2 / LEERDIENST.nu 09.01.2011 ‘Waarom deze God en geen andere’ God is anders - God is uniek Nederlandse Geloofsbelijdenis - Artikel 1 (b) Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er een uniek en eenvoudig geestelijk wezen is, dat wij God noemen: eeuwig, onbegrijpelijk, onzichtbaar, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed en een zeer overvloedige fontein van al het goede. Het verhaal van de twee vissen. De eerste keer hadden we het over de vraag of God bestaat. In dat verband vertelde ik het verhaal van twee vissen. Ze kwamen elkaar tegen in de Bottekreek. Ze hadden het over de vraag: bestaat er wel leven boven water? Weet je, die vissen hebben ook een naam. Agnes heet de een. Agnes is agnost. Zij weet niet hoe het zit met God en godsdienst. Zij gaat er van uit dat je het ook niet kunt weten. Ze is op dit punt onwetend en voelt zich daar heel gelukkig bij. Want, zegt ze steeds, je kunt toch niks met zekerheid zeggen over de wereld boven water. De ander heet Goof. Goof is van het geloof. Hij weet dat er meer is. Hij weet dat er leven is boven de waterspiegel. Hij is zelf een keer gegrepen. Door een visser. Door de goede visser, zoals hij dat altijd zegt. Deze visser had het beste met de vissen voor. Dat was meteen wel duidelijk. Sindsdien is er bij Goof iets veranderd. Hij voelt zich als een vis in het water en toch heeft hij altijd gevoel dat dat water niet alles is. Goof en Agnes komen elkaar tegen. Kijk, daar heb je weer een hengel. Dat is de tiende al die ik vandaag tegenkom. Agnes trekt een vies gezicht. Het lijkt allemaal zo mooi. Kom maar hier, probeer het maar. Weet je wat mijn broer zegt: het is allemaal één grote bedriegerij. Al dat praten over een andere wereld, hoger dan de blauwe luchten. En dat het je zo’n vrede geeft en rust. Dat zeggen ze allemaal. Kijk maar eens naar die vissen die er zo weg van zijn, die zo rond die hengels rondzwermen. Zien die er zo gelukkig uit? Goof moet eerlijk toegeven: nou nee. Ze lijken eerder nogal zenuwachtig. En ze maken voortdurend ruzie. En ze doen in het geheim net zulke slechte dingen als wij allemaal. Precies, zegt Agnes. Mijn broer zegt: welke hengel je ook neemt, ze zijn allemaal even slecht. Zover wil ik niet gaan. We weten het gewoon niet. Ik wil het in het midden laten. Goof: maar waarom probeer je er niet een. Misschien ontdek je dan wel wat er boven water is. Agnes: Mij niet gezien. Ik vind het best zo. Eentje proberen? Ze komen toch allemaal op hetzelfde neer. Goof: Ik wil alleen nog maar naar die ene visser toe. Maar ik zie hem vandaag niet. Ik denk dat ik maar verder ga zoeken. Heb je zin om mee te gaan? 1 Korinthe 8:3-6 (Herziene Statenvertaling 2010) 3 Als iemand God liefheeft, is hij door Hem gekend. 4 Wat dus het eten van afgodenoffers betreft: wij weten dat een afgod niets is in de wereld en dat er geen andere God is dan Eén. 5 Want al zijn er ook die goden genoemd worden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde (zoals er vele goden en vele heren zijn), 6 toch is er voor ons maar één God: de Vader, uit Wie alle dingen zijn, en wij voor Hem, en één Heere: Jezus Christus, door Wie alle dingen zijn en wij door Hem. [1] Maakt het uit welke godsdienst je aanhangt? Naast het christelijk geloof zijn er meerdere godsdiensten en dus ook meerdere goden. Maakt het nou wat uit welke ik kies en dien? Of zijn ze ieder van (gelijke) waarde? God en Allah zijn toch hetzelfde? Natuurlijk er zijn verschillen, maar uiteindelijk geloven we gewoon in dezelfde God, toch? Wijdverbreid leeft tegenwoordig de gedachte dat het niet uitmaakt welke God/god je kiest en dient. Al die goden lijken evenveel waard. Maar het maakt weldegelijk uit voor welke God je kiest. Er is er Eén die alles waard is en de anderen 'nul komma nul'. Als je God liefhebt, zal er ook maar Eén zijn! Voorbeeld - Stel, er liggen tien diamanten op een rij. Ze hebben een gezamenlijke waarde van € 1.000.000. Er wordt