HANDBOEK VAN HET BELGISCH STAATSRECHT André ALEN Buitengewoon Hoogleraar K.U.Leuven Rechter in het Grondwettelijk Hof en Koen MUYLLE Praktijklector K.U.Leuven Referendaris bij het Grondwettelijk Hof 2011 INHOUD De cijferverwijzingen geven de bladzijde aan WOORD VOORAF LIJST VAN AFKORTINGEN INTERNETADRESSEN BASISBIBLIOGRAFIE VAN HET BELGISCH STAATSRECHT INHOUD III V XI XIII XV HOOFDSTUK I. DE EVOLUTIE VAN HET STAATSRECHT VAN DE MIDDELEEUWEN TOT 1831 1 § 1. Het oud-vaderlandse publiekrecht 1 § 2. Het Engelse publiekrecht 1 § 3. Het Amerikaanse publiekrecht 2 § 4. Een vergelijking tussen het Engelse en het Amerikaanse publiekrecht 3 I. Een niet-geschreven versus een geschreven Grondwet 3 A. Het Engelse publiekrecht 3 B. Het Amerikaanse publiekrecht 4 II. Een gedecentraliseerde eenheidsstaat versus een federale Staat 5 A. De eenheidsstaat 5 1. Begrip 5 2. Eerste verzachting: de deconcentratie 5 3. Tweede verzachting: de decentralisatie 6 B. Het politiek regionalisme 7 C. De federale Staat of bondsstaat 7 1. Begrip en ontstaanswijze 7 2. De drie ‘‘wetten’’ van het federalisme 8 a. De autonomie van de deelstaten 8 b. De participatie van de deelstaten 11 c. De coöperatie 11 D. De confederatie of statenbond 12 III. Een parlementaire monarchie versus een presidentieel stelsel 12 A. De verschillen op een tweevoudig vlak 12 B. Tussenvormen 14 § 5. Het Franse publiekrecht 14 I. Filosofische invloeden 15 A. Montesquieu: de ‘‘scheiding der machten’’ 15 Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht XVI § 6. § 7. INHOUD B. Rousseau: de volkssoevereiniteit II. Publiekrechtelijke concepten A. Algemeen B. De se´paration des pouvoirs C. De souverainete´ nationale D. Het wetsbegrip Het Nederlandse publiekrecht I. Algemeen II. De machtenverhoudingen III. De rechten en vrijheden De Belgische Revolutie en de Grondwet van 1831 15 16 16 16 17 18 19 19 19 21 22 HOOFDSTUK II. DE KENMERKEN VAN DE BELGISCHE STAATSINRICHTING 25 § 1. 25 Een scheiding der machten I. De trias politica-leer: de toewijzing van de drie federale staatsfuncties aan onderscheiden organen II. Een relatieve ‘‘scheiding’’ der machten III. ... Met nochtans een positiefrechtelijke betekenis IV. Het wetsbegrip A. Algemeen: het wetsbegrip in de Grondwet B. De wet in formele zin en de wet in materiële zin 1. Het onderscheid 2. Het belang van het onderscheid C. ‘‘Bij de wet’’ en ‘‘krachtens de wet’’ 1. Inleiding 2. T.a.v. de Koning 3. T.a.v. de gemeenschappen en de gewesten V. De juridische voorrang van de wetgevende macht in de Grondwet van 1831 A. De residuaire bevoegdheid B. Geen rechterlijke grondwettigheidstoetsing van wetten C. Het authentiek interpretatierecht 1. De interpretatie 2. De authentieke interpretatie VI. Een dubbele evolutie sedert 1831 A. Het feitelijk overwicht van de regeringsmacht B. De vermindering van de juridische voorrang van de federale wetgevende macht 1. De residuaire bevoegdheid 2. De uitbreiding van het authentiek interpretatierecht tot de decreten 3. De rechterlijke toetsing van wetten 25 26 27 28 28 30 30 31 31 31 32 34 35 35 35 36 36 37 39 39 40 41 42 43 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD § 2. § 3. a. De toetsing van wetten aan verdragen b. De toetsing van wetten aan de Grondwet Een Rechtsstaat I. Algemeen II. De aard van de rechten en vrijheden A. Algemeen: de categorieën van grondrechten 1. Het onderscheid 2. Een relatief onderscheid B. De evolutie in België C. Artikel 23 van de Grondwet 1. Algemeen 2. De mogelijke positiefrechtelijke betekenis D. De derdenwerking III. Een weerspiegeling van de machtenverhoudingen A. Een groot vertrouwen in de wetgever B. Een groot vertrouwen in de rechter C. Een groot wantrouwen tegenover de uitvoerende macht D. De invloed van de Staatshervorming 1. Het toetsingsrecht van het Grondwettelijk Hof 2. De bevoegdheidsverdeling tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten IV. De rechten van de ‘‘mens’’ en van de ‘‘burger’’ A. De rechtspositie van de vreemdeling B. De ‘‘burgerlijke rechten’’ C. De ‘‘politieke rechten’’ 1. De politieke rechten sensu stricto: het actief en passief kiesrecht 2. De politieke rechten sensu lato: de benoembaarheid tot burgerlijke en militaire bedieningen V. De internationalisering van de grondrechten A. Algemeen B. Overzicht van de voornaamste internationale bronnen C. Een onderlinge vergelijking 1. Gemeenschappelijke kenmerken 2. Verschillen D. Het Europese Unierecht Het beginsel van de nationale soevereiniteit I. Algemeen II. De gevolgen A. Het verbod van imperatief mandaat