Aandeelhouderschap van werknemers in de onderneming Axel Haelterman Assistent K. U .L. Advocaat INLEIDING - SITUERING VAN DE BIJDRAGE Onder de benaming "volkskapitalisme" is het aandeelhouderschap van werknemers reeds zeer geruime tijd gekend. De bijzondere inventiviteit die bij het uitwerken van technieken om de toekenning van aandelen aan de werknemers te verzekeren wordt aan de dag gelegd, is echter van recentere datum. De uiteenlopendheid en graad van sofistikatie van deze technieken is voornamelijk het gevolg van de uiteenlopende doelstellingen die worden nagestreefd. Fiscaal- en sociaal-rechtelijke uitkering en optimalisering van de vergoedingen, motivering van personeel, verdedigingsmechanismen tegen overname-pogingen, overname van de onderneming met het oog op exploitatie in eigen beheer en de uitwerking van spaarplannen op lange termijn vormen een greep uit de in de praktijk vastgestelde doelstellingen. (1) V oornamelijk de combinatie van fiscaal- en sociaalrechtelijke imperatieven enerzijds, de noodwendigheden en de beperktheden eigen aan de. concrete ondernemingssituatie anderzijds, hebben de waaier van methoden om het personeel te interesseren aan het kapitaal of de resultaten van de onderneming, doen ontstaan. Het is deze waaier die in deze bijdrage wordt belicht. Het licht waarin dit gamma van technieken om het aandeelhouderschap voor werknemers te realiseren wordt bekeken is, uiteraard, juridisch gekleurd. Vennootschapsrechtelijke, fiscaal- en sociaalrechtelijke overwegingen, die in een aantal gevallen van een verregaande techniciteit zijn, vormen de lens waardoor de in concreto toegepaste methoden worden geanaliseerd. Voorwerp van onze bekommernis bij de onderstaande analyse is voornamelijk de aanwending van het aandeelhouderschap voor werknemers in het kader van een welbegrepen vergoeding en bevoordeling van personeel. De bijdrage wordt dan ook aangevat met een korte inleiding die enkele management-aspecten van de uitbouw van een coherent vergoedingssysteem behandelt. (1) Zie voor een interessante bedrijfseconomische benadering van deze problematiek: F. Van den Bulcke, Werknemersparticipatie in de winst en het kapitaal van ondernemingen, een verkenning van de economische gevolgen, Accountancy & Bedrijfskunde, 1986, p. 163-185. 403 1. MANAGEMENT-ASPECTEN VAN EEN COHERENT VERGOEDINGSSYSTEEM Bij de uitbouw van een vergoedingssysteem voor werknemers, client te worden rekening gehouden met diverse noden en verwachtingen, zowel van de onderneming als van de betrokken werknemers. Een doorgedreven analyse van deze verwachtingen leidt in een aantal gevallen tot een gevarieerd compensatiepakket dat op gecombineerde wijze verschillende doelstellingen nastreeft (2). 1.1. De basisdoelstelling van een vergoedingssysteem is uiteraard het ter beschikking stellen aan de werknemer van onmiddellijk "besteedbaar inkomen ". De uitkering van een maandelijkse bezoldiging vormt de essentiele hoeksteen van elk compensatie-pakket. Afhankelijk van de omsta.ndigheden zal 60 tot 90% van de totale loonkost van de onderneming worden aangewend ter financiering van deze maandelijkse bezoldiging. Diverse alternatieve vergoedingssystemen, waaronder de deelneming van de werknemers in de winst, zullen in de praktijk een aanvulling van deze vaste maandelijkse vergoeding uitmaken. 1.2. De "remuneratie van persoonlijke inzet", bijzondere bekwaamheden of kwaliteiten en van opmerkelijke prestaties vormt een tweede objectief van een vergoedingssysteem. Het systeem client bijgevolg een zekere flexibiliteit mogelijk te maken zodat periodiek kan worden opgetreden om de remuneratie aan te passen op individuele basis. Eindejaarsbonussen, onder welke vorm ook uitgekeerd, kunnen hier een toepassing van vormen. 1.3. De "interessering van het individu aan het groeps-resultaat" vormt het volgend objectief. Afhankelijk van de noden van de onderneming en van de ingesteldheid der werknemers, zal deze interessering aan het groepsresultaat belangrijker of minder belangrijk zijn dan de aanpassing van de vergoeding op grand van de individuele prestaties. De interessering aan het groepsresultaat kan op korte of op lange termijn gebeuren, door middel van, respectievelijk, een deelneming in de winst op periodieke wijze, of vergoedingssystemen die gericht zijn op het delen in de lange termijn-meerwaarden van de onderneming. De lange of korte termijnoptiek van dit regime zal daarenboven afhankelijk zijn van de mate waarin deze tak van het compensatie-pakket wordt aangewend om onmiddellijk (2) Voor een interessante casusstudie waarbij een concreet uitgewerkt compensatiepakket wordt besproken, zie: G. HOBBS, Corporate Experience in rewarding high individual performance, The ITT experience, European Management Journal, 1987, p. 6-12. 404 besteedbaar inkomen toe te kennen, dan wei om bij te dragen tot de spaarvorming van de werknemers. 1.4. Een niet te verwaarlozen bijkomend objectief van elk compensatiepakket vormt de "statusverschaffing" voor de betrokkenen. Deze statusverlening kan diverse vormen aannemen en kan op individuele wijze geschieden (wagen, prive-secretaresse, reizen, kantoorinrichting, enz.) of kan op collectieve wijze aan een bepaalde klasse van werknemers (directie, kaderleden, enz.) worden verleend. De standverschaffing wenst niet in de eerste plaats diverse vergoedingsvormen te voorzien ter vervanging van het inkomen in geld, doch wenst, zeer concreet en op vrij verregaande wijze, bij te dragen tot motivering van het personeel. Technieken waarbij aan werknemers de mogelijkheid wordt geboden aandeelhouder te worden van de vennootschap waar zij zijn tewerkgesteld, worden meestal opgezet met de derde categorie van objectieven in het achterhoofd. In mindere mate kunnen dergelijke systemen worden aangewend om individuele vergoedings-aanpassingen door te voeren. Zelden of nooit vervangen zij de maandelijkse bezoldiging. 2. OVERZICHT TECHNIEKEN WERKNEMERS AANDEELHOUDERSSCHAP Behalve de techniek van de spontane aankoop ter beurze door de werknemer van aandelen van de onderneming waarin hij is tewerkgesteld, berust de organisatie van het aandeelhouderschap voor werknemers bij de bestaande aandeelhouders en het bestuur van de vennootschap. Een eerste reeks methoden is erop gericht kapitaalsaandelen ter beschikking te stellen van de werknemers zodat zij volwaardige dividend- en stemrechten kunnen genieten. Het betreft de operaties waarbij aandelen van de onderneming te koop of gratis worden aangeboden aan de werknemers. Indien aandelen-opties worden uitgereikt, wordt voornamelijk de realisatie door de werknemer van meerwaarden nagestreefd. Een tweede reeks schema's hebben tot doel de werknemer op periodieke wijze te Iaten delen in de resultaten van de onderneming. De werknemer wordt geen volwaardige participant in het kapitaal, doch slechts een deelnemer aan de gerealiseerde resultaten. De uitreiking van winstbewijzen of het toestaan van een winstdelende bezoldiging, onder welke vorm ook, vormen hier de praktische uitwerking van. Achtereenvolgens worden de verschillende technieken uiteengezet en gesitueerd bint;1en de doelstellingen en de mogelijkheden van de onderneming. 405 Aan elk van de regimes worden een aantal vennootschapsrechtelijke, fiscale en sociale zekerheidsbeschouwingen vastgeknoopt. 