tegen jou gezegd dat je één van die tien diamanten mag kiezen en houden. Maar het maakt nogal wat uit of ze alle tien een waarde van € 100.000 hebben óf maar één diamant echt is, met de waarde heeft van € 1.000.000 en de andere negen dus 'nul komma nul'. In het eerste geval maakt het niet uit welke diamant je zou kiezen. Ze zien er trouwens alle tien even mooi uit. Hier en daar alleen een iets andere vorm of kleur, maar verder geen verschil zo te zien. In het tweede geval daarentegen maakt het alles uit welke diamant je kiest. Het is dan ook wel duidelijk welke diamant je kiezen wil. ********** [2] Nogmaals: Bekijk het eens van de andere kant De eerste keer waren we er op uitgekomen dat er twee manieren van denken zijn. Denken van de mens uit – dan blijf je als een vis onder water, de onderwaterwereld is je denkkader. Wat daar boven uit stijgt, is buiten beeld. Daar kun je niets zeker weten. Dat kun je geloven. Of niet. Net hoe je er zelf in staat. Dit denken van de mens uit is onze wereld zo’n beetje algemeen aanvaard. Wij kunnen haast niet anders. Maar er is ook een andere manier van denken. Denken van God uit - dan kijk je ook boven de waterspiegel. Dan reken je met de realiteit van God. Sterker nog: dan sta je zelf niet meer in het middelpunt van je denken. Dan staat God centraal. Dan begin je met Hem. Dat gebeurt hier in de NGB. Het eerste artikel over God. Hij staat centraal. Alles begint bij Hem. Dat is een heel andere manier van denken. Dat maakt groot verschil. De Bijbel heeft daar een woord voor. Bekering. Het woord voor bekering in het NT betekent letterlijk: verandering van denken. Deze bekering – deze andere manier van denken kan niet zonder geloof. Door het geloof – en door het geloof alleen – komen we in die grotere ruimte. “Zien” we dat er boven water nog een hele wereld op ons wacht. “Zien” tussen aanhalingstekens, net met je ogen, maar op een andere manier. Wat je dan ziet is een andere wereld. Een onzichtbare wereld, dat zeker. Maar wel een reële wereld. Waarom geloven wij nu in deze ene God van Jezus Christus? En niet in de een van de andere. Of in allemaal tegelijk. Daar kun je dus op twee manieren over denken. Als je denkt van de mens uit, dan is het nog niet zo duidelijk allemaal. Dan kun je je voorstellen dat veel mensen zeggen: ik weet het niet. Er zijn genoeg hengelaars. Agnes en Goof kwamen ze tegen. Er zijn zoveel ‘geloven’ zoals mensen dat zo vaak zeggen. En ze zijn allemaal even goed of allemaal even slecht. Het maakt niet uit. Er liggen tien diamanten op een rij. Natuurlijk, smaken verschillen, maar uiteindelijk zijn ze allemaal even mooi. Ze hebben allemaal hun waarde. Wie zijn wij om de diamant van een ander af te keuren? Nu zullen wij met elkaar best wel een aantal redenen kunnen bedenken waarom het goed is juist in de God van de Bijbel te geloven. Bijv: 1. De HEERE laat als geen ander zien wat liefde, echte gevende, gunnende liefde is. Genade! 2. Hij heeft in de geschiedenis concrete daden van redding verricht. Aan Israel en talloze mensen daarbuiten. 3. God is in Jezus mens geworden. 4. De Bijbel is het uiterst betrouwbare, krachtige en realistische boek van God. 5. De toekomst die Hij voor ogen stelt overtreft alle andere toekomstvisioenen, vooral omdat het ons met beide benen op de grond houdt. Toch, binnen het menselijke denkraam kom je er vaak niet zo ver mee. Blijf je ergens hangen. In de onderwaterwereld lijken deze dingen geen indruk te maken. Geloven doe je in de kerk, zeggen ze dan. Hier moet je het zeker weten. Geloven wordt dan iets onzekers. Zo wordt er tegen aan gekeken. En zonder dat we het door hebben, gaan we er in mee. Dat geloven iets onzekers is. En dat het iets is voor het privéleven alleen. Maar hoe kom je daar door heen? Hoe doorbreek je dat? Daar is verandering van denken voor nodig. Niet minder dan bekering. De bekering zal ook in ons denken moeten doorwerken. Vandaar dat ik met grote nadruk