B. Het verbod van referendum 1. Het imperatief of beslissingsreferendum Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht XVII 43 60 66 66 67 67 67 68 69 70 70 72 76 77 77 78 78 79 79 81 84 84 86 86 86 95 99 99 100 104 104 105 114 120 120 121 121 122 122 XVIII § 4. INHOUD 2. Het consultatief referendum of de volksraadpleging a. Op federaal niveau b. Op gemeenschaps- en gewestniveau c. Op lokaal niveau C. Het verbod van delegatie 1. De principes 2. Toepassingen III. De ‘‘uitholling’’ van de nationale soevereiniteit A. Naar boven: de opdracht van de uitoefening van bepaalde machten aan volkenrechtelijke instellingen B. Naar onder: het federaliseringsproces Een parlementaire monarchie I. Het statuut van de Koning A. Het persoonlijk en grondwettelijk statuut 1. De erfelijkheid 2. De onschendbaarheid en onverantwoordelijkheid 3. De onbekwaamheid om alleen te handelen, met als gevolg de politieke ministeriële verantwoordelijkheid 4. Geen persoonlijke macht, maar wel politieke invloed B. Specifieke problemen 1. De ‘‘civiele lijst’’ 2. De uitoefening van de koninklijke macht door andere organen a. Door een Regent b. Door de Ministerraad c. Een uitloper van het voorgaande: de ‘‘besluitwetten’’ II. De verhouding tussen het federale Parlement en de federale Regering A. Een gerationaliseerd parlementair stelsel 1. Algemeen 2. Het gedwongen regeringsontslag 3. De voortijdige parlementsontbinding 4. De traditionele regeringsvorming 5. De ‘‘lopende zaken’’ a. In welke gevallen? b. Wat zijn ‘‘lopende zaken’’? B. Andere interacties tussen het federale Parlement en de federale Regering 1. Algemeen: de onverenigbaarheid tussen het parlementair mandaat en het ministerieel ambt 2. Van de zijde van de federale Regering 122 122 124 124 127 127 127 130 130 133 134 134 134 134 134 135 136 139 139 140 140 140 143 144 144 144 145 147 148 151 151 153 154 154 156 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD a. Het zittings- en spreekrecht van de ministers in de Wetgevende Kamers b. De tussenkomsten van de Koning in de werking van de Wetgevende Kamers c. De tussenkomsten van de Koning in de federale wetgevende functie i) De hervorming van de federale wetgevende functie bij de vierde Staatshervorming van 1993 a. Het onderscheid tussen drie soorten van wetten ten gevolge van een nieuwe bevoegdheidsverdeling tussen Kamer en Senaat b. Eerste gevolg: mogelijke bevoegdheidsconflicten tussen de Wetgevende Kamers c. Tweede gevolg: moeilijke samenlezing van de wetgeving d. Besluit e. De hervorming van de Senaat in het Institutioneel Akkoord voor de zesde Staatshervorming ii) De wetgevende procedure a. Het initiatiefrecht b. De parlementaire behandeling in commissie c. De parlementaire behandeling in plenaire vergadering d. De bekrachtiging e. De afkondiging f. De bekendmaking g. De terugwerkende kracht van een wet h. Kwaliteit van de wetgeving en wetsevaluatie 3. Van de zijde van het federale Parlement a. Algemeen b. De politieke controle i) Algemeen ii) Controlemiddelen in de reglementen van de Wetgevende Kamers a. Algemeen b. Het vragenrecht c. Het interpellatierecht iii) Controlemiddelen in de Grondwet Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht XIX 156 156 159 159 159 162 163 164 165 165 165 167 167 169 169 170 174 179 181 181 182 182 183 183 183 184 184 XX § 5. INHOUD a. De vordering van de aanwezigheid van regeringsleden b. Het recht van onderzoek c. De strafrechtelijke verantwoordelijkheid en de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van ministers iv) Andere specifieke bevoegdheden van de Wetgevende Kamers De evolutie van een gedecentraliseerde eenheidsstaat naar een federale Staat sui generis I. Algemeen II. De ondergeschikte besturen A. De provincies en de gemeenten: algemene beginselen 1. Zij zijn méér dan territoriale onderverdelingen 2. Toch blijven zij ‘‘ondergeschikte’’ besturen 3. Hun bevoegdheidssfeer 4. Hun drieledige structuur B. De invloed van de Staatshervorming 1. Drie hervormingen via grondwetsherziening a. In 1970: de agglomeraties en federaties van gemeenten b. In 1993: de splitsing van de provincie Brabant c. In 1997: de binnengemeentelijke territoriale organen 2. De voornaamste hervorming zonder grondwetsherziening a. Algemeen b. De inhoud van de hervorming c. Begeleidende beschermingsmaatregelen als beperkingen op de gewestelijke bevoegdheid HOOFDSTUK III. DE AARD VAN DE BELGISCHE GRONDWET § 1. § 2. § 3. De aard van een geschreven Grondwet De Belgische Grondwet is grotendeels een Grondwet in materiële zin én in