Fontys Hogeschool Eindhoven 26/1/2012 SPH-2- ervaringsdeskundigheid. Module: Praktijkleeronderzoek. Docent: Maria Stortelder. ----------------------------------------SB: P2S5: Ben Game: 2173119 Jako van Diessen: 2165812 Nicole Hoeymans: 2111001 Elke van der Loo: 2189487 Hans Mollen: 1311622 Valérie Segers: 2143458 Steven Wals: 2154 Ervaringsdeskundigheid binnen de GGz. WEERSTAND VERSUS MEERWAARDE. Voorwoord: Als onderwerp voor het praktijkleeronderzoek kiest klas P2S5 voor ‘Ervaringsdeskundigheid’. Wij weten wat het is om cliënt te zijn. Onze eigen ervaringen met herstellen willen wij inzetten met en voor cliënten. In de huidige psychiatrie ben je als cliënt nog steeds een casus, je wordt bekeken vanuit een diagnose, er wordt een label op je geplakt. Wanneer je opgenomen bent zijn de verpleegkundigen van de afdeling op zoek naar symptomen in je gedrag die de diagnose bevestigen. Wij als ervaringsdeskundigen in opleiding vinden dat de mens centraal moet komen staan, niet de diagnose! Empowerment is daarbij een belangrijk begrip dat o.a. staat voor ‘eigen kracht, toenemende zelfbeschikking en de emancipatie van cliënten’. Cliënten willen voor vol aangezien worden. Wanneer we luisteren naar cliëntverhalen zijn die vaak herkenbaar, ze hebben veel raakvlakken met elkaar. Of je nu iemand met borderline bent, depressies, een verslaving of psychoses hebt gehad; kenmerk van mensen in nood is dat ze bezig zijn met overleven. Pas als je een bepaalde fase in je herstel hebt bereikt, leef je (weer) echt. Zelfhulpgroepen zijn steeds meer in opkomst. AA (anonieme alcoholisten) is een bekende, maar er bestaan ook zelfhulpgroepen voor mensen met depressies, fobieën of schizofrenie. In deze groepen vind je herkenning en erkenning, de mensen begrijpen je. Respectvolle bejegening is nog steeds een actueel thema binnen de Geestelijke gezondheidszorg (GGz). Veel incidenten op afdelingen bij GGz worden veroorzaakt door verziekte verhoudingen tussen cliënt en verpleging. Hier kan de ervaringsdeskundige een bruggenbouwer zijn, hij of zij weet wat ‘cliënt zijn’ betekend. Ervaringsdeskundigen hebben inmiddels respijthuizen opgericht, deze huizen worden volledig gerund door ervaringsdeskundigen. Cliënten kunnen er maximaal 5 dagen verblijven ter voorkoming van een crisis. Als ervaringsdeskundige moet je jezelf positioneren, ben je vooral hulpverlener of bondgenoot, of misschien wel beide? Een ervaringsdeskundige kan de cliënt weer hoop geven. Zijn of haar herstelverhaal kan een voorbeeld zijn voor de cliënt. Bovendien is een ervaringsdeskundige natuurlijk een mooi voorbeeld van emancipatie van de cliënt. Als mens moet je wel je grenzen bewaken, de meeste mensen willen privé en eigen problemen gescheiden houden van het werk. Opgedane ervaringskennis is onderdeel van je identiteit, ervaringsdeskundigheid wordt op den duur een deel van jezelf. Men spreekt ook wel eens van 2 werelden binnen de psychiatrie; het machtsbolwerk van reguliere hulpverleners enerzijds en de ervaringsdeskundigen die in opkomst zijn anderzijds. Een ervaringsdeskundige wil zoveel mogelijk gelijkwaardig zijn aan de cliënt. Maar wanneer mag je jezelf ervaringsdeskundige noemen? Moet je een bepaalde opleiding of bagage meenemen? Eind 2010 schrijft de Raad van Bestuur het volgende in een column van het GGzE magazine; ‘Het blijkt namelijk dat de inzet van mensen die vergelijkbare problemen aan den lijve hebben ondervonden heel effectief kan zijn. Experimenten laten zien dat behandelingen korter worden en succesvoller. De inzet van ervaringsdeskundigheid komt dan niet volledig in de plaats van de behandeling door professionals, maar vormt daar een goede aanvulling op. De inzet van meer ervaringsdeskundigheid in zorg en welzijn is zinvol en noodzakelijk. Dat besef zal in de samenleving verder moeten groeien.’ Ervaringsdeskundigheid 2 weerstand versus meerwaarde Ervaringsdeskundigheid 3 weerstand versus meerwaarde Inhoud Voorwoord: ................................................................................................................................. 2 Samenvatting onderzoek en resultaten: ...................................................................................... 5 Inleiding: .................................................................................................................................... 6 Hoofdstuk 1: Vraagstelling ......................................................................................................... 7 1.1 Hoofdvraag: ...................................................................................................................... 7 1.2 Subvragen: ........................................................................................................................ 7 Hoofdstuk 2: Resultaten onderzoek: .......................................................................................... 8 2.1 Wat is ervaringsdeskundigheid? ....................................................................................... 8 2.2 Wat is de ontstaansgeschiedenis van ervaringsdeskundigheid? ....................................... 9 2.3 Beleid betreffende ervaringsdeskundigheid ................................................................... 11 2.3.1 Beleid GGz: ............................................................................................................. 11 2.3.2 Beleid GGzE: .......................................................................................................... 12 2.4 Meerwaarde en weerstand op Micro-niveau .................................................................. 13 2.4.1 Meerwaarde: ............................................................................................................ 13 2.4.2 Weerstand: ............................................................................................................... 16 2.5 Meerwaarde en weerstand op Meso-niveau ................................................................... 17 2.5.1 Meerwaarde: ............................................................................................................ 17 2.5.2 Weerstand: ............................................................................................................... 18 2.6 Meerwaarde en weerstand op Macro-niveau.................................................................. 19 2.6.1 Meerwaarde: ............................................................................................................ 20 2.6.2 Weerstand: ............................................................................................................... 22 Hoofdstuk 3: Conclusie en discussie ........................................................................................ 23 3.1 Samenvattende conclusie: .............................................................................................. 26 Hoofdstuk 4: Evaluatie en aanbevelingen voor verder onderzoek ........................................... 27 Literatuurlijst: ........................................................................................................................... 28 Ervaringsdeskundigheid 4 weerstand versus meerwaarde Samenvatting onderzoek en resultaten: Omdat er geen landelijke consensus is over wat ervaringsdeskundigheid is, maar men het woord wel gebruikt, kan er spraakverwarring ontstaan. Ook de vraag naar hoe het gesteld is met een aan het beroep van ervaringsdeskundige vereiste opleiding wordt verschillend gekeken. Uit onderzoek benoemt Annette Plooy dat er een verschil is tussen een ervaringswerker, die wordt uitgezocht op zijn ervaringen, en de ervaringsdeskundig hulpverlener, die ook eigen ervaringen heeft, maar deze combineert met een opleiding in de sociale sector. Het is handig om aan het begrip ervaringsdeskundige een duidelijke betekenis mee te geven, zodat iedereen weet wat er bedoeld wordt. Uit de geschiedenis van ervaringsdeskundigheid volgt dat deze past in de ontwikkeling van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz), als meerwaarde van kennis en attitude. De huidige ontwikkelingen geven steeds meer ruimte voor de inzet van ervaringsdeskundigheid, al dient er zorgvuldig met deze ruimte te worden omgegaan. Het beleid van de GGz ten aanzien van ervaringsdeskundigheid is het gevolg van de cliëntenparticipatie die met een cliëntenverzet in de jaren ’60 en ’70 begon. Ervaringsdeskundige zijn is pionieren. Randvoorwaarden ontbreken vaak, al is landelijk duidelijk dat inzet van ervaringsdeskundigheid leidt tot succesvollere behandelingen. Voordeel van ervaringsdeskundigheid op micro-niveau is een gelijkwaardig contact tussen de cliënt en de hulpverlener, dat ruimte biedt voor empowerment, hoop biedt. Weerstanden op micro-niveau zijn de dubbelrol van de ervaringsdeskundige en te grote betrokkenheid van de ervaringsdeskundige bij de cliënt. Meerwaarde op meso-niveau is dat het team positiever tegenover cliënten aankijkt dankzij het werk van de ervaringsdeskundige. De ervaringsdeskundige verkleint de kloof tussen ziek en gezond. Een weerstand op meso-niveau kan zijn dat de ervaringsdeskundige door de collega’s niet voor vol wordt aangezien. Op macro-niveau is meerwaarde van ervaringsdeskundigheid dat de GGz een ommezwaai wil maken naar herstelondersteunende zorg door inzet van ervaringsdeskundigheid. Weerstand is dat de randvoorwaarden om dit uit te voeren vaak ontbreken en dat instellingen allemaal hun eigen visie hebben over deze implementatie. Hoewel wij als ervaringsdeskundigen in de praktijk al een en ander hadden ervaren alvorens dit onderzoek te doen, komt nu duidelijk bij ons naar voren dat de zaken waartegen wij bij ons werk aanlopen niks te maken hebben met ons persoonlijk, het is een tendens die alle ervaringsdeskundigen betreft. Ervaringsdeskundigheid 5 weerstand versus meerwaarde Inleiding: Uit het voorwoord en de verantwoording volgt een algemeen geformuleerd knelpunt rondom ervaringsdeskundigheid. Ervaringsdeskundigheid wordt in beleidsnota’s genoemd als één van de grote innovaties in de GGz. Het is belangrijk dat de implementatie gestructureerd verloopt. Het blijkt dat veel instellingen hun eigen weg gaan wat betreft het inzetten van ervaringsdeskundigheid. Om een momentopname te schetsen van waar een ervaringsdeskundige in Nederland tegenaan kan lopen en wat de meerwaarde van de inzet van ervaringsdeskundigheid is, is dit literatuuronderzoek verricht. De vraagstelling luidt dus als volgt: Wat wordt er van een ervaringsdeskundige verwacht binnen het werkveld van de GGz? De doelstelling van het onderzoek is om de kloof tussen ervaringsdeskundigen en reguliere hulpverleners inzichtelijk te maken. Leeswijzer: In hoofdstuk 1 volgt de vraagstelling, hoofdvraag en subvragen. Hoofdstuk 2 geeft vanuit de onderzochte literatuur antwoord op de subvragen. Hoofdstuk 3 vat de resultaten samen en geeft antwoord op de hoofdvraag. In hoofdstuk 4 wordt dit onderzoek kritisch geëvalueerd en worden aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek. De verantwoording en taakverdeling voor dit onderzoek is als bijlage toegevoegd. Ervaringsdeskundigheid 6 weerstand versus meerwaarde Hoofdstuk 1: Vraagstelling Wat wordt er door alle betrokken partijen van ervaringsdeskundigheid verwacht? Dit is de hoofdvraagstelling van dit literatuuronderzoek. 