Samenvatting Kunst Algemeen, alle vragen+samenvattingen teksten. Vragen en antwoorden: Er kunnen fouten antwoorden bijzitten, aangezien we niet alles hebben nagekeken. Dit zijn wel alle vragen, op enkele uit het werkboek na. Verder zitten er geen vragen bij die ik redelijk nutteloos vond (‘noem 5 werken die kunstenaars gebruikten’, denk niet dat zoiets in het proefwerk zit). Ook zit er geen samenvatting bij van alle teksten die in het boekje stonden, omdat de vragen daar uiteindelijk over gingen. Succes met leren! Elske Inleiding over de Klassieke Oudheid: Klassieke Oudheid: Tijd van Grieken en Romeinen Culturen uit de Klassieke Oudheid: Griekse en Romeinse Tragedie: treurspel, held is hoofdrolspeler. Hij is niet volmaak goed/slecht. Is aanzienlijke figuur. Men sleept elkaar mee in ramp. Motief is dat alles vergankelijk is. Eenheid van Aristoteles; tijd, ruimte en handeling. Alles speelt zich dus af in 1 dag, op een plaats, en alle handelingen zijn met de hoofdhandeling verbonden. Alle spraak, handelingen, namen en attributen zijn op elkaar afgestemd. Het koor sluit het bedrijf af, vat samen wat er is gebeurd en kondigt aan wat er gaat gebeuren. Klassiek drama/tragedie is statisch, er wordt weinig vertoond. Gaat vooral om de dialogen. Komedie: blijspel Verschil in inhoud: tragedie; mythologische inhoud, tragische afloop, proloog en drie tot 5 scènes. Komedie: actueel, elementen die lijken op cabaret, oppervlakkiger, goede afloop Verschil in vorm: tragedie; maskers, herkenbaar aan kostuums, sterk overdreven gebaren, plechtig en statig. Komedie: levendig, obsceen, grotesk. Romeinen voegden bakstenen toe aan de Griekse bouwwerken, en ze konden een gewelf maken. (Vitruvius was een Romeinse architect). Aan de Griekse beeldhouwkunst voegden ze het portret toe. Geïdealiseerde aspecten van Griekse beelden: Atletisch gebouwd, volmaakte proporties, toppunt van spanning afgebeeld. Griekse theater had 3 functies: offerplaats voor Dionysus, leren van voorstellingen en genieten van voorstellingen. Verschillen Romeins en Grieks theater: Romeins: Bedoeld voor vermaak, losstaand gebouw, vast decor, hoog podium. Grieks: rituele functie, een geheel, op geschikte plaats in natuur, geen decor. Plato’s ideeënleer. Deze wereld is slechts een zwakke afspiegeling van de werkelijkheid, de ideeënwereld. Daar zijn de perfecte ideeën. Mimesis is nabootsing en Plato was daartegen omdat het volgens hem het nabootsen van een afspiegeling is. Schoonheid is voor Plato rechte lijnen, cirkels en de planimetrische en geometrische figuren die daaruit gevormd kunnen worden. Plato is tegen tragedies omdat ze het slechtste in de mens opwekken. De mens moet naar het gezond verstand luisteren. Over kunst en wetenschap Kunst en wetenschap zijn tegenpolen. Ze stoten elkaar af maar trekken elkaar ook aan. Tussen beide culturen heersen misverstanden. De tegenstelling lijkt te worden gestaafd door onderzoek naar functioneren van ons brein; rechts houdt zich bezig met emoties, links met logica. Plato vond dat voor kunst zowel kennis als kunde nodig is. Inzicht in proportie en maatvoering is daarbij van wezenlijk belang want maat is de basis van de goede en schone vorm. Aristoteles ziet kunst niet als een slaafse imitatie van de zichtbare wereld, maar biedt ruimte aan de persoonlijke inbreng van de kunstenaar. Ovidius schreef de Metamorfosen, hierin stond onder andere de schepping van Alles, de stichting van Thebe, en het verhaal van Jupiter en Calisto. De Gouden Eeuw was een tijdperk in de oudheid, waar het eeuwig lente was, er geen geweld, ruzie en straffen waren, en er geen gebruik van het land werd gemaakt. Inleiding