formele zin I. Algemeen II. De grondwettelijke gewoonte De invloed van de Staatshervorming I. Algemeen II. Deconstitutionalisering III. De ‘‘impliciete’’ herziening van de Grondwet 184 185 190 195 196 196 197 197 197 197 201 203 208 208 208 209 213 215 215 217 221 225 225 226 226 226 228 228 228 228 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD HOOFDSTUK IV. DE PROCEDURE VAN GRONDWETSHERZIENING § 1. § 2. § 3. De drie fasen van een grondwetsherziening overeenkomstig artikel 195 van de Grondwet De bevoegdheid van de Constituante I. Algemene beperkingen II. Specifieke beperkingen A. In bepaalde omstandigheden B. In bepaalde materies De coördinatie van de Grondwet XXI 230 230 233 233 233 233 235 236 HOOFDSTUK V. DE GRONDWETSHERZIENINGEN MET BETREKKING TOT HET FEDERAAL PARLEMENTAIR KIESSTELSEL EN HET FEDERAAL TWEEKAMERSTELSEL 239 § 1. § 2. § 3. Het federaal parlementair kiesstelsel I. Naar een grotere democratisering door de uitbreiding van het kiezerskorps II. ... Maar met minder inspraak van de kiezer door het kiesstelsel A. Een vergelijking van de belangrijkste kiesstelsels B. Het Belgische kiesstelsel: van een absoluut meerderheidsstelsel naar een gecorrigeerde evenredige vertegenwoordiging III. De politieke partijen A. Hun statuut B. De versterking van de partijmacht door het kiesstelsel C. De gelijke aanwezigheid van vrouwen en mannen op de kandidatenlijsten Het federaal tweekamerstelsel I. Algemeen II. Historiek III. De samenstelling van de Wetgevende Kamers vanaf de vierde Staatshervorming van 1993 A. De Kamer van volksvertegenwoordigers B. De Senaat C. De indeling in taalgroepen Het statuut van de federale parlementsleden I. De ambtsduur II. De onverenigbaarheden A. Grondwettelijke onverenigbaarheden B. Wettelijke onverenigbaarheden III. De immuniteiten Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht 239 239 242 242 246 254 254 260 263 264 264 265 267 267 268 272 274 274 276 276 277 278 XXII INHOUD A. De parlementaire onverantwoordelijkheid B. De parlementaire onschendbaarheid IV. De ‘‘responsabilisering’’ van het parlementslid 278 280 283 HOOFDSTUK VI. DE GRONDWETSHERZIENINGEN MET BETREKKING TOT DE STAATSHERVORMING 287 § 1. § 2. De krachtlijnen van vijf Staatshervormingen I. De ratio legis van de Belgische Staatshervorming II. Drie basisconcepten, die niet volledig met elkaar samenvallen A. Vier taalgebieden B. Drie gemeenschappen C. Drie gewesten III. Stapsgewijze hervormingen IV. Het toenemend aantal asymmetrieën A. Algemeen B. De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest C. De Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie D. De Duitstalige Gemeenschap en het Waalse Gewest V. Een complexe wetgeving VI. De fundamentele zwakheden van het Belgische federalisme: de tweeledigheid en de centrifugaliteit Van drie reeksen van taalwetten naar de grondwettelijke erkenning van vier taalgebieden en van het territorialiteitsbeginsel I. De historische evolutie A. Artikel 30 van de Grondwet B. De drie reeksen van taalwetten 1. De eerste reeks van taalwetten 2. De tweede reeks van taalwetten 3. De derde reeks van taalwetten C. De grondwetsherziening van 1970 1. De grondwettelijke vastlegging van de indeling in taalgebieden 2. De bevoegdheid van de gemeenschappen voor de regeling van het taalgebruik in bepaalde aangelegenheden D. De grondwetsherziening van 1988 E. De Staatshervorming van 1993: een bijkomende bescherming voor de taalminderheden F. De Staatshervorming van 2001: een standstill-bepaling voor de taalminderheden 287 287 289 289 291 291 293 295 295 296 297 298 299 300 302 302 302 304 304 305 306 308 308 309 310 310 311 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD § 3. § 4. G. Besluit II. De rechtsgevolgen van de indeling in taalgebieden A. Algemeen B. Het taalgebruik van de overheden en de taalkennis van gemeentelijke overheidsmandatarissen 1. De Belgische Taalzaak 2. Het taalgebruik en de taalkennis C. De samenstelling van de Gemeenschaps- en Gewestparlementen 1. Vóór de vierde Staatshervorming van 1993 2. Na de vierde Staatshervorming van 1993 D. De bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten 1. Algemeen 2. Het Grondwettelijk Hof: een stelsel van exclusieve territoriale bevoegdheidsverdeling, ook voor de gemeenschappen 3. Vervolg: de erkenning van mogelijke extraterritoriale gevolgen van maatregelen ter bevordering van de cultuur III. De taalminderheden in het internationaal recht A. In het kader van de Verenigde Naties B. In het kader van de Raad van Europa De bescherming der