3. DE SPONTANE AANKOOP TER BEURZE De spontane aankoop op de beurs door een werknemer van aandelen van de onderneming waarin hij is tewerkgesteld vormt sedert eind 1983 een fiscaal aangemoedigde activiteit. Door de wet van 28 december 1983 Staatsblad, 30 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen werd aan artikel 71, § 1 W .I. B. een 8e lid toegevoegd. De sommen die een werknemer besteedt aan de aanschaffing van aandelen of bewijzen van deelgerechtigheid in de vennootschap of vereniging waarbinnen hij tewerkgesteld is, zijn jaarlijks ten belope van 40.000 BF aftrekbaar. De aftrek wordt verhoogd met 10.000 BF voor de ecbtgenote en voor iedere andere persoon ten laste (3). Om van de aftrek te kunnen genieten, moet de belastingplichtige bewijzen dat bij de aandelen beeft verworven en dat ze op bet eind van het belastbaar tijdperk nog in zijn bezit zijn. Hij moet de aandelen gedurende vijf jaar bouden. Bij overdracbt binnen de vijf jaar na bet verricbten van de aftrek wordt de werknemer belastbaar op het gedeelte van de verricbte aftrek dat proportioned in verhouding staat met het nog te verlopen gedeelte van het vijfjarige tijdperk (artikel 67, 9 W.I.B.). Op te merken valt wei dat deze bepaling een eerste toepassing vormt van het inmiddels klassiek geworden "fiscaal speeltuintje" vermits in eenzelfde. belastbaar tijdperk de aftrek van de aanschaf van aandelen op grond van K.B. 15 niet "kon", en de aftrek van bvb. pensioensparen niet "kan" worden gecumuleerd met deze aftrek (art. 72, § 10 W.I.B.). 4. DE DOOR DE WERKGEVER GEORGANISEERDE AANDELENAANKOOP De aankoop van aandelen door de werknemers kan door de werkgever worden georganiseerd in het kader van een kapitaalverhoging, geheel of gedeeltelijk voorbehouden voor werknemers, met het oog op de introductie ter beurze van de aandelen van de vennootschap, in het kader van een lange termijn spaarplan door de onderneming gepatroneerd, enz. Afhan- (3) Indien beide echtgenoten afzonderlijk belast worden op grond van artikel 75, §1, is de aftrek beperkt tot 25.000 BF per echtgenoot. 406 kelijk van het concrete opzet van het plan zijn verschillende overwegingen belangrijk. 4.1. De toekenning buiten voorkeurrecht van nieuwe aandelen aan het person eel De techniek van de kapitaalverhoging die geheel of gedeeltelijk voorbehouden is voor het personeel van de onderneming is sedert enkele jaren veelvuldig gebruikt. Een bijzondere toepassing werd van deze techniek gemaakt bij de recente golf van beursintroducties waarbij een aantal van de gei:ntroduceerde aandelen (ook veelal uitgegeven in het kader van een kapitaalverhoging) voor het personeel gereserveerd werden voor een vaste prijs die, in een aantal gevallen, beduidend lager lag dan de eerste koers die op de beurs werd genoteerd (4). a. Vennootschapsrechtelijke aspecten Aangezien de werknemers aan wie de aandelen worden aangeboden in een groot aantal gevallen nog geen aandeelhouder van de vennootschap zijn, of aangezien het proportioneel gedeelte van de nieuw uitgegeven aandelen dat aan de werknemers wordt aangeboden bijna steeds beduidend grater is dan de relatieve participatie die door enkele van de werknemers reeds in de vennootschap werd aangehouden, vereist deze operatie dat het voorkeurrecht om in te tekenen op de nieuw uitgegeven aandelen dat artikel 34bis van de Vennootschappenwet aan de bestaande aandeelhouders toekent, in het belang van de vennootschap door de algemene vergadering of, binnen de grenzen van het toegestaan kapitaal en indien de statu ten ·hiertoe de mogelijkheid voorzien, door de raad van bestuur, wordt opzij geschoven. De V ennootschappenwet verzet er zich in principe niet tegen dat de nieuwe aandelen aan het personeel worden aangeboden tegen een gunstprijs. Uiteraard mogen geen aandelen worden uitgegeven beneden pari aangezien dit ertoe zou leiden dat het totaal der inbrengen lager ligt dan het bedrag van de kapitaalverhoging, zodat niet de totale verhoging is onderschreven. In de mate dat de uitgiftepremie die bedrijfseconomisch vereist zou zijn geheel of gedeeltelijk wordt achterwege gelaten, leidt dit tot een dilutie van de rechten van de andere aandeelhouders. De kost van deze operatie wordt bijgevolg door de bestaande aandeelhouders gedragen. (4} Zie voor een overzicht van een a an tal aanbiedingen a an het personeel in het licht van een beursintroductie: De Financieel-Economische Tijd, 17 oktober 1987, p. 7. 407 Een alternatief bestaat erin dat de vennootschap bestaande aandelen aanbiedt aan het personeel. Deze aandelen dienen in dat geval eerst te worden verworven door de vennootschap. Dit kan gebeuren onder de vorm van een inkoop van eigen aandelen. De door artikel 52bis van de Vennootschappenwet voorziene procedure client hierbij te worden gevolgd. lndien de vennootschap de eigen aandelen verkrijgt met het oog op de uitkering aan het personeel, kan de inkoop door de raad van bestuur worden beslist. De aandelen moeten in dat geval binnen 12 maanden na hun verkrijging aan het personeel worden uitgekeerd (artikel 52bis, § 3, al. 2 Venn.W.). Op te merken valt dat indien, zowel in het geval van de kapitaalverhoging als na inkoop van aandelen, de aandelen gratis of beneden pari, aan de werknemers worden aangeboden, aan de kapitaalverplichtingen moet blijven worden voldaan. Dit impliceert dat bij inkoop van aandelen deze op het actief van de balans geboekt blijven tot aan hun uitreiking zonder dat tot een kapitaalvermindering wordt overgegaan. Indien gratis aandelen worden aangeboden in het kader van een kapitaalverhoging, of indien de aandelen beneden pari worden aangeboden, client de onderneming reserves te incorporeren ten belope van het gedeelte van de kapitaalverhoging dat de door de werknemers betaalde prijs overschrijdt. Uiteraard bestaat eveneens de theoretische mogelijkheid nieuwe aandelen uit te geven zonder kapitaalverhoging, waarbij volledig wordt ingeteerd op de fractiewaarde van de bestaande aandelen. Deze benadering lijkt op een zgn. "stock-split" waarbij een gedeelte van de nieuwe certificaten waarop de bestaande aandeelhouders recht hebben aan de werknemers wordt uitgekeerd. In de praktijk werden eveneens een aantal aandelen-plannen opgezet waarbij, onder waarborg van de vennootschap-werkgever, een pensioenfonds van de vennootschap de aandelen verwierf of een derde die er zich toe verbond over een vrij lange periode aan de personeelsleden die erom zouden verzoeken, de aandelen tegen een vooraf vastgestelde prijs over te dragen. Onder het laatste systeem wordt bijgevolg de facto een call-optie aan de personeelsleden toegekend. Tenslotte client de aandacht te worden gevestigd op het feit dat een aanbieding tot het inschrijven op, of het verwerven van aandelen gericht aan meer dan 50 personen een openbare aanbieding uitmaakt die onderworpen is aan het toezicht van de Bankcommissie. Hierbij is het feit dat alle leden van de doelgroep werknemers van de betrokken vennootschappen zouden zijn, niet relevant (5). (5) Vergelijk met het cassatiearrest dat stelt dat het verrichten van een aanbod tot inschrijving op effecten aan meer dan 50 personen een openbaar aanbod uitmaakt ook al wordt, in casu, het aanbod !outer aan bestaande aandeelhouders, van een cooperatieve vennootschap, gericht: Cass., 29 maart 1983, R.P.S., 1985, p. 234. 