BEGINSELEN RECHT – H5 BESTUURSRECHT: heeft de bestuursactiviteiten van de overheid tot onderwerp. Het bepaalt welke bevoegdheden en plichten het bestuur ter uitvoering van zijn taken heeft en bevat dus normen voor het bestuurshandelen. Het regelt de relatie tussen burger en bestuur. Regels van het materieel bestuursrecht bestaan uit: - Algemeen deel (wettelijke voorschriften die de relatie tussen burgers en overheid in het algemeen regelt, hierbij horen ook ongeschreven regels en beginselen die normen bevatten) - Bijzonder deel (wettelijke voorschriften die over bevoegdheden en plichten van het bestuur gaan en rechten en plichten van de burger op bijzondere terreinen) ALGEMENE WET BESTUURSRECHT (AWB): is het algemene deel van bestuursrecht. Bevat regels die voor het hele bestuursrecht van toepassing zijn (=moderne wet, uit jaren ’90). BESTUURSORGAAN: 1. Orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld1 2. ander persoon of college met enig openbaar gezag bekleed2 1 Overheidslichamen waaraan rechtspersoonlijkheid toekomt zijn via publiekrecht: - de Staat (bestuursorganen zijn o.a. regering en individuele ministers, Art. 42 grondwet) - de provincies (bestuursorganen zijn provinciale staten, college van gedeputeerde staten en de commissaris van de Koningin, Art. 6 provinciewet) - gemeenten (bestuursorganen zijn college van burgemeester en wethouders, gemeenteraad, en de burgemeester, Art. 6 gemeentewet) - waterschappen Rechtspersoonlijkheid kan ook toekomen aan alle lichamen waaraan bij de Grondwet bevoegdheid aan is verleend. 2 Ook kan een persoon of college een bestuursorgaan zijn, al is dat niet in het publiekrecht geregeld. Dit is het geval als die persoon of het college met enig openbaar gezag is bekleed. Ook zij hebben de bevoegdheid om in de uitoefening van een wettelijke taak eenzijdige bevoegdheden en verplichtingen voor wie dan ook vast te stellen. Dit zijn vaak privaatrechtelijke rechtspersonen, zoals de Nederlandsche Bank NV, de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen en de Ovstudentenkaart BV. FEITELIJKE HANDELINGEN: handelen van een bestuursorgaan dat bij een burger of bedrijf op rechtmatige of onrechtmatige wijze schade veroorzaakt. Onrechtmatige overheidsdaad: Er is op onrechtmatige wijze gehandeld als bijvoorbeeld wegdek slecht is onderhouden, waardoor een fietser valt en letsel oploopt. De overheid is aansprakelijk (dit kan dus het gevolg zijn van nalatigheid). Rechtmatige overheidsdaad: Een gemeente voorziet bijvoorbeeld een winkelstraat van nieuw wegdek, waardoor winkels slechter bereikbaar zijn en winkeliers een lagere omzet halen. Dit is niet de verantwoordelijkheid van de overheid/gemeente. RECHTSHANDELING : een handeling wordt verricht om een bepaald publiekrechtelijk rechtsgevolg in het leven te roepen. Privaatrechtelijk: iedereen treedt in beginsel op voet van gelijkwaardigheid. Dit kan zijn: Eenzijdige rechtshandeling: bijvoorbeeld testament en opzeggen arbeidsovereenkomst. Meerzijdige rechtshandeling: bijvoorbeeld aangaan van koop- of huurovereenkomst. Publiekrechtelijke rechtshandeling: is als een bestuursorgaan een rechtshandeling verricht op grond van zijn eigen publiekrechtelijke taak. Is altijd eenzijdig, de overheid neemt zelfstandig een beslissing. Dit levert altijd een Awb-besluit op, tenzij het om een schriftelijke beslissing gaat. Awb-besluiten zijn: - ALGEMEEN BINDENDE VOORSCHRIFTEN (algemeen karakter) Een algemene en zelfstandige regel die zich voor herhaalde toepassing leent. Zijn wetten in materiële zien, zoals verordeningen. Toch zijn de wetten van de regering en de Staten Generaal samen geen Awb-besluiten, want volgens de art. 1:1 lid 2 van Awb is die wetgevende macht (regering + Staten Generaal) geen bestuursorgaan. - BESLUITEN VAN ALGEMENE STREKKING NIET