minderheden I. Op federaal wetgevend vlak: de bijzondere meerderheidswetten en de alarmbelprocedure A. Algemeen B. De bijzondere meerderheidswetten C. De ‘‘alarmbelprocedure’’ II. Op federaal uitvoerend vlak: de paritaire samenstelling van de Ministerraad A. Begrippen B. De Ministerraad 1. De paritaire samenstelling 2. De werking 3. De gevallen van beraadslaging C. De federale staatssecretarissen D. Het statuut van de federale regeringsleden III. Op gemeenschapsvlak: de bescherming van de ideologische en filosofische minderheden A. Inleiding B. Op wetgevend vlak: de ideologische en filosofische alarmbelprocedure C. Op uitvoerend vlak: de ‘‘Cultuurpactwet’’ De organen van de gemeenschappen en de gewesten Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht XXIII 312 313 313 313 313 314 319 319 322 323 323 324 325 328 328 329 330 330 330 330 332 334 334 339 339 340 340 341 342 343 343 343 344 347 XXIV § 5. § 6. INHOUD I. Algemene beginselen A. Een eigen Parlement en een eigen Regering B. Een beperkte constitutieve autonomie C. Een groeiend aantal asymmetrieën 1. Algemeen 2. Geen ‘‘fusie’’ tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest II. De Gemeenschaps- en Gewestparlementen A. De samenstelling 1. Inleiding 2. De samenstelling van de vijf Parlementen 3. Het kiesstelsel en het territorialiteitsbeginsel B. Het statuut C. De werking III. De Gemeenschaps- en Gewestregeringen A. De samenstelling B. Het statuut C. De werking IV. De verhouding tussen het Parlement en de Regering De Brusselse instellingen I. Inleiding II. De organen A. Het Brussels Hoofdstedelijk Parlement B. De Brusselse Hoofdstedelijke Regering C. De gewestelijke staatssecretarissen D. De Gemeenschapscommissies III. De bevoegdheden A. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest B. De Brusselse agglomeratie C. De Gemeenschapscommissies 1. De Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissie 2. De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie IV. De bescherming van de Nederlandstaligen in de Brusselse instellingen A. In het Brussels Hoofdstedelijk Parlement B. In de Brusselse Hoofdstedelijke Regering C. In de Verenigde Vergadering en het Verenigd College V. De ‘‘hoofdstedelijke gemeenschap’’ De bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten I. Algemene beginselen A. De vijf autonomiekenmerken van de gemeenschapsen gewestbevoegdheden 1. Beschermde of ‘‘verschanste’’ bevoegdheden 2. Wetgevende bevoegdheden 347 347 348 353 353 353 355 355 355 357 361 365 366 367 367 368 370 372 374 374 381 381 381 382 383 384 384 386 386 386 387 388 388 388 389 390 390 390 390 390 391 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD 3. Toegewezen bevoegdheden a. Het beginsel b. Een ruime bevoegdheidsuitlegging door het Grondwettelijk Hof c. Een beperkte uitzondering: de impliciete bevoegdheden 4. Exclusieve bevoegdheden a. Algemeen b. ‘‘Afwijkende’’ technieken van bevoegdheidsverdeling c. De conflictenregeling d. De exclusiviteit van de bevoegdheidsverdeling in de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof 5. Het verticaliteitsbeginsel B. De twee algemene beperkingen op de gemeenschapsen gewestbevoegdheden 1. De E.M.U. 2. De door de Grondwet aan de federale wetgever voorbehouden aangelegenheden a. Inleiding b. De historiek tot aan de vijfde Staatshervorming c. De vijfde Staatshervorming van 2001 d. De strafrechtelijke bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten II. De materiële bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten, A. De gemeenschapsbevoegdheden 1. Algemeen 2. De culturele aangelegenheden 3. De persoonsgebonden aangelegenheden a. Oorsprong b. Nadere omschrijving 4. Het onderwijs a. De principiële bevoegdheid van de gemeenschappen b. Het recht op en de vrijheid van onderwijs i) De Grondwet van 1831 ii) Het Schoolpact van 1958 iii) De grondwetsherziening van 1988 a. Algemeen b. De actieve en passieve onderwijsvrijheid c. Een sociaal-economisch recht op onderwijs Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht XXV 393 393 393 394 397 397 397 402 404 405 405 405 407 407 408 410 415 418 418 418 418 420 420 420 424 424 426 427 427 434 434 436 440 XXVI § 7. INHOUD d. Een versterkt wettigheidsvereiste e. Een specifiek gelijkheidsbeginsel iv) De mensenrechtenverdragen 5. Het Institutioneel Akkoord voor de zesde Staatshervorming B. De gewestbevoegdheden 1. Algemeen 2. Een beknopt overzicht a. De ruimtelijke ordening (artikel 6, § 1, I) b. Het leefmilieu en het waterbeleid (artikel 6, § 1, II) c. De