zeg: bekijk het van de andere kant. Leer dat andere denken. Leer het kennen. Leer zo te denken. Laat dat toe, in je hoofd. Omdat je het in je hart hebt, omdat het je verlangen is, het verlangen van je hart. Daarom juist mag je denken meedoen. Kan je denken meedoen. Want er is een andere manier van denken. Een denken waarin God centraal staat. Een denken waarin je, wonderlijk genoeg, als vis boven het water wordt uitgetild. Is dat geen droomdenken? Is dat geen luchtfietserij? Hoe reëel is dat eigenlijk? Denk aan die vissen in hun onderwaterwereld. Is het reëel voor hen dat er een wereld boven water is? Natuurlijk is het reëel. Zij kunnen er niet zomaar bij. Zij kunnen die wereld niet of nauwelijks zien. En toch, die wereld is er. Zo kunnen wij ook weten dat God bestaat. En ook dat we het alleen bij deze God moeten zoeken. Er liggen tien diamanten. Alleen: er is maar één echte diamant. De andere zijn nep. Boven water, in Gods realiteit, zal duidelijk zijn, en is duidelijk dat Hij de enige echte God is. eeuwig, onbegrijpelijk, onzichtbaar, onveranderlijk, oneindig, almachtig, volkomen wijs, rechtvaardig, goed Zo komen we bij het 3e punt. [Vanaf hier volgen we de verzen 3-6 van 1 Kor 8.] [3] Hoe kom je het te weten? Want we willen het toch weten. Het is te makkelijk: dat moet je maar geloven. Want als je het echt gelooft, als God realiteit in je leven is geworden, als Jezus hebt leren kennen, dan weet je ook dat Hij er is. En dat Hij het helemaal is. Je weet het. Of liever gezegd: je wilt het weten. Je wilt die kennis hebben. Daar gaat het ons toch om. Daarom zijn wij hier in de kerk deze avond. Daar is het om begonnen. Dat we kennis opdoen. Niet maar een mening. Niet maar een geloof. Maar kennis. Ware kennis. Daar zoeken wij naar. Wij niet alleen. Daar zoeken zo velen naar. Naar ware kennis. Naar kennis van de ware God. Dat zullen zij niet altijd zo noemen. Wij zeggen het vaak ook anders. Maar dat is er toch. In het geloof gaat er toch in elk geval ook om, dat we die kennis verkrijgen. Dan hebben we het niet over het geloof van diegenen die zeggen ‘ik geloof wel, hoor’ maar het laat ze in werkelijkheid helemaal koud. Maar de echte zoekers en de echte gelovigen kennen toch iets van dat verlangen. Nou zegt Paulus in 1 Kor 8: weet je hoe je die kennis krijgt? “Als iemand God liefheeft, is hij door Hem gekend.” Hij zegt het zomaar terloops, zou je zeggen, als je het hele hoofdstuk leest. Maar met dit ene zinnetje is eigenlijk alles gezegd. God kennen is: 1. God liefhebben 2. door hem gekend zijn Dat wil zeggen: 1. Ware kennis heeft altijd liefde in zich. Kennen is in de Bijbel een rijk woord. Daar zit ook altijd iets in van het persoonlijk kennen. Zoals een man en vrouw elkaar kennen. Liefde is typerend. Liefde is hèt kenmerk van ware godskennis. Als je God lief hebt, dan leer je Hem kennen. Meer nog: 2. Dan ben je door hem gekend. Hier wordt het omgekeerd. Het begint niet met mijn kennis van God. Maar met zijn kennis van mij. Hij kent mij. En daarom ken ik Hem. En kijk, dan ga je wel anders denken. Dan is het niet meer van elke godsdienst wat. Dan is het niet meer één pot nat. Dan gaat het om die Ene, de overvloedige bron van al het goede. [4] De realiteit: er is één God De realiteit is – en dat staat in het volgende vers, vers 4 – en dat is ook tegelijk punt 4: er is maar één God. Wij weten dat een afgod niets is in de wereld. In de realiteit, in de wereld waarin wij leven, is een afgod niets. En zijn al de afgoden nietsen. Er is geen andere God dan die Ene. De God met de unieke Naam: ik ben die Ik ben. HEERE is zijn naam. Want er is ook maar één Naam onder de hemel gegeven waardoor wij moeten zalig worden. Die naam is Jezus. Dat is de realiteit. Dat weten we als we van God uit denken. Maar er is dus ook dat andere denken. En dat is ook reeel. De Bijbel laat dat ook zien. Zo wordt er vooral in het OT vele keren gesproken over andere goden. Daar gaat het over in