op de Renaissance Culturele verschillen tussen Italië en de landen boven de Alpen: Vernieuwingen boven de Alpen waren gebaseerd op gotische principes. In Italië ontstond een nieuwe stijl gebaseerd op de klassieke oudheid, vanwege een vernieuwde belangstelling voor het verleden. Er kwam meer belangstelling voor wetenschap en niet-wetenschap in de sterk opkomende hofcultuur in de 15e eeuw, tegenover de kerkcultuur uit eerdere eeuwen. De schenker op een schilderij is degene die financieel heeft bijgedragen. Het afbeelden van een schenker op een retabel( = geschilderd of gebeeldhouwd veelluik dat als achterwand voor een altaar dient) betekend dat er meer focus kwam op materiële zaken. Het Humanisme: bestudering van de oude tijd. Hernieuwd bekijken van de klassieke oudheid. Vakken op (humanistische) universiteit: wiskunde, astronomie, geneeskunde, astrologie en magie. Deze vakken vervolmaken de mens omdat: De grondgedachte was dat de mens vooral hierin van de dieren verschilt dat hij kan spreken en daardoor onderscheid kan maken tussen goed en slecht. Vandaar dat de basisvakken die waren, welke van doen hadden met de taal en de ethiek. Centraal perspectief: wetmatige aanduiding van de ruimte waarbij de regelmatige verkleining naar een verdwijnpunt op de horizon het uitgangspunt is. De David van Donatello en de David van Michelangelo komen allebei uit de Renaissance, overeenkomsten zijn houding, kunstig gemaakt, geïdealiseerd. Michelangelo’s David kan geen klassiek beeld zijn omdat het over een Bijbelse figuur gaat. Cyclische geschiedopvatting: Een ronde, verleden wordt herhaald in de toekomst. Functies van geschreven klassieke geschiedenis: leren van eerdere fouten en het toepassen van successen. Lineaire geschiedopvatting: Een begin, midden, en einde, wat het complete einde is. De cyclus bevond zich voor de Renaissancemens rond God. Twee onderwerpen uit de Sixtijnse Kapel: de zondvloed en de schepping van Adam (de mens). De schilders spelen in op het standpunt van de bezoekers door perspectief aan te passen en groot te schilderen. Twee kenmerken van die een fresco van een olieverfschilderij onderscheiden: in lagen gewerkt en het is ‘gebroken’. Men vond het maken van fresco’s echt mannenwerk omdat op een fresco in een keer alles goed moet, aangezien je er niet eindeloos overheen kunt schilderen. God en Adam worden als gelijken benadrukt, door hen op een lijn te zetten en ze gespiegeld te laten lijken. Humanisten wilden niet letterlijk de klassieke vormen doen herleven, ze wilden ze verbeteren. Het was praktisch niet mogelijk voor de Renaissancekunstenaar om de oude tijd na te bootsen, omdat er te veel uit die tijd verloren is gegaan. Reformatie, samenvatting: Protest begint bij Luther. Burgers moeten betalen aan de bouw van de Sint Pieter door o.a. aflaten. Was al lang een meningsverschil over het geldverbruik van de Kerk. Kritiek kon niet onderdrukt worden door de uitvinding van de drukpersen. Door al bestaande onvrede over Rome komt het tot een uitbarsting. De reformatie die volgt leidt tot een breuk met de roomskatholieke kerk en het ontstaan van het protestantisme. Luther vindt dat geloof eenvoudig en nederig moet zijn, zonder alle pracht en praal. Ook moeten er geen heiligen vereerd worden, of objecten aanbeden als vervanging van God. De Beeldenstorm is een ontlading van protest tegen de katholieke Kerk. Luther is voorstander van gemeenschappelijk zingen. Liederen eenvoudig, enkel uit Bijbel. Om gemeenschappelijk front te vormen tegen de reformatie roept de paus het Concilie van Trente bijeen. Dit leidt tot hervormingen binnen de katholieke Kerk. Dit wordt de