landinrichting en het natuurbehoud (artikel 6, § 1, III) d. De huisvesting (artikel 6, § 1, IV) e. Het landbouwbeleid en de zeevisserij (artikel 6, § 1, V) f. Het energiebeleid (artikel 6, § 1, VII) g. Het tewerkstellingsbeleid (artikel 6, § 1, IX) h. De openbare werken en het vervoer (artikel 6, § 1, X) 3. Vervolg: de economische bevoegdheden 4. Het Institutioneel Akkoord voor de zesde Staatshervorming C. De complementaire of accessoire bevoegdheden 1. Begrip 2. Eigen instellingen 3. Eigen ministeries 4. Eigen goederen 5. Het Institutioneel Akkoord voor de zesde Staatshervorming De bevoegdheids- en belangenconflicten I. Algemeen A. Het onderscheid tussen bevoegdheids- en belangenconflicten 1. De bevoegdheidsconflicten 2. De belangenconflicten B. De federale loyauteit II. De voorkoming van bevoegdheidsconflicten via de afdeling wetgeving van de Raad van State A. De historische evolutie van de Raad van State B. De afdeling wetgeving van de Raad van State 1. De rol van de afdeling wetgeving 2. De twee voornaamste gevallen van adviesverplichting a. Voorontwerpen van wetgevende normen 441 443 444 447 448 448 448 448 449 451 451 452 453 453 454 455 460 461 461 462 464 466 468 468 468 468 468 469 469 472 472 476 476 477 477 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD XXVII b. Ontwerpen van reglementaire besluiten 3. De sanctie op de niet-naleving van de adviesverplichting 4. Het gezag van de adviezen 5. De openbaarheid van de adviezen III. De regeling van bevoegdheidsconflicten door het Grondwettelijk Hof en zijn toetsingsbevoegdheid aan Titel II en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet A. Inleiding B. De aard van het rechtscollege C. De normen die door het Grondwettelijk Hof worden getoetst D. De referentienormen of de normen waaraan het Grondwettelijk Hof toetst 1. Inleiding 2. Toetsing aan de bevoegdheidverdelende regels 3. Toetsing aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet a. Algemeen b. Een verregaande toetsingsbevoegdheid via de artikelen 10 en 11 van de Grondwet c. Het gelijkheidsbeginsel: begrip en criteria i) Algemeen ii) Het Grondwettelijk Hof d. Enkele voorbeelden uit de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof omtrent het gelijkheidsbeginsel 4. Toetsing aan Titel II van de Grondwet én aan de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet E. De beroepen tot vernietiging 1. De verzoekende partijen 2. De beroepstermijn 3. De rechtsgevolgen van een arrest gewezen op een beroep tot vernietiging 4. De vordering tot schorsing F. De prejudiciële vragen 1. Algemeen 2. Een vergelijking met het recht van de Europese Unie 3. De verwijzingsverplichting voor de rechter 4. De gevolgen van een arrest gewezen op een prejudiciële vraag G. De mogelijke overheidsaansprakelijkheid na een arrest van het Grondwettelijk Hof H. De samenstelling Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht 478 481 483 483 484 484 486 487 494 494 495 496 496 497 501 501 504 508 521 528 528 531 533 536 539 539 542 543 550 553 557 XXVIII INHOUD 1. Algemeen 2. Zijn rechters, die vroeger hebben deelgenomen aan de totstandkoming van een wetgevende norm, voldoende onpartijdig om hierover te oordelen? I. De werking en de rechtspleging 1. De werking 2. De rechtspleging IV. De voorkoming en de regeling van belangenconflicten door het Overlegcomité § 8. De samenwerking tussen de federale Staat, de gemeenschappen en de gewesten I. Evolutie II. De voornaamste vormen van samenwerking A. Algemeen B. De samenwerkingsakkoorden C. De overlegprocedures D. De interministeriële conferenties III. Evaluatie § 9. De financiering van de gemeenschappen en de gewesten I. Evolutie II. De financieringsbronnen A. De grondwettelijke, algemene of autonome belastingbevoegdheid 1. De kenmerken 2. De beperkingen B. De eigen niet-fiscale ontvangsten 1. Algemeen 2. De retributies 3. Het verschil tussen een belasting en een retributie en de rechtsgevolgen van dit onderscheid C. De bijkomende of overgedragen belastingbevoegdheid: de ‘‘gewestelijke belastingen’’ D. De toegewezen gedeelten van de opbrengst van federale belastingen: twee ‘‘gedeelde belastingen’’ en één ‘‘samengevoegde belasting’’ E. De leningsbevoegdheid F. De federale solidariteitstussenkomst § 10. Besluiten HOOFDSTUK VII. DE RECHTERLIJKE MACHT § 1. Begrippen I. Inleiding II. De ‘‘hoven en rechtbanken’’ 557 558 560 560 561 562 566 566 567 567 569 572 574 575 576 576 584 584 584 585 588 588 589 589 590 592 595 595 596 599 599 599 599 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD § 2. § 3. A. De zes categorieën van gewone rechtscolleges B. Het Hof van Cassatie 1. De functie en de bevoegdheid 2. Het gezag van cassatiearresten 3. Artikel 6, § 1 EVRM en de cassatieprocedure III. De ‘‘met eigenlijke rechtspraak belaste organen’’ A. Hun oprichting B. De twee categorieën van met eigenlijke rechtspraak belaste organen 1. Algemeen 2. De tuchtrechtscolleges 3. De administratieve rechtscolleges Het statuut van de rechter I. De met eigenlijke rechtspraak belaste organen: een wettelijk statuut II. De hoven en rechtbanken: een grondwettelijk statuut A. Inleiding B. De Hoge Raad voor de Justitie 1. Algemeen 2. De rechtspositie van de Hoge Raad 3. De samenstelling van de Hoge Raad 4. De bevoegdheden van de Hoge Raad a. De werving en de opleiding van magistraten b. De externe controle op de werking van de rechterlijke orde 5. Besluit C. De grondwettelijke waarborgen voor de onafhankelijkheid van de gewone rechter 1. De ‘‘onafzetbaarheid’’ en de ‘‘onoverplaatsbaarheid’’ 2. De andere waarborgen 3. Slotbemerking D. De beperkte tussenkomsten van de Koning in de uitoefening van de rechterlijke orde 1. De benoeming van de rechters 2. De tenuitvoerlegging van de arresten en vonnissen 3. Het genaderecht 4. Het openbaar ministerie De bevoegdheid van de rechtscolleges I. Inleiding II. De afwijzing van ‘‘administratieve rechten’’ III. De begrippen ‘‘burgerlijke’’ en ‘‘politieke’’ ‘‘rechten’’ A. Algemeen B. Het materiële criterium C. Het organieke criterium Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht XXIX 599 603 603 605 607 610 610 611 611 612 612 619 619 620 620 621 621 622 622 623 623 628 629 629 630 631 632 633 633 633 637 638 641 641 642 644 644 645 646 XXX § 4. § 5. INHOUD D. Het verlossende woord van het Grondwettelijk Hof? E. De autonomie van de begrippen IV. Wie oordeelt over de bevoegdheidsverdeling tussen de gewone en de administratieve rechter? V. Slotbemerking De procedure voor de rechtscolleges I. De hoven en rechtbanken A. De motiveringsplicht B. De openbaarheid II. De met eigenlijke rechtspraak belaste organen A. De motiveringsplicht B. De openbaarheid De overheidsaansprakelijkheid voor fouten van leden van de rechterlijke orde HOOFDSTUK VIII. DE RECHTSBESCHERMING TEGEN HET BESTUUR § 1. § 2. Het wettigheids- of legaliteitsbeginsel I. Algemeen A. De tweevoudige betekenis van het wettigheidsbeginsel B. Het wettigheidsbeginsel op federaal vlak C. Het wettigheidsbeginsel op gemeenschaps- en gewestvlak II. De gevolgen van het wettigheidsbeginsel voor de koninklijke verordeningsbevoegdheid A. De koninklijke verordeningsbevoegdheid gesteund op de Grondwet B. De koninklijke verordeningsbevoegdheid gesteund op de wet C. Is er een ‘‘zelfstandige’’ koninklijke verordeningsbevoegdheid? D. De bekendmaking van koninklijke en ministeriële besluiten De rechterlijke controle op de naleving van het wettigheidsbeginsel: het rechterlijk wettigheidstoezicht I. Algemeen A. De twee vormen van rechterlijk wettigheidstoezicht B. Het onderscheid met het administratief beroep C. Het onderscheid met de preventieve rechtsbescherming 1. Inleiding 2. De openbaarheid van bestuur 646 648 649 650 650 650 650 652 654 654 654 659 664 664 664 664 664 665 665 665 667 669 670 671 671 671 673 674 674 674 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD 3. De formele motiveringsplicht van individuele bestuurshandelingen 4. De ombudsman II. Een vergelijking tussen de twee vormen van rechterlijk wettigheidstoezicht A. De gemeenschappelijke kenmerken 1. Algemeen 2. Een onderzoek van alle eenzijdige bestuurshandelingen a. Het begrip ‘‘bestuurshandeling’’ b. De ‘‘regeringsdaden’’ 3. Een onderzoek van dezelfde gronden van onwettigheid a. Algemeen b. Het beginsel patere legem c. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur B. De verschillen 1. Een reeds behandeld, maar toch fundamenteel verschil: een subjectief versus een objectief contentieux 2. Een voorbijgestreefd verschil: een ‘‘exceptie’’ van onwettigheid versus een rechtstreeks beroep tot nietigverklaring a. De ‘‘exceptie’’ van onwettigheid b. Het beroep tot nietigverklaring 3. Een eerste essentieel verschil: de termijn a. De ‘‘exceptie’’ van onwettigheid b. Het beroep tot nietigverklaring 4. Een tweede essentieel verschil: de gevolgen van de rechterlijke uitspraken en van de arresten van de Raad van State a. De ‘‘exceptie’’ van onwettigheid b. Het beroep tot nietigverklaring i) De terugwerkende kracht van een vernietigingsarrest ii) Het absoluut gezag van gewijsde van een vernietigingsarrest 