408 b. Fiscale aspecten De sommen door de werknemer besteed aan de verwerving van de aandelen volgens een van de hierboven vermelde technieken, verleent hem eveneens recht op een aftrek ten belope van 40.000 BF (artikel 71, § 1, 8 W.I.B. dat hierboven kort werd besproken). Bijzondere vragen stellen zich echter voornamelijk indien de aandelen aan de werknemer gratis worden uitgereikt, of worden aangeboden tegen een "verminderde" prijs. Inderdaad, in aile andere gevallen maakt de operatie een loutere kapitaal-transactie uit die buiten het toepassingsgebied van de inkomsten-belasting valt. Enkel indien naar aanleiding of ter gelegenheid van de verwerving van de aandelen aan de werknemer een "voordeel" wordt verleend, ontstaat de mogelijkheid dat de operatie leidt tot de uitkering van belastbaar inkomen (6). Het fiscale principe ligt vervat in artikel 26, 2 W.I.B. dat de op grand van artikel 20, 2 , a W.I.B. belastbare bezoldigingen van werknemers nader definieert. Het artikel stelt dat belastbaar zijn als bezoldiging: "voordelen van aile aard die de werknemer behaalt uit hoofde of ter gelegenheid van het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid". In de mate dat een werknemer naar aanleiding of ter gelegenheid van zijn beroepswerkzaamheid de gelegenheid krijgt aandelen van de vennootschap te verwerven tegen een verminderde prijs, wordt hem bijgevolg een belastbaar voordeel toegekend. V oor de waardering van het belastbaar voordeel moet worden verwezen naar artikel 32ter W .I.B. dat de werkelijke waarde van het voordeel in hoofde van de verkrijger als waarderingscriterium naar voren schuift. In principe is het voordeel gelijk aan het verschil tussen de betaalde prijs en de marktwaarde van het aandeel. Indien de aandelen op de beurs genoteerd staan, beschikt men over een duidelijke referentiewaarde. Nochtans stelt zich de vraag of de koers van de dag van de verwerving van de aandelen van belang is, dan wei andere benaderingsmethoden waarbij, bijvoorbeeld, gebruik wordt gemaakt van het gemiddelde van de koers over de jongste zes maanden met als maximum de koers van de dag van verwerving, of andere evenwaardige formules. lndien de aandelen niet op de beurs genoteerd staan, zal de waarde in ruime mate bepaald worden door de liquiditeit van de aandelen. Het zal een werknemer van een vennootschap waarvan de aandelen op de periodieke veilingen buiten beurs worden verhandeld allicht gemakkelijker zijn tot de realisering van zijn (6) A. TIBERGHIEN, Inleiding tot het Belgisch Fiscaal Recht, 1986, p. 175-183. 409 participatie over te gaan, dan de werknemer die aandelen verwierf in een besloten familiale vennootschap. De belastingadministratie stemt ermee in dat voor de waardering van het voordeel volgende criteria worden gehanteerd. Indien de aandelen niet op de beurs genoteerd staan, client het verschil tussen de intrinsieke waarde van de aandelen, berekend op basis van het netto-actief van de vennootschap, en de door de werknemer betaalde prijs, als belastbaar voordeel in aanmerking te worden genomen. Op te merken valt dat deze waarderingsmethode voor een aantal vennootschappen (voornamelijk handelsvennootschappen waar de totale waarde van de vennootschap een veelvoud van de intrinsieke waarde kan bedragen) vrij voordelig kan uitvallen. Indien daarentegen de verworven aandelen op de beurs genoteerd staan, dan aanvaardt de administratie dat het verschil tussen 100 I 120sten van de beurswaarde van de aandelen en de werkelijk betaalde prijs als voordeel belastbaar is. De waarderingsmethode waarbij 100/ 120sten van de beurswaarde in aanmerking wordt genomen, wordt door de administratie ook gehanteerd om de waarde te bepalen van bonus-aandelen of stock-dividenden (Comm.I.B. 164/25 tot 28). Door de gereduceerde waarde die het gevolg is van de toepassing van de formule in aanmerking te nemen houdt ze rekening met de mogelijkheid dat op grand van bijzondere marktomstandigheden de beurswaarde te hoog is, en met de inherente variabiliteit van de beurswaarde. Een bijkomende waarderingsvraag stelt zich tenslotte indien de aandelen na hun verwerving door de werknemer voor enige tijd geblokkeerd worden en door de werknemer niet kunnen worden overgedragen. Bij de verwerving van de eigendom van het aandeel, verwerft de werknemer onbetwistbaar een actiefbestanddeel, indien de uiteindelijke deblokkering van het aandeel automatisch is en niet afhankelijk van, bijvoorbeeld, het voortduren van zijn arbeidsovereenkomst. Indien daarentegen de "reele" mogelijkheid blijft bestaan dat de waarde van het aandeel voor de werknemer verloren gaat (bvb. bij ontslag in de loop van de blokkeringsperiode) verwerft de werknemer bij de initiele uitreiking geen vaststaand actiefbestanddeel. In dit laatste geval kan geen belastingheffing op inkomen plaatsvinden op het ogenblik van de uitreiking. Het heffings1noment moet worden verschoven naar het ogenblik waarop de onzekerheidsfactor verdwijnt. Op dat laatste ogenblik zal het verschil tussen de werkelijke waarde van het aandeel op het ogenblik van de uitreiking en de door de werknemer betaalde prijs als eventueel voordeel belastbaar zijn. De eventueel verschillende waarde die het aandeel heeft op het ogenblik van het wegvallen van de onzekerheidsfactor kan niet worden in aanmerking genomen aangezien de oorzaak van het genieten door de werknemer van deze eventude waardestijging het gevolg is van de uitreiking van het onoverdraagbaar aandeel, en niet wordt toegekend ter compensatie van later uitgeoe- 410 fende werkzaamheden. De voortdurende tewerkstelling maakt in dat geval het realiseren van deze laatste meerwaarde weliswaar mogelijk doch is op zich geen aanleiding tot of reden voor dit bijkomend voordeel. Indien dit bij de uitkering van het aandeel weliswaar onoverdraagbaar is doch definitief door de werknemer is verworven, zal een belastingheffing op dat ogenblik plaats kunnen vinden. De waardering van het onrealiseerbaar en onoverdraagbaar recht zal echter met de blokkeringsperiode dienen rekening te houden. Een realistische waardering gaat uit van de waarde van het aandeel (vastgesteld volgens de hierboven uiteengezette benaderingsmethoden), doch verdisconteert deze waarde met een interestfactor in functie van de duur van de blokkeringsperiode. Indien, bvb. de blokkeringsperiode drie jaar bedraagt, zal de netto actuele waarde berekend worden van de realisering of na drie jaar voor een verkoopprijs gelijk aan de waarde bij uitreiking van het aandeel. Opnieuw worden waardeschommelingen van het aandeel over de blokkeringsperiode die de werknemer geniet, toegeschreven aan de verworven positie van aandeelhouder van de onderneming, eerder dan aan een vergoeding voor zijn werkzaamheden. Na de verwerving van het aandeel, ondergaat de werknemer, als aandeelhouder, de waardeschommelingen van het aandeel. Indien de werknemer erin slaagt zijn aandeel te vervreemden voor een prijs die hoger ligt dat de fiscaal in aanmerking genomen waarde bij de verwerving ervan, is de gerealiseerde meerwaarde niet langer het gevolg van zijn beroepswerkzaamheid, doch wei het gevolg van het feit dat hij over de periode waarover hij het aandeel heeft aangehouden, als aandeelhouder blootgesteld was aan het maatschappelijk risico. De aandelen zijn na hun verwerving deel gaan uitmaken van zijn prive-patrimonium en de latere meerwaarden zijn dan ook als prive-meerwaarden vrijgesteld van belasting. Eventuele minderwaarden zijn echter ook het gevolg van de onderwerping a an het maatschappelijk risico en zijn niet aftrekbaar. c. Sociale zekerheidsaspecten De sociale zekerheidsbenadering van het voordeel dat aan de werknemer wordt toegekend onder de vorm van een "verminderde" prijs voor de aandelen client te zijn gebaseerd op artikel14 van de wet van 27 juli 1969 (dat een identieke definitie van het be grip "loon" omvat als artikel 2 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers). Loon is bijgevolg: het loon in geld en de in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever. De terminologie "waarop de werk- 411 nemer recht heeft" client te worden ge1nterpreteerd in het licht van het arrest van het Hof van Cassatie van 20 april 1977 (7). Gebruikmakend van de wettelijk voorziene mogelijkheid tot de uitbreiding van het begrip "loon" over te gaan, stelt artikel 19 van het K.B. van 28 november 1969 dat voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen in aanmerking komen : het loon, de voordelen van aile aard die waardeerbaar zijn in geld, met inbegrip van die welke forfaitair berekend worden, ... Duidelijk is, ons inziens, dat na een beslissing van de werkgever om tot de toekenning van de aandelen aan een verminderde prijs over te gaan, de werknemer een recht op het voordeel van de verminderde prijs geniet en dat dit voordeel in principe onderworpen kan worden aan sociale zekerheidsbijdragen. Op grand van de ons ter beschikking staande informatie, menen wij echter te mogen vaststellen dat de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geen bijzondere inspanningen verricht om de sociale zekerheidsbijdragen op dit voordeel te innen. 