contrareformatie, hierdoor ontstaat de Barok. De Barok: Aan het Bourgondisch hof: eten was een bijzaak, hele feest een grote show. Veel gedanst, al is het langzaam, waren beroepsdansers. Ook een hofkapel. Intermedio: tussenspel in lang toneelstuk. Ontwikkeling opera/theaterdans uit de intermedi: Tijdens de tussenspelen werd er niet alleen geacteerd maar er was ook ruimte voor dans en zang. 16e eeuw in Italië Commedia dell’arte: volkstoneel, geen vaste regels. Alles draait om improvisatie. Gaat veelal om toenadering van jonggeliefden. Veel vaste rollen. Vitruviaans theater: reconstructie van klassieke theaterbouw. Af en toe klassieke stukken opgevoerd. 16e eeuw Engeland In Elizabethaans theater (rond 1600) zijn invloeden terug te vinden van klassiek theater commedia dell’arte terug te vinden, namelijk de vaste regels en de improvisatie. 16e eeuw Frankrijk Dans vindt plaats in de zaal, beginnend met het liefdespaar waarna de rest volgt. Veel symboliek in dans. Ook horizontale dans (patronen). 17e eeuw Italië Opera: Klassieke tragedie met muziek, hof, tekst is het belangrijks. Tekst wordt voorgedragen, verder alleen bas en klavecimbel/luit. Gezongen monologen, aangevuld met muziek, koorzang en enkele aria. Venetiaanse opera: meer op vermaak gericht, meer aria’s dus ook meer emotie van zangers en geen koren. Personen krijgen menselijke trekken. 17e eeuw Frankrijk Ballet de Cour: Hofballet, al in 16e eeuw. Opgevoerd aan Franse hof, vooral door Lodewijk XIII en XIV uitgebreid. Groots spektakel. Thematisch naar klassieke mythologie. Geen doorlopende verhaallijn. Comedie Ballet: ballet komedie, hof. Blijspel onderbroken door ballet en liederen. Continuïteit in verhaallijn. Ontstaan aan hof van Lodewijk XIV. Minder spektakel. Verwijst niet naar klassiek of mythologisch drama maar wortelt in de klassieke blijspelen, vooral maatschappelijke actualiteiten. Tragédie Lyrique: Ballet opera, ontwikkelt aan hof van Lodewijk XIV door Franse tragedie te combineren met Ballet de Cour, en de Italiaanse Opera. Opbouw en thematiek herkenbaar, dans vast onderdeel. Muziek niet onderbroken door dialoog. Geschreven om koning te behagen. Verplaatsing naar hoog podium, gevolgen voor de manier van dansen: van horizontale patronen naar verticale sprongen. Komedie: zwakheden van de adel hekelen. Vooral Molière. Nooit koning echter. Niet aan het hof. Franse tragedie: vaststaande regels klassieke tragedie; proloog, 3/5 bedrijven, inhoud gebaseerd op mythologie of geschiedenis, eenheid van tijd, plaats en handeling. Muziek: van 15e naar 17e eeuw Affectenleer: Hevige gemoedstoestand, uitgedrukt in muziek. Affect bewerkstelligt een reactie van de totale persoonlijkheid en uit zich ook in lichamelijke processen. Men geloofde in reinigende werking van muziek. Nieuw was het idee dat men gevoel kon oproepen met muziek. Trilling wekken de levensgeest en dezen raakt weer het gemoed van de mens. Ieder heeft een eigen temperament: Sanguis: Bloed, hevige, positieve gevoelens: juichen, vreugde, vurige liefde. Cholos: Gal, hevige, min of meer negatieve gevoelens: toorn, razernij, vertwijfeling Phlegma: Slijm, minder hevige positieve gevoelens: rust, zekerheid, vertrouwen, Melancholos: Zwarte gal, einde van alle hevigheid: dodelijke droefheid. Muzikale middelen om gevoelens op te roepen: Tempo, toonsoort, intervallen en ritme. Seconda Pratica: muziek sluit aan bij expressieve kwaliteiten van de tekst. Prima Pratica: muziek domineert de tekst. Madrigalen: Vocale compositie op wereldlijke tekst over bv. liefde, is in landstaal. Recitatief: vertellend gezang, sobere melodie, weinig toonverschil. Samenvatting Absolute Macht Lodewijk