5. Een laatste verschil: de procedure III. Bijzondere vraagstukken A. De overheidsaansprakelijkheid 1. Het onderscheid tussen overheidsaansprakelijkheid wegens fout en overheidsaansprakelijkheid zonder fout 2. De overheidsaansprakelijkheid wegens fout: de uitsluitende bevoegdheid van de gewone rechter Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht XXXI 678 680 681 681 681 682 682 689 690 690 690 691 695 695 696 696 698 700 700 700 702 702 702 702 703 709 710 710 710 710 XXXII INHOUD a. Overzicht van de evolutie in de rechtspraak b. Het onderscheid (voorbijgestreefd) tussen organen en aangestelden c. De verjaringstermijn voor de aansprakelijkheidsvordering 3. De overheidsaansprakelijkheid zonder fout a. De bevoegdheid van de gewone rechter b. De uitzonderlijke bevoegdheid van de Raad van State B. De uitvoering van rechterlijke beslissingen 1. De ‘‘uitvoeringsimmuniteit’’ 2. De dwangsom IV. Slotbeschouwingen HOOFDSTUK IX. DE BIJZONDERE MACHTENWETTEN § 1. § 2. § 3. 713 717 721 721 723 724 724 727 728 730 Begrippen I. Het verschil met andere opdrachtwetten II. Het verschil met buitengewone machtenwetten De kenmerken van de bijzondere machtenbesluiten De verantwoording van de bijzondere machtenwetten HOOFDSTUK X. DE BUITENLANDSE BETREKKINGEN § 1. § 2. 710 730 730 731 732 734 738 De voorrang van het recht van de Europese Unie Het buitenlands beleid in het federale België na de vierde Staatshervorming I. Algemeen II. De verdragsbevoegdheid A. Algemeen B. De verdragen inzake uitsluitend federale aangelegenheden C. De verdragen inzake uitsluitend gemeenschaps- of gewestaangelegenheden (i) Informatie (ii) Voorlopige schorsing (iii) Definitieve schorsing D. De ‘‘gemengde verdragen’’ (i) Informatie (ii) De Belgische delegatie en onderhandelingspositie (iii) De ondertekening (iv) Reserves 738 745 745 748 748 750 755 755 756 756 758 759 759 759 759 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD XXXIII III. De vertegenwoordiging van België A. De diplomatieke vertegenwoordiging B. De vertegenwoordiging in de Ministerraad van de Europese Unie IV. België en de internationale en supranationale rechtscolleges A. Dagvaardingen voor internationale en supranationale rechtscolleges B. Veroordelingen door internationale en supranationale rechtscolleges V. De democratische inspraak bij de buitenlandse betrekkingen A. De informatieverplichtingen tegenover de wetgevende vergaderingen B. De informatie- en samenwerkingsprocedures op regeringsvlak HOOFDSTUK XI. DE FINANCIËN § 1. § 2. § 3. De grondwettelijke regelen inzake de belastingen I. Het bevoegdheidsbeginsel A. Een limitatieve opsomming van de belastingbevoegde overheden B. Het wettigheidsbeginsel: de invoering van belastingen door het vertegenwoordigend orgaan C. Het evenredigheidsbeginsel D. De bevoegdheid van de federale wetgever t.a.v. de (autonome) gemeenschaps- en gewestbelastingen E. De bevoegdheid van de ‘‘wetgever’’ t.a.v. de ondergeschikte besturen II. Het annaliteitsbeginsel III. Het gelijkheidsbeginsel De begroting en de rekeningen I. Algemeen II. De grondwettelijke beginselen inzake de begroting en de rekeningen van de federale Staat A. Het bevoegdheidsbeginsel B. Het annaliteitsbeginsel C. Het universaliteitsbeginsel D. Het specialiteitsbeginsel E. Het openbaarheidsbeginsel Het Rekenhof, I. Algemeen II. Bevoegdheid Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht 762 762 763 765 765 767 768 768 771 772 772 772 772 772 774 775 775 777 778 780 780 782 782 784 785 785 786 786 786 787 XXXIV INHOUD A. Algemeen B. De controlebevoegdheid C. De rechtsprekende bevoegdheid HOOFDSTUK XII. DE FUNDAMENTELE RECHTEN EN VRIJHEDEN § 1. § 2. § 3. Voorafgaande opmerking Algemene beginselen I. Beperkingen op rechten en vrijheden A. Algemeen B. De rechtspraak van het EHRM II. De ‘‘indirecte derdenwerking’’ van het EVRM in de rechtspraak van het EHRM A. Begrip B. Voorbeelden III. Het beginsel van de voorrang van de ruimste bescherming A. Algemeen B. De Grondwet en de mensenrechtenverdragen C. Het EVRM en het BUPO D. De grondrechten van de Europese Unie en het EVRM IV. Effectieve grondrechtenbescherming A. Algemeen B. Rechtsbescherming na een veroordeling door het EHRM Het recht op een behoorlijke rechtsbedeling I. Bronnen A. De Grondwet B. De mensenrechtenverdragen 1. Algemeen 2. De specifieke waarborgen betreffende de strafrechtsbedeling a. Het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel b. De hoogte van de straf c. Het verbod van bepaalde straffen d. Het vermoeden van onschuld e. De