1.1 Hoofdvraag: Wat wordt er verwacht van een ervaringsdeskundige binnen het werkveld van de GGz? Hieruit volgen de concretere subvragen. 1.2 Subvragen: Wat is ervaringsdeskundigheid? (Par. 2.1) Hoe ziet de ontstaansgeschiedenis van ervaringsdeskundigheid eruit? (Par. 2.2) Hoe ziet het beleid en de visie eruit van GGz-instellingen? (Par. 2.3) Wat zijn de meerwaarden en weerstanden op micro-niveau, voor de cliënt? (Par. 2.4) Wat zijn de meerwaarden en weerstanden op meso-niveau, voor de collega’s van de ervaringsdeskundige op de werkvloer? (Par. 2.5). En tenslotte, wat zijn meerwaarden en weerstanden op macro-niveau, voor de GGzinstellingen landelijk gezien? (Par. 2.6) Deze vragen worden in dit onderzoek vanuit de literatuur onderzocht. Als meerwaarden en weerstanden bekend zijn, kan gekeken worden naar de vraag of in het beleid van de GGz ten aanzien van ervaringsdeskundigheid, meerwaarden en weerstanden op een constructieve wijze zijn meegenomen. In dit literatuuronderzoek wordt dan ook gekeken naar het huidige beleid van GGz-instellingen en de visie voor de toekomst met betrekking tot inzet van ervaringsdeskundigheid. Eventueel kunnen aanbevelingen aan de beleidsmakers worden gedaan. Deze worden besproken in het hoofdstuk ‘conclusie en discussie’. Tot slot volgt de verantwoording van dit onderzoek. Ervaringsdeskundigheid 7 weerstand versus meerwaarde Hoofdstuk 2: Resultaten onderzoek: In een lopende, logisch opgebouwde tekst worden de subvragen met behulp van de gevonden literatuur uitgewerkt. 2.1 Wat is ervaringsdeskundigheid? Ervaringsdeskundigheid / peer support: “Men spreekt van ervaringsdeskundigheid wanneer mensen emotionele, sociale of praktische hulp bieden en hun eigen kennis en ervaringen inzetten om personen met vergelijkbare kenmerken/ervaringen te helpen. Het begrip wordt vaak gebruikt daar waar getrainde ervaringswerkers worden ingezet in de zorg. Ervaringsdeskundigen worden regelmatig ingezet als mentor, counselor en als begeleider. Het begrip ervaringsdeskundigheid wordt gebruikt en aan gerefereerd bij initiatieven waar collega's of leden van zelfhulporganisaties en anderen elkaar ontmoeten als gelijkwaardige om elkaar te steunen op wederkerige basis. De relatie kenmerkt zich door gelijkwaardigheid doordat beide personen, zowel cliënt als begeleider, over dezelfde expertise beschikken. Een ervaringsdeskundige herkent zaken bij de persoon die hij/zij begeleidt, want hij/ zij 'was daar ook' en deed dezelfde dingen, zij hebben dezelfde ervaringen. Daarom kan een ervaringsdeskundige zich goed verhouden tot personen in een vergelijkbare situatie. Vaak is het zo dat van deze professionals scholing wordt verwacht en dat zij zich regelmatig bijscholen net als andere niet ervaringsdeskundige begeleiders binnen de zorg” (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011) Iemand doet ervaring op in de GGz als cliënt. Wanneer kan hij zeggen dat hij ervaringsdeskundige is? De ervaring van de cliënt is uniek. Er is echter ook meer algemene kennis over ervaringen aan te wijzen, ervaringskennis. Ervaringskennis wordt gedefinieerd als 'het hebben van kennis en inzichten die ontwikkeld zijn op basis van reflectie op en analyse van geëxpliciteerde, concrete eigen ervaren beperkingen, opgedaan door de persoon zelf en door anderen' (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011). Deze worden onder andere verkregen door ervaringen uit te wisselen, ervaringen uit de psychiatrie en ervaringen van het opbouwen van een nieuw leven. Centraal in ervaringsdeskundigheid staat herstel. ‘Herstel is een uniek proces, dikwijls opgestart vanuit een situatie van rouw en verlies, dat reikt over de grenzen van een psychiatrische aandoening heen naar een volwaardig leven. Ervaringsdeskundigheid in de GGz is deskundigheid op het gebied van meer algemene kennis van ervaringen, het inzetten van deze kennis in de hulpverlening en voor emancipatie en stigmabestrijding (Erp, Boertien, Scholtens, & Rooijen, 2011). Deze kennis is overdraagbaar en geldt algemeen. ‘De ervaringsdeskundige heeft kennis van, inzicht in en persoonlijke ervaring met herstelprocessen’ (Erp, Boertien, Scholtens, & Rooijen, 2011). Daarbij is de persoon in staat de eigen ervaring te overstijgen, de situatie los te laten en de leermomenten daaruit benutten voor het algemene doel, namelijk: anderen ermee helpen. (Wilrycx, G., 2007) De ervaringsdeskundige ontleent zijn kennis aan zijn ervaring met psychisch lijden; het herstel en zijn (oude) cliëntenrol. Cliënten dienen op hun eigen proces te kunnen reflecteren. En dat is iets waartoe niet iedereen in staat is. (Boevink W., 2006) (Boevink W., A. Plooy en S. van Rooijen., 2006) (Boevink,W.A., A. Plooy, F.B.M. Giesen en H. Kroon., 2008) (Solomon, Ph. & J. Draine, 2001). In de Verenigde Staten, Australië, Nieuw Zeeland en het Verenigd Koninkrijk is het begrip al langer bekend. In de eerste publicaties van Mead en zijn collega's wordt gesproken over peer support. (Mead S., D. Hilton & L. Curtis, 2001) Ervaringsdeskundigheid sluit aan bij de rehabilitatievisie van de GGz. Met rehabilitatie wordt bedoeld de terugkeer van cliënten in de maatschappij met behoud van zoveel mogelijk sociale Ervaringsdeskundigheid 8 weerstand versus meerwaarde rollen en identiteiten. Binnen ervaringsdeskundigheid wordt er onderscheid gemaakt tussen een ervaringswerker en de hulpverlener met ervaringsdeskundigheid. Een ervaringswerker wordt uitgezocht op zijn ervaringen en een hulpverlener met ervaringsdeskundigheid is iemand die een sociale opleiding heeft afgerond met daarbij de ervaringsdeskundigheid. De termen worden nogal eens door elkaar gebruikt. Je komt zowel de term ervaringswerker als ervaringsdeskundige tegen. Annette Plooy heeft geprobeerd er onderscheid in te maken, (Plooy, A., 2009) deze opvatting wordt verder buiten haar niet gedeeld. Eigenlijk is er nog geen antwoord op de vraag ‘wat is ervaringsdeskundigheid’? Hierover is al veel geschreven, maar er bestaat nog geen begrippenkader waarover landelijke consensus is. In deze notitie beogen wij niet een begrippenkader vast te stellen. Dit wordt onder andere opgepakt door het project LIVE (Landelijk Inzet van Ervaringsdeskundigheid in de GGz). Wel is het van belang toe te lichten wat wij voor dit moment en in dit document verstaan onder de diverse begrippen. Daarbij baseren we ons op een aantal bronnen, die een wat bredere steun in de praktijk vinden. (GGZ Nederland, 2010) 2.2 Wat is de ontstaansgeschiedenis van ervaringsdeskundigheid? De inzet van ervaringsdeskundigheid op het terrein van de geestelijke gezondheid is op zich niet zo nieuw. De wortels van de ‘psychiatrisch patiënt als drager van kennis’ liggen al in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, toen een begin werd gemaakt met het aanvechten van de hiërarchie tussen de psychiater als ultieme deskundige en de patiënt als object van die deskundigheid. ‘The doctor knows best’ was niet langer een vaststaand gegeven. Psychiatrische patiënten organiseerden zich rond het verzet tegen onmenselijke behandeling in de inrichtingen, en ontwikkelden ook zelfhulpinitiatieven, gebaseerd op de gedachte dat patiënten experts zijn op het gebied van hun eigen gezondheid en hun eigen steun kunnen organiseren. De emancipatiestrijd van de cliëntenbeweging heeft maar in beperkte mate geleid tot vernieuwing van de psychiatrie, al heeft ze er wel toe bijgedragen dat er meer voorzieningen buiten de muren van de inrichtingen zijn gecreëerd. Ze zet zich nu voort in de huidige herstelbeweging, de beweging van psychiatrische patiënten die hun herstel zelf ter hand nemen en daarbij koersen op zelfhulp, ontwikkeling van eigen kracht en ervaringskennis. Allerlei categorale patiëntenorganisaties, zoals Anoiksis (psychotische stoornissen) en ZieZo (eetstoornissen) hebben eveneens zelfhulpgroepen ontwikkeld. Daarnaast worden patiëntenorganisaties, verenigd in het Landelijk Platform GGz, sinds jaar en dag geconsulteerd om vanuit ervaringsdeskundigheid mee te praten over vernieuwingen en verbeteringen van de psychiatrische zorg (Plooy, 2009) Als andere bron willen wij nog de ontwikkeling van zelfhulpgroepen noemen in de verslavingszorg. AA betekent Anonieme Alcoholisten. De AA is een zelfhulpgroep van (ex)drinkers die elke week bij elkaar komen en elkaar ondersteunen om hun alcoholproblemen te overwinnen. De geschiedenis van de AA begint in de Verenigde Staten. In 1935 kwam de uit New York afkomstige zakenman Bill W. erachter dat hij door het helpen van andere alcoholisten ook zelf de drank de baas kon blijven. Hij sprak in die tijd ook met zijn vriend, een arts die eveneens teveel dronk, Dr. Bob in Akron. Deze arts merkte dat als iemand vanuit zijn eigen ervaring sprak, dit grote indruk maakte. Als gevolg hiervan werden er gespreksgroepen opgericht van alcoholisten die wilden stoppen met drinken. Ervaringsdeskundigheid 9 weerstand versus meerwaarde In 1939 had de AA 100 deelnemers. In 1941 waren er al 2000 deelnemers. In datzelfde jaar groeide het aantal dankzij een artikel in de Washington Post tot 8000 deelnemers. Nu zijn er naar schatting over heel de wereld op zijn minst een paar miljoen deelnemers. Het precieze aantal is niet bekend, omdat er geen ledenlijsten worden bijgehouden. De AA werd in 1948 in Nederland geïntroduceerd door Henk Krauweel, de toenmalige directeur van het Medisch Consultatiebureau voor Alcoholisme te Amsterdam, het latere Jellinek. Krauweel ging naar Amerika om te kijken hoe men daar omging met alcoholproblemen. Hij ontmoette er professor E. M. Jellinek, naar wie de Jellinek vernoemd is. Professor Jellinek voerde een onderzoek uit onder AA'ers en via hem kwam Krauweel in contact met de AA. Op dit moment zijn er in Nederland naar schatting ongeveer 240 AAgroepen. Het ontstaan van zelfhulpgroepen en de start en ontwikkelingen rond de cliëntenbeweging hebben uiteindelijk geleid tot de ontwikkeling en het begin van professionalisering van ervaringsdeskundigheid. Enkele namen die in die ontwikkeling zeker genoemd moeten worden zijn Deegan voor Amerika en daarbuiten en Boevink voor het aandeel in Nederland. In grote lijn zou je kunnen zeggen dat vooral Patricia Deegan een belangrijke start heeft gemaakt met de herstelondersteunende zorg. Dit als reactie op de eenzijdige medische benadering en autonomie ontnemende houding van de geestelijke gezondheidszorg in die tijd. Drs. Wilma Boevink 1 heeft gezorgd voor een doorstart hiervan in Nederland. Ze hebben beiden een totaal andere kijk geboden op het gebied herstellen i.p.v. genezen (medisch). Aan de andere kant is er in de verslavingszorg al een lange tijd sprake van zelfhulpgroepen, zoals bijvoorbeeld de AA. Op dit moment is er nogal wat beroering in Nederland op het gebied van ervaringsdeskundigheid. Met name het tweejarige project LIVE (Landelijk steunpunt Inzet Van Ervaringsdeskundigheid) tracht in de wanorde wat structuur te kunnen krijgen. LIVE is een project dat uitgevoerd wordt door het Kenniscentrum Phrenos en het Trimbos-instituut. De aanleiding voor de oprichting van LIVE is het feit dat veel (GGz) instellingen graag ervaringdeskundigen aan willen stellen, maar dat hier ook veel haken en ogen aan zitten. Hieronder een klein stukje van hun site 2. Dit geeft de kern weer waar de ontwikkelingen en problemen nu liggen: 1. Het ontbreekt binnen instellingen nogal eens aan een duidelijke visie op doel en betekenis van de inzet van ervaringsdeskundigheid. 