volgen interpretaties naar aanleiding van het beroep ingesteld
tegen de bepalingen met betrekking tot de taal- en inburgeringsbereidheid.
De vernietiging van de hoger vermelde bepalingen (art. 92, §1, eerste lid, 6° en
zinsneden uit art. 92, §1, eerste lid, 3° VWC) heeft tot gevolg dat de verhuurder
niet meer gemachtigd is om zonder tussenkomst van een rechter tijdens of tegen
het einde van de proefperiode de huurovereenkomst te ontbinden bij negatieve
evaluatie van de huurder. De proefperiode moet worden gezien als een periode
waarin de huurder geëvalueerd, nauwgezet opgevolgd en eventueel bijgestuurd kan
worden. De ontbinding van de huurovereenkomst door de verhuurder vergt dus
steeds een rechterlijke beslissing. Het Hof oordeelde: “ Uit wat voorafgaat volgt
dat de mogelijkheid om een uitdrukkelijk ontbindend beding op te nemen in de
huurovereenkomst, in het nadeel van de sociale huurders, niet redelijk
verantwoord is ten opzichte van het recht op een behoorlijke huisvesting zoals
gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet. (p. 37)”
Verder stelt het Hof dat de verplichting “de bereidheid tonen om Nederlands aan
te leren” en de sancties die er aan verbonden zijn in die zin moeten worden
geïnterpreteerd dat zij niet van toepassing zijn op de kandidaat-huurders of
huurders van sociale huurwoningen die zijn gelegen in de rand- en
taalgrensgemeenten, en die op de taalfaciliteiten beroep wensen te doen.
Tot slot preciseert het Hof dat eventuele sancties, in geval van weigering om
Nederlands te leren of om het inburgeringstraject te volgen, evenredig moeten zijn
met de hinder of de last die door die weigering is veroorzaakt, en dat zij de
opzegging van de huurovereenkomst alleen kunnen verantwoorden mits een
voorafgaande rechterlijke controle.
Het kaderbesluit sociale huur waarin de nadere regelen van de buitengerechtelijke
ontbinding zijn uitgewerkt, met name in artikel 32, zal moeten worden aangepast
aan dit arrest.
departement RWO
Download