minimumgaranties f. De aanvullende waarborgen II. Artikel 6, § 1 EVRM A. Het toepassingsgebied van artikel 6, § 1 EVRM 1. Algemeen 2. ‘‘Het vaststellen van burgerlijke rechten en verplichtingen’’ 787 788 791 794 794 795 795 795 796 802 802 803 807 807 808 810 812 814 814 817 822 822 822 823 823 823 823 827 829 831 833 837 839 839 839 839 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD § 4. § 5. § 6. XXXV 3. ‘‘Het bepalen van de gegrondheid van een ingestelde strafvervolging’’ a. ‘‘Gegrondheid’’ b. ‘‘Strafvervolging’’ 4. De gelding van de waarborgen op elk jurisdictioneel niveau 5. De gelding van algemene rechtsbeginselen in het geval dat artikel 6, § 1 EVRM niet van toepassing is B. De waarborgen van artikel 6, § 1 EVRM 1. Het recht op toegang tot de rechter a. Algemeen b. De relatie tot artikel 13 EVRM 2. Het recht op een eerlijke behandeling 3. Het recht op een openbare behandeling en een openbare uitspraak 4. Het recht op een einduitspraak binnen een redelijke termijn a. De beginselen b. De berekening van de redelijke termijn c. De sancties op het overschrijden van de redelijke termijn 5. Het recht op behandeling door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie welke bij de wet is ingesteld a. Een ‘‘rechterlijke instantie’’ b. ‘‘Bij de wet ingesteld’’ c. Een ‘‘onafhankelijke’’ rechterlijke instantie d. Een ‘‘onpartijdige’’ rechterlijke instantie Het gelijkheidsbeginsel I. Het interne recht A. De grondwetsbepalingen B. De antidiscriminatiewetgeving II. Het Europese Unierecht III. Het EVRM IV. Het BUPO De persoonlijke integriteit, vrijheid en veiligheid I. Het recht op persoonlijke vrijheid en veiligheid A. De Grondwet B. De mensenrechtenverdragen II. De vrijheid van beweging en van verblijf A. De bronnen B. De rechtspraak van het EHRM i.v.m. de uitzetting van vreemdelingen Het recht op eerbiediging van het privé- en gezinsleven Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht 846 846 848 858 859 860 860 860 863 864 870 870 870 873 874 882 882 882 883 884 890 890 890 893 900 903 907 908 908 908 908 910 910 911 917 XXXVI § 7. INHOUD I. Bronnen II. Het recht op eerbiediging van het privéleven A. Het toepassingsgebied B. De onschendbaarheid van de woning C. Het briefgeheim en het geheim van andere communicatiemiddelen III. Het recht op eerbiediging van het gezinsleven A. Het arrest-Marckx B. Het samenzijn van ouder en kind IV. De rechten van het kind A. De algemene rechtsbescherming van kinderen B. De specifieke rechtsbescherming van kinderen De intellectuele rechten en vrijheden I. De vrijheid van mening II. De vrijheid van meningsuiting A. De bronnen 1. De Grondwet 2. Artikel 10 EVRM a. Algemeen b. De vrijheid van meningsuiting als een onontbeerlijk vereiste in een democratische samenleving c. De persvrijheid d. De beperkingen B. De verschillen tussen de Grondwet en de mensenrechtenverdragen 1. Algemeen 2. De beperkingsgronden 3. De drukpersvrijheid C. De vrijheid van meningsuiting van de ambtenaar III. De vrijheid van vergadering A. De mensenrechtenverdragen B. De Grondwet IV. De vrijheid van vereniging A. De bronnen B. Specifieke problemen 1. Politieke partijen 2. Het gedwongen lidmaatschap 3. De syndicale vrijheid 4. Het stakingsrecht 5. De syndicale premies V. De vrijheid van eredienst A. De mensenrechtenverdragen 1. De verdragsteksten 2. De rechtspraak van het EHRM 917 919 919 926 930 935 935 937 939 939 940 944 944 944 944 944 945 945 946 947 949 952 952 953 956 962 965 965 966 967 967 972 972 975 976 977 979 980 980 980 981 Handboek van het Belgisch Staatsrecht - Kluwer INHOUD § 8. XXXVII B. De Grondwet 1. De vrijheid van eredienst 2. Een ‘‘bijzondere scheiding’’ van Kerk en Staat a. Een ‘‘scheiding’’: de vrijheid van kerkelijke organisatie b. Een ‘‘bijzondere’’ scheiding: de erkende erediensten (i) De bescherming van alle erediensten (ii) De erkende erediensten (iii) De niet-confessionele levensbeschouwelijke gemeenschap VI. Het petitierecht Het eigendomsrecht I. Algemeen II. Artikel 16 van de Grondwet III. Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM IV. De samenlezing door het Grondwettelijk Hof van artikel 16 van de Grondwet met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM 984 984 985 985 987 987 988 992 993 995 995 996 997 998 Bijlage 1 – Schematisch overzicht van de rechten en vrijheden 1001 Bijlage 2 – Arresten van het EHRM, gewezen tegen België en waarin een verdragsschending werd vastgesteld (stand: 27 juli 2011) 1004 TREFWOORDENREGISTER Kluwer - Handboek van het Belgisch Staatsrecht 1009