2. Ervaringsdeskundigen werken zonder functieomschrijving, hebben een onduidelijke functieomschrijving of kunnen niet met hun functieprofiel uit de voeten, omdat zij hierin hun specifieke deskundigheid onvoldoende tot haar recht zien komen. 3. Er heerst onduidelijkheid over de opleiding- en competentie-eisen van een ervaringsdeskundige. 4. Parallel hieraan wordt geconstateerd dat behoefte bestaat aan de verdere ontwikkeling van de opleiding voor ervaringsdeskundigen. 5. Het ontbreekt nog vaak aan adequate voorzieningen voor intervisie en supervisie. LIVE hoopt een belangrijke bijdrage te leveren aan de oplossing van deze knelpunten. Om het 1 2 Senior wetenschappelijk medewerker re-integratie van het Trimbos instituut. www.live-ervaringsdeskundigheid.nl Ervaringsdeskundigheid 10 weerstand versus meerwaarde gemeenschappelijk draagvlak te vergroten voor alle aspecten die komen kijken bij ervaringsdeskundigheid zal met de verschillende stakeholders intensief overleg gevoerd worden. 2.3 Beleid betreffende ervaringsdeskundigheid 2.3.1 Beleid GGz: GGz heeft in het visiedocument ‘naar herstel en gelijkwaardig burgerschap, voor mensen met ernstige psychische aandoeningen’ (GGz Nederland, maart 2009) de ambitie uitgesproken om een omslag te maken naar herstelondersteunende zorg. De inzet van ervaringsdeskundigheid speelt hierin een belangrijke rol. GGz faciliteert de inzet van ervaringsdeskundigheid in de verschillende GGz-instellingen. De focus ligt op de zorg aan mensen met ernstige psychische aandoeningen. Ervaringsdeskundigen kunnen ingezet worden in alle lagen van de organisatie. Hierbij gaat de voorkeur uit naar een betaalde baan. GGz ziet twee manieren om ervaringsdeskundigheid professioneel in te zetten in de zorg: in een aparte functie als ervaringswerker of herstelcoach, in een reguliere functie met ervaringsdeskundigheid als plus. (GGz Nederland, december 2010) Ervaringsdeskundigen vervullen een pioniersrol, zowel goede arbeidsomstandigheden als arbeidsvoorwaarden zijn een must. Ze hebben dezelfde rechten en plichten als reguliere werknemers. Ze verdienen een goede ondersteuning en een regelmatige evaluatie. Verschillende vormen van scholing zijn inmiddels beschikbaar voor ervaringsdeskundigen, zowel op MBO-, HBO- en WO niveau. Ook verkorte opleidingstrajecten kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van ervaringsdeskundigheid. Voor reguliere werknemers kan scholing het inzicht over de meerwaarde van ervaringsdeskundigheid vergroten. GGz Nederland wil projecten t.a.v. ervaringsdeskundigheid stimuleren. ‘In de GGz zijn er al veel goede praktijken zoals bij GGzE in het kader van het transitieprogramma langdurende zorg. Bij Altrecht, bureau Herstel bij de SBWU, GGz Noord Holland Noord, Meerkanten, Lentis, Rivierduinen, Dimence, GGz Breburg, etc.’ (GGz Nederland, maart 2009). GGz zet zich in voor kwaliteitszorg, financiering, onderwijs en andere (rand)voorwaarden t.a.v. de inzet van ervaringsdeskundigheid. GGz wil de inzet van ervaringsdeskundigen door instellingen faciliteren en ondersteunen. Hierbij is draagvlak en visie vanuit de instellingen noodzakelijk. ‘GGz Nederland richt zich specifiek op het realiseren van de randvoorwaarden voor instellingen’ (GGz Nederland, maart 2009). De inzet van ervaringsdeskundigheid komt op de agenda van de instelling, er wordt een visie ontwikkeld en een beleid onderbouwd. De ambitie van GGz is dat in 2012 minstens 80% van de instellingen die langdurende zorg bieden ervaringsdeskundigen in dienst hebben en beleid ontwikkeld hebben over dit thema. GGz zet zich in voor een bredere zorginhoud, aansluitend onderwijs, voldoende financiering en passende wet- en regelgeving. Het is belangrijk dat alle kennis uit de GGz- instellingen geïnventariseerd wordt. ‘Naar schatting waren er in 2008 ongeveer 250 ervaringsdeskundigen werkzaam in GGzinstellingen’ (Knooren en van Haaster, 2008). Dit aantal is ondertussen flink gegroeid. Samengevat werkt GGz Nederland aan de randvoorwaarden voor de inzet van ervaringsdeskundigheid. ‘De inzet van ervaringsdeskundigheid is nog volop in ontwikkeling en GGz-instellingen lopen ook tegen knelpunten aan rondom opleidingen, Ervaringsdeskundigheid 11 weerstand versus meerwaarde arbeidsvoorwaarden en financiering’3. Uiteindelijk zorgt de inzet van ervaringsdeskundigen ‘voor kortere en succesvollere behandelingen, en daarnaast meer arbeidsperspectief voor mensen met een psychiatrische achtergrond’4. De samenwerking met UWV zorgt ervoor dat kwetsbare mensen naar een baan begeleid kunnen worden. Het doel is ook meer instellingen bij het programma te betrekken. Volgens het Trimbos instituut kent GGz een grote variëteit aan initiatieven op het terrein van ervaringsdeskundigheid en herstelondersteuning. LIVE (Landelijk steunpunt Inzet Van Ervaringsdeskundigheid) heeft een onderzoek gedaan naar de verschillende manieren waarop ervaringskennis ingezet wordt. Soms staat de ondersteuning van herstelprocessen van cliënten centraal, maar het komt ook voor dat ervaringsdeskundigen reguliere hulpverleners worden. De rol van een ervaringsdeskundige moet duidelijk zijn voordat hij of zij in dienst komt van een instelling. Ook verdienen ervaringsdeskundigen een gedegen ondersteuning. Wanneer het management geld en ruimte beschikbaar stelt, hebben ervaringsdeskundigen de tijd om een visie op herstel en ervaringsdeskundigheid te ontwikkelen. Vanuit de organisatie moet er gewerkt worden aan verspreiding van deze visie. Ook het creëren van draagvlak en het stimuleren van concrete activiteiten zijn van belang. ‘Ook moeten goede randvoorwaarden voor de inzet van ervaringsdeskundigen gecreëerd worden, zoals scholing, intervisie en coaching’ 5. Het is van belang ‘visie en beleid over de rol van ervaringsdeskundigen in de instelling te ontwikkelen en vast te leggen’ 6. Het vaststellen van een beroepsprofiel en een verdere professionalisering van ervaringsdeskundigheid zijn van groot belang voor de zorg. Ervaringsdeskundigheid kan gezien worden als één van de belangrijkste innovaties van de laatste jaren in de zorg. Steeds meer instellingen hebben als doel een bepaald percentage ervaringsdeskundigen in dienst te nemen. 2.3.2 Beleid GGzE: GGzE (Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen). ‘Het beleid van GGzE was dat eigen medewerkers in principe niet in behandeling mochten zijn bij GGzE’ (Jaarverslag 2009 van de Centrale Cliëntenraad van GGzE, 2009). In 2009 is besloten dat behandeling voor alle medewerkers mogelijk moet zijn. Wanneer je voor deze tijd in dienst kwam bij GGzE als ervaringsdeskundig medewerker had dit dus gevolgen voor de behandeling. Het gestelde doel voor 2010 inzake het vergroten van de ervaringsdeskundige inbreng binnen GGzE is behaald. ‘Het aantal ervaringsdeskundigen betrokken bij de dienstverlening bedraagt eind 2010 22 in dienst en 39 leerlingen en stagiaires’ (Jaardocument 2010 GGzE en de Boei, april 2011). GGzE wil dat de cliënt centraal staat, een actieve betrokkenheid van familie en vrienden is daarbij van groot belang. Het beleid van GGzE is ook in 2011 gericht op 3 www.GGznederland.nl/beleid-in-de-GGz/beleidsthemas/langdurende-zorg/langdurende-zorg/agenda-inzet-vanervaringsdeskundigheid-in-de-GGz-vastgesteld.html 4 www.GGznederland.nl/beleid-in-de-GGz/beleidsthemas/langdurende-zorg/project-herstel-enburgerschap/GGze-en-uwv-gaan-door-met-arbeidsprogramma-ervaringsdeskundigheid.html 5 www.trimbos.nl/nieuws/trimbos-nieuws/relatie-ervaringsdeskundigheid-en-herstel-nog-niet-vanzelfsprekend 6 www.live-ervaringsdeskundigheid.nl/declareren-ervaringsdeskundigen-in-dbc/ervaringsdeskundigen-in-deinstelling Ervaringsdeskundigheid 12 weerstand versus meerwaarde medezeggenschap voor cliënten, het werk van ervaringsdeskundigen en een actieve cliëntenen familieparticipatie. GGzE wil dus dat het cliëntenperspectief leidend is in de directe hulpverlening. De stichting werkt al sinds 2004 met ervaringsdeskundigen: ‘mensen met cliëntervaring en/of ervaringen als naasten die hun kennis kunnen inzetten ter bevordering van de kwaliteit van de hulpverlening’ (Van Goed naar Beter, op weg naar breinpoort 2013, 2009). Ervaringsdeskundigheid moet onderdeel worden van de cultuur. GGzE streeft naar een dienstverband voor 150 ervaringsdeskundigen per 2013. Het Transitie-experiment ‘werk voor ervaringsdeskundigen’ is een gezamenlijk project van GGzE, UWV, ROC Eindhoven, Fontys Hogeschool en de gemeente Eindhoven. In de komende jaren krijgt dit project een vervolg. In 2008 werden landelijk 26 projecten geselecteerd voor het Transitie-experiment. Uiteindelijk kregen slechts 3 projecten waaronder ‘werk voor ervaringsdeskundigen’ een verbredingsubsidie. Een aantal redenen onderstrepen de waarde van dit project. ‘Je benut de kwaliteiten van mensen die aan de kant stonden, het beroep op de zorg en op uitkeringen wordt minder en je appelleert aan de eigen kracht van mensen’ (Publiek Jaardocument GGzE 2010, p.30). De belangstelling is groot voor de Mboen Hbo-opleidingen voor ervaringsdeskundigen. De studenten uit de opleidingen kunnen allemaal aan de slag bij GGzE. Eind 2010 heeft GGzE een samenwerkingscontract ondertekend met het UWV. In dit contract staat hoe de realisatie van het arbeidsleerprogramma ‘Werk voor Ervaringsdeskundigen’ wordt vormgegeven. ‘Dit integrale programma omvat de toeleiding, selectie en begeleiding van mensen met ernstige psychiatrische problematiek bij het krijgen van werk als ervaringsdeskundig begeleider’.7 Dit contract stippelt de weg ‘van kwetsbaarheid naar kracht’ uit. Mensen met een uitkering in een afhankelijke positie kunnen meer regie krijgen en nieuw toekomstperspectief. Waar vroeger alleen gekeken werd naar beperkingen gaat men nu meer uit van mogelijkheden. “Het gaat om passende arbeid, gericht op duurzaamheid. Van iets wat eerst stigmatiserend werkte je kracht maken en daar ook nog een diploma mee behalen. Dat is mooi en daar moeten we mee doorgaan” (Thecla Hoogstraten van ROC Eindhoven). Ervaringsdeskundigen weten als geen ander wat het is om psychische problemen te hebben. Een leven vol tegenslagen en valkuilen, maar steeds kwamen ze er weer bovenop. ‘Ze hebben ontzettend veel geleerd van hun ervaringen’8. Als ervaringsdeskundige kun je wat betekenen voor mensen in vergelijkbare situaties. Ervaringsdeskundigen kunnen zorgen voor kortere en succesvollere behandelingen. Er bestaan betaalde en onbetaalde functies voor deze doelgroep op verschillende niveaus binnen GGzE. 2.4 Meerwaarde en weerstand op Micro-niveau In dit hoofdstuk draait het om de onderzoeksresultaten op micro-niveau. Hiermee bedoelen we de meerwaarde en/of weerstand die cliënten ervaren bij de inzet van ervaringsdeskundigen tijdens hun zorgbehandeling. 