4.2. De spaarplannen Een aantal belangrijke ondernemingen hebben aan het eind van de jaren 70 en in het begin van de jaren 80, bijzondere spaarplannen opgezet in het kader waarvan de verwerving van aandelen door de werknemers werd aangemoedigd (8). Een type-voorbeeld van een dergelijk spaarplan kan er als volgt uitzien. Jaarlijks krijgen de werknemers de gelegenheid voor een vast bedrag of voor een bepaald percentage van hun loon aandelen van de onderneming te kopen. Deze aandelen worden geblokkeerd voor een periode van 5 jaar. J aarlijks Ievert de onderneming daarenboven een inspanning die gelijk is aan deze door de werknemer verricht. Indien de werknemer bijvoorbeeld voor 10.000 BF aandelen koopt, dan koopt de onderneming op naam van dezelfde werknemer ook voor 10.000 BF aandelen. Bij deze interventie is een soort "gross-up" voorzien waarbij de onderneming een netto-inspanning Ievert die gelijk is aan de inspanning van de werknemer, en de belastingen die aan deze bijkomende inspanning verbonden zijn, bijpast. Ter compensatie van de vijfjarige blokkering worden de aandelen tegen een gunstige prijs aangeboden. Voor de uitoefening van een dergelijk plan (7) Cass., 20 april1977, R. W., 1977-78, 1871 dat een scheidingslijn trekt tussen het begrip "loon" en de giften. (8) Meer concreet wordt verwezen naar system en zoals deze die werden opgezet door Petrofina, BP Belgium, Auchan, HBK-Spaarbank, e.a. 412 wordt veelal een V.Z.W.-groepsfonds opgericht. Deze V.Z.W. ontvangt stortingen van de werkgever en koopt de aandelen aan. Elke werknemer heeft een individuele aandelenrekening bij dit groepsfonds. In een andere optiek kan aan de werknemers de mogelijkheid geboden worden aandelen van de onderneming te kopen, aan een normale prijs of aan een gunstprijs, op indirecte wijze, door de verwerving van certificaten van een beleggingsfonds dat voor 70% of meer in aandelen van de onderneming investeert. De resterende 30% worden belegd in meer liquide portefeuillewaarden zodat het fonds een voldoende liquiditeit behoudt om uittredingen en verkopen der werknemers te kunnen opvangen. De fiscale en sociale zekerheidsaspecten aan dergelijke spaarplannen verbonden zijn analoog als deze verbonden aan de onder punt 4.1. besproken schema's. Op te merken valt wel dat in de gevallen waar de werkgever een netto-inspanning verricht die gelijk is a an de aankoop van de werknemer, niet enkel het netto-bedrag van deze inspanning belastbaar is, doch wei het totale bedrag van de interventie van de werkgever, het gross-up-gedeelte van deze inspanning inbegrepen. Dit is het gevolg van de toepassing van het algemeen principe in het Belgisch belastingrecht dat de betaalde belasting deel uitmaakt van de belastbare grondslag. 5. DE AANDELEN-OPTIES 5 .1. Economische benadering Een aandelen-optie verleent aan de houder van de optie het recht aandelen te kopen aan een vooraf vastgestelde prijs. Dit recht dient veelal binnen een bepaalde termijn te worden uitgeoefend. Het lot van de optiehouder is verbonden aan de waarde-evolutie van het aandeel. Stijgt de waarde van het aandeel hoven de uitoefenprijs van de optie, dan zal hij de optie lichten en, tegen betaling van de lagere uitoefenpfijs van de optie, de aandelen verwerven. Indien daarentegen de waarde van de aandelen niet hoven de uitoefenprijs uitstijgt, zal de houder de optie niet lichten en zal de optiegever een goede zaak doen. Deze laatste speculeerde immers 11 a la baisse"' per hypothese verkocht hij een optie tot aankoop omdat hij ervan overtuigd was dat de waarde van het aandeel zou dalen. Door het toestaan en verwerven van opties op aandelen, eerder dan de aandelen zelf, wordt een hefboom-effect gerealiseerd. Inderdaad, het verwerven van een optie, voor een geringe prijs, maakt het de optiehouder mogelijR te genieten van de meerwaarde over de gehele waarde van het 413 aandeel, zonder tot de onmiddellijke verwerving, en betaling van de volledige prijs, van het aandeel te moeten overgaan. Daarenboven is het risico voor de optiehouder beperkt. Enkel de koopprijs van de optie is aan het risico onderworpen. Minderwaarden op het aandeel vermijdt hij. Dit is dan ook de red en waarom een optie om een aandeel te verwerven voor een prijs gelijk aan de waarde (bvb. beursnotering) van bet aandeel op bet ogenblik van het toekennen van de optie, geen nulwaarde heeft. Het verkrijgen van de optie maakt bet inderdaad mogelijk zonder enig risico op minderwaarden de potentiele meerwaarde op het aandeel te realiseren. De waarde van een dergelijke optie (uitoefenprijs = marktwaarde van bet aandeel op bet ogenblik van uitreiking) client te worden bepaald in functie van de verwachte waarde op de uitoefendatum (of de gemiddelde waarde over de uitoefenperiode). Deze verwachte waarde zal in essentie gebaseerd zijn op een extrapolatie naar de toekomst van de lange-termijn-waarde evolutie van het aandeel in het verleden. Deze verwachte waarde client verdisconteerd te worden, niet aileen met een interestfactor die de tijdsdimensie weerspiegelt, doch eveneens met een disconto in functie van de graad van risico (bvb. standaard-deviatie) die aan de vooropgestelde verwachte waarde verbonden is. Duidelijk blijkt dat een bevredigend en coherent theoretisch waarderingsmodel kan worden ·opgebouwd, doch dat de concrete waardering van de waarde van een optie een uiterst subjectieve aangelegenheid is. Deze vaststelling zal, uiteraard, van belang zijn bij de hiernavolgende fiscaal-rechtelijke analyse. In het kader van een werkgever-werknemersverhouding worden aandelenopties meestal gratis door de vennootschap-werkgever aan de werknemer toegekend. Voor de werknemer heeft de optie het grote voordeel, hoven de verwerving van aandelen, dat hij in staat wordt gesteld de meerwaarde eventueel aan de aandelen verbonden te realiseren zonder, ab initio, de koopprijs van de aandelen te investeren. Daarenboven is hij uitgesloten van bet risico een minderwaarde op te lopen. De vergelijking van de uitkering van een aandelen-optie met gratis uitreiking van aandelen gaat niet op. In bet kader van de optie client de werknemer inderdaad tot de aankoop van de aandelen over te gaan, daar waar bij de gratis uitreiking van aandelen hem de kapitaalwaarde van het aandeel gratis wordt overhandigd. De inhoud van de maatregel, en de kost ervan voor de werkgever, zijn totaal verschillend. Afhankelijk van de oorsprong van de aandelen die door de werkgever aan de werknemer worden overhandigd bij bet lichten van de optie, neemt de kost voor de werkgever de vorm aan van een rechtstreekse dilutie van de rechten van de bestaande aandeelhouders (indien bij kapitaalverhoging de aandelen worden uitgegeven) of tot een cash-uitgave voor de vennootschap (bij inkoop van de aandelen). 414 Nu reeds client te worden benadrukt dat bet grootste voordeel in het kader van een aandelen-optieplan kan worden gerealiseerd indien de werkgever de aandelen inkoopt die hij aan de werknemers moet uitreiken. Onder die omstandigheden kan een fiscaal hefboom-effect worden gerealiseerd waarbij aan de werknemer een vergoeding wordt uitgekeerd waarvan de kost na belasting voor de werkgever lager is dan bet voordeel na belasting voor de werknemer. Bij deze fiscale befboom wordt een gedeelte van de nettovergoeding die de werknemer geniet door de Scbatkist bijgepast. Belastingvrije aandelen-opties waarbij de aandelen door de vennootschap worden ingekocht vormen, naar mijn weten, bet enige vergoedingsregime dat een dergelijke fiscale befboom mogelijk maakt. 