ZIJNDE EEN VERBINDEND VOORSCHRIFT (algemeen karakter) Besluiten die geen algemeen bindend voorschrift zijn. Dit zijn besluiten die betrekking hebben op de werkingssfeer of het toepassingsbereik van reeds bestaande algemeen bindende voorschriften. Ze bevatten geen zelfstandige normen en worden ook wel aanwijzingsbesluiten genoemd. - BELEIDSREGELS (algemeen karakter) Een regel over de uitoefening van een aan een bestuursorgaan toegekende bevoegdheid. Lijken veel op algemeen bindende voorschriften, maar zijn dat niet omdat beleidsregels door een wetgevende bevoegdheid zijn vastgesteld. - BESCHIKKINGEN (individueel karakter) Een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan. Het is elke concrete rechtsvaststelling van een bestuursorgaan ten opzichte van een individuele burger of rechtspersoon. Stelt slechts voor één bepaalde met name genoemde persoon gerechtsgevolgen vast. BELANGHEBBENDE : degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit betrokken is. DERDEN-BELANGHEBBENDEN : meerdere belanghebbenden, ook de mensen die last hebben van een eventuele beschikking. We onderscheiden PERSOONGERICHTE BESCHIKKINGEN (komen het meest voor) en ZAAKGERICHTE BESCHIKKINGEN (hebben betrekking op de een hoedanigheid van een zaak, komen zelden voor). Er zijn verschillende soorten beschikkingen: 1. BEGUNSTIGENDE EN BELASTENDE BESCHIKKINGEN : Begunstigende beschikkingen doen voor een burger een recht ontstaan. Je kunt hier denken aan verleende vergunningen en subsidies. Belastende beschikkingen leggen een burger verplichtingen op, zoals bij een belastingaanslag of een gemeentelijke aanschrijving tot het verbeteren van een woonhuis. Onderscheid hiertussen is belangrijk omdat een negatief overheidsoptreden (zoals een belastende beschikking) altijd op een wet moet berusten. Vaak zijn beschikkingen belastend en begunstigend tegelijk. 2. VRIJE EN GEBONDEN BESCHIKKINGEN: Bij gebonden beschikkingen schrijft de wet precies voor in welke gevallen en onder welke voorwaarden de overheid een beschikking mag geven (bijvoorbeeld AOW: geen vrijheid). Bij vrije beschikkingen ontbreekt een wettelijke regeling of de wetgever geeft het bestuursorgaan de nodige beleidsvrijheid, zodat het bestuursorgaan wat speelruimte heeft (bijvoorbeeld subsidies aan verenigingen). Onderscheid hiertussen is belangrijk omdat bestuursorganen bij vrije beschikkingen meer vrijheid hebben, en hierdoor heeft de rechter bij beoordeling van de rechtmatigheid van de beschikking minder houvast. Eisen aan beschikkingen: 1. Het bestuursorgaan moet BEVOEGD zijn de beschikking vast te stellen1 2. De beschikking mag NIET IN STRIJD ZIJN met algemeen verbindende voorschriften 3. Een bestuursorgaan is GEBONDEN AAN BELEIDSREGELS bij het opstellen van beschikkingen 4. Voor beschikkingen gelden ALGEMENE BEGINSELEN VAN BEHOORLIJK BESTUUR (voor toetsing rechtmatigheid) 1 BESCHIKKINGSBEVOEGDHEID : bestuursorgaan dat de beschikking vaststelt moet de bevoegdheid op grond van de wet hebben. Hierbij kan plaatsvinden: - Attributie (de wet kent aan een bestuursorgaan bevoegdheid toe om over bepaalde onderwerpen beschikkingen te geven, waarbij de naam van het bestuursorgaan en een omschrijving van de bevoegdheid gegeven moeten zijn) - Delegatie: de reeds toegekende bevoegdheid om beschikkingen te geven wordt overgedragen aan een ander orgaan. De delegatieverlener kan de bevoegdheid dan niet meer zelf uitoefenen. - Mandaat: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen. Het bestuursorgaan blijft hierbij zelf verantwoordelijk. Dit is geregeld n de Awb. (Verschil delegatie-mandaat: bij delegatie wordt de bevoegdheid overgedragen, bij mandaat gaat het om de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan besluiten te nemen, waarbij het bestuursorgaan zelf verantwoordelijk blijft).