God is Goed voor mij bij Prediker 5 en 6 en een overlevering van Imam Ali Als ik op vakantie ben en het komt een beetje uit dan probeer ik een plaatselijke kerk te bezoeken. Dit keer viel ik op één van mijn vakantie-zondagen met mijn neus in de boter. In een klein Frans protestants kerkje zullen twee kinderen gedoopt worden. De moeder komt uit Kameroen en de vader is een witte fransman. En de kindertjes van een ongeveer drie en zeven jaar zijn echt super schattig en de Kameroenese familie is er, maar van de Franse familie zie ik eigenlijk bijna niemand. En dan zijn er ook nog wat Nederlandse toeristen en ja ook een paar van die keurige Franse protestantse oudere leden van de gemeente. En de dominee is heel aanstekelijk. Zij begint met ons een kinderliedje aan te leren met allerlei gebaren. De tekst is: God is goed voor mij (2 maal) hij neemt mijn hand, zet mij rechtop, God is goed voor mij. ‘Dieu est bon pour moi’. Een heel simpel, vrolijk liedje dat me meeneemt in het wonder van de kerkdienst, die ontmoeting tussen mensen die allemaal zo heel verschillend zijn maar elkaar dáár en dán moed toezingen, vreugde delen, met vertedering aandacht geven aan die twee kinderen. Wat een hartelijkheid, ontroering, liefde: inderdaad God is goed voor mij, voor ons, hij neemt ons bij de hand en zet ons rechtop. Het liedje blijft door mijn hoofd spelen. Maar die week wordt al die blijdschap in één klap weggeblazen als een haatzieke moslim op donderdag avond in Nice inrijdt op de mensen die naar het vuurwerk kijken. De blijdschap van de zondag wordt weggevaagd door woede, verbijstering, verwarring en haat. Het ‘God is goed voor mij’ is helemaal weg en ik liep die dagen met mijn ziel onder de arm. Waar moet je het nog zoeken als er doorlopend mensen in ons midden zijn die met bijlen, messen, bommen, machinegeweren, vrachtwagens die de massale dood van hun medeburgers willen veroorzaken in de naam van hun god. Tegen welke vijand moet je strijden als je die vijand zelf niet als vijand kent? Doodstraf invoeren, enkelband aanmeten aan meer dan tienduizend verdachte mensen, alle moskeeën sluiten, de salafistische Islam verbieden, alle Islamitische vluchtelingen weren? Hoe radicaler de voorstellen hoe meer ze de eigenlijke machteloosheid laten zien van de politici. En ook mijn eigen machteloosheid. Ik kan toch niet alle Moslims gaan haten? En toen kwam dat liedje weer terug. En vond ik wat later een prachtige tekst vanuit de Shiitische Islam-traditie en ook een wijze leraar in het Bijbelboek Prediker: [ zie hierbij die teksten met toelichting] SOLDAAT VAN GOD Iemand vroeg Imam Ali, geestelijk vader van de mystieke islam en schoonzoon van Mohammed, eens: “Wie is de meest machtige soldaat van God?” De Imam antwoordde: “Ik zag het ijzer en zei: ijzer is de machtigste soldaat van God. Toen ik zag hoe vuur het ijzer deed smelten, zei ik: vuur is de machtigste soldaat van God! Toen ik zag hoe water het vuur bluste, zei ik: water is de machtigste soldaat van God. Toen ik zag hoe de wolken het water in zich droegen, zei ik: wolken zijn de machtigste soldaat van God. Toen ik zag hoe de wind de wolken wegblies, zei ik: de wind is de machtigste soldaat van God! Toen ik zag hoe standvastig bergen de wind trotseerden, zei ik: de berg is de machtigste soldaat van God. Toen ik zag hoe de mens in staat was om bergen te beklimmen, zei ik: de mens is de machtigste soldaat van God. Toen ik zag hoe de slaap de mens kon overwinnen, zei ik: de slaap is de machtigste soldaat van God. Toen ik de mens een tijd gadesloeg, en zag dat zorgen en angsten hem uit zijn slaap hielden, zei ik: zorgen en angsten zijn de machtigste soldaat van God. Toen ik ontdekte dat de bron