Bijna, het woord van Agrippa Ds. J.J. van Eckeveld – Handelingen 26:28 Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen: Psalm 3: 2 Handelingen 26: 15-32 Psalm 72: 6, 7 Psalm 32: 5 Psalm 89: 7 Gemeente, de tekst voor de preek vindt u in Handelingen 26 en daarvan vers 28. Daar lezen wij: En Agrippa zeide tot Paulus: Gij beweegt mij bijna een christen te worden. Het thema van de preek is: Bijna, het woord van Agrippa. We letten op vier gedachten: 1. Paulus’ verantwoording 2. Paulus’ oproep 3. Agrippa’s verweer 4. Paulus’ getuigenis Bijna… Weer zo’n gevaarlijk woord. De drenkeling werd bíjna gered, maar hij verdronk. De zieke was bijna genezen. Toen kwam de ziekte terug en hij stierf. De jongen was bijna thuis. Toen kwam daar dat dodelijke verkeersongeluk. Bijna. Het is een aangrijpend woord. Heel dicht erbij en toch niet. Zo klinkt dat woord ‘bijna’ uit de mond van koning Agrippa in onze tekst: Gij beweegt mij bijna een christen te worden. We gaan het met elkaar overdenken. 1. Paulus’ verantwoording Kortgeleden was er een nieuwe stadhouder benoemd over Judea, met de naam Festus. Hij was de opvolger van Felix. Daar hebben we de vorige keer bij stilgestaan. Toen ging het ook over een gevaarlijk woord, weet u nog? Het woordje ‘later’. ‘Nu niet, later, als ik gelegener tijd zal bekomen hebben, dan zal ik u tot mij roepen.’ Later, dat was het woordje van Felix. Welnu, Festus is Felix als stadhouder opgevolgd. Wat moest Festus nu met die Paulus, die daar in Cesarea aan de kust van de Middellandse Zee al enkele jaren vastzat in de gevangenis? Wat moest hij met die man? Vandaar dat hij Paulus ter verantwoording riep. Wat had Paulus eigenlijk gedaan? Ach, Paulus had het Woord gepredikt, het Evangelie van Christus verkondigd en dat betekende de haat, de bittere vijandschap van de Joden. De Joden hadden hem beschuldigd dat hij behoorde bij die sekte van de Nazarénen en www.prekenweb.nl 1/9 Ds. J.J. van Eckeveld – Bijna, het woord van Agrippa dat hij de tempel wilde ontheiligen. Welnu, Festus vroeg Paulus om naar Jeruzalem te gaan, dus vanuit Cesarea aan de kust van de Middellandse Zee naar Jeruzalem, om daar de Joden te ontmoeten. Maar de Joden wilden hem doden; dat zat erachter. Gemeente, wat heeft Paulus de smaad van Christus moeten dragen en wat zien we dat de duivel altijd strijd voert tegen het ware leven. Waar het leven gewerkt wordt in het hart door de Heilige Geest in de wedergeboorte, dan komt al direct de duivel erop af en probeert hij het werk van God te verwoesten. ‘Je hebt geen heil bij God en je hebt tevergeefs op God gehoopt. Denk je dat God van je afweet? Je hebt teveel gezondigd’ en ga zo maar door. De duivel voert altijd strijd tegen het ware leven, maar ook tegen de dienaren van het Evangelie. Daar komt zoveel tegenop, van buitenaf en van binnenuit. De Joden wilden Paulus doden als hij naar Jeruzalem ging. Vandaar dat Paulus geweigerd heeft tegenover Festus om naar Jeruzalem te gaan. Toen heeft Paulus zich beroepen op de keizer. Als Romeins burger had hij het recht om zich op de keizer in Rome te beroepen. Dan moest de keizer maar een uitspraak doen. We kunnen het ons voorstellen dat stadhouder Festus ermee zat. Wat moest hij nu toch aan met die Paulus? En als Paulus naar Rome zou gaan in verband met zijn beroep