2.4.1 Meerwaarde: Ervaringsdeskundigheid in herstelperspectief Herstelperspectief, is een van de belangrijkste waarden van ervaringsdeskundige inzet in de hulpverleningscontext. Ervaringsdeskundigheid levert een toegevoegde waarde op het herstelproces van cliënten. Ervaringsdeskundigen geven aan dat 55% van de cliënten ‘zeer positief’ oordeelt over de samenwerking. Dit blijkt uit het grote enthousiasme onder de cliënten. Uit onderzoek oordeelt 25% positief tevreden, 18% redelijk positief en slechts 2% 7 8 (Intranet: Home>Organisatie>Convenanten en overeenkomsten>Samenwerkingscontract GGzE en UWV). www.GGze.nl/html/werkenbijGGze_ervaringsdeskundigen.php Ervaringsdeskundigheid 13 weerstand versus meerwaarde enigszins negatief over de samenwerking (Brettschneider & Karbouniaris, januari 2008). Wat verwachten cliënten van ervaringsdeskundigen? Vanuit cliëntenperspectief komen een aantal meerwaarden naar voren over de inzet van ervaringsdeskundigheid. Cliënten vinden het vaak makkelijker om contact aan te gaan met een ervaringsdeskundige, omdat deze zelf ook cliënt is geweest en een psychiatrische achtergrond heeft. Het contact is laagdrempelig omdat cliënten weten dat een ervaringsdeskundige soortgelijke ervaringen heeft (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Er wordt dikwijls dezelfde taal gesproken waarbij ze op eenzelfde golflengte zitten. Cliënten moeten keer op keer hun verhaal doen en zelfs dan voelen ze zich door anderen nog niet begrepen. Een ervaringsdeskundige weet wat cliënten meemaken, waarbij je het niet telkens opnieuw hoeft uit te leggen. Soms is zelfs één woord al genoeg (Jong & Roeleveld, mei 2009). Doordat een ervaringsdeskundige begrijpt wat cliënten meemaken schept dit vertrouwen. Cliënten voelen zich hierdoor veiliger en meer op hun gemak. Er is minder angst voor wanbegrip, waardoor zij ook gemakkelijker durven te praten. De gedeelde ervaringen vormen de basis voor een bijzondere verbintenis. Het motiveert de cliënt om meer over zichzelf te vertellen (Brettschneider & Karbouniaris, januari 2008). Door de herkenning die cliënten vinden bij een ervaringsdeskundige voelen ze zich ook meer erkend. Ze hebben het gevoel er niet langer ‘alleen’ voor te staan met hun problemen (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Dit helpt bij hun acceptatieproces en zelfwaardering. Er wordt geen oordeel gevestigd over wat wel of niet ‘normaal’ is. Een ervaringsdeskundige kent zelf het gevoel van ‘in de kou staan’ met een persoonlijke beleving en weet hoeveel pijn het doet als niemand je ‘kan en wil’ begrijpen of je zijn zelfs wordt ontkend. Hierin heeft een ervaringsdeskundige de rol als bondgenoot in ‘het onbekende psychische lijden’ (Boertien & Rooijen, 2010-2011). Het contact tussen een cliënt en een ervaringsdeskundige verloopt dan ook op een gelijkwaardige manier, van mens tot mens (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011). Een ervaringsdeskundige komt naast cliënten staan (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Respect, waardering, acceptatie en begrip staan centraal in het persoonlijke contact. Er is geen sprake van een hij-zij verschil, maar een gezamenlijk gevoel van solidariteit (Haaster, Hidajattoellah, Knooren, & Wilken, juli 2009). Er wordt een dialoog met elkaar aangegaan. Ervaringen worden gedeeld en uitgewisseld waarbij het leren van en naar elkaar centraal staat in het contact. Een gesprek met een ervaringsdeskundige verloopt daarom niet eenzijdig, maar er is sprake van wederkerigheid (Haaster, Hidajattoellah, Knooren, & Wilken, juli 2009). Een ervaringsdeskundige komt natuurlijk en persoonlijk over (Brettschneider & Karbouniaris, januari 2008). Wanneer iemand spreekt vanuit eigen doorleefde ervaring is dit sprekender dan geleerde theorieën uit boeken. Het contact met reguliere hulpverleners wordt veelal als zakelijk ervaren, waarbij telkens een doel voor ogen wordt gehouden (Jong & Roeleveld, mei 2009). Een ervaringsdeskundige is oprecht geïnteresseerd, toont meer belangstelling en biedt een luisterend oor (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). ‘Er zijn’ voor de cliënt staat centraal (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Ervaringsdeskundigen zijn minder dan reguliere hulpverleners bezig met het volbrengen van taken. Er is sprake van grote betrokkenheid, een ervaringsdeskundige is toegankelijk en hanteert flexibele grenzen. Dit vermindert het gevoel van een eenzaam te leveren strijd die cliënten veelal voeren (Jong & Roeleveld, mei 2009). Ervaringsdeskundigen begrijpen wat cliënten meemaken met het gevoel dat daarbij speelt. Hierdoor hebben zij meer inlevingsvermogen en kan beter met cliënten worden meegeleefd (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011). De persoonlijke ervaring leidt tot meer begrip wat ervaren wordt door cliënten (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Ervaringsdeskundigheid 14 weerstand versus meerwaarde Door de inbreng van het eigen verhaal van ervaringsdeskundigen ervaren cliënten een bredere ingang om zelf ook open en eerlijk te zijn over hun problemen. Door te ervaren dat een ervaringsdeskundige ook veel ellende heeft meegemaakt in het psychische lijden beseffen cliënten dat ze eigenlijk helemaal niet zo gek zijn als ze dachten. Door de openhartigheid van de ervaringsdeskundige krijgt de cliënt het gevoel niks te hoeven verbergen (Jong & Roeleveld, mei 2009). Cliënten worden in hun eigen waarde gelaten. Hun ‘unieke zelf’ wordt erkend, zonder hierover te oordelen. Het essentiële aan de zelfkennis van ervaringsdeskundigen is: ‘Weten dat je niet kan weten wat een ander beleeft, maakt iemand ervaringsdeskundig. Een beleving is niet goed of slecht, maar ‘slechts’ en beleving. Een ervaringsdeskundige stelt geen ‘normaal’ en onthoudt zich van iedere normering van de beleving. Je kunt nooit weet hebben hoe ‘iets’ er voor iemand anders uitziet.’ (Boertien & Rooijen, 2010-2011) Ervaringsdeskundigen doen hiermee recht aan een ‘eigen vrije ruimte’ voor cliënten, waarvan de invulling hoogstpersoonlijk is en mag zijn (Boertien & Rooijen, 2010-2011). Veelal ligt de focus bij cliënten op het ‘ziek zijn’ of de ‘stoornis’. De samenleving, de directe omgeving en zelfs de hulpverlening stigmatiseren hiermee de cliënt, wat veelal leidt tot zelfstigmatisering (Boertien & Rooijen, 2010-2011). Ervaringsdeskundigen laten cliënten inzien dat zij meer zijn dan hun ziekte omdat zij kijken naar de persoon in zijn geheel (Jong & Roeleveld, mei 2009). Het behouden van de eigen autonomie zien ervaringsdeskundigen als cruciaal voor het herstelproces. De cliënt komt op de eerste plaats en staat centraal in het contact. Er wordt gekeken naar datgene wat de cliënt zelf het belangrijkste vindt, waarbij de ervaringsdeskundige aansluit en vaart op de wens en ‘flow’ van de cliënt. De cliënt blijft verantwoordelijk voor zijn eigen keuzemogelijkheden en geeft zijn eigen tempo aan. Cliënten leren op deze manier actiever omgaan met hun stoornis (Brettschneider & Karbouniaris, januari 2008). De ervaringsdeskundige heeft alle geduld en volgt de cliënt zonder verantwoordelijkheden uit handen te nemen. Cliënten ervaren het als prettig dat zij een eigen vrije ruimte behouden die zij zelf kunnen invullen en verkennen zonder de druk van een doel met een uitgangspunt of resultaat (Boertien & Rooijen, 2010-2011). Door middel van het eigen levensverhaal zet een ervaringsdeskundige ‘persoonlijke kennis’, die vaak niet verwoord kan worden, om in overdraagbare kennis. Deze narratieve methode geeft een uitdrukkingsvorm aan de cliënt zijn persoonlijke beleving. De narratieve methode met de zelfreflectie van een ervaringsdeskundige over de eigen ervaring vormen samen de ikkennis (Haaster, Hidajattoellah, Knooren, & Wilken, juli 2009). Ervaringsdeskundigen ondersteunen en begeleiden hiermee cliënten in het reflecteren op de eigen ervaring. Hierdoor wordt een cliënt zelfbewuster en wordt hij ertoe gezet om ook zijn eigen ervaringskennisbron aan te boren. Door het inzetten van ervaringsverhalen van de ervaringsdeskundige leert de cliënt zichzelf hieraan te spiegelen. Dit is een manier om het zelfinzicht van de cliënt te vergroten, zodat hij kan gaan inzien hoe hij aan zijn eigen herstel kan werken (Brettschneider & Karbouniaris, januari 2008). Cliënten zoeken ervaringsdeskundigen eerder op met specifieke vragen (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Een ervaringsdeskundige kan terugkijkend op zijn eigen ervaringen en wat hem geholpen heeft handvatten aanreiken. Hij kan cliënten anders naar situaties laten kijken of hen leren hier op een andere manier mee om te gaan. Hierdoor wordt een ervaringsdeskundige vaak ook gezien als ‘rolmodel’ of voorbeeld voor cliënten (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011). Ervaringsdeskundigen laten zien dat zij weten hoe het is, maar ook hoe het kan zijn. Doordat ervaringsdeskundigen laten zien wat zij allemaal meegemaakt hebben en wat zij daaraan gedaan hebben om tot het punt te komen Ervaringsdeskundigheid 15 weerstand versus meerwaarde waar ze nu staan geven ze cliënten een stukje hoop (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Cliënten worden door een ervaringsdeskundige nooit afgeschreven. Ervaringsdeskundigen geloven in de mogelijkheden tot groei en ontwikkeling, waarbij de focus gericht blijft op herstel. Een ervaringsdeskundige gaat met de cliënt op zoek naar reële perspectieven (Brettschneider & Karbouniaris, januari 2008). Dit houdt in dat de beperkingen van de cliënt een plekje krijgen, waarbij ze het leven niet continu in de weg staan (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Het empowermentprincipe is de basis in de ondersteuning van cliënten. Vooral de eigen krachten en kwaliteiten van cliënten worden aangewend om persoonlijke doelen te verwezenlijken (Brettschneider & Karbouniaris, januari 2008). Ervaringsdeskundigen nemen cliënten niet aan de hand mee om hen de weg te wijzen. Integendeel, een ervaringsdeskundige wil juist laten zien: ‘Kijk, ik volg mijn eigen weg, ga ook opzoek naar de jouwe.’ (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011). Het doel van ervaringsdeskundigen is het streven naar toenemende onafhankelijkheid waarbij met de cliënt wordt gekeken naar de mogelijkheden. Er wordt gewerkt aan herstel door het vergroten van ambities, te focussen op talenten en te kijken waar de cliënt goed in is (Brettschneider & Karbouniaris, januari 2008). Samenvattend zien cliënten ervaringsdeskundigen dus zeker als een meerwaarde. Een contact aangaan met een ervaringsdeskundige hulpverlener wordt door cliënten als meer laagdrempelig ervaren. De gedeelde ervaringen vormen de basis voor vertrouwen. Cliënten voelen zich door een ervaringsdeskundige erkend en als een gelijkwaardige behandeld. De houding van een ervaringsdeskundige is authentiek, de ervaringsdeskundige is present en beschikt over een groot empathisch vermogen. Cliënten leren van de openheid over de ervaringen en het herstelverhaal van een ervaringsdeskundige, waaraan zij zichzelf kunnen spiegelen. Ze voelen zichzelf hierdoor normaler en hebben minder het idee ‘gek’ te zijn. Cliënten zelf zijn sturend in hun eigen herstelproces, zij behouden de eigen regie. Een ervaringsdeskundige reikt handvatten voor het herstel en heeft ook een voorbeeldfunctie, waarmee hij cliënten herstelperspectief biedt. Empowerment wordt gezien als het basisprincipe voor ervaringsdeskundigheid. 2.4.2 Weerstand: Bij de inzet van ervaringsdeskundigheid wordt er in het contact met cliënten ook tegen knelpunten aangelopen. Dit leidt tot weerstand van cliënten om contacten aan te gaan met ervaringsdeskundigen. Vooral de dubbelrol van de ervaringsdeskundigen vinden cliënten verwarrend. Sommige cliënten kennen een ervaringsdeskundige bijvoorbeeld nog uit een eerdere behandeling, van een opname of vanuit vriendschappelijk contact. Deze verandering van rol, van cliënt of vriend naar hulpverlener kan het contact in de weg gaan staan. Vooral als het privécontact aanhoudt,of wanneer de ervaringsdeskundige zelf nog in behandeling is, met dezelfde cliënten in contact komt, kan dit tot confusie leiden (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Ook de dossierinzage leidt vaak tot problemen en achterdocht bij cliënten. Cliënten vinden het niet altijd prettig als ervaringsdeskundigen inzage in hun dossier hebben. Er gaat dan een stuk van de privacy van cliënten verloren. Dossierinzage kan ook leiden tot een vertekend beeld over de cliënten, waardoor het beeld van de ervaringsdeskundige onbewust wordt gekleurd. Juist het persoonlijke contact zonder oordelen werd door cliënten als meerwaarde beschouwd. Er is ook sprake van angst dat ervaringsdeskundigen vertrouwelijke informatie doorspelen aan andere behandelaars (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Ervaringsdeskundigheid 16 weerstand versus meerwaarde Ervaring, begrip, betrokkenheid en inlevingsvermogen kan worden gezien als meerwaarde, maar het kan ook blind maken en leiden tot overidentificatie. Een valkuil van ervaringsdeskundigen kan zijn dat ze het ‘ik verhaal’ voor waarheid aannemen en dit telkens op cliënten gaan projecteren. Hierdoor komt het eigen verhaal centraal te staan, in plaats van de waarde en beleving van de cliënt. Soms raken ervaringsdeskundigen ook te zeer betrokken bij de problemen van cliënten en gaan uit overbezorgdheid teveel van de cliënten uit handen nemen. De ervaringsdeskundige kan dan wel het beste met cliënten voorhebben, maar te dichtbij staan werkt soms ook averechts. Cliënten schieten er niets mee op als er alleen maar wordt meegeleefd. Cliënten zijn soms juist opzoek naar iemand met een totaal andere kijk. Een ervaringsdeskundige moet juist goed kunnen spiegelen. ‘Een goede voetballer hoeft nog geen goede trainer te zijn’ (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Ook blijkt in de praktijk dat nog niet iedere ervaringsdeskundige al even ver is in zijn persoonlijke herstelproces. Hierdoor lopen gesprekken moeizaam, de ervaringsdeskundige durft dan niet door te vragen omdat de problematiek dan te dichtbij komt. Hierdoor kan de ervaringsdeskundige te weinig handvatten bieden voor het herstel van cliënten (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). Daarnaast staat de familie van cliënten niet altijd op een ervaringsdeskundige te wachten. Zij zijn huiverig voor ‘ex-gekken’ en kunnen de meerwaarde van iemand met een psychiatrische achtergrond niet zien (Boevink, Plooy, & Rooijen, 2006). 2.5 Meerwaarde en weerstand op Meso-niveau De samenwerking tussen ervaringsdeskundigen en reguliere hulpverleners vindt plaats tijdens overleg, cliëntenoverdracht en besprekingen. Als we het in dit hoofdstuk hebben over mesoniveau doelen we op de meerwaarde en/of weerstand die een team van zorgwerkers kan ervaren als er ervaringsdeskundigen ingezet worden of als deze permanent werkzaam zijn binnen dit team. 2.5.1 Meerwaarde: Dit gedeelte van het onderzoek richt zich op het hulpverlenerteam binnen de klinische settings van de GGz. Hieruit komt naar voren dat een ervaringsdeskundige een brugfunctie kan vervullen tussen cliënt en hulpverlening en op deze manier de toegankelijkheid vergroot binnen de hulpverlening. Door de komst van een ervaringsdeskundige in het team worden hulpverleners zich meer bewust van hun eigen handelen (Oude den, Oosterum van, & Leeuw de, 2011). De ervaringskennis van een ervaringsdeskundige bestaat niet alleen uit kennis van de zorgbehoeften van cliënten maar ook kennis van, en een andere kijk op, psychiatrische klachten. Tevens bezitten ze kennis van andere, voor het herstel van cliënten, effectievere behandeling- en begeleidingsmethoden (hilko Timmers, 2010). Hierdoor heeft de ervaringsdeskundige tegenover het team een belangrijke rol in het verduidelijken van hoe het is om een psychiatrische ziekte te hebben (Sok, Bergen van, & Henkens, 2008, p. 135). De ervaringswerker kan de hulpverleners in het team voorlichten over wat bijvoorbeeld een opname in een kliniek met een mens doet. Het perspectief in het team wordt hierdoor verbreed en krijgt een andere invalshoek erbij (Veldhuizen van, Bähler, Polhuis, & Os van, 2008). “De inzet van ervaringsdeskundigen in GGz teams hangt nauw samen met een positievere attitude van medeteamleden ten opzichte van cliënten” (Erp van, Hendriksen-Favier, Hoeve, & Boer, 2008). De leidinggevende heeft hierin een belangrijke sturende taak. Het is noodzakelijk om de ervaringsdeskundige te ondersteunen bij deze rolinvulling zodat hij een gelijkwaardige positie binnen het team kan innemen (Oude den, Oosterum van, & Leeuw de, Ervaringsdeskundigheid 17 weerstand versus meerwaarde 2011). Een ervaringsdeskundige kan de pijn en de kracht eerder en beter herkennen. Hij werkt vanuit eigen ervaring en een hulpverlener vanuit de theorie. Hulpverleners willen graag van deze ervaringskennis leren (Erp van, Hendriksen-Favier, Hoeve, & Boer, 2008). Het imago van de GGz-instellingen wordt versterkt doordat deze laten zien dat ze cliënten en ervaringsdeskundigen serieus nemen. Uit verzamelde data blijkt dat het betrekken van ervaringsdeskundigen bij de zorg leidt tot betere herstelresultaten. Ook voelen cliënten zich vaak meer op hun gemak bij een ervaringsdeskundige (Mozghan, Brouwers, & Moradi, 2007). 2.5.2 Weerstand: Het Europees project the Missing Link is opgericht door het Vlaams parlement. Het betreft een onderzoek gericht op het belang van ervaringsdeskundigheid waaraan ook reguliere hulpverleners hebben meegewerkt. Vanuit dit project kwam naar voren dat ervaringsdeskundigen onzekerheid, minderwaardigheid en angsten vertonen, wat weer invloed heeft op het functioneren van het team. Bij het bespreken hiervan kwam naar voren dat dit vanuit de reguliere hulpverleners ook het geval is. Vanuit zelfbescherming is er een kloof tussen beiden ontstaan. Beide groepen maken zich zorgen over het functioneren van ervaringsdeskundigen binnen een regulier team omdat er sneller een terugval kan plaatsvinden wegens eigen achtergrond. Hierdoor kunnen ervaringsdeskundigen sneller uit de roulatie raken. Er heerst onzekerheid als het gaat over het accepteren van ervaringsdeskundigen als volwaardig hulpverleners omdat er gesteld wordt dat ervaringsdeskundigen het ‘alleen’ maar meegemaakt hebben terwijl reguliere hulpverleners er voor geleerd hebben. Er worden vragen gesteld over de houdbaarheidsdatum van een ervaringsdeskundige. De vraag rijst of iedereen geschikt is om een ervaringsdeskundige te zijn of dat dit slechts voor enkelen is weggelegd. Is periodieke terugval vereist om een goede ervaringsdeskundige te zijn? Wanneer gaat dit over naar reguliere hulpverlening? Hulpverleners hebben geleerd om een professionele afstand te bewaren en krijgen een onveilig gevoel als deze afstand wegvalt door de komst van een ervaringsdeskundige, die opener is en minder afstand bewaart tot cliënten, dit kan bedreigend zijn voor de rest van de teamleden. Er kan ontevredenheid ontstaan wanneer de leidinggevende anders omgaat met regels voor een ervaringsdeskundige, dan voor de rest van het personeel. Door de inbreng van ervaringsdeskundigen krijgen hulpverleners het idee dat ervaringsdeskundigen pottenkijkers zijn en dat ze meekijken over de schouder van de hulpverleners of deze het wel “goed” doen.9 Er kunnen dubbele relaties ontstaan in de rol van ervaringsdeskundige in het werk, waardoor er rolverwarring ontstaat. Dit kan dilemma’s veroorzaken met betrekking tot vertrouwelijkheid en het faciliteren van de functie (Erp van, Hendriksen-Favier, Hoeve, & Boer, 2008). Sommige teamleden binnen de klinische settings van GGz vinden het moeilijk om ervaringsdeskundigen als gelijken te accepteren. Met de introductie van ervaringsdeskundigen is de traditionele scheiding tussen ziek en gezond minder zichtbaar geworden en worden hulpverleners geconfronteerd met hun vooroordelen ten aanzien van cliënten. Sommige hulpverleners zien de ervaringsdeskundige vooral als (ex-)cliënt en niet als 9 www.themissinglinkeurope.eu Ervaringsdeskundigheid 18 weerstand versus meerwaarde een gelijkwaardige collega of zetten de ervaringsdeskundige in oneigenlijke rollen in (als hulpje van de hulpverlener). Ook bestaat er onwetendheid over het begrip ervaringsdeskundigheid: het wordt geassocieerd met het alsmaar vertellen van het eigen verhaal en klagen over de eigen ellende (Erp van, Hendriksen-Favier, Hoeve, & Boer, 2008). Een wij & zij kloof in het werk bestaat uit dat reguliere hulpverleners vaker de nadruk leggen op het ziek en gezond zijn, waardoor cliënten en ervaringsdeskundigen als tegenstanders naar hulpverleners tegenover elkaar kunnen komen te zitten. Hulpverleners accepteren niet altijd ervaringsdeskundigen in dezelfde mate binnen een team en het heeft tijd nodig, eer de ervaringsdeskundige zichzelf bewezen heeft binnen een team. Met dit bewijzen wordt bedoeld dat een ervaringsdeskundige laat zien dat hij net zo handelt (gezond functioneert) als de reguliere hulpverleners (Oude den, Oosterum van, & Leeuw de, 2011). Werkgevers staan bij een sollicitatieprocedure van een ervaringsdeskundige voor het dilemma of ze iemands beperkingen of kwetsbaarheden ter sprake moeten brengen of dat het juist stigmatiserend werkt. Veel ervaringsdeskundigen worden in een specifieke functie aangenomen dankzij hun ervaringen. Vanwege die ervaringen kunnen ze op sommige momenten hun werk juist niet doen (Mozghan, Brouwers, & Moradi, 2007). 