van die zorgen en angsten het hart was, zei ik: het hart is de machtigste soldaat van God! En toen ik zag dat het hart alleen tot rust gebracht kon worden door het gedenken van God, zei ik: nee, het gedenken is de machtigste soldaat van God.” Overlevering van de geleerde schoonzoon van Mohammed, Ali; Arabische naam: Ali bin Abu Talib (Ali zoon van Abu Talib). Ali wordt in de islamitische cultuur “Imam Ali” genoemd, de eerste in de lijn van 12 Imams (allemaal kleinzonen van Ali – generatie op generatie). Deze Ali en de reeks Imams na hem zijn vooral in de Alevitische en Sjiitische traditie zeer belangrijk en kenmerken zich door een sterke nadruk op de spirituele ontwikkeling van de mens (verlossing van innerlijke barrières) en hun verantwoordelijkheid in en voor de samenleving. Rondom deze imams bestaat een rijke orale traditie van overleveringen en wijsheden en de geciteerde traditie is dus een mondelinge traditie die uit Turkije komt. Veel van zijn spreuken zijn niet bekend in de Nederlandse literatuur, maar zij genieten vooral in sommige streken van het Midden-Oosten veel populariteit (Irak, Iran, Syrië, Libanon). Doorgegeven door Enis Odaci van humanislam.com (gepubliceerd in VOLZIN, juli 2016) PREDIKER 5: 17 E.V. BIJBEL IN GEWONE TAAL [ in deze bewerking van de Bijbel in Gewone Taal heb ik op een paar plaatsen de woorden ‘wil, verlangen’ vervangen door zinnen met het woord ‘ziel’ omdat dit essentiële begrip in het Hebreeuws zo’n centrale plaats in deze lezing inneemt] (ik denk) dat het voor een mens het beste is om te genieten. Ook al duurt het leven dat God hem geeft, maar kort. Laat hij maar eten en drinken. Laat hij maar genieten van alles wat hij bezit. Hij heeft er altijd hard voor gewerkt. 18 God geeft je misschien rijkdom en bezit. En hij zorgt ervoor dat je kunt genieten van alles wat je hebt. Je hebt er hard voor gewerkt, en het is een geschenk van God. 19 Dan vind je het niet erg dat je leven maar kort is. Want God laat je elke dag van het leven genieten. 6: 1 Ik heb gezien wat voor treurige dingen er nog meer op aarde gebeuren. Dingen waar veel mensen onder lijden. 2 Stel dat iemand alles heeft waarnaar zijn ziel verlangt. God heeft hem rijk gemaakt, hij heeft veel bezit en iedereen heeft respect voor hem. Maar God laat hem niet genieten van al zijn rijkdom. Nee, iemand anders krijgt zijn bezit. Wat is dat dan zinloos, en wat is dat treurig! 3 Stel dat zo iemand honderd kinderen zou krijgen. En dat hij heel lang leeft. Wat heeft hij daaraan, als het verlangen van zijn ziel niet wordt gestild. Wat heeft hij daaraan, als hij niet eens netjes begraven wordt aan het eind van zijn leven? Dan heeft een doodgeboren kind het beter! 4 Zo’n kind is er maar heel even en verdwijnt weer in de duisternis. Niemand kent zijn naam. 5 Zo’n kind heeft de zon nooit gezien en weet niets van het leven. Maar dat kind heeft rust, meer rust dan die rijke man. 6 Want die man kan wel tweeduizend jaar oud worden. Maar als hij niet geniet van zijn leven, dan heeft hij daar niets aan. Uiteindelijk gaat hij toch dood, net als iedereen. 7 Mensen werken hard om te kunnen eten. Maar het verlangen van hun ziel raakt nooit vervuld. 