op de keizer, wat moest hij nu aan de keizer schrijven over die man? Dan lezen we dat Festus bezoek krijgt, bezoek van koning Agrippa. Koning Agrippa is degene die doorgaans ook genoemd wordt: Herodes Agrippa de Tweede. Het was een van de Herodessen. Hij leefde alsof hij getrouwd was met zijn zuster Bernice. Bernice was vóór haar samenwonen met haar broer Herodes Agrippa de Tweede al tweemaal eerder getrouwd geweest. Dus twee mensen met een door en door zondig leven in seksueel opzicht. Agrippa en Bernice waren beiden kinderen van de Herodes, die de apostel Jakobus had laten onthoofden. Agrippa regeerde over delen van Perea en Galilea en het gebied ten noorden van Galilea. Daar hadden de Romeinen hem koning gemaakt, maar uiteindelijk was hij verantwoording schuldig aan de Romeinse overheersers. Hij leefde dus in een verschrikkelijke zonde met zijn zuster. En we weten uit de geschriften van de ongewijde schrijvers dat toen in het jaar 66 de Joodse burgeroorlog uitbrak, hij voor de Romeinen koos, tegen zijn eigen volk, en dat hij later de Romeinen hielp om Jeruzalem te veroveren. Welnu, deze Agrippa komt op bezoek bij de nieuwe stadhouder Festus. En dan verzoekt Festus Agrippa om Paulus te horen. Misschien zal dat duidelijkheid geven, want Agrippa kent de Bijbel. Agrippa weet veel van de Joodse godsdienst. Zo is het dan gebeurd dat Paulus daar komt te staan voor Agrippa en Bernice. We lezen dat ze daar in dat rechthuis gezeten hebben met grote pracht en praal. De voornaamste officieren van de Romeinen daar in Cesarea waren ook aanwezig en ook de voornaamste inwoners van de stad. Dus Paulus heeft daar gestaan voor, zouden we zeggen, een indrukwekkend gezelschap mensen. Maar als je dan leest wat Paulus daar allemaal gezegd heeft, dan kom je diep onder de indruk van de wijze waarop hij zich verantwoord heeft. Dan moet je zeggen: Paulus heeft www.prekenweb.nl 2/9 Ds. J.J. van Eckeveld – Bijna, het woord van Agrippa ook daar niet anders gedaan dan Christus verkondigd en uitdrukking gegeven aan zijn geloof, dat in Christus de oudtestamentische belofte vervuld was. Paulus heeft naar voren gebracht dat hij daarom veroordeeld was. De apostel Paulus is altijd een prediker van Christus geweest in alle omstandigheden, waar hij ook verkeerde. Hij is altijd een vriend van de Bruidegom geweest. Iedere prediker is, als het goed is, een vriend van de Bruidegom, die een innig verlangen kent om mensen tot de Bruidegom Christus te mogen leiden. Zo was het ook met Paulus. Hij heeft vrijmoedig, daar in dat rechthuis, voor dat indrukwekkende gezelschap, van Christus getuigd en heeft in dat verband ook zijn levensgeschiedenis verteld. We zouden haast zeggen: Paulus heeft daar zijn bekering verteld. Daar moet je altijd voorzichtig mee zijn. Een mens zit er zelf zo gauw tussen, maar het kan soms zo nuttig zijn en tot eer van God om te vertellen wat God in je leven gedaan heeft en wie de Heere voor je geweest is. Paulus heeft daar verteld hoe Christus hem tegenkwam op de weg naar Damaskus. We kennen heel die geschiedenis van de bekering van Paulus. Maar hij heeft ook verteld hoe Christus hem de opdracht gegeven heeft om het Evangelie te verkondigen, niet alleen aan Joden, maar ook aan heidenen. In het laatste deel van zijn toespraak heeft Paulus