5 .2. Vennootschapsrechtelijke as pecten Het verlenen van een optie op aandelen is een louter contractuele aangelegenheid die, in principe, aan de vennootschap wiens aandelen het betreft, vreemd is. Indien echter de vennootschap-werkgever de optie toestond, zal zij, op het ogenblik dat de werknemer de optie licht, aandelen van zichzelf ter beschikking moeten hebben om te overbandigen a an de werknemer. De oorsprong van deze aandelen heeft, uiteraard, vennootschapsrechtelijke relevantie. Een eerste methode bestaat erin dat de vennootschap nieuwe aandelen creeert met het oog op de overhandiging aan de werknemer die de aandelen-optie Iicht. Hiertoe client zij tot een kapitaalverhoging over te gaan. Een kapitaalverhoging vereist een statutenwijziging en client bijgevolg door de algemene vergadering der aandeelhouders te worden doorgevoerd. Een dergelijke handelwijze staat een flexibel optiesysteem in de weg aangezien het gegroepeerde lichtingen van opties noodzakelijk maakt. De werknemers kunnen het optietijdstip niet vrij kiezen en worden verondersteld onmiddellijk in te schrijven op een kapitaalverhoging. Het toegestane kapitaal vormt, ook hier, het soepele instrument om een stock-optieplan uit te voeren. Bij het instellen van het toegestaan kapitaal client met een a an tal elementen rekening te worden gehouden. V ooreerst mag niet uit het oog worden verloren dat het toegestaan kapitaal slechts voor een maximumperiode van vijf jaar kan worden toegestaan. Tijdige verlenging van het toegestaan kapitaal is bijgevolg vereist. Vervolgens client aan de raad van bestuur de mogelijkheid te worden geboden het voorkeurrecht (artikel 34bis Vennootschappenwet) te beperken of uit te sluiten, dit in het belang van de vennootschap. Zonder deze mogelijkheid tot uitsluiting van het voorkeurrecht dienen de nieuw uitgegeven aandelen inderdaad proportioned aan de bestaande aandeelhouder te worden aangeboden. 415 De tweede wijze waarop de vennootschap de benodigde aandelen kan verwerven is door de inkoop van eigen aandelen (artikel 5 2bis V ennootschappenwet). Indien aandelen worden ingekocht voor uitkering aan het personeel, is de tussenkomst van de algemene vergadering niet vereist. W el dienen de aandelen binnen de 12 maanden aan de personeelsleden te worden uitgereikt. Verder zijn de normale regels voor de inkoop van aandelen van toepassing, zodat het inkoopaanbod moet worden uitgebreid tot aile aandeelhouders, de verworven aandelen moeten volstort zijn en de ven-· nootschap niet meer dan 10% van haar uitstaande aandelen mag inkopen. Tenslotte mag de verwerving niet ten laste worden gelegd van het kapitaal of van de gebonden reserves. lndien de aandelen Ianger dan 12 maanden in portefeuille blijven, worden ze rechtens van onwaarde, wat leidt tot de vernietiging van het certificaat, eventueel gepaard gaande met de bijhorende kapitaalvermindering. 5.3. Fiscaal-rechtelijke aspecten Wat de fiscaal-rechtelijke behandeling betreft, dienen twee regimes te worden onderscheiden: de 11 vrije 11 aandelen-opties en de wettelijk vrijgestelde aandelen-opties (of de 11 opties volgens het boekje" ). Opmerkelijk is dat bij de invoering van de belastingvrije aandelenopties (9) enerzijds uitdrukkelijk gesteld werd bij de parlementaire voorbereiding dat het vrijstellings-regime geen afbreuk wenste te doen aan de bestaande fiscale behandeling van aandelenopties, doch anderzijds op geen enkele wijze het fiscaal statuut van de aandelen-opties die niet aile wettelijke voorwaarden verenigen, werd toegelicht of gespecifieerd. Het artikel dat de belastingvrije optie invoert, bepaalt immers letterlijk 11 wanneer, uit hoofde of ter gelegenheid van een lichting van een aandelen-optie, een belastbaar voordeel in de zin van artikel 26 W.I.B. door een werknemer wordt behaald, wordt dit voordeel ... vrijgesteld ... 11 • Het gemeenrechtelijk fiscaal regime van aandelen-opties en het vrijstellingsregime krijgen hierna achtereenvolgens onze aandacht. Het vrijstellingsregime client te worden beschouwd als een uitzonderingsregime (10). (9) Door artikel 45 van de wet van 27 december 1984, Staatsblad 29 december 1984. (10) De analyse van de fiscale behandeling van aandelen-opties maakte het voorwerp uit van een aanzienlijk aantal studies, artikelen en bijdragen. Voor een bevattelijke weergave van uiteenlopende inzichten terzake kan men raadplegen: K. GEENS, Aandelen-opties, Fiskoloog, nr. 115, 8 januari 1985; S. GEUBEL en A. WILLEMS, L'option sur actions en droit beige, Chroniques de Droit Social, 1985, p. 227-233; J.F. LYCOPS, Stock-options en aandelen-opties, Fiskofoon 1985, p. 23-31. De laatste twee bijdragen bevatten daarenboven een uitgebreid voetnoten-apparaat. 416 a. De gemeenrechtelijke fiscale behandeling van aandelen-opties De aard en de inhoud van de door de werkgever aan de werknemer toegekende aandelen-optie zal, uiteraard, bepalend zijn voor de fiscale behandeling ervan. Essentieel kunnen de voorwaardelijke en de onvoorwaardelijke aandelen-optie worden onderscheiden. De onvoorwaardelijke aandelen-optie kan dadelijk door de werknemer · worden gelicht, of kan worden gelicht na verloop van een zekere periode. De beschikbaarheid van het recht vervat in de optie is bijgevolg automatisch en is door de werknemer definitief verworven. De voorwaardelijke aandelen-optie maakt de uitoefening van de optie afhankelijk van een aantal voorwaarden. Er bestaat voor de werknemer een reeele mogelijkheid dat hij de hem in principe toebedeelde optie niet zal kunnen benutten. Een voorbeeld van een dergelijke voorwaarde is deze waarbij vereist is dat de betrokkene nog steeds in dienst is van de onderneming op het ogenblik dat hij het voornemen uit de optie te lichten. De verwerving van het optierecht (en in het geval van de voorwaardelijke optie, de definitieve verwerving ervan) vormt onmiskenbaar een voordeel door de werknemer behaald naar aanleiding of ter gelegenheid van zijn tewerkstelling. Dergelijk voordeel is op grond van artikel 26, al. 2, 2 W.I.B. belastbaar als bezoldiging(11). Inderdaad wordt de belastbare bezoldiging verworven op het ogenblik dat, wegens de tewerkstelling, een actief bestanddeel naar het prive-patrimonium van de werknemer wordt overgedragen. Aile latere realisaties, verwervingen, vervreemdingen en dergelijke zijn het gevolg van de aanwezigheid in het prive-patrimonium van de werknemer voor het recht vervat in de aandelen-optie. Artikel 32ter W .I. B. vereist dat de voordelen in natura behaald moeten worden gewaardeerd "voor de werkelijke waarde in hoofde van de verkrijger". Veelal, doch niet uitsluitend, wordt hiermee bedoeld de prijs die de genieter zou hebben moeten betalen om het voordeel in de markt te kopen. Voor de waardering van de aandelen-optie is deze benadering zeer moeilijk bruikbaar. V ooreerst zijn de aandelen-opties zelden of nooit in de markt verwerfbaar, vervolgens drukt elke marktwaardering een specula- (11) Een analoge benadering vindt men bij T. AFSCHRIFT en P. MALHERBE, La loi du 27 decembre 1984 portant des dispositions fiscales, ]. T., 11 mei 1985, p. 298-300; R. DEBLAUWE, De nieuwe wetgeving over de stock-options, Balans-Fiskoloog, 1985, p. 7; M. ELOY, Le regime des options sur actions, Documentatiebundel Le Fiscologue, 1985, p. 11-12; J.F. LYCOPS, Stock-options en aandelen-opties, Fiskofoon, 1985, p. 30. 