werd altijd afgebeeld als absoluut heerser. Afbeeldingen van hem werden door het hele land verspreid, als een soort reclame. Ze vervingen de afwezige vorst (want hij zat in Versailles). Kunst was belangrijk bij Lodewijk. Regeerde voor 72 jaar en had alle macht in handen. Verbonden met De ‘Medici (Florence) en Filip IV (Spanje). Het volk moest de indruk hebben dat alles goed was, dat de vorst alles wist en kon. Hij was door God gekozen. Zijn hele openbare leven werd geregisseerd. Samenvatting Versailles: het paleis Lodewijk brengt zijn macht tot uidrukking in zijn rijk door gravures van het paleis Versailles te verspreiden. Stimuleert zijn burgers het te bezoeken. Word samenhangend geheel door Charles le Brun. Onderscheid zich van de Barok door ingetogen, voornaam en streng karakter. Ontstaat nationale stijl. Het hof verhuist in 1682 naar Versailles. Alles is gedecoreerd zodat men zich nietig voelt, het is niet gezellig. Lodewijk komt nooit iemand tegemoet getreden aan het hof. Iedereen komt naar hem, en alles bestaat uit ceremonies. Elke facet van het leven aan Versailles en van het leven van de koning is een theaterstuk. Elke kamer is een decor en alles is op elkaar afgestemd. Samenvatting Versailles: de tuinen Ieder detail is uitgewerkt vanuit centrale symmetrie as. Alles naar een punt en de thematiek komt overeen met het paleis. Middelpunt is de fontein van Apolo wat het symbool is voor de opkomende zon. Dit verbeeldt de macht van de koning, het bewijs van de overwinning van de ongecultiveerde natuur. Kenmerkend voor Franse Barok is het overwinnen van de natuur. Geschapen orde is beter dan grillige natuur, of chaos. . Van Middeleeuwen naar Renaissance Middeleeuwen 500-1500 Theocentrisch God Geloof/heilsgeschiedenis Mens = aardworm Kennis en cultuur: Kerk Hoe uit zich dat in de kunsten? Middeleeuwen Bijbel Religieus Kunsten aan het kerkgebouw verbonden Anoniem Handwerkman Opdrachtgever = Kerk Kerken Stadhuizen Beeldhouw- en schilderkunst architectuurgebonden Handschriften Religieus Religieus drama In kerk, later op straat Passie en mirakelspelen Gregoriaans Polyfonie (meerstemmig) Kloosters en kerk Verboden Renaissance 1400-1600 Antropocentrisch Mens Verstand/klassieke oudheid Mens = maat van alle dingen Kennis en cultuur: hof en Kerk. Algemeen Kunstenaar Architectuur Beeldend Drama Muziek Dans Renaissance Klassieke oudheid/bijbel Werelds/religieus Kunsten zelfstandig Individu Hoge status Opdrachtgever = hof naast Kerk. Stadspaleizen Landhuizen Kerken Stadhuizen Kunsten zelfstandig Boekdrukkunst Werelds en religieus Tragedie/komedie Hof, tot grote spektakelstukken Commedia dell’arte Polyfonie Madrigalen Opera Hof en Kerk Hofdans/hofballet. De stijl van de contrareformatie: BAROK Hoe uit zich dat in de kunsten? Renaissance Verstand boven geloof Statisch Rust/harmonie/orde/geometrie Cirkel: centraalbouw Goddelijke verhoudingen Klassieke bouwordes Anatomie Proporties/contrapost Geïdealiseerd Algemeen Architectuur Beeldend Romeins theater Klassiek drama als inspiratie Drama Verstaanbaarheid in muziek (monotonie) Muziek Barok Gevoel boven verstand Dynamisch Extase/triomf/theater/roem Ellips plattegrond Afgeleid van de klassieken (zuilen, timpaan, etc.) Uitbundige versieringen Stofuitdrukking virtuoos Technische perfectie Bewegingen/ ‘momentopname’ Theatraal Emotie centraal Emotieleer Affectenleer Ontstaan van Opera Aantekening over Pythagoras en muziek Pythagoras: mathematische muziektheorie: toonsverhoudingen omzetten in getalsverhoudingen, zoals 3:4 en 1:4 en 2:3 en 1:3. Intervallen zijn: CC= prime CD= secunde CE= terts CF= kwart CG= kwint CA= sext CB= septime CC’= octaaf