Palliatieve zorg bestaat in het AZ-VUB reeds 15 jaar!

advertisement
TIJDSCHRIFT VAN HET ACADEMISCH ZIEKENHUIS
VAN DE VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL
MAG
INE
Driemaandelijks - Nr 21 - januari-februari-maart 2006
Palliatieve zorg bestaat in het AZ-VUB reeds 15 jaar!
Blz 9
Het IVF-landschap,
een brug van vlees en bloed
Blz 7
Tomotherapie in het AZ-VUB
Blz 11
Kantoor van afgifte: Antwerpen X - Erkenningsnummer: P206218 Verantw. uitg. Marc Noppen - Laarbeeklaan 101 - 1090 Brussel
De nieuwe Gedelegeerd Bestuurder
van het AZ-VUB
Sinds 1 mei 2006 heeft het AZ-VUB een nieuwe Gedelegeerd Bestuurder én
een nieuwe uitgever voor magAZine: prof. Marc Noppen.
Hij volgt de in september 2005 overleden prof. Louis Tielemans op, die gestorven
is na een aanslepende ziekte en mee aan de wieg stond van het AZ-VUB.
D
de geneeskunde aan het Limburgs Universitair
Centrum en de Vrije Universiteit Brussel, waar hij
in 1984 met grootste onderscheiding afstudeerde. Van 1984 tot 1989 was hij kandidaat-specialist Interne Geneeskunde in het AZ-VUB. In 1991
is hij er in dienst getreden als resident longziekten. Vanaf 1995 was hij adjunct-kliniekhoofd
longziekten en in 2000 promoveerde hij tot kliniekhoofd dienst Longziekten. Daarnaast is hij
professor aan de Vrije Universiteit Brussel en
gastprofessor bij vooraanstaande universiteiten
in Amerika, Canada en Frankrijk.
e 46-jarige Marc Noppen combineert het
klinisch en academisch met het onderzoeksaspect, drie elementen die typisch
zijn voor een universitair ziekenhuis. Hij studeer-
Marc Noppen heeft wetenschappelijke prijzen
gewonnen en tal van belangrijke publicaties op
zijn naam staan. De nieuwe Gedelegeerd
Bestuurder volgde tevens diverse managementopleidingen.
Marc Noppen woont in Steenhuffel, is getrouwd
en heeft twee kinderen.
Inhoud
De nieuwe Gedelegeerd
Bestuurder van het AZ-VUB
2
Het rugschoolproject
3
Griepalarm
5
Het IVF-landschap,
een brug van vlees en bloed
6
Palliatieve zorg bestaat
in het AZ-VUB reeds 15 jaar!
9
Tomotherapie in het AZ-VUB
10
Stichting Roeping 2006:
portret van AZ-laureate
Karlien Van Cauwelaert…..
12
Reisgeneeskundig advies
14
In de marge
16
MAGAZINE is het
driemaandelijks tijdschrift
van het Academisch
Ziekenhuis van de Vrije
Universiteit Brussel
Laarbeeklaan 101, 1090
Brussel
Tel: 02 477 41 11
Fax: 02 477 55 66
www.azvub.be
» Verantwoordelijke
uitgever:
Marc Noppen
» Coördinatie redactie,
vormgeving en logistiek:
Edgard Eeckman en
Dorrit Moortgat
Tel: 02 477 80 80
Fax: 02 477 55 66
E-mail: dorrit.moortgat
@az.vub.ac.be
» Redactiecomité:
Johan Braeckman
Toon De Backer
Wim Distelmans
Edgard Eeckman
Martine Huybrechts
Patrick Lacor
Dorrit Moortgat
Marc Noppen
Marc Segers
Jan Schots
Brigitte Velkeniers
» Fotografie:
Marc De Beukeleer
» Werkten verder mee
aan dit nummer:
Petra Claes
Karlien Van Cauwelaert
Josiane Van der Elst
Dirk Verellen
Chris Watthy
» Lay-out:
Tertio - Brussel
» Drukwerk en
verzending:
Arvato Services
Satenrozen 2
2550 Kontich
» Cartoons:
Marc Borms
Wie nog niet in ons
adressenbestand zit, maar
dit gratis tijdschrift graag
wil ontvangen, kan dit melden op tel. 02 477 80 80
MAG
INE
2
Het rugschoolproject
Het Sociaal Fonds voor Privé-Ziekenhuizen heeft eind 2002 een 3-jarig project
"rugklachtenpreventie" goedgekeurd voor het AZ-personeel. De directie Nursing en
de diensten Preventie en Kinesitherapie hebben dit project in goede banen trachten
te leiden. Het liep ten einde in december 2005: tijd dus om een balans op te maken.