8 Wat heb je eraan om wijs te zijn? Wijsheid geeft niet meer voordeel dan dwaasheid. Stel dat je precies weet hoe je met mensen moet omgaan. Als je arm bent, heb je daar niets aan. 9 Je kunt beter tevreden zijn met wat je hebt, dan in je ziel te verlangen naar wat je nog niet hebt. Want ook dat is zinloos, je bereikt er niets mee. OVERWEGING Hoe bewaar ik mijn ziel voor de haat. Voor de woede, de ontreddering, de neerslachtigheid. Hoe voorkom ik dat ik van binnen wordt aangetast door de angst die maakt dat ik mensen ga wantrouwen. Hoe voorkom je dat je verhardt en je afsluit en in de ander alleen nog een vijand kan zien? Die ander, nu is dat vooral de moslim. Omdat de dood, de verwoesting en de dreiging waar we nu mee te maken hebben zich tooit met de naam van de Islam. Hoe kan ik blijven liefhebben, hoe kunnen we als samenleving voorkomen dat we wantrouwen en haat tot politiek programma gaan maken. Dat is niet onvoorstelbaar. In bijna alle landen van Europa en in de V.S. dreigt dat te gebeuren. Binnenkort. God zij dank is dat liedje bij me teruggekomen. God is goed voor mij, Hij neemt mijn hand, zet me rechtop: God is goed voor mij. In al zijn éénvoud is dat zo krachtig, dat ik als vallend mens, bij de hand genomen wordt en weer rechtop gezet wordt. Dat als ik val voor de angst, de haat, het wantrouwen dat ik bij mijn nekval wordt gegrepen en weer rechtop wordt gezet om weer open en vriendelijk, en barmhartig te leren zijn. En dat ik dan dezer dagen die tekst vanuit de Islam-traditie tegenkom – wat is toeval? Een tekst die mij ook die worsteling laat zien tussen aan de ene kant: de keuze voor de harde klap en de krachtige stoot en aan de ander kant: de zorg voor de ziel, het gedenken van God. Niet in de kilte van het ijzer, niet het schroeien van het vuur, niet de hoogte van de bergen noch het vergeten in de droom, noch de lasten van de zorgen, noch de gevoelens van het hart, alleen het gedenken van God brengt ons tot rust zegt Imam Ali. Alsof we Paulus horen spreken: … en ik had de liefde niet, ik zou niet zijn. In het gedenken van Gods liefde, daar ligt de eigenlijke kern van ons mens-zijn. In de dankbaarheid voor alles wat Hij aan ons geeft. In angst en haat, in pijn en gemis, in ziekte en ontreddering tegen alles in dat ons klein wil maken, het besef, het krachtige besef: God is goed voor mij. De Prediker ziet naar ons, mensen, die altijd maar méér verlangen. Prediker heeft het heel materieel over concrete rijkdom. Daarvan wil de mens steeds meer. Het verlangen van onze ziel is nooit vervuld, zegt Prediker. Die honger van onze ziel is nooit gestild. Steeds meer rijkdom wil de ziel. Maar ik denk dat het ook zo gaat als onze ziel onrustig wordt uit angst en in het verlangen van onze ziel naar veiligheid, naar zekerheid, naar bescherming met ons op de loop gaat. Die ziel wil steeds meer. Nog meer verzekeringen afsluiten. Nog meer veiligheidstuigjes, nog meer risico-analyses, nog meer nooduitgangen, nog meer hygiënemaatregelen. In onze ingewikkelde samenleving lijkt veiligheid haast een geloofsartikel. En onze natuurlijke weerstand tegen de bacteriën van het leven, onze weerstand tegen gevaar en tegenslag wordt zo verzwakt. Prediker is een echte zielenherder. Hij weet net als de Imam Ali dat het uiteindelijk God is die ons leven draagt. In goede en kwade dagen, in vreugde en verdriet, in zekerheid en twijfel, in veiligheid en angst. Hoe sterk we ons ijzer ook smeden, hoe heet wij onze vuren ook opstoken, hoe hoog wij onze bergen ook maken, hoe zwaar wij onze zorgen ook laten drukken: het is alles ijdelheid, dat zwoegen. Het is niet de kern van ons leven. De kern van ons leven, van onze ziel is dat we gaan zien wat is, dat we zien dat Gods liefde er is. Dat in de kleine goedheid van ons leven God er is. Daarvan kunnen genieten, ‘als gave van God’, zegt Prediker. ‘Wek mijn zachtheid weer, geef mij terug de ogen van een kind, dat ik zie wat is en mij toevertrouw en het licht niet haat’, dicht Huub Oosterhuis. Tegen de weerbarstigheid van het leven blijven zingen en bidden en werken en doen met Gods liefde op onze lippen en in onze ziel en door onze handen. En ervaren: hij neemt mijn hand, zet mij rechtop God is goed voor mij.