duidelijk gemaakt dat zijn prediking niet in strijd was met de oude Joodse geschriften. Want wat Paulus leerde en wat Paulus predikte over Christus, dat was al eeuwen tevoren voorzegd door Mozes en door de profeten. Ook de opstanding van Christus uit de doden was al eeuwen tevoren voorzegd in de heilige geschriften. En dan gebeurt het. Als Paulus gaat spreken over de opstanding van Christus, dan is het de stadhouder Festus die Paulus onderbreekt. Dit gaat te ver! Jezus zou zijn opgestaan uit de doden? Dat is natuurlijk onmogelijk. Festus gelooft zeker dat Paulus een geleerd man is, maar dit, de opstanding van een mens uit de dood, dat is natuurlijk dwaasheid. Festus onderbreekt de rede van Paulus en zegt tot hem met grote stem, met stemverheffing: Gij raast, Paulus, de grote geleerdheid brengt u tot razernij. ‘Het is de grootste dwaasheid, de grootste onzin, die je verkondigt. Het is je in je hoofd geslagen. Je hebt teveel geleerde boeken gelezen. Je grote geleerdheid brengt je tot razernij!’ Maar dan zien we dat Paulus zich door die woorden van Festus niet van de wijs laat brengen. Opnieuw mag hij zichzelf verdedigen, als hij zegt: Ik raas niet, machtigste Festus, maar ik spreek woorden van waarheid. Paulus staat daar als een prediker van woorden van waarheid. Dat geldt iedere preek. Daarin is een worsteling om het behoud van zielen. Want waarom zou je sterven, waarom zou je verloren gaan? Een preek is een worsteling om uw ziel. Zo heeft Paulus ook geworsteld met zielen. Daarbij werd hij altijd weer door twee dingen gedrongen: de schrik des Heeren en de liefde van Christus. Twee drangredenen in de bediening van Paulus. Allereerst de schrik des Heeren: Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof (2 Kor.5:11). ‘Ik weet wat de schrik des Heeren is, ik weet wat het is om eeuwig verloren te moeten gaan. Dat is voor mij een drang om mensen te bewegen tot het geloof, om te worstelen met zielen.’ Vervolgens: De liefde van Christus dringt ons (2 Kor.5:14). ‘Die liefde vervult zo mijn hart, dat ik u niet zomaar verloren kan laten gaan.’ www.prekenweb.nl 3/9 Ds. J.J. van Eckeveld – Bijna, het woord van Agrippa Zo heeft Paulus geworsteld met zielen en zo heeft hij ook geworsteld met de ziel van Agrippa. Vandaar dat hij het zegt: Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? Daar hebt u Paulus’ oproep. Dat is onze tweede gedachte. 2. Paulus’ oproep Agrippa kan het weten. Hij heeft een Joodse opvoeding gehad in de Heilige Schrift. Hij is op de hoogte van de inhoud van de rollen van Mozes en van de profeten. Dan doet Paulus een beroep op het geweten van koning Agrippa: Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? En dan wacht Paulus niet eens het antwoord van Agrippa af, want hij voegt er direct aan toe: Ik weet dat gij ze gelooft. Gelooft u het Woord van God? Heel persoonlijk, heel direct komt die vraag tot Agrippa en Agrippa voelt in zijn hart dat het moeilijk wordt. Hij voelt diep vanbinnen: dit is het Woord van God. Dit is de waarheid. We zouden zeggen: ‘Nou, Agrippa, zeg dat dan! Geef dat dan toe! Spreek dan vrijuit en zeg: Paulus, het is waar, ik geloof dat dit het Woord van God is.’ Gemeente, Agrippa voelt diep in zijn hart: Als ik ‘ja’ zeg, als ik er eerlijk voor uitkom, dan heeft dat ingrijpende consequenties. Dan kan ik niet verder leven zoals ik nu leef met mijn zuster Bernice. Dan moet het komen tot een breken met de zonde. Dan moet ik mij bekeren! Bovendien, als ik ‘ja’ zeg in dit gezelschap, dan is dit toch een afgang? Wat zullen de mensen dan wel niet denken? ‘Die koning Agrippa, hoort die ook al bij die sekte?’ Daarom komt dat ‘ja’ niet over zijn lippen. Hij wil niet breken met de zonde. Hij leefde immers een zondig leven met zijn zuster. Agrippa wordt ons getekend als een mens die in de zonde leefde en die de zonde niet wilde loslaten, al voelde hij diep van binnen: het Woord van God is de waarheid. En dan vraagt Paulus hem heel direct: ‘Gelooft u de Schriften?’ Die vraag van Paulus heeft Agrippa diep geraakt. Heel indringend voegt Paulus eraan toe: Ik weet dat gij ze gelooft. Agrippa voelt hoe nauw het Woord van God aan zijn hart gelegd wordt, hoe dicht het bij hem komt en hij voelt: het kan eigenlijk niet, zoals ik leef. De zonde moet weg uit mijn leven. Het is toch zo? Als het Woord van God zo dicht bij je komt, dan voel je toch dat je leven niet deugt, dat het ánders moet worden en dat het tot een breken moet komen met de zonde? Gemeente, hoe is het met ons? Wij mogen Agrippa zien als een voorbeeld van het historisch geloof. Dat hebt u vroeger op de catechisatie al geleerd, want als Paulus tegen Agrippa zegt: ‘Ik weet dat u ze gelooft’, dan spreekt Agrippa dat niet tegen. Het was zo. Agrippa geloofde de Schrift, ondanks zijn zondige leven. Wat is een historisch geloof? Ik zeg altijd tegen jongelui op de catechisatie: ‘Een historisch geloof is een geloof dat alleen maar in je verstand zit.’ Verstandelijk geloof je het Woord van God, je gelooft dat het waar is, maar… verstandelijk. Je hárt is niet vernieuwd. Je léven is niet vernieuwd. Gemeente, is het zo met u? U kent de Bijbel. Ook jullie, jongelui en kinderen. Jullie kennen de Bijbel. Hoeveel bijbelverhalen hebben jullie al niet gehoord, op school en thuis? En je luistert ernaar. Het zijn prachtige verhalen. Jullie weten: de Bijbel is het Woord van God. www.prekenweb.nl 4/9 Ds. J.J. van Eckeveld – Bijna, het woord van Agrippa Gemeente, u kent het Woord van God. U weet dat u bekering nodig hebt. U weet dat u zo niet sterven kunt, zonder bekering. U weet dat wij zondaren zijn. U weet dat we voor God niet kunnen bestaan. U weet dat we Christus nodig hebben als die enige en volkomen Zaligmaker en dat er buiten Christus geen leven en geen zaligheid is. U weet al die dingen. In de prediking komt het naar u toe en wordt het, om zo te zeggen, dicht bij u gebracht. Nee, u zult nooit kunnen zeggen: ‘Ik wist het niet.’ Dat zullen jullie ook niet kunnen zeggen, kinderen. Jullie zullen nooit kunnen zeggen: ‘Ik wist niet dat de Heere Jezus er was.’ Jullie zullen nooit kunnen zeggen: ‘Ik wist niet dat de Heere een nieuw hart wilde geven en ik wist niet dat je daarom vragen moest.’ We zullen nooit kunnen zeggen: ‘Ik weet het niet.’ Maar nu een vraag: Gelóóft u het Woord van God? Dat is de vraag die Agrippa ook kreeg: ‘Gelooft u de Bijbel?’ U zegt: ‘O ja, ik geloof dat de Bijbel het Woord van God is. Ik geloof dat Gods Woord de waarheid is.’ Gelukkig! Maar waarom kunt u dan zo rustig verder leven, onbekeerd, zonder God en zonder Christus? Als u gelooft dat de Bijbel het Woord van God is, waarom belijdt u dan niet hartelijk uw zonde en uw schuld voor God? Als u gelooft dat Gods Woord de waarheid is, waarom vlucht u dan niet met uw zondeschuld tot Christus? Ach, u gelooft het wel, maar u gelooft het alleen maar met uw verstand, net als koning Agrippa. U weet het allemaal met uw verstand en u weet het allemaal wel heel goed, maar het weegt u niet echt, het drukt u niet echt. U wilt uw zonde niet kwijt. U wilt niet breken met uw zonde. U wilt uw eigen leven blijven leven. Koning Agrippa wilde niet breken met zijn zonde. Hij leefde op een goddeloze manier met zijn zuster en zo wilde hij verder leven. Hij wilde zich blijven overgeven aan de macht van boze hartstochten. Dat is aangrijpend, als het zo dichtbij komt, als het zo dicht aan je hart gelegd wordt. Ach, gemeente, we liggen allemaal in de macht van de zonde, in de macht van onze boezemzonden. Wat is uw boezemzonde? Geld en goed? Dat kan je boezemzonde zijn, als je je er helemaal aan vastklampt. Of ligt uw boezemzonde op seksueel terrein, zoals bij Agrippa? Seksuele hartstochten die u wilt uitleven. Misschien bent u wel verslaafd aan zondige sites op het internet. Altijd gevaarlijk, zo’n open internetverbinding. Misschien ligt daar uw boezemzonde wel. Een paar klikjes en je bent er al. En u voelt diep vanbinnen: het Woord van God is waar, maar dat betekent dat ik moet breken met de zonde en dat het zo niet kan. Maar u wílt niet breken. Het Woord van God komt zo dicht bij u, dat de Heere zegt: ‘Bekeert u, breek met de zonde en geloof het Evangelie!’ Breken met de zonde, je zonden belijden? Alles vanbinnen komt er tegen in opstand. Zo zijn er als het ware twee stemmen vanbinnen. De ene stem zegt: ‘Uw Woord is de waarheid.’ De andere stem zegt: ‘Maar je laat je zonde toch niet los? Je moet toch een beetje genieten van deze wereld? Je laat je oude leven toch niet los?’ Gemeente, Agrippa heeft geluisterd naar die tweede stem en niet naar de eerste. Het woord van Paulus was in feite niet anders dan een oproep tot waarachtige bekering aan Agrippa. ‘Gelooft gij de profeten? Ik weet dat gij ze gelooft. Kom er voor uit. Breek toch met je zonden!’ Een oproep tot bekering. En wat doet Agrippa? Dat is het volgende: Agrippa´s verweer. Maar we gaan eerst zingen van Psalm 32 vers 5: www.prekenweb.nl 5/9 Ds. J.J. van Eckeveld – Bijna, het woord van Agrippa Wil toch niet stug, gelijk een paard, weerstreven, Of als een muil, door domheid voortgedreven; Gebit en toom, door ‘s mensen hand bestierd, Beteug’len ‘t woest en redeloos gediert’; Laat zulk een dwang voor u niet nodig wezen; Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen; Maar wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen, Ziet zich omringd met Zijn weldadigheên. 3. Agrippa’s verweer Wat zegt Agrippa dan? Gij beweegt mij bíjna een christen te worden. Er zijn verklaarders die zeggen dat het woord van Agrippa ironisch is bedoeld. Het woordje ‘bijna’ kan in het Grieks ook betekenen: een korte tijd. Dan zou Agrippa bedoeld hebben: ‘Paulus, zou u mij in zo´n korte tijd willen bewegen een christen te worden? Kom nou, wat denk je wel van me?’ Dus spottend, ironisch bedoeld. Ik wil me maar houden aan onze Statenvertaling, die duidelijk zegt: bijna. Dan geeft dat woord ‘bijna’ precies aan wat Agrippa voelt: Dan moet ik breken met de zonde en dat wil ik niet. Agrippa is er diep vanbinnen van overtuigd dat het Woord waar is. Maar als je je door dat Woord wilt laten gezeggen, dan moet je je bekeren en geloven in die Christus, die Opgestane, Die Paulus predikt. Maar dat wil Agrippa niet. Agrippa is een man van de wereld, een man van pracht en praal, van geld en goed, van eer en aanzien en hartstocht. Dat wil hij vasthouden. Gemeente, daar heb je dus het historisch geloof. Je gelooft het Woord van God met je verstand, maar je hart is nooit geraakt. Gods liefde is nooit uitgestort in je hart en daarom is er geen droefheid over de zonde. Daarom is er geen verlangen naar de levende God. Daarom is er ook niet dat breken met de zonde, ook al weet je dat het Woord van God de waarheid is. Dat is Agrippa. Gij beweegt mij bijna een christen te worden. Bent u dat ook? Het Woord wordt zó dicht aan uw hart gelegd. Christus vermaant u met tranen en zegt: ‘Kind, jongen, meisje, oudere, hoe vaak heb Ik je al niet geroepen? Hoe vaak heb Ik je al niet genodigd? Wil je dan toch doorgaan, koste wat het kost je eigen leven leven en dan toch de zonde vasthouden?’ Bijna. Het komt heel dichtbij. Bijna, dat is: toch niet, net niet. Bijna, na een preek die je raakte en die je niet losliet, een preek waarmee je naar bed ging en waarmee je opstond. Dat kan allemaal. Maar toen het erop aankwam wilde je toch je eigen leven niet loslaten, wilde je toch de zonde niet loslaten. Bijna, dat is dus: toch niet. Denk aan de tranen van je ouders, die je onder tranen vermaanden: ‘M’n kind, zo kan het niet verder. Kom toch weer trouw naar de kerk en zit toch niet de nacht van zaterdag op zondag in dat café. Daar hoor je niet.’ Misschien kwamen er ook tranen in jouw ogen, omdat je voelde: Zo kan het niet, het moet anders worden. Maar toen het erop aankwam wilde je niet breken met je verkeerde vrienden en vriendinnen en wilde je niet breken met dat café in de nacht van zaterdag op zondag en bleef je toch weer uitslapen www.prekenweb.nl 6/9 Ds. J.J. van Eckeveld – Bijna, het woord van Agrippa zondagsmorgens, zodat je niet naar de kerk ging. Bijna… Het kwam heel dichtbij. Toch niet! Bijna… Je zou het aan kunnen vullen vanuit je eigen leven. Probeer het maar. Misschien zeg je wel: ‘Het is bij mij ook wel eens ‘bijna’ geweest. Het kwam zó dichtbij, dat ik me er eigenlijk niet meer aan kon onttrekken en dat ik voelde: het kan zo niet verder in mijn leven. Het kwam zo dichtbij en toch, en toch… ik ging er weer overheen, ik heb het weer weggepoetst.’ Dat is erg, gemeente. Bijna, een verschrikkelijk woord… Gij beweegt mij bijna een christen te worden. Agrippa spreekt dus over een christen. Die naam was toen nog niet zo lang in gebruik. Die werd het eerst gebruikt in Antiochië, zo lezen we in de Handelingen. Het was bedoeld als een scheldnaam: ‘Die christenen…’ Zoals bij ons in de vaderlandse geschiedenis: ‘Die geuzen…’ Dat was een scheldnaam, maar het werd een erenaam! Agrippa weet het: die Paulus is een christen. U ook? Weet men dat van u ook: dat is een christen? Er zijn ook naamchristenen. Je kunt de naam hebben dat je leeft en dat je toch dood bent. Er zijn schijnchristenen; een christendom alleen aan de buitenkant, om de schijn op te houden. Als mensen van buitenaf naar u kijken en uw leven zien, kunnen ze dan zeggen: ‘Dat is een christen’? Spurgeon zegt ergens: ‘Heel de buurt moet het weten: daar woont een christen.’ Onze catechismus zegt: een christen is iemand die de zalving van Christus deelachtig is. Dan is je leven vol van Christus. Dan is Hij je Profeet, Die je altijd weer nodig hebt om je te onderwijzen. Dan is Hij je Priester, Die je altijd weer nodig hebt, omdat in Zijn priesterlijk offer de verzoening te vinden is voor al je zonden. Dan is Hij je Koning en heb je met Paulus zo van harte gezegd: ‘Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’ Maar zou je dan niet breken met de zonde? Zou dat niet aan je leven te zien zijn? Agrippa wist het: Paulus is een christen. Het is een zegen als ze het van je weten, als ze het aan je zien: dat is een christen. En dan toch zeggen: ‘Bíjna, bíjna beweeg je mij ook een christen te worden.’ Gemeente, wat is een mens. Dan komt het Woord zo dichtbij, dat je wel geraakt bent door dat Woord. Er zijn diepe indrukken, maar we gaan door. We willen niet alles verliezen. We willen niet onvoorwaardelijk buigen voor God. We willen onszelf niet aan de Heere overgeven. We willen ons leven vasthouden. We willen niet breken met de zonde. We willen niet alles alleen van Christus verwachten. Gemeente, het ligt niet aan de Heere. Had de Heere nog meer kunnen geven dan Zijn eigen Zoon? Het ligt niet aan Christus. Had Christus nog meer kunnen geven dan Zijn eigen bloed? Het ligt niet aan de prediking, want in de nodiging van het Evangelie wordt u niet buitengesloten, maar wordt u ingesloten. Het ligt hier ook niet aan Paulus. Moet u eens luisteren naar Paulus’ laatste getuigenis, hoe gunnend Paulus dan spreekt als Agrippa dat aangrijpende woordje ‘bijna’ over zijn lippen heeft laten komen. Dan zegt Paulus: Ik wenste wel van God dat, en bijna en geheellijk, niet alleen gij, maar ook allen, die mij heden horen (heel dat indrukwekkende gezelschap dat daar bij elkaar was) zodanigen werden gelijk als ik ben, uitgenomen deze banden. Wat een gunning! Dat brengt ons bij onze vierde gedachte, wanneer het gaat over Paulus’ getuigenis. www.prekenweb.nl 7/9 Ds. J.J. van Eckeveld – Bijna, het woord van Agrippa 4. Paulus’ getuigenis Paulus gunt het ze allemaal. Hij gunt het Agrippa en Bernice, ook al leven ze samen in een verschrikkelijke zonde. Hij gunt het die heidense Romein Festus. Hij gunt het al die officieren die daar zijn en al de voornaamste inwoners van Cesarea. Ja, genade is gunnend. Dan gun je ze allemaal aan Koning Jezus! Gemeente, die gunning komt van God, want Paulus zegt: Ik wenste wel van God dat, en bijna en geheel… We zouden het zo kunnen lezen: binnenkort of op langere termijn, zo niet vandaag dan morgen of volgend jaar. Wie vandaag nog onbekeerd is, kan morgen tot bekering komen. En als u zich morgen verhardt, dan kan volgend jaar de tijd wel zijn. Alleen mag je het nooit uitstellen. Maar Paulus wil zeggen: ‘Ik gun het u allen van harte, wanneer het dan ook in uw leven zou zijn; ik zou willen dat u was zoals ik ben, behalve dan die banden, behalve dan die kettingen.’ Paulus staat daar vastgebonden met kettingen, als een gevangene. Hij zegt: ‘Dat gun ik u niet, maar ik wilde wel dat jullie allemaal waren zoals ik, toen ik werd stilgehouden op die brede weg van het verderf. O, dat wenste ik zo van harte, dat jullie allemaal stilgezet werden op de brede weg naar het verderf. Ik wenste wel dat jullie allemaal waren zoals ik ben, toen ik mijn zonden voor de Heere hartelijk belijden mocht en mijn straf erkende. Ik wenste wel dat jullie allemaal wisten wat dat is, om je zonden voor de Heere te belijden, om het te erkennen: o God, ik ben Uw gramschap dubbel waardig. Ik wenste wel dat jullie allemaal zo waren als ik, toen ik geleid werd tot Christus. Ik gun jullie allemaal aan die enige Zaligmaker. Ik wenste wel dat jullie waren als ik, toen al mijn vuile zonden mij werden vergeven. Wat een blijdschap, wat een verwondering is er dan in het hart. Ik zou van harte wensen dat jullie dat allemaal zouden kennen!’ Nee, gemeente, dat is niet het ‘bijna’ van Agrippa. Vreselijk, als het niet verder komt dan: bijna, bijna… Zo dichtbij en toch… níet. Maar wat Paulus wenst, dat is niet dat de Heere bíjna je hart heeft, maar dat is wel dat de Heere je héle hart heeft. Dat is wel die hartelijke keus voor God en Christus en Zijn dienst. ‘U kiest mijn hart voor eeuwig tot zijn Koning. Mijn hart, o Hemelmajesteit, is tot Uw dienst en lof bereid. Hier ben ik, neem me zoals ik ben en maak me zoals ik zijn moet.’ De Heere wil jullie hart niet bíjna hebben, jongelui, maar de Heere wil jullie hart helemáál hebben. En ik mag je de dienst van de Heere aanprijzen. Dat deed Paulus ook. Het is zo goed om de Heere te vrezen! Ik wenste wel dat we dat allemaal wisten. En nu is het de genadetijd. De Heere komt zo dicht bij je. Hij komt zo dicht bij je hart en Hij roept en Hij nodigt nog. Arme Agrippa. Hij is niet verder gekomen dan dat ‘bijna’. Hij heeft Paulus niet meer gezien. Hij heeft later gevochten tegen zijn eigen volk. Daartegenover: gelukkige Paulus! Hij stond daar met kettingen vastgebonden, maar hij was in dat indrukwekkende gezelschap de enige die echt vrij was, ondanks de kettingen. Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zo zult u waarlijk vrij zijn. (Joh.8:36) Vrij van de banden van de zonde, vrij van de vloek van de wet, vrij van de macht van satan, om eeuwig God te verheerlijken. Dat is een gelukkig volk. Bent u er wel eens jaloers op geweest? www.prekenweb.nl 8/9 Ds. J.J. van Eckeveld – Bijna, het woord van Agrippa Wat is dat woordje ‘bijna’ dan aangrijpend! Bunyan spreekt zelfs over ‘bijna in de hemel’. Denk aan zijn bekende boek over de Christenreis. Bunyan zegt aan het eind van dat boek: ‘Ik heb gezien dat er een weg is van de hemel naar de hel.’ Tot het laatste toe meegelopen met Gods kinderen, bijna in de hemel en toch… eeuwig erbuiten. Aan de ene kant: bijna. Maar aan de andere kant: zeker! Allen die Christus gekocht heeft met Zijn bloed, allen die de Heere vrezen, die zullen niet bíjna, maar die zullen zéker zalig worden. Dat is geen bijna, dat is geen misschien, maar dat is eeuwig zeker! Amen. Slotzang: Psalm 89:7 Hoe zalig is het volk, dat naar Uw klanken hoort! Zij wand’len, HEER’, in ‘t licht van ’t Godd’lijk aanschijn voort; Zij zullen in Uw naam zich al den dag verblijden; Uw goedheid straalt hun toe; Uw macht schraagt hen in ‘t lijden; Uw onbezweken trouw zal nooit hun val gedogen, Maar Uw gerechtigheid hen naar Uw woord verhogen. www.prekenweb.nl 9/9