2.6 Meerwaarde en weerstand op Macro-niveau In de GGz wordt ervaringskennis op verschillende manieren ingezet: voor medezeggenschap en belangenbehartiging, voor zelfhulp en herstel, voor voorlichting, training, onderzoek en kwaliteitsmonitoring, en voor individuele hulpverlening (Erp van, Hendriksen-Favier, Hoeve, & Boer, 2008, p. 12). Om de meerwaarde en valkuilen op instellingsniveau weer te geven volgt hieronder een korte toelichting/ historie over grote, landelijke projecten van GGz waar ervaringsdeskundigen werkzaam zijn. In de GGz is de afgelopen vijftig jaar aan zorg voor mensen met een ernstige psychiatrische aandoening (EPA) veel te wensen overgelaten. Innovaties werden niet aan hen besteed, er ging weinig aandacht naar hen uit en er leek niet of nauwelijks eer aan te behalen. Er is wel aandacht voor vermaatschappelijking geweest maar toch bleef de zorg voornamelijk ziekenhuisgericht. Om vermaatschappelijking in de GGz meer ruimte te geven, zijn er vanaf 2002 FACT teams opgezet. FACT (Functie-assertive community treatment) is erop gericht om patiënten te ondersteunen in hun herstelproces. Dit doet FACT d.m.v. een multidisciplinair team bestaande uit een casemanager, psychiater, psycholoog en ervaringswerker. De patiënten worden zodanig behandeld, ondersteund en begeleid zodat zij weer optimaal kunnen functioneren en kunnen meedoen in de maatschappij. Begin 2008 telt Nederland ongeveer 60 teams als (beginnend) FACT-team. Naar schatting komen er de daaropvolgende jaren nog eens zoveel teams bij. Onderzoekers (Bak e.a.) hebben wetenschappelijk aangetoond dat FACT een goed systeem is. Uit hun onderzoek is gebleken dat EPA patiënten d.m.v. FACT, vergeleken met de traditionele zorg, niet meer door hun psychiatrische symptomen gestoord worden. (Veldhuizen van, Bähler, Polhuis, & Os van, 2008). De invoering van FACT binnen de GGz leidde onverwachts tot andere belangrijke inzichten. FACT bleek veel meer wijkgericht of in kleine regio’s te kunnen worden opgezet dan gedacht doordat ze op een bredere groep patiënten gericht zijn. Dit biedt de mogelijkheid om contact te krijgen met die wijk en opbouw van maatschappelijke steunsystemen te Ervaringsdeskundigheid 19 weerstand versus meerwaarde realiseren. FACT-wijkteams zijn een mogelijk antwoord op de vraag van de samenleving voor een meer aanspreekbaar en toegankelijke GGz (Veldhuizen van, Bähler, Polhuis, & Os van, 2008). Een maatschappelijk steunsysteem (MSS) is een gecoördineerd netwerk van personen, diensten en voorzieningen, waarvan mensen met ernstige psychische stoornissen zelf deel uitmaken (ervaringsdeskundige begeleiders) en dat hen op vele manieren ondersteunt in hun pogingen om in de samenleving te participeren. In het project MSS werken de ervaringsdeskundige begeleider en kwartiermaker nauw met elkaar samen. De werkzaamheden van de ervaringsdeskundige begeleider zijn vooral direct gericht op de doelgroep. Ze hebben veel individuele contacten met kwetsbare burgers en bieden hen praktische ondersteuning (Sok, Bergen van, & Henkens, 2008, p. 18). FACT teams vormen het ‘professionele hart’ van een MSS op lokaal niveau vanwege hun directe zorg voor cliënten en hun nauwe relaties met alle andere betrokken partijen (Veldhuizen van, Bähler, Polhuis, & Os van, 2008). 2.6.1 Meerwaarde: De hieronder genoemde verenigingen en organisaties zetten zich momenteel in om ervaringsdeskundigheid te beschermen dan wel op professionele wijze te implementeren binnen de geestelijke gezondheidszorg. VvE (Vakvereniging voor Ervaringswerkers) De VvE zet zich vanaf november 2005 in voor de erkenning van de meerwaarde van gekwalificeerde ervaringsdeskundigen binnen instellingen in de GGZ. De VvE wil daarnaast als beroepsvereniging en als vakbondachtige vereniging een aantal ambities realiseren. Zo willen zij komen tot een functiebeschrijving en goede inschaling realiseren. De VvE is afhankelijk van de inzet van betrokken vrijwilligers. Op dit moment is er geen kernteam actief van de VvE , maar er zijn wel plannen om de VvE nieuw leven in te blazen (GGZ Nederland, 2010). Trimbos-Instituut Het Trimbos-instituut zet zich met kennis en innovatie actief in voor het verbeteren van de geestelijke gezondheid in Nederland en daarbuiten. Daartoe ontwikkelen en gebruiken de medewerkers kennis van hoge wetenschappelijke kwaliteit en bundelen ze ervaringen van patiënten en goede praktijkvoorbeelden. Voorts zetten zij zich in om deze kennis toe te passen. Belangrijke financiers/opdrachtgevers zijn het Ministerie van VWS en ZON Mw. Daarnaast vervullen zij opdrachten voor GGz-instellingen, gemeenten, zorgverzekeraars, etc. (GGZ Nederland, 2010). HEE (Herstel Ervaringsdeskundigheid en Empowerment) (Trimbos-Instituut) HEE is onderdeel van het Trimbos-Instituut. HEE biedt mensen met psychische kwetsbaarheden effectieve werkwijzen en strategieën om zichzelf te helpen. Het HEE-team bestaat uit een groep ervaringsdeskundige docenten, die hun kennis overdragen aan anderen. Doel is om marginalisering van mensen met psychische beperkingen te voorkomen en hun empowerment te bevorderen. Het programma van HEE omvat zelfhulpgroepen, studiedagen, cursussen en themabijeenkomsten. Het HEE-team biedt ook voorlichting op maat, adviseert en coacht individuen en organisaties en geeft lezingen (GGZ Nederland, 2010). Ervaringsdeskundigheid 20 weerstand versus meerwaarde LPGGz (Landelijk Platform GGz) Het Landelijk Platform GGz is dé koepel van 20 cliënten- en familieorganisaties in de GGz. Gezamenlijk vertegenwoordigen zij circa 850.000 mensen die jaarlijks een beroep doen op de GGz. ‘We streven ernaar om de positie van die kwetsbare mensen structureel te verbeteren. Het LPGGz is dé gesprekspartner van en aanspreekpunt voor politici, beleidsmakers, beleidsuitvoerders, zorgverzekeraars en brancheorganisaties 10 (GGZ Nederland, 2010). Project LIVE (Landelijk steunpunt Inzet Van Ervaringsdeskundigheid in de GGZ) LIVE is een tweejarig project van het Trimbos-instituut en kenniscentrum Phrenos. LIVE heeft een aantal ambities: Aan de hand van een inventarisatie van bestaande initiatieven en ‘good practices’ komen tot een implementatiemodel dat de GGz-instellingen ondersteunt bij de inzet van ervaringsdeskundigheid en het vorm geven aan herstel. Opstellen van een visiedocument over die verbinding tussen ervaringskennis en herstel. Formuleren van een heldere taak– en functiebeschrijvingen, functie-eisen, een structuur voor ondersteuning van ervaringsdeskundigen (intervisie en supervisie), maar ook de organisatorische inbedding en voorbereidende trajecten voor de inzet van ervaringsdeskundigen zijn onderdeel van het te ontwikkelen implementatiemodel. Tevens zal onderzocht worden hoe de financieringsmogelijkheden van ervaringsdeskundigheid en herstelondersteunende zorg verbeterd kunnen worden. Op dit punt is nog veel onduidelijkheid. In samenwerking met de Hogescholen en kenniscentra wordt de scholing voor ervaringsdeskundigen en het gebied van ervaringskennis verder ontwikkeld. Om het effect van de inzet van ervaringsdeskundigheid in de GGz instellingen te volgen worden onderzoeksvoorstellen gedaan. Hierbij wordt samengewerkt met wetenschappelijke instituten (GGZ Nederland, 2010). Kenniscentrum Zelfhulp en ervaringsdeskundigheid: ‘Onze missie is het bevorderen en ondersteunen van emancipatie, zelfzorg en eigen kracht van burgers ten aanzien hun welzijn en gezondheid. Deze missie wordt gerealiseerd door middel van het ontwikkelen van nieuwe kennis middels onderzoek, het verzamelen van bestaande kennis en goede praktijkvoorbeelden, het beschikbaar stellen van deze kennis en het (begeleiden bij) het toepassen van algemene en specifieke ervaringskennis van (ex)cliënten, familieleden en andere informele zorgverleners. Vanuit de Ervaringsdeskundigheid willen we de ervaringsdeskundigheid van mensen met psychiatrische ervaringen bundelen, vergroten, ontwikkelen, verspreiden en implementeren met als doel een effectieve bijdrage te leveren aan de erkenning en het gebruik van ervaringsdeskundigheid’ (GGZ Nederland, 2010). TPLZ (Transitieprogramma Langdurende Zorg): werk voor ervaringsdeskundigen. Het Transitieprogramma heeft als doel om een duurzame transitiebeweging in de langdurende zorg tot stand te brengen die aansluit bij de toekomstige maatschappelijke ontwikkelingen. Dit wordt in praktijk gebracht door 26 transitie-experimenten en de transitiearena waar een visie op de langdurige zorg wordt ontwikkeld. GGzE doet mee met een transitie experiment ‘werk voor ervaringsdeskundigen’. Meer informatie via: www.transitieprogramma.nl/ervaringsdeskundigen (GGZ Nederland, 2010). 10 (zie www.landelijkplatformGGz.nl) Ervaringsdeskundigheid 21 weerstand versus meerwaarde 2.6.2 Weerstand: De GGZ Nederland heeft een rapport uitgebracht waarin kernachtig wordt omschreven waar de landelijke belemmeringen liggen. Er wordt bijvoorbeeld geconstateerd dat veel instellingen met de inzet van ervaringsdeskundigheid een eigen weg proberen te vinden en daarbij niet gebruik maken van bestaande expertise. Ook zijn de randvoorwaarden voor een goede invoering vaak niet aanwezig. Er is nog geen landelijke overeenstemming voor het begrip ervaringsdeskundigheid en er is ook geen eensluidende profielschets voor ervaringsdeskundigheid. Het vak zit in een pioniersfase met aardig wat onduidelijkheden (GGZ Nederland, 2010). Uit onderzoek is gebleken dat er in 2008 er ongeveer 250 ervaringsdeskundigen in de GGZ werkzaam waren. Het is aannemelijk dat dit aantal is gegroeid. Instellingen die er geen gebruik van maken geven aan dat er geen geschikte functies zijn voor ervaringsdeskundigen. Vaak zijn de ervaringsdeskundigen niet in loondienst. Alleen in (F)ACT vaak wel. De inzet is verschillend van een paar uur per jaar tot een paar keer per jaar of op detacheringbasis. Het aantal ervaringsdeskundigen dat per instelling werkt verschilt van 1 tot wel 50. De loonschaal varieert van FWG 25-60. Functieomschrijvingen zijn er in zeer beperkte mate (Knooren en van Haaster, 2008). Daarnaast hebben ervaringsdeskundigen vaak een kwetsbare en geïsoleerde rol binnen de organisatie en daardoor een eenzame functie (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011). In hetzelfde artikel wordt melding gemaakt dat er een duidelijke groei waarneembaar is van het aantal ervaringsdeskundigen in Nederland. ‘Er is echter nog sprake van weinig uniformiteit en veel willekeur in de dagelijkse praktijk. Ervaringsdeskundigen worden vooral ingezet op laagbetaalde zorggerelateerde posities. In het management en de bestuurslagen komen zij in Nederland nauwelijks voor. Het is zaak om de positie van de ervaringsdeskundige in Nederland eenduidig te faciliteren en te borgen door een ‘Peer support servicecentrum’.’ (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011) ‘Ook moet het werk dat ervaringsdeskundigen verzetten naar waarde betaald worden. Verder is er nog meer onderzoek nodig naar de inzet van ervaringsdeskundigen in de rehabilitatie en dient de GGZ een proeftuin te zijn voor arbeidsintegratie. ‘Het gaat immers niet vanzelf dat de ervaringsdeskundigen succesvol en tevreden aan het werk kunnen blijven’ (Bovenberg, Wilrycx, Bähler, & Francken, augustus 2011). Verder worden medewerkers met ervaringsdeskundigheid vaak nog gezien als ‘die ex-cliënt’ en ondervindt daardoor vaak weerstand bij collega’s. Er wordt in de praktijk ook vaak vraagtekens gezet bij de mogelijkheden dan wel onmogelijkheden van de ervaringsdeskundige en er wordt gevreesd voor uitval door kwetsbaarheid. De vraag is hoe er voor die kwetsbaarheid ruimte en aandacht kan zijn zonder te stigmatiseren. Daarnaast worden ervaringsdeskundigen vaak ‘in het diepe gegooid’ zonder het hebben van een functieomschrijving, betaling en/of ondersteuning. Het is ook de vraag of instellingen wel een helemaal zuivere bedoeling hebben met het inzetten van ervaringsdeskundigheid. Er wordt melding gemaakt van een antidiscriminatoir karakter met het inzetten van ervaringsdeskundigheid terwijl de kern en deskundigheid niet goed is vastgesteld. Het kan ook nog eens interessant zijn voor de financiën omdat ervaringsdeskundigen vaak in de laagstbetaalde regionen zitten met weinig vaste contracten (GGZ Nederland, 2010). Volgens Annette Plooy worden ervaringsdeskundigen niet echt goed betaald. ‘Ze worden over het algemeen vrij laag ingeschaald, FWG 30 of 35, hooguit 40. Terwijl in de ACT-teams hun collega’s die ongeveer hetzelfde werk doen in schaal 45 of 50 zitten.’ De meeste ervaringsdeskundigen hebben bovendien geen duidelijke functieomschrijving. Inmiddels is de Vakvereniging voor Ervaringsdeskundigen in het leven geroepen die zich nu vooral bezighoudt met de arbeidsvoorwaarden (Delft, S. van, 2008). Ervaringsdeskundigheid 22 weerstand versus meerwaarde Hoofdstuk 3: Conclusie en discussie Naar aanleiding van de vraag wat er van een ervaringsdeskundige wordt verwacht, volgt hier een samenvatting van de resultaten van het literatuuronderzoek, dat zich heeft toegespitst op de vraag wat ervaringsdeskundigheid is, wat de ontstaansgeschiedenis is, wat het beleid van de GGz met betrekking tot ervaringsdeskundigheid is en wat de meerwaarden en weestanden op drie niveaus zijn met betrekking tot inzet van ervaringsdeskundigheid, te weten in relatie met de cliënt, in samenwerking met collega’s en als onderdeel van een instelling, en landelijk, respectievelijk micro-, meso-, en macro-niveau. Ervaringsdeskundigheid wordt door verschillende mensen anders omschreven en er is geen landelijke consensus. Vanuit de literatuur wordt toch een richting gegeven, beginnend bij een omschrijving van wat herstel is, vervolgens wat een ervaringsdeskundige is en wat deze doet: ‘Herstel is een uniek proces, dikwijls opgestart vanuit een situatie van rouw en verlies, dat reikt over de grenzen van een psychiatrische aandoening heen naar een volwaardig leven, de ervaringsdeskundige heeft kennis van, inzicht in en persoonlijke ervaring met herstelprocessen, de ervaringsdeskundige zet de kennis in om anderen te helpen. De houding van de ervaringsdeskundige kenmerkt zich door gelijkwaardigheid en wederkerigheid. Annette Plooy beschrijft een verschil tussen ervaringsdeskundig hulpverlener en ervaringswerker. De ervaringsdeskundig hulpverlener heeft een sociale opleiding afgerond, de ervaringswerker wordt uitgezocht op zijn ervaringen. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd er een begin gemaakt om de hiërarchie tussen psychiater als ultieme deskundige en patiënt als object van die deskundigheid, aan te vechten. Er was verzet van psychiatrisch patiënten tegen onmenselijke behandelingen in de inrichtingen, er ontwikkelden zich zelfhulpinitiatieven. Resultaat was een verplaatsing van de zorg buiten de muren van de inrichtingen. Deze beweging zet zich nu voort in de herstelbeweging van psychiatrische patiënten, die beoogt zelf het herstel in hand te nemen. De ontwikkelingen rond zelfhulpgroepen en de cliëntenbeweging hebben geleid tot de professionalisering van ervaringsdeskundigheid. Het ontstaan van zelfhulp is ouder. In 1935 werd de basis van de AA, anonieme alcoholisten, in de VS gelegd. Een van de grondleggers merkte op dat als iemand uit ervaring sprak, dit grote indruk maakte. In 1948 werd de AA in Nederland geïntroduceerd. Als knelpunten voor de inzet van ervaringsdeskundigheid in de GGz noemt LIVE, het Landelijk steunpunt Inzet Ervaringsdeskundigheid, dat een onderzoek heeft gedaan naar de verschillende manieren waarop ervaringskennis ingezet wordt, de onduidelijkheid van visie op het doel en de betekenis van de inzet, het ontbreken van een functieomschrijving, het niet tot het recht komen van de specifieke deskundigheid van de ervaringsdeskundige, de onduidelijkheid over opleiding- en competentie-eisen, de behoefte aan verdere ontwikkeling van opleiding, het ontbreken aan adequate voorzieningen voor intervisie en supervisie. De visie van GGZ Nederland is een omslag te maken naar herstelondersteunende zorg. De inzet van ervaringsdeskundigen speelt hierin een belangrijke rol. GGZ Nederland faciliteert de inzet van ervaringsdeskundigheid in de GGZ instellingen, met een focus op mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. GGZ Nederland ziet twee manieren om ervaringsdeskundigheid professioneel in te zetten in de zorg: als ervaringswerker (herstelcoach), of als Ervaringsdeskundigheid 23 weerstand versus meerwaarde hulpverlener met ervaringsdeskundigheid. GGZ Nederland werkt aan de randvoorwaarden voor de inzet van ervaringsdeskundigheid. Er zijn knelpunten in financiering, arbeidsvoorwaarden en opleidingen. Het is belangrijk dat alle kennis vanuit de instellingen geïnventariseerd wordt. GGZ Nederland noemt als meerwaarde van de inzet van ervaringsdeskundigheid de succesvollere behandelingen en meer arbeidsperspectief voor de persoon met een psychiatrische achtergrond. LIVE, het Landelijk steunpunt Inzet Ervaringsdeskundigheid, concludeert dat de rol van de ervaringsdeskundige duidelijk moet zijn voordat hij in dienst komt van een instelling. Ook concludeert LIVE dat als het management tijd en ruimte beschikbaar stelt, ervaringsdeskundigen een visie op herstel en ervaringsdeskundigheid kunnen ontwikkelen. Het vaststellen van een beroepsprofiel en een verdere professionalisering van ervaringsdeskundigheid zijn van groot belang voor de zorg. Ervaringsdeskundigheid kan gezien worden als een van de belangrijkste innovaties van de laatste jaren in de zorg. GGzE heeft besloten dat behandeling in de GGzE voor alle medewerkers mogelijk moet zijn, dus cliënten kunnen werken bij de GGzE als ervaringsdeskundige. GGzE wil dat de cliënt centraal staat, met een actieve betrokkenheid van familie en vrienden. Het Transitie experiment zorgt voor financiering van scholing voor ervaringsdeskundigen, en werk bij de GGzE, mensen met een uitkering in een afhankelijke positie kunnen meer regie over hun leven krijgen en een nieuw toekomstperspectief. Men gaat meer dan in het verleden uit van mogelijkheden. Als meerwaarden op micro-niveau worden genoemd dat bijna alle cliënten positief zijn over samenwerking met ervaringsdeskundigen, met vanuit het cliëntperspectief, een laagdrempelig contact vanwege de herkenning van de situatie, een band van vertrouwen op basis van dat de ervaringsdeskundige weet wat de cliënt meemaakt. Vanuit herkenning volgt erkenning, en bondgenootschap met acceptatie en zelfwaardering, een gelijkwaardig contact, naast de cliënt staan, solidariteit, wederkerigheid, meer dan tussen cliënt en reguliere hulpverleners. De ervaringsdeskundige komt authentiek over, biedt een luisterend oor, is betrokken, toegankelijk en hanteert flexibele grenzen. Meer meeleven met de cliënt door inlevingsvermogen, meer begrip en tegenwicht aan (zelf)stigmatisering. De openheid leidt tot acceptatie. Iedere cliënt heeft een unieke beleving en heeft recht op een eigen vrije ruimte, de ervaringsdeskundige voelt dit goed aan. In contact met de ervaringsdeskundige heeft de cliënt meer autonomie en leert zo actiever om te gaan met de stoornis. Het eigen levensverhaal en reflectie daarover vormen de ik-kennis, deze kennis draagt bij aan de persoonlijke beleving van de cliënt, maakt de cliënt zelfbewuster, boort de eigen ervaringskennisbron aan, ziet hoe aan het eigen herstel te kunnen werken. Een ervaringsdeskundige kan handvatten aanreiken over specifieke situaties, een ervaringsdeskundige heeft een voorbeeldfunctie en biedt hoop: zo kan het ook! Een ervaringsdeskundige schrijft de cliënt nooit af, de focus blijft op herstel met reële perspectieven. De basis in cliëntondersteuning is empowerment. Als weerstanden op micro-niveau worden genoemd, de dubbelrol van de ervaringsdeskundige, die vaak tot verwarring leidt bij de cliënt, ook dossierinzage leidt tot problemen. Een valkuil voor de ervaringsdeskundige is het aannemen van het ik-verhaal als absolute waarheid, dit verhaal projecteren op de cliënt. Andere valkuilen zijn te grote betrokkenheid, de gesprekken kunnen te dicht bij de ervaringsdeskundige komen; ook weerstand van familie tegen contact met een ervaringsdeskundige. Ervaringsdeskundigheid 24 weerstand versus meerwaarde Op meso-niveau in het voorbeeld van het FACT-team, worden genoemd de meerwaarden dat ervaringsdeskundigheid op verschillende manieren wordt ingezet: voor medezeggenschap en belangenbehartiging, voor zelfhulp en herstel, voor voorlichting, training, onderzoek en kwaliteitsmonitoring, en voor individuele hulpverlening. Een andere meerwaarde is het gelijkwaardig contact met de cliënt die hierdoor makkelijker over zijn persoonlijke situatie kan praten. Een ervaringsdeskundige doet een beroep op het mens zijn, versterkt de stem en de vraag van de cliënt. Een ervaringsdeskundige staat als bondgenoot naast de cliënt, die meer autonomie en