Dit belasting-belastbaarheidsprincipe verklaart
waarom gedurende de 3-daagse opleiding zowel
technieken, als fysieke conditie en pijnbeleving
aan bod zijn gekomen.
Het project
Rugklachtenpreventie steunt, zoals elk programma ter verbetering (of in stand houden) van de
gezondheid, op het belasting-belastbaarheidsmodel. Dit betekent dat indien men de rug wenst
te beschermen, men de belasting op dit
lichaamsdeel best niet (te hoog, te lang) laat uitstijgen boven de weerstandsgrens van de weefsels (= het belastbaarheidsniveau).
Om dit principe in acht te nemen, moet men
ernaar streven om de belasting zo laag mogelijk
te houden terwijl de belastbaarheid dient verbeterd te worden. Op die manier wordt er gezorgd
voor een - zo groot mogelijke - veilige zone waarbinnen normaal gefunctioneerd kan worden.
probleemzone
De technieken
Hier is het verband met de rugschool duidelijk.
De manier waarop iemand hogerop in bed, van
bed naar zetel en omgekeerd, enz… gebracht
wordt, bepaalt immers rechtstreeks de mate
waarin de zorgverlener de rug belast. Hier werd
dan ook ruimschoots aandacht aan besteed.
De nadruk werd niet zozeer gelegd op het tot in
detail analyseren van de technieken, dan wel op
een reeks basisprincipes (zelfredzaamheid van
de patiënt, aangeboren lichaamspatronen, het
ondersteunen van de zwaarste delen van het
lichaam,…) en op het bestaan van hulpmiddelen
die het werk ten zeerste verlichten.
belasting
belastbaarheidsniveau
Chris Watthy,
Kinesitherapie
» Info «
02 477 60 22
De fysieke paraatheid
veiligheidszone
Het woord paraatheid wordt hier gebruikt omdat
“conditie” al te vaak geïnterpreteerd wordt als
zijnde uithouding. Tijdens de rugscholing hebben
wij nadruk gelegd op de verschillende fysieke
aspecten: lenigheid, evenwicht, coördinatie,
(been, arm en buik) spierkracht,…
We leren uit de literatuur dat indien al deze factoren aanwezig zijn, de kans op rugpijn geminimaliseerd wordt. De
belasting blijft immers
onder de belastbaarheid.
Verspreid over verschillende sessies hebben we de
deelnemers geconfronteerd met hun fysieke
capaciteiten, in een
poging om ze inzicht te
verschaffen. Inzicht dat
hopelijk leidt tot "werken
aan…" !
Belasting= dagelijkse rugbelastende activiteiten: kan
laag gehouden worden door rugsparende technieken.
Belastbaarheidsniveau= weerstand die we al of niet
hebben tegen de belasting.
Het belasbaarheidsniveau kan verhoogd worden door
fysieke ingrepen (training), terwijl ook psychische factoren (kennis, coping,…) een grote rol spelen hierin.
Veiligheidszone= gebied waarin de belasting onder de
belastbaarheid blijft: er kan normaal gefunctioneerd
worden.
Probleemzone= er kunnen klachten ontstaan: de
belasting stijgt (te hoog, te lang) boven de belastbaarheid uit.
Doel van rugscholing= vergroten van de veiligheidszone door de belasting onder controle (=zo laag mogelijk) te houden terwijl er aan de andere kant gewerkt
wordt aan het besef dat ook het belastbaarheidsniveau
een grote rol speelt.
MAG
INE
3
Een goede conditie is
van primordiaal belang
om rugklachten te voorkomen
3de sessie zijn ingevuld, blijkt dat het merendeel
van de verpleegkundigen beweert tijdens de
afgelopen drie jaar rugsparender te zijn gaan
denken en handelen.
Wat het "fysiek deel" betreft, stelt 38 % van de
deelnemers dat ze sