Minimumloon bron van werkloosheid Een les voor Duitse en Belgische vakbonden Daan Ballegeer en Gianni Duvillier | maart 2009 Samenvatting: Duitsland is een van zeven landen uit de EU-27 dat geen algemeen minimumloon kent, maar voor hoe lang nog? De Duitse vakbonden vinden aan regeringszijde alvast een gewillig oor voor sectorale minimumlonen. Zij hopen ook de invoering van een algemeen minimumloon binnen te halen. Het is maar zeer de vraag of dit de werknemers/werkzoekenden ten goede zou komen. Voorliggende nota situeert de Duitse arbeidsmarktcontext en zoomt in op de mogelijke gevolgen van de introductie van een minimumloon. Daarnaast wordt stil gestaan bij de Belgische situatie. E-mailadres auteur(s): [email protected] [email protected] Voka – Vlaams Economisch Verbond Minimumloon bron van werkloosheid| 1 1 Situering Duitse context Duitsland is een van de weinige leden van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) dat geen verplicht algemeen minimumloon kent. Collectieve arbeidsovereenkomsten tussen vakbonden en werkgeversfederaties zorgden in het verleden voor een stabiel sociaal klimaat. Het laatste decennium is dit systeem echter onder druk komen te staan. Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste is de kostenconcurrentie het laatste decennium aangezwengeld door de toetreding van Centrale en Oost-Europese landen in de eengemaakte EU-markt. De productie gebeurt in deze landen aan een lagere kostprijs dan in Duitsland. Als de hogere Duitse lonen niet voldoende gecompenseerd worden door een hogere productiviteit, dan moeten de lonen omlaag om competitief te blijven. Vooral de lonen van laaggekwalificeerde arbeid voelen deze druk, aangezien dit type arbeid gemakkelijker inwisselbaar is tussen verschillende landen dan bij hooggekwalificeerde werknemers het geval is. Een tweede reden zijn de arbeidsmarkthervormingen die de Duitse regering enkele jaren geleden doorvoerde. Deze maatregelen waren er vooral op gericht om werklozen te activeren, enerzijds door de vervangingsinkomens te verlagen en werklozen die een aantal voorgestelde jobs weigeren, te sanctioneren, en anderzijds door meer begeleiding en opleiding. Voor economen is het recept duidelijk: lagere lonen leiden tot minder werkloosheid. Maar als de werkloosheidsgraad daalt, wordt het steeds moeilijker om de loononderhandelaars te overtuigen dat de lonen laag moeten blijven. Toen het Duitsland economisch voor de wind ging, kwamen de vakbonden dan ook met het voorstel van een minimumloon op de proppen. Hun motivatie is dat zij willen vermijden dat er steeds meer ‘working poor’ zouden zijn. Dit zijn mensen die wel een (of meerdere) job(s) hebben, maar onvoldoende verdienen om uit de armoede te ontsnappen. Knabe 1 en Schöb betwisten dit omdat elke Duitse burger recht heeft op inkomenssteun als daar behoefte aan is en als er geen alternatieve mogelijkheden zijn. Daardoor vallen mensen die hun job verliezen niet in de armoede, en is er dus geen nood aan een minimumloon, argumenteren zij. Niet alleen de vakbonden zien wat in minimumlonen, ook de Duitse overheid voelt er wel iets voor. Nu betaalt die via aanmoedigingspremies en fiscale steun een deel van de lonen van de groeiende lageloonsector. Door de invoering van een minimumloon zouden de bedrijven meer die rekening gaan betalen. De Duitse sociaaldemocraten (SPD) en christendemocraten (CDU/CSU) effenden in juli 2008 het 2 pad voor de invoering van een minimumloon in andere sectoren 3 dan de bouwsector , de 4 schoonmaaksector en de post . 1 Andreas Knabe & Ronnie Schöb, 2008, ‘Minimum Wage Incidence: The Case for Germany’(van CESifo, een netwerk van acht Europese onderzoeksinstellingen). 2 In Duitsland is er momenteel in zes bedrijfstakken sprake van minimum cao-lonen die op basis van de wet op de detachering van werknemers (Arbeitnehmer-Entsendegesetz (AEntG)) algemeen verbindend zijn verklaard. Voka – Vlaams Economisch Verbond Minimumloon bron van werkloosheid| 2 Het compromis over het minimumloon volgde op maandenlange onderhandelingen tussen het CDU/CSU (de partij van bondskanselier Angela Merkel) en de SPD, dat eigenlijk ijvert voor de invoering van een algemeen minimumloon. Ook de vakbonden eisen een algemeen minimumuurloon van 7,5 euro. Tot nu toe hebben al acht andere sectoren interesse getoond, waaronder de interimsector, de horeca en de slachthuizen. Sectorale minimumlonen dreigen concurrentieverstorend te werken. Zo heeft de invoering van een minimumloon voor werknemers van de Post als gevolg dat (mogelijke) concurrenten moeten afzien van hun businessmodel dat gebaseerd is op een strategie van lage loonkosten. Want hoewel zij de loonovereenkomst niet mee onderhandeld hebben, moeten zij toch de loonkostenstructuur van de andere onderneming(en) in de sector aanvaarden. Het is duidelijk dat bijkomende sectorale minimumlonen de kosten zouden verhogen van, en tegelijk de vraag afremmen naar, laaggekwalificeerde arbeid, vooral in regio’s met hardnekkige werkloosheid. 2 Mogelijke gevolgen invoering minimumloon in Duitsland De grote meerderheid van het wetenschappelijk onderzoek komt uit op negatieve tewerkstellingseffecten van minimumlonen. Dat is bij Knabe en Schöb (2008) niet anders. Uit hun berekeningen blijkt dat een verplicht minimumloon van 7,5 euro per uur5 840.000 Duitse 6 laagbetaalde jobs zou kosten . Dat is 2,2% van het totaal aantal werkenden in 2007 (38,2 miljoen). Bovendien zou het leiden tot een bijkomend overheidstekort van ongeveer 4 miljard euro per jaar. 7 Anderzijds zou het huishoudinkomen met maar 1,1 miljard euro per jaar toenemen. Arme huishoudens die in aanmerking komen voor werkloosheidsuitkeringen halen helemaal geen voordeel uit de invoering van een minimumloon.8 3 Ze deden dat door de oorspronkelijke wet over het minimumloon uit 1996 uit te breiden. Die wet was toen vooral bedoeld om Duitse bouwvakkers te beschermen tegen goedkope concurrenten uit het buitenland. 4 Deutsche Post (dat ongeveer 90% van de Duitse postmarkt in handen heeft) kwam eind 2007 met de vakbonden een minimumloon overeen van 9,80 euro per uur. De Duitse regering verklaarde vervolgens de regeling algemeen bindend. Begin maart 2008 verklaarde een Duitse rechter dit minimumloon echter onwettelijk, waarop de Duitse overheid in hoger beroep ging tegen de uitspraak. Het laatste woord is hierover dus nog niet gezegd. 5 Het Duitse mediaanuurloon is ongeveer 14,5 euro. 6 Andere studies komen uit op nog hogere jobverliezen: Ragnitz en Thum (2007) → 1,1 miljoen jobs; Bachmann et al. (2008) → 1,2 miljoen jobs. 7 De invoering van een minimumloon zou veel sterkere negatieve effecten hebben in Oost-Duitsland dan in West-Duitsland. Een minimumloon van 7,5 euro zou er respectievelijk 18,5% en 11,7% van de werknemers raken. 8 Sinds 1 januari 2005 kent Duitsland een hervormd Arbeitslosengeld-programma (ALG). In de eerste fase van de werkloosheid (ALG I) bedraagt de uitkering ongeveer 70 procent van het laatstverdiende loon, en dat gedurende één jaar (anderhalf jaar voor 55-plussers). Daarna treedt ALG II in werking. De uitkering valt dan een stuk lager uit dan in de eerste fase en nadert het bijstandsniveau. Hier worden ook het vermogen en het inkomen van de partner in rekening gebracht. Anderzijds voorzien de Hartz IV-hervormingen (2003-2005), waar onder meer deze hervorming uit voortvloeide, in een verbeterde arbeidsbemiddeling en een actiever scholingsbeleid om de tewerkstellingskansen van de werkzoekende te vergroten. Voka – Vlaams Economisch Verbond Minimumloon bron van werkloosheid| 3 Door de invoering van een minimumloon stijgt bovendien ook de inkomensongelijkheid. Diegenen die aan het werk kunnen blijven, verdienen dan wel meer, maar zij die hun job verliezen, krijgen minder. Bovendien, zo berekenen Knabe en Schöb, is het inkomensverlies van zij die hun job verliezen, groter dan de inkomenswinst van zij die genieten van de hogere (minimum)lonen! Als de doelstelling er in bestaat om de armoede bij werkenden te verminderen, is het minimumloon daartoe een slecht instrument. De budgettaire kost is enorm terwijl de inkomenswinst van diegenen die aan het werk blijven klein is. De auteurs pleiten eerder voor de invoering van loonsubsidies die een meer gelijke 9 inkomensverdeling bewerkstelligen in vergelijking met de invoering van een minimumloon . Dit gebeurt best via de introductie van een vrijgesteld bedrag waarop geen werkgeversbijdragen moeten betaald worden. 10 Tot 150% van dat bedrag worden de werkgeversbijdragen dan lineair verhoogd tot ze het normale tarief bereiken. De hoogte van het vrijgesteld bedrag kan endogeen bepaald worden om er voor te zorgen dat de fiscale kost van dit beleid gelijk is aan de kost van een minimumlonenbeleid. Knabe en Schöb komen zo voor Duitsland op een vrijgesteld bedrag van 6,83 euro per uur. Door dit subsidiemechanisme zou de tewerkstelling stijgen met ongeveer 2,5% van de arbeidsbevolking meer dan in het geval van een minimumloon. In totaal zou dat leiden tot de creatie van 800.000 nieuwe jobs. 3 Belgische situatie In België is er sinds 1975 een algemeen minimumloon voor werknemers uit de private sector die 21 jaar of ouder zijn. 11 Dit bedrag wordt automatisch geïndexeerd en regelmatig herzien. In internationaal perspectief blijken de Belgische minimumlonen aan de hoge kant (zie onderstaande grafiek). De 20 EU-lidstaten die een algemeen minimumloon hebben, kunnen onderverdeeld worden in drie groepen.12 In de eerste groep zitten de landen met een minimumloon tussen 100 en 350 euro. De tweede categorie herbergt landen met een minimumloon dat tussen 500 en 700 euro ligt. De hoogste minimumlonen vinden we in de derde groep, waar ook België zich bevindt. Hier liggen de minimumlonen dicht bij of boven 1.150 euro. De Verenigde staten zouden zich met een minimumloon van 652 euro bij de middelste groep scharen. ALG II-uitkeringstrekkers kunnen een maandelijks brutoloon dat lager is dan 100 euro belastingsvrij op zak steken. Van de brutolonen tussen 100 en 800 euro gaat 80% af, tussen 800 en 1500 euro is dat 90%. Elk inkomen boven dit niveau wordt afgetrokken van de uitkering. De OESO raadt Duitsland aan om dit stelsel te herbekijken aangezien het een rem vormt op de activering. 9 Overigens vinden Knab en Schöb dat de combinatie van minimumloon en loonsubsidie in Duitsland op alle gebieden inferieur is aan een beleid dat enkel inzet op loonsubsidies. 10 Als de loonsubsidie zou lopen langs de sociale zekerheidsbijdragen van de werknemer zou er een kleiner tewerkstellingseffect zijn omdat de impact op de loonkost lager is. 11 In 1975 bepaalde de nationale arbeidsraad (NAR) een nationaal gemiddeld minimum maandinkomen (gmmi). In 1988 werd dit akkoord verder bestendigd in cao nr.43 betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, en later verschillende malen gewijzigd en aangevuld. 12 De onderverdeling in groepen en de verschillen in grootteorde blijven behouden als de minimumlonen worden uitgedrukt in koopkrachtpariteiten (dus met correctie voor geografische verschillen in prijsniveaus). Voka – Vlaams Economisch Verbond Minimumloon bron van werkloosheid| 4 1800 1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 2000 Groep III 2008 Groep II Groep I Bu R lgar o e ij m e e Le nië t Li lan to d u Sl w ow en ak Es ije tla * H n on d* ga Ts rije je ch i Po ë Po len rt Sl uga ov l en ië G M rie a l ke ta Ve nl re a ni gd Sp nd a Ko n ni je n Fr krij an k kr i B jk N elg e d ië er la n I Lu erl d a xe n m d Ve bu re rg ni gd e St at en in euro per maand Bruto minimumlonen in de EU-lidstaten en de Verenigde Staten, juli 2000- juli 2008 *: data 2002 i.p.v. 2000 Bron: Eurostat, Statistics in focus 105/2008 Het minimumloon is geen goed herverdelingsinstrument. Door in te grijpen op de marktprijzen voor arbeid, kunnen die geen overaanbod meer signaleren. Dit leidt tot inefficiënties. Een minimumloon zorgt er vaak voor dat mensen met toch al lage kansen op een baan helemaal van de arbeidsmarkt worden geweerd. Bedrijven nemen simpelweg minder mensen in dienst als ze duurder worden omdat hun productiviteit niet opweegt tegen de kosten die de werkgever voor hen moet maken (de zogenaamde productiviteitsval). De allerarmste werknemers betalen hun eigen minimumloon dus met hogere werkloosheid. Bovendien kan dit de inkomensongelijkheid versterken als het inkomensverlies van de nieuwe werklozen groter is dan de winst van diegenen die winnen bij het hogere (minimum)loon. Hogere minimumlonen bemoeilijken dus arbeidsintrede en zijn soms zelfs arbeidsvernietigend. In het interprofessioneel akkoord (IPA) voor 2007-2008 werd afgesproken om het minimumloon twee maal met 25 euro op te trekken. Sinds 1 oktober 2008 bedraagt het minimumloon voor iemand van 21 jaar of ouder 1.387,49 euro. Ook in de onderhandelingen voor het Interprofessioneel Akkoord (IPA) in 2008 (periode 2009-2010) lag het optrekken van het algemeen minimumloon terug op de onderhandelingstafel. Deze keer is daar niet op ingegaan. De mogelijkheid is opengelaten om in de sectorale onderhandelingen de minimumlonen op te trekken 13 in het kader van de enveloppe boven de index . Dit is geen bijster goed idee, niet vanuit het perspectief van de werkgelegenheid wegens de productiviteitsval en evenmin uit het perspectief van het nettorendement aangezien vooral de overheid profiteert van bruto-opslagen. Dit is nog meer het geval bij lage lonen. 13 Relanceplan 11/12/2008: “Herstel het vertrouwen”, blz 8. Voka – Vlaams Economisch Verbond Minimumloon bron van werkloosheid| 5 Om de nevenwerking van de productiviteitsval te remediëren, moet er ingegrepen worden op de loonkost. Dit betreft de vraag naar arbeid. De loonkost bestaat uit twee componenten. De eerste is het brutoloon dat de werknemer ontvangt, de tweede de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid die daar bovenop komen. Een daling van de loonkost moet dus langs de kanalen van de loonvorming en/of het loonlastenbeleid lopen. In België heeft men er zich steeds toe beperkt om op die tweede component in te werken. Door patronale lastenverlagingen gericht op lage lonen verkleint de productiviteitsval. Deze piste van loonkostremediëring door in te zetten op verlagingen van de werkgeversbijdragen botst echter op zijn limieten. De totale patronale sociale lasten maken nog maar 15,99% uit van het bruto minimumloon van een werknemer (€ 1.387,5 bruto, € 1.102,15 netto). In het geval van bijkomende lastenverlagingen voor doelgroepen daalt dit zelfs tot 0%! Er blijft hier dus niet veel speelruimte meer over. Sociale lasten (werknemer + werkgever) 45% 42,07% 40,97% 40,07% 41,57% 38,10% 40% 35% 34,87% 33,77% 