417 tieve positionering uit die voor de bepaling van de intrinsieke waarde van de optie met de grootste voorzichtigheid moet worden benaderd. Duidelijk blijkt dat de principiele belastbaarheid van de optie bij de uitreiking ervan dergelijke waarderingsproblemen stelt dat het in principe belastbaar voordeel veelal de facto onbelastbaar zal blijken. Een theoretische waardering client in principe te zijn gebaseerd op de verwachte waarde van het aandeel, verdisconteerd, zoals hierboven gesteld, met een interestfactor en met een risicopremie. Bij een dergelijke waardering kan echter steeds worden uitgegaan van een eventueel verschil tussen de uitoefenprijs van de optie en de boekwaarde van het aandeel op het ogenblik van de uitreiking van de optie. Zijn de aandelen genoteerd, dan kan worden uitgegaan van een eventueel verschil tussen de uitoefenprijs van de optie en de beurswaarde van het betrokken aandeel op het ogenblik van de uitreiking van de optie. Hierbij kan de benadering van de belastingadministratie worden gevolgd waarbij, zoals hierboven uiteengezet, slechts 100/120 van de beurskoers in aanmerking wordt genomen. V oor het overige, zal elke waardering van de aandelen-optie noodzakelijkerwijze een subjectieve inschatting impliceren. In het geval van een voorwaardelijke optie zal de aandelen-optie belastbaar zijn op het ogenblik dat zij definitief verworven is (op het ogenblik dat het vaststaat dat de werknemer een verworven recht heeft), aangezien op dat ogenblik de definitieve overgang van het recht naar het prive-patrimonium van de werknemer plaatsheeft. Bij een aandelen-optie met een continu precair karakter zal deze zekerheid slechts aanwezig zijn op het ogenblik dat de optie wordt uitgeoefend. Opnieuw is echter het definitief verworven zijn van de optie (de mogelijkheid voot een vaste prijs te kopen) het belastbaar element. Een alternatieve benadering kan stellen dat onder die omstandigheden de optie nooit definitief verworven is zodat het feit van de aankoop van de aandelen tegen een lagere prijs niet het gevolg is van een bestaande optie doch zelf het voordeel uitmaakt door de werknemer verworven naar aanleiding of ter gelegenheid van zijn beroepswerkzaamheid. Deze benadering steunt op het feit dat de optie nooit definitief verworven wordt los van de eigenlijke uitoefening ervan. Ons inziens, client tussen beide benaderingen geen keuze te worden gemaakt aarigezien de praktische gevolgen van beide benaderingen identiek zijn. De waarde van de optie die bij de uitoefening ervan definitief verworven wordt, zal immers gelijk zijn aan het op dat ogenblik zeer concrete verschil tussen uitoefenprijs en waarde van het aandeel. Eens de waarde van de optie als voordeel van aile aard belastbaar is gesteld, vormt de optie een element van het prive-patrimonium van de werknemer. De meerwaarde gerealiseerd bij het lichten van de optie, en vervol- 418 gens de eventuele meerwaarde gerealiseerd bij de verkoop van de aandelen, zijn belastingvrij (tenzij toepassing van artikel 67, 8 W.I.B.). Het tweede luik van het gemeenrechtelijk fiscaal regime van de aandelenopties betreft de fiscale behandeling in hoofde van de vennootschap-werkgever. De ere a tie van nieuwe aandelen in het kader van een kapitaalverhoging en de uitreiking van deze aandelen a an de werknemer, vormt een fiscaal neutrale operatie. Indien daarentegen de vennootschap tot de inkoop van haar eigen aandelen overgaat, wordt een bijzondere aanslag van 43% geheven op het gedeelte van de prijs dat het nog terugbetaalbaar werkelijk gestorte kapitaal door de ingekochte aandelen vertegenwoordigd, overschrijdt. Deze aanslag kan de inkoop van aandelen prohibitief maken. W el vormt anderzijds het verschil tusen de uitoefenprijs van de optie en de inkoopprijs van de aandelen voor de vennootschap een aftrekbare uitgave (12). Deze aftrek kan leiden tot een belastingvermindering die de bijzondere aanslag geheel of gedeeltelijk compenseert. De invoering van de belastingvrije aandelen-opties wijzigt, zoals hierboven gesteld, in principe niets aan het gemeenrechtelijk fiscaal regime van de aandelen-opties. De facto echter heeft de door de wetgever aangevoelde nood een fiscaal zekerheidsregime te creeren waarbinnen aandelen-opties met zekerheid volledig vrijgesteld zijn, de vraag naar de belastbaarheid van de niet-conforme optieplannen in aile hevigheid doen losbranden. Hierbij vertolkt het artikel dat de belastingvrije optie invoert, blijkbaar in zekere mate de opinie van de wetgever inzake de belastbaarheid van aandelen-opties daar waar het stelt "wanneer, "uit hoofde of ter gelegenheid van een lichting" van een aandelen-optie een belastbaar voordeel ... wordt behaald ... ". Blijkbaar ging de wetgever ervan uit, zonder deze benadering echter als wettelijke regel te formuleren, dat de toekenning van een aandelen-optie kan leiden tot belastingheffing op het ogenblik van de lichting ervan. De vrees van diegenen die meenden dat de invoering van een regime van "met zekerheid vrijgestelde" aandelen-opties zou leiden tot de belastbaarheid van het lichten van de andere opties, blijkt in zekere mate gegrond te zijn. Inderdaad bevat het in de loop van de vorige legislatuur ingediende wetsontwerp (het zgn. "Mammoet-ontwerp" of het "ontwerp EyskensMaystadt" enerzijds een aantal versoepelingen van het wettelijk regime van aandelen-opties (zie infra), doch anderzijds een bepaling die op expliciete wijze het lichten van niet-conforme aandelen-opties belastbaar stelt. Het belastbare voordeel is gelijk aan het verschil tussen de marktprijs van (12) Parlementaire Stukken, Kamer, 1984-1985, n° 1010/1, 23 oktober 1984, p. 12. 419 de genoteerde aandelen of de intrinsieke waarde van de niet-genoteerde aandelen enerzijds, en de uitoefenprijs van de aandelen-optie anderzijds. De toekomst van dit wetsontwerp, dat reeds a an het eind van de vorige legislatuur in zekere mate in de vergeethoek was geraakt, is erg onduidelijk. V oor wat de huidige fiscale behandeling van de aandelen-opties betreft, kan het op twee wijzen worden gei:nterpreteerd. De eerste interpretatie stelt dat deze wet de explicitering vormt van de reeds geldende fiscale behandeling van niet-conforme aandelen-opties. De tweede interpretatie stelt dat, aangezien de wetgever het nodig achtte het lichten van de aandelen-optie expliciet belastbaar te stellen, zonder deze wetsbepaling het lichten een belastingvrije operatic is. Deze tweede interpretatie staat echter de hierboven weergegeven analyse van het gemeenrechtelijk fiscaal regime (belastbaarheid bij toekenning of definitieve verwerving van de' optie) geenszins in de weg. b. De wettelijk vrijgestelde aandelen-optie Gezien de relatieve fiscale onzekerheid en de waarderingsproblemen wat betreft de niet-wettelijk vrijges~elde aandelen-opties, worden in de praktijk de meeste optieplannen uitgewerkt conform de vereisten van artikel 45 van· de wet van 27 december 1984. Deze fiscale vrijhaven waarbinnen aandelen-opties met zekerheid belastingvrij kunnen worden uitgekeerd en gelicht, vereist de vervulling van volgende voorwaarden. De aandelen-optie kan worden uitgereikt aan een werknemer, een bestuurder met werkelijke en vaste functies en een werkend vennoot die op het ogenblik van de uitreiking gedurende ten minste een jaar tewerkgesteld zijn in de vennootschap. Op het ogenblik van het lichten van de optie client de betrokkene te zijn tewerkgesteld bij dezelfde vennootschap, of bij een dochter- of kleindochtervennootschap. De optie kan worden verleend met betrekking tot aandelen van een Belgische vennootschap of van een buitenlandse vennootschap onderworpen aan de belasting der niet-verblijfhouders. De optie kan de aandelen van de vennootschap-werkgever zelf betreffen of van haar moedervennootschap of grootmoedervennootscha p. De uitoefenprijs van de optie mag niet lager zijn dan de beurswaarde (vermeld in de prijscourant gepubliceerd in de loop van de maand waarop de optie wordt verleend) of, voor niet-genoteerde aandelen, de intrinsieke waarde (netto actief gedeeld door aantal aandelen) van het aandeel. 