zelfbeschikking ervaart, heeft een andere kijk op psychiatrische klachten, en kent effectievere behandeling- en begeleidingsmethoden. Hij weet hoe het is en wat het met een mens doet. Een ervaringsdeskundige kan de wij-zij kloof tussen hulpverleners en cliënten verkleinen en toegankelijkheid tot de hulp vergroten, herkent eerder onvervulde zorgbehoeften bij de cliënten en kan hierop inspelen. De ervaringsdeskundige doet een beroep op de eigen kracht van de cliënt, dit leidt tot empowerment, de basis voor herstel. Weestanden op meso-niveau zijn dat de inzet van ervaringsdeskundigheid in de praktijk een aantal dilemma’s oplevert: rolverwarring, dubbele relaties, vertrouwelijkheid en het faciliteren van de functie. Sommige teamleden vinden het moeilijk de ervaringsdeskundige als gelijke te accepteren, de ervaringsdeskundige kan in een oneigenlijke rol komen. Er bestaat veel onwetendheid over ervaringsdeskundigheid. Ervaringsdeskundigen worden vaak lager ingeschaald, met tijdelijke contracten, hebben vaak geen functieprofiel, hebben weinig mogelijkheden om betaald aan het werk te komen. De ervaringsdeskundige verkleint de kloof tussen ziek en gezond, een bekende kloof in de hulpverlening. Tevens heeft de ervaringsdeskundige een brugfunctie die de toegankelijkheid tot de hulpverlening vergroot. De ervaringsdeskundige bewerkstelligt een positievere attitude bij de overige teamleden ten aanzien van cliënten. De werksituatie van de ervaringsdeskundige met reguliere hulpverleners, met gelijke doelen, samenwerking en een leidinggevende, is optimaal om een beeld van de ervaringsdeskundige en van de cliënt te veranderen bij de reguliere hulpverlener. Het in dienst hebben van een ervaringsdeskundige staat hoog aangeschreven als het gaat om het imago van de instelling. Meerwaarden op macro-niveau zijn dat de GGz in Nederland de ommezwaai wil maken naar herstelondersteunende zorg en dat daarbij een belangrijke rol is weggelegd voor ervaringsdeskundigheid. Er is een vakvereniging voor ervaringsdeskundigen, die een doorstart tracht te maken. Het HEE team van het Trimbos instituut bestaat uit docenten ervaringsdeskundigheid en heeft tot doel empowerment te bevorderen. Het Trimbos instituut zet zich met kennis en innovatie in voor een betere GGz in Nederland en volgt de ontwikkelingen rond ervaringsdeskundigheid op de voet. Kenniscentrum Phrenos draagt bij aan kwaliteitsverbetering in de hulpverlening aan mensen met een ernstige psychiatrische aandoening. Het landelijk platform GGz is de koepel van 20 cliënten- en familieorganisaties. LIVE is een tweejarig project van Trimbos en Phrenos, landelijk steunpunt inzet van ervaringsdeskundigheid. Tot slot is nog het Kenniscentrum zelfhulp en ervaringsdeskundigheid actief op macro-niveau als het gaat om de ontwikkelingen rond ervaringsdeskundigheid. Weerstand op macro-niveau is dat veel instellingen hun eigen weg proberen te vinden als het gaat om de inzet van ervaringsdeskundigheid, en niet gebruik maken van bestaande expertise. Ook zijn de randvoorwaarden voor een goede invoering vaak niet aanwezig. De ervaringsdeskundige heeft vaak een kwetsbare en geïsoleerde rol binnen de organisatie, wordt (nog) niet naar waarde betaald, en ondervindt weerstand van collega’s. Ervaringsdeskundigheid 25 weerstand versus meerwaarde 3.1 Samenvattende conclusie: Ervaringsdeskundigheid is het professioneel inzetten van cliëntervaringen binnen de hulpverlening. Het is ontstaan vanuit de ontwikkeling van cliëntenbewegingen en zelfhulpgroepen. Sinds het ontstaan van ervaringsdeskundigheid als professionele kracht in de hulpverlening is bereikt dat de houding van de reguliere hulpverlening meer cliëntgericht is geworden. Sleutel hierin is meer autonomie voor de cliënt en een positiever toekomstperspectief voor het leven van cliënten. De rol van de ervaringsdeskundige hierin is dat de cliënt meer als mens wordt gezien, de problemen van de cliënt inzichtelijker en begrijpbaar worden gemaakt en daarbij wordt er op een meer gelijkwaardige manier met cliënten omgegaan. De ervaringsdeskundige bekijkt de problematiek van cliënten vanuit de mogelijkheden en kracht, terwijl de reguliere hulpverleners vaak alleen vanuit een stoornis, diagnose of beperkingen kijken. De communicatie tussen reguliere hulpverlening en ervaringsdeskundigen laat op dit moment nog te wensen over, hier zal in de toekomst aan gewerkt moeten worden. Onderlinge samenwerking tussen de diverse GGz-instellingen zal verbeterd moeten worden zodat er een eensluidend functieprofiel voor ervaringsdeskundigen ontwikkeld wordt. Hierdoor zal er een nieuwe beroepsgroep ontstaan waarop ervaringsdeskundigen kunnen terugvallen bij onduidelijkheden. Tevens kunnen zij zich hierdoor professioneel positioneren binnen de GGz. Deze samenwerking biedt ook de mogelijkheid voor het benutten van alle aanwezige expertise van zowel ervaringsdeskundigheid als reguliere hulpverlening. Een schamel loon en de strijd voor een volwaardige plaats binnen de reguliere teams is voor veel ervaringsdeskundigen een realiteit waar ze niet omheen kunnen, toch wordt er van hen verwacht een innoverende kracht te zijn binnen de hulpverlening. De diverse GGz-instellingen zullen dus hard moeten gaan werken aan de verbetering van condities en randvoorwaarden die te maken hebben met de inzet van ervaringsdeskundigheid. Ervaringsdeskundigheid 26 weerstand versus meerwaarde Hoofdstuk 4: Evaluatie en aanbevelingen voor verder onderzoek De meest geaccepteerde positie is momenteel binnen de (F)act-teams hoewel ook daar de inschaling en betaling achterblijft t.o.v. reguliere werknemers. Er valt goed te filteren wat de weerstanden zijn uit frustraties bij ervaringsdeskundigen, alleen is dit nog niet rechtstreeks onderzocht. Verder is er duidelijk een groot verschil in visie en implementatie van ervaringsdeskundigheid tussen de diverse GGz-instellingen. Deze zouden op het gebied van ervaringsdeskundigheid landelijk moeten worden aangestuurd. Hierbij valt te denken aan een verplichtend karakter van het bieden van hulp en ondersteuning bij het implementeren en informeren op de werkvloer binnen de GGz. Er mist ook nog een duidelijk beroepsbeeld en onder ervaringsdeskundigen zelf is er ook de nodige verdeeldheid. Aan de andere kant houdt organisatie Medilex zich hier al mee bezig. Misschien is het handig om hun verrichtingen te volgen en op haalbaarheid te onderzoeken. Onderzoek heeft voornamelijk plaatsgevonden onder en door ervaringsdeskundigen. Zij hebben een beeld geschetst van de reacties die zij van cliënten hebben teruggekregen en hun ervaringen over hun cliëntencontacten zelf beoordeeld. Er zijn nog te weinig onderzoeksresultaten bekend door het bevragen van cliënten zelf, waarvoor aanvullend onderzoek gewenst zou zijn. Ook is het nog onbekend in hoeverre ervaringsdeskundigen daadwerkelijk een meerwaarde zijn op het herstelproces van cliënten ten opzichte van niet-ervaringsdeskundige professionals. Daarnaast blijft er nog onvoldoende zicht op het daadwerkelijke effect van ervaringsdeskundigheid en waar dit het meest tot zijn recht komt. Ook hier zou verder onderzoek verricht moeten worden om een duidelijker beeld te krijgen wat de meerwaarde van ervaringsdeskundigheid is. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek bevelen wij onder andere aan om gedegen onderzoek te doen naar knelpunten bij het inzetten van ervaringsdeskundigen op de werkvloer van de GGz. Ervaringsdeskundigheid 27 weerstand versus meerwaarde Literatuurlijst: Boertien, D., & Rooijen, S. v. (2010-2011). Ervaringskennis in de ggz: een noodzaak. Jaarboek BW. Boevink W. (2006). From being a disorder to dealing with life. An experiential exploration. Volume1, Issue 2. Schizophrenia Bulletin, Turkish Excerpted Edition . Boevink W., A. Plooy en S. van Rooijen. (2006). Herstel, Empowerment en Ervaringsdeskundigheid van mensen met psychische aandoeningen. Amsterdam: SWP. Boevink, W., Plooy, A., & Rooijen, v. S. (2006). Herstel, empowerment en ervaringsdeskundigheid. Amsterdam: SWP. Boevink,W.A., A. Plooy, F.B.M. Giesen en H. Kroon. (2008). Psychiatrische rehabilitatie. Amsterdam: SWP. Bovenberg, F., Wilrycx, G., Bähler, M., & Francken, G. (augustus 2011). Inzetten van ervaringsdeskundigheid. Eindhoven: Vakblad Sociale psychiatrie. Brettschneider, E., & Karbouniaris, S. (januari 2008). Inzet en waarde van ervaringsdeskundigheid. Utrecht: Kenniscentrum sociale inovatie. Delft, S. van. (2008). Betaalde ervaringsdeskundigen criticasters van de hulpverlening. Psy . Erp van, N., Hendriksen-Favier, A., Hoeve, M., & Boer, M. (2008). Werken met begeleiders in de GGZ met ervaringsdeskundigheid. Een onderzoek naar voordelen, valkuilen en belangrijke condities voor de inzet en scholing van BGE-ers. Utrecht: Trimbos-Instituut. Erp, N. v., Boertien, D., Scholtens, G., & Rooijen, S. v. (2011). Ervaringsdeskundigheid en herstelondersteuning. Utrecht: Trimbos Instituut. GGZ Nederland. (2010). Agenda 'Inzet van ervaringsdeskundigheid'. GGZ Nederland. (2009). 'naar herstel en gelijkwaardig burgerschap, voor mensen met ernstige psychische aandoeningen'. GGzE. (2010). Van goed naar beter. Eindhoven: GGzE afdeling communicatie. Haaster, H. v., Hidajattoellah, D., Knooren, J., & Wilken, J. P. (juli 2009). Kaderdocument ervaringsdeskundigheid. Landelijke Denktank Opleidingen Overleg Ervaringsdeskundigheid. hilko Timmers, A. P. (2010). Weten over leven. Jong, J. d., & Roeleveld, L. (mei 2009). Een ervaring rijker. Groningen: Hanzehogeschool . Knooren en van Haaster. (2008). Onderwijsprogramma's voor ervaringsdeskundigen. amersfoort: GGZ Nederland. Mead S., D. Hilton & L. Curtis. (2001). Peer Support: a Theoretical Perspective. Psychiatric Rehabilitation Journal , Vol. 25. Mozghan, Brouwers, E., & Moradi. (2007). www.tsg.bsl.nl. Opgehaald van clientenparticipatie en ervaringsdeskundigheid in de geestelijke gezondheidszorg: www.tsg.bsl.nl Oude den, T., Oosterum van, L., & Leeuw de, R. (2011). Inzet ervaringsdeskundigheid in de GGZ: 'van stigma naar succes'. Utrecht: Altrecht. Plooy, A. (2009). Ervaringsdeskundigen in de GGZ. Deviant , 12-16. Plooy, A. (2009). Ervaringsdeskundigheid als vak. Sozio . Sok, K., Bergen van, A., & Henkens, H. (2008). Buitengewoon: Kwartiermaken en ervaringsdeskundigheid in maatschappelijke steunsystemen. Utrecht: Movisie. Solomon, Ph. & J. Draine. (2001). The State of Knowledge of the Effectiveness of Consumer Provided Services. Psychiatric Rehabilitation Journal , Vol. 25. Veldhuizen van, R., Bähler, m., Polhuis, D., & Os van, J. (2008). Handboek FACT. Utrecht: De Tijdstroom. Wilrycx, G. (2007). Cliëntparticipatie en ervaringsdeskundigheid in de geestelijke. Ervaringsdeskundigheid 28 weerstand versus meerwaarde Tilburg:Tranzo: Wetenschappelijk Centrum voor Zorg en Welzijn. Ervaringsdeskundigheid 29 weerstand versus meerwaarde