32,90% Van het brutoloon 29,87% 30% 26,77% 25,60% 25% 20% 21,40% 16,45% 13,90% 15% 10% 6,50% 5% 0,46% 0% 1.284 € WN WG Totaal salarisniveau WN WG Totaal doelgroepen 1.500 € 1.388 € 0,46% 15,99% 16,45% 0,46% 0,00% 0,46% 1.750 € 1.500 € 6,50% 19,10% 25,60% 6,50% 0,00% 6,50% 2.000 € 1.750 € 9,90% 23,00% 32,90% 9,90% 4,00% 13,90% 2.500 € 2.000 € 12,40% 25,70% 38,10% 12,40% 9,00% 21,40% 3.000 € 2.500 € 13,07% 27,00% 40,07% 13,07% 13,70% 26,77% 4.000 € 3.000 € 13,07% 27,90% 40,97% 13,07% 16,80% 29,87% 5.000 € 4.000 € 13,07% 29,00% 42,07% 13,07% 20,70% 33,77% 5.000 € 13,07% 28,50% 41,57% 13,07% 21,80% 34,87% Bron: Berekening VBO & Voka-kenniscentrum (voor wat betreft cijfer minimumloon voor vierde kwartaal 2008) Aan de andere component, die van de hoogte van het te hoge minimumbrutoloon, wordt niet gewerkt om het probleem op te lossen. Integendeel, in het IPA van 2006 is dit nog opgetrokken en dit terwijl het Belgisch minimumloon al bij de hoogste van de wereld hoort. Nochtans is men zich bewust van de problematiek. Toen op 1 januari 2000 de werkbonus werd ingevoerd is dit gedaan om het nettoloon te verhogen van mensen die aan het minimumloon (of tegen een laag loon) werken en dit zonder het brutoloon en de loonkost te verhogen. De bedoeling van de verhoging van dit nettoloon was in het kader van de bestrijding van de werkloosheidsval het verschil met de werkloosheidsuitkering uit te diepen zodat werken de moeite loont. Voka – Vlaams Economisch Verbond Minimumloon bron van werkloosheid| 6 Deze pogingen om de productiviteitsval te remediëren mogen immers de aandacht niet afleiden van het feit dat het voor veel werkzoekende werklozen amper of niet loont om een job aan het minimumloon te aanvaarden. Dit is de aanbodzijde van arbeid. De werkloosheidsuitkering van een samenwonende werkzoekende met gezinslast bedraagt bruto € 1.144 euro (netto € 1.028,57), vergeleken met een bruto minimumloon van 1.387,5 euro (€ 1.102,15 euro netto). Bovendien is deze werkloosheidsuitkering niet degressief, maar blijft ze constant in de tijd. Dit gaat in tegen de logica van activering. We spreken hier in analogie met de productiviteitsval van de werkloosheidsval. De afgelopen tien jaar zijn er verschillende maatregelen doorgevoerd om deze werkloosheidsval weg te werken, met de bedoeling om het netto beschikbaar inkomen bij tewerkstelling te verhogen of de financiële aantrekkingskracht van werk t.o.v. een uitkering te verhogen. Sommige maatregelen zijn niet onverdeeld positief en hebben zelfs een pervers kantje. Nemen we het voorbeeld van de werkbonus, die de overheid in overleg met de sociale partners invoerde. De beoogde doelstelling van deze bonus was om mensen uit de werkloosheid te halen door werken financieel aantrekkelijker te maken. Technisch is dit ingevuld door een korting op de persoonlijke socialezekerheidsbijdrage van 13,07% waardoor men netto meer overhoudt. Jammer genoeg zitten werkgevers die werknemers die van de werkbonus en de lage looncomponent van de structurele vermindering genieten, willen belonen, gevangen in een impasse. Een loonsverhoging brengt extra loonkosten voor de werkgever mee, maar laat het nettoloon van de werknemer grotendeels ongewijzigd. Uit berekeningen van het Voka-kenniscentrum blijkt dat bij opslag van het minimumloon meer dan 75% door de overheid wordt afgeroomd. Dit exorbitant hoge cijfer vindt zijn verklaring in de dalende kortingen zowel langs werkgevers- (lage looncomponent structurele vermindering) als langs werknemerskant (werkbonus) bij stijgend loon. Dit is een treffende illustratie van de loonval. * * * Voka – Vlaams Economisch Verbond Minimumloon bron van werkloosheid| 7