420 De model-overeenkomst tot aandelen-optie client door de algemene vergadering van aandeelhouders te worden goedgekeurd. De overeenkomst mag geen handgeld bedingen. De optie client te worden uitgereikt v66r 31 december 1990. Zij moet worden gelicht ten vroegste een jaar en ten laatste zes jaar na de datum van de individuele overeenkomst van aandelen-optie tussen werkgever en werknemer. Een werknemer mag niet meer dan 5% van de door de vennootschap geplaatste aandelen verkrijgen. Daarenboven kan hij maar tot 25% van zijn bezoldiging (met een maximum van 500.000 BF per jaar) besteden aan het lichten van opties. De door het lichten van de optie verkregen aandelen moeten gedurende twee jaar worden bijgehouden. De werknemer wordt verplicht de aandelen neer te leggen op de Nationale Bank van Belgic, voor rekening van de Deposito-en Consignatiekas. Deze verplichte neerlegging werd ingevoerd om te voorkomen dat de aandelen op naam moeten zijn. Tenslotte kan het voordeel van de belastingvrije lichting van de optie niet worden gecumuleerd met de aftrek voor aankoop van aandelen van de vennootschap-werkgever. Uit het bovenstaande volgt dat de termijn tussen de uitreiking van de optie en de verkoop van het aandeel van de vennootschap minstens drie jaar bedraagt. Daarenboven client de werknemer gedurende twee jaar de totale waarde van de gekochte aandelen te financieren. Tenslotte heeft artikel 45 van de wet van 27 december 1984 ook oog voor de fiscale gevolgen voor de vennootschap-werkgever. De bijzondere aanslag van artikel 116 W.I.B. op de inkoop van eigen aandelen is niet verschuldigd indien de aandelen worden ingekocht met het oog op de lichting van een wetsconforme aandelen-optie, op voorwaarde dat die lichting werkelijk binnen 12 maanden na de inkoop van de aandelen plaatsheeft. Het is de combinatie van de mogelijkheid tot een belastingvrije inkoop van aandelen over te gaan, en de belasting-vrijstelling van de optie zelf die een fiscaal vrijgesteld optieplan aantrekkelijk kan maken, ondanks de bijzondere beperkingen waaraan de opties en de verwerving van de aandelen onderhevig zijn. Veronderstel dat de waarde van het aandeel op het ogenblik van de uitreiking van de optie 100 bedraagt. Na een jaar is het aandeel120 waard, zodat de werknemer zijn optie Iicht. Om de vereiste aandelen te verwerven, gaat de onderneming over tot een inkoop van haar aandelen. Zij betaalt, voor de verwerving van een aandeel, 120. Zij verkoopt dit aandeel vervolgens aan de werknemer voor 100. De totale kost v66r helasting voor de vennootschap is 20. Aangezien deze 20 een aftrek421 bare bedrijfsuitgave vormt, is de werkelijke kost na belastingeffect gelijk aan 11 ,4. Het voordeel voor de werknemer bedraagt 20. De netto-kost voor de onderneming bedraagt bijgevolg 57% van het netto-voordeel voor de werknemer. Uiteraard is dit schematisch cijfervoorbeeld onvolledig. Enerzijds client de werknemer de verkregen aandelen gedurende twee jaar te behouden zodat rekening moet worden gehouden met de netto actuele waarde van een voordeel van 20 gerealiseerd binnen twee jaar. Anderzijds is de werknemer aandeelhouder en ondergaat hij de waardeschommelingen van het aandeel. Aan het eind van de tweejarige blokkeringsperiode kan hij een bijkomende meerwaarde gerealiseerd hebben of kan de waarde van zijn aandelen gedaald zijn beneden 120. 5 .4. Sociale zekerheidsbehandeling De analyse van het gemeenrechtelijk sociaal regime van de aandelen-optie is in zeer ruime mate bepalend voor de onderworpenheid van optieplannen aan sociale zekerheidsbijdragen. Opnieuw blijkt, voor zover onze ervaring strekt, de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geen bijzondere inspanningen te verrichten om de sociale zekerheidsbijdragen op deze voordelen te innen (13). 6. WINSTBEWIJZEN 6.1. Vennootschapsrechtelijke aspecten De wettelijke mogelijkheid voor een naamloze vennootschap tot de uitgifte van winstbewijzen over te gaan wordt voorzien door artikel 41 van de Vennootschappenwet. Dit artikel bepaalt laconiek dat de statuten de aan de winstbewijzen verbonden rechten bepalen. Op te merken valt dat een B.V.B.A. geen winstbewijzen kan uitgeven (artikel124 Vennootschappenwet). Winstbewijzen geven, bijna per definitie, recht op een dividend. De omvang van het dividend kan vrij worden bepaald in de statuten. De dividendrechten kunnen vast of variabel zijn, preferent of niet. (13) Voor een korte, doch duidelijke bespreking van een aantal sociaal-rechtelijke aspecten van aandelen-opties zie: S. GEUBEL en A. WILLEMS, L'option sur actions en droit beige, Chroniques de Droit Social, 1985, p. 232-233. 422 Winstbewijzen kunnen stemrecht verlenen. Indien aan de winstbewijzen stemrechten verbonden zijn, dan is het stemrecht beperkt op de volgende wijze. Elk winstbewijs geeft slechts recht op een stem, het geheel van winstbewijzen mag niet meer stemmen vertegenwoordigen dan de helft van de gewone aandelen, en op een algemene vergadering mag het aantal stemmen op grond van de winstbewijzen uitgebracht niet meer dan 2/ 3den van het totaal aantal uitgebrachte stemmen bedragen. Indien de winstbewijzen geen stemrecht verlenen, zullen de houders van winstbewijzen enkel een stemrecht kunnen uitoefenen inzake een statutenwijziging die betrekking heeft op de wijziging van rechten van de winstbewijzen (artikel 71 Vennootschappenwet) of die betrekking heeft op een wijziging van het maatschappelijk doel. De winstbewijzen luiden op naam of aan toonder. Zij zijn vrij overdraagbaar, tenzij andersluidende statutaire bepaling, 10 dagen na de neerlegging van de tweede jaarrekening na hun uitgifte. V 66r deze datum moet de overdracht geschieden, op straf van nietigheid, door een authentieke akte of door een onderhandse akte aan de vennootschap betekend binnen de maand na de ondertekening ervan (artikel 47 Venn. Wet). De uitgifte van winstbewijzen veronderstelt, uiteraard, een statutenwijziging. 6.2. Fiscale aspecten Opnieuw zullen de aard en de rechten verbonden aan de winstbewijzen determinerend zijn voor de fiscale behandeling ervan. Opnieuw client daarenboven het onderscheid te worden gemaakt tussen onvoorwaardelijke winstbewijzen, die worden uitgereikt en die door de genieter definitief verworven zijn enerzijds, en voorwaardelijke winstbewijzen waarbij de dividend-rechten slechts worden genoten zolang aan bepaalde voorwaarden voldaan is. De facto kunnen in principe enkel de onvoorwaardelijke winstbewijzen overdraagbaar zijn. De winstbewijzen door de onderneming Afga-Gevaert aan haar personeelsleden uitgereikt, hebben tot heel wat commentaren en analyses aanleiding gegeven en zijn de facto onderworpen aan een relatief gunstig fiscaal en sociaal zekerheidsregime. Aangezien de modaliteiten en voorwaarden van deze winstbewijzen in ruime mate verwachtingen en objectieven terzake van vele werkgevers weerspiegelen, volgen winstbewijzen regimes in de praktijk veelal vrij nauwgezet het Agfa-Gevaert-schema. Door bij het Agfa-Gevaert-schema aan te leunen, wordt daarenboven aanvullende zekerheid bekomen op het vlak van fiscale en sociale zekerheidsbehande-· ling. 423 De winstbewijzen die Agfa-Gevaert aan zijn personeelsleden toekent, luiden op naam en verlenen geen stemrecht. Zij verlenen een dividend-recht gedurende een beperkt aantal jaren. Het recht op dividend vervalt wanneer de begunstigde overlijdt of de vennootschap als werknemer verlaat. De winstbewijzen en rechten die eruit voortvloeien zijn onverhandelbaar en onoverdraagbaar. Het dividend per winstbewijs bedraagt 1 miljoenste van de uitkeerbare winst zonder dat het geheel van de aldus toegekende dividenden meer mag bedragen van 5% van de uitkeerbare winst. De winstbewijzen zijn dus duidelijk voorwaardelijk en onoverdraagbaar. Op het ogenblik van het uitreiken van het winstbewijs verwerft de werknemer onbetwistbaar een voordeel dat in principe belastbaar is op grond van artikel26 W.I.B. De waardering van het voordeel is echter uiterst moeilijk ingeval van voorwaardelijke en onoverdraagbare winstbewijzen. Inderdaad client niet louter de netto actuele waarde van onzekere toekomstige dividenden te worden berekend, doch daarenboven moet worden rekening gehouden met de mogelijkheden tot verval van recht (verlaten van de onderneming of overlijden). De facto is het voordeel dan ook onwaardeerbaar. Eens het winstbewijs uitgereikt, maakt het deel uit van het prive-vermogen van de werknemer. De dividend-uitkeringen worden a an de werknemer verricht