vers 5. [5] De menselijke kant: er zijn vele goden Het staat er heel subtiel. Er zijn er ook die goden genoemd worden. Ze hebben een naam gekregen. Die goden, nietsen als ze zijn, kunnen ondertussen wel 'kyrios' (heer) genoemd worden. Een Grieks woord dat gebruikt werd door Romeinse keizers. Een kyrios was iemand met grote macht en hoog aanzien. Zo'n iemand werd ook beschouwd als een weldoener. Er zijn zelfs vele goden en vele heren. Agnes en Goof zien al die hengels in het water hangen. Er zijn vele vissers. Er zijn vele wegen naar de wereld boven water. De tien diamanten. Wat doen we er mee? Hoe gaan we er mee om? Dit vraagt om: [6] De beslissing Het is voor ons wel duidelijk. Wij weten het wel. Er is één God. Zo is vers 6 bedoeld. In NBV duidelijk vertaald: wij weten: er is maar één God. De vertaling die wij gebruiken: Toch is er voor ons maar één God. Dat betekent dus niet: voor anderen is het een ander. Dus het is maar net hoe je het bekijkt. Dat is dus het relativisme van onze dagen. Dat is in het geheel niet wat de Bijbel zegt. Want er is maar één Vader-God, uit wie alle dingen zijn. Daar kan er ook maar een van zijn, anders waren niet alle dingen uit Hem. En er is maar één Heere Jezus Christus, door wie alle dingen zijn. Daar kan er natuurlijk ook maar één van zijn. Dit is zo krachtig, zo veelzeggend. Deze woorden zijn zo bijzonder. Dit is zo helemaal door God zelf ingegeven. Dat geloven wij van de hele Bijbel. Maar hier vind ik dat wel zo duidelijk blijken. In de eenheid van de Vader en de Zoon valt de beslissing. Dit is alles bepalend. Hier staat of valt ons geloof mee. Dat wij dit kunnen zeggen. Dat wij dit weten. Dat er één God is en dat deze Ene het is. En dat er één Heer is en dat Jezus Christus dat is. Dat vraagt van ons de keuze van ons leven. En dat is geen willekeurige keuze. Zo van : laat ik nu deze God eens proberen, over drie jaar kies ik wellicht een andere. Wij vinden het moeilijk om definitieve keuzes te maken. Dat stellen we graag uit. Dat zien we talloze jonge mensen doen. Niet weten welk beroep je moet kiezen, later trouwen enz enz. En toch, deze keuze is anders. En daarmee komen we bij het laatste punt: [7] De toepassing Hier wil ik beginnen met de geschiedenis van Jozua (aan het eind van zijn loopbaan, hoofdstuk 24) 14 Nu dan,’ vervolgde Jozua, ‘eerbiedig de HEER, dien hem met onvoorwaardelijke trouw en doe de goden weg die uw voorouders ten oosten van de Eufraat en in Egypte hebben gediend. Dien alleen de HEER. 15 Wanneer u daar niet toe bereid bent, kies dan nu wie u wel wilt dienen: de goden van uw voorouders ten oosten van de Eufraat of de goden van de Amorieten, van wie u nu het land bewoont. In ieder geval zullen ik en mijn familie de HEER dienen.’ Waarom deze God en geen andere? Kijk, als je aan Hem voorbijgaat, heb je keuze genoeg. Kies maar, zegt Jozua. En dat bedoelt hij niet positief. Je hebt ze voor het oprapen. Je kunt moslim worden, dat is toch zo’n eenvoudig en duidelijk geloof, Je kunt het in het boeddhisme zoeken, de wijsheid daarvan is zo fascinerend, Je kunt het in de vele goden van het hindoeisme zoeken, je kunt je in het Jodendom storten. Je kunt ze met elkaar vermengen, je kunt het zoeken in new age, in de nieuwe spiritualiteit, je kunt je boven alles verheffen door alle godsdiensten even hoog te houden. Keuze genoeg. Maar je gaat dan wel voorbij aan de Ene die naar jou en mij toegekomen is. Hij is de Vader – en wij zijn er voor Hem. Hij heeft ons gemaakt. Hij heeft ons bedoeld. Hij heeft altijd van ons gehouden en wil dat wij voor Hem leven. Hij is de Heere, Jezus Christus – en wij zijn er door Hem. God heeft ons gemaakt door Hem. Door het Woord. En dat is Christus. En wij leven, wij worden gered, vergeven, vernieuwd – door Hem. Dit vraagt om een heel persoonlijke toepassing. Je aan Hem overgeven. Hem eren, Hem zoeken, je leven lang. Omdat Hij jou zocht. Hem kiezen, omdat Hij jou koos. Hem kennen, omdat je door hem gekend bent. Hem liefhebben, omdat Hij jou eerst heeft liefgehad. Dan nog een tweede toepassing. Alle dingen zijn uit de Vader. Alle dingen zijn door Jezus Christus. Niet alleen wij, niet alleen degenen die in Hem geloven. Maar: alle dingen en alle mensen. Dat betekent voor ons: oog krijgen, oog houden voor Gods wereldwijde werk. Het gaat Hem om heel de wereld, om alle volken. Alle mensen horen hem toe. Hij laat zich ook niet onbetuigd. Hij laat van zich horen. Ook door de hele schepping heen. Daarover de volgende keer meer. Van welke achtergrond mensen ook zijn, in wat voor ongelovig milieu je ook bent opgegroeid, welke goden er ook in huis zijn, de HEERE heeft ze gemaakt. Hij zoekt het verlorene. De mensen gaan Hem ter harte. Dus zullen ze ons ook ter harte gaan. En zullen we nooit veroordelend, maar altijd gunnend spreken. Wie weet waar God al zijn kinderen vandaan haalt! Wij weten het niet. We weten wel dat ze in Gods Koninkrijk overal vandaan zullen komen: uit het oosten en het westen, het noorden en het zuiden. Dan zullen er ontbreken waarvan wij dachten dat het echte christenen waren. Dan zullen er bij zijn, die wij er nooit verwacht hadden. C.S. Lewis vertelt in zijn laatste boek over Narnia (‘Het laatste gevecht’) over een bijzondere ontmoeting die de leeuw Aslan (=Christus) heeft met een zekere Emeth, iemand van een vijandelijk volk waar men de god Tash vereerde. “Ik liep door dit mooie land tussen bloemen en prachtige bomen en daar opeens, in een nauwe doorgang, ontmoette ik een grote leeuw (Aslan). Toen viel ik aan zijn voeten en dacht: Zeker is dit het uur van mijn dood, want de Leeuw zal weten dat ik mijn hele leven Tash heb gediend en niet hem. Toch is beter de Leeuw te zien en te sterven dan de machtigste persoon van de wereld te zijn en hem niet te zien. Maar hij boog zijn gouden hoofd en raakte met zijn tong mijn voorhoofd aan ei zei: Je bent welkom, mijn zoon. Maar ik zei: Helaas, Heer, ik ben uw zoon niet, maar een dienstknecht van Tash. Hij sprak: Kind, al de dienst die je aan Tash bewezen hebt, reken ik als dienst aan mij. Omdat ik altijd verlang heb naar wijsheid en begrip, overwon ik mijn angst en vroeg hem: Heer, is het dan niet waar dat u en Tash dezelfde zijn? De leeuw gromde zo. Dat de aarde ervan beefde, maar zijn gramschap was niet tegen mij. Hij zei: Dat is fout. Niet omdat hij en ik één zijn, maar juist omdat we elkaars tegenstellingen zijn, neem ik al de diensten aan die je aan Tash hebt bewezen. Want hij en ik zijn zo verschillend, dat geen daad die op zichzelf gemeen is, mij kan dienen en geen daad die niet gemeen is, hem kan dienen. Als iemadn een wreedheid bergaat in mijn naam, dan, hoewel hij de naam Aslan noemt, is het Tash die hij dient; en door Tash wordt zijn dienst aanvaard. Begrijp je het, kind? Ik zei: Heer, u weet hoeveel ik begrijp. Maar de waarheid dwong mij ook om te zeggen: Toch heb ik heel mijn leven Tash gezocht. Geliefde zoon, zei de leeuw, als je niet naar mij verlangd had, zou je nooit zolang gezocht hebben. Want iedereen vindt wat hij echt zoekt. Toen blies hij de siddering van mijn bevende lijf weg en liet mij opstaan. En daarna zei hij alleen nog, dat ik verder moest gaan, hoger en verder in dit land en dat we elkaar weer zouden ontmoeten.” [geciteerd uit Pleidooi voor het christelijk geloof. C.S. Lewis door G. Ubbink, p. 69-70] Nu, in deze wereld lijken geloof en godsdienst zo subjectief. ‘Deze heeft dit geloof en die weer een ander.’ En de zogenaamde wetenschappelijke benadering, die de godsdienst beschrijft als een menselijk gebeuren, lijkt zo objectief. Maar er komt een dag waarop alles duidelijk zal zijn. Dan zal blijken dat het omgekeerd was. Waar wij in mochten geloven, zal objectief waar blijken te zijn. En dat wat in deze wereld als objectieve waarheid geldt, nl dat alle godsdiensten in wezen op hetzelfde neerkomen, zal blijken niet meer te zijn dan een subjectieve leugen. Amen.