in zijn hoedanigheid van houder van het winstbewijs en zijn bijgevolg belastbaar als roerende inkomsten. Het argument dat de dividenden slechts behouden worden in de mate de betrokkene werknemer blijft, en dus genoten worden naar aanleiding van de tewerkstelling, wat een belastbaarheid als bezoldiging impliceert, werd de facto door de belasting-administratie niet weerhouden. De totale belastinglast van deze vergoeding bedraagt 57,25%. Voor een bruto-kost van 100 voor de werkgever geniet de werknemer een netto-voordeel van 42,75. De als dividend uitgekeerde winst ondergaat inderdaad eerst de vennootschapsbelasting aan het tarief (per hypothese) van 43%. Bij de uitkering van het dividend wordt vervolgens de roerende voorheffing ingehouden ten belope van 25% van het saldo. Op te merken valt dat in de mate de betrokkene bvb. hypothecaire interesten betaalt die op grond van artikel 71 W.I.B. aftrekbaar zijn, hij de roerende voorheffing kan recupereren door de ontvangen dividenden bij het globaal belastbaar inkomen te voegen. De fiscale behandeling van de toekenning door de werkgever aan de werknemers van winstbewijzen die door de werknemers definitief verworven zijn, die overdraagbaar zijn aan derden en waarbij het recht op dividenden niet afhankelijk is van de tewerkstelling van de genieter, blijft echter onduidelijk. Opnieuw wordt bij de uitreiking van het winstbewijs onmiskenbaar een voordeel toegekend dat in principe belastbaar Is op grond van artikel 26 W .I. B. Het waarderingsvraagstuk stelt zich bij dergelijke winst- 424 bewijzen echter minder scherp. Het lijkt inderdaad niet onmogelijk op grond van historische gegevens en de ondernemingspolitiek wat "pay-out ratio" betreft, een projectie in de toekomst te maken van de verwachte dividend-uitkeringen. De netto actuele waarde van de verwachte dividendenstroom vormt de waarde van het uitgekeerde winstbewijs. Uiteraard client ook hier met een ruime onzekerheidsmarge te worden rekening gehouden. De idee dat een dergelijke waarderingsmethode haalbaar is, wordt nog versterkt indien men overweegt dat financiele analysten stellen dat de waarde van een aandeel van een onderneming in een "going-concern" perspectief niets anders is dan de actuele waarde van de verwachte dividendenstroom. Indien echter deze benadering wordt gevolgd en de actueie waarde van de verwachte dividendenstroom beiastbaar wordt gesteid, stelt zich de wat metafysisch aandoende vraag of op het ogenblik van de latere werkelijke uitkering van een dividend nog een beiastingheffing mag geschieden. Er kan inderdaad worden geargumenteerd dat een dergeiijke heffing een "his in idem" zou vormen aangezien de belaste dividenden reeds in aanmerking werden genomen voor de berekening van een belastbare grondslag op het ogenblik van de uitkering van het winstbewijs. In het Iicht van deze waarderingsproblematiek is het niet onmogelijk, en lijkt het niet onrealistisch, dat de beiasting-administratie ook bij dergelijke winstbewijzen enkel tot een belastingheffing op de daadwerkelijk uitbetaalde dividenden als roerende inkomsten overgaat. 6.3. Sociale zekerheidsaspecten Inzake de Agfa-Gevaert-winstbewijzen, heeft de Minister van Arbeid en Tewerkstelling gesteid dat noch de winstbewijzen, noch de daaruit voortvloeiende dividenden "loon" uitmaken in de zin van de loonbeschermingswet van 12 april 1965. Zijn besluit is gebaseerd op de redenering dat de winstbewijzen het maatschappelijk kapitaal niet vertegenwoordigen en bijgevolg niet waardeerbaar zijn enerzijds, en dat zij gezien hun onverhandelbaar karakter geen geldwaarde hebben anderzijds. Ook de latere dividenden kunnen niet als loon worden behandeld aangezien het eventueel recht op het dividend ontstaat niet uit arbeidsverhouding doch wei tengevolge een beslissing van de bestuursorganen van de naamloze vennootschap. W at de onderworpenheid van de winstbewijzen en de dividenden aan de sociale zekerheidsbijdragen betreft, is echter niet de Minister van Tewerk_: stelling en Arbeid bevoegd, doch wei de Minister van Sociale Zaken.- Alhoewei de betrokken minister geen publieke stellingname heeft genomen, wordt, naar onze inform atie, in concreto niet tot de inning van sociale zekerheidsbijdragen overgegaan. Op te merken valt dat deze vrijstelling 425 van sociale zekerheidsbijdragen een substantieel voordeel uitmaakt. Inderdaad, de gecombineerde werkgevers- en werknemersbijdragen voor de sociale zekerheid bedraagt voor ondernemingen die meer dan 20 werknemers tewerkstellen, ongeveer 46,8% van de bruto-vergoeding van de werknemer. 7. WINSTDELENDE BEZOLDIGING Het hierboven reeds besproken Mammoet-wetsontwerp (het antwerp Eyskens-Maystadt) voorzag een regime van winstdelende bezoldigingen. Het antwerp voorzag de mogelijkheid bij collectieve arbeidsovereenkomst aan de werknemers een bezoldiging toe te kennen die in verhouding staat tot de door de vennootschap gerealiseerde winst. Deze bezoldiging zou in hoofde van de genieters afzonderlijk worden belast aan een tarief van 25%. De collectieve arbeidsovereenkomst diende te worden aangegaan in de loop van de eerste twee maanden van het boekjaar. Ook was vereist dat de winstdelende bezoldiging niet wordt verleend ter compensatie van vroegere loonsverminderingen, en dat zij niet in de plaats komt van normale bezoldigingen. De uitkering van winstdelende bezoldigingen geschiedt na het einde van het boekjaar waarin de winst is behaald en mag niet meer bedragen dan 10% van de boekhoudkundige vennootschapswinst v66r belasting enerzijds en 10% van de bruto-bezoldigingen die de werknemer tijdens het vorige tijdperk bij de werknemer heeft verkregen, anderzijds. Zeer belangrijk was de vereiste dat de vennootschap die van het regime van de winstdelende bezoldiging wenste gebruik te maken, een persooneelsaangroei met 1% diende te realiseren. De winstdelende bezoldiging vormde voor de onderneming een aftrekbare bedrijfsuitgave. Zij werd onderworpen aan de normale sociale zekerheidsbijdragen. Zij werd echter in hoofde van de genieter afzonderlijk belast tegen een tarief van 25%, tenzij globalisatie voordeliger was. De toekomst van dit antwerp inzake winstdelende bezoldiging is op dit ogenblik erg onzeker. 8. BESLUIT Zoals aan het begin van deze bijdrage gesteld, dient de concrete uitwerking van een regime van aandeelhoudersschap voor de werknemers te 426 worden voorafgegaan door een nauwkeurige analyse van de objectieven en mogelijkheden van de onderneming. Op het vlak van de objectieven dienen de wens onmiddellijk besteedbaar inkomen ter beschikking te stellen, de werknemers te interesseren aan lange-termijn-meerwaarden en de groei van de onderneming, en de loutere spaarvorming tegenover elkaar te worden afgewogen. W at de mogelijkheden van de onderneming betreft, dienen de mogelijkheid tot dividend-uitkeringen over te gaan, het waardestijgingspotentieel van het aandeel, de mogelijkheid tot de creatie van een markt voor de aandelen over te gaan en nog andere overwegingen in beschouwing te worden genomen. De technische analyse van diverse regimes voor de uitkering van aandelen aan de werknemers stuit op een aanzienlijk aantal fiscale onzekerheden. Deze onzekerheden werken in de praktijk remmend op de bereidheid voor de onderneming tot het opzetten van de regimes over te gaan. De fiscale behandeling van de regimes is en blijft een essentieel gegeven en de fiscale rechtszekerheid dient te worden betracht. Nochtans heeft elk van de bierhoven beschreven regimes een eigen finaliteit, een eigen dynamiek en bruikbaarheid los van de loutere fiscale optimalisaties die ermee gepaard gaan. De lange-termijn-objectieven die door middel van de interessering van de werknemers in het kapitaal van de onderneming kunnen worden gerealiseerd dienen, o.i. determinerend te zijn bij de keuze van een of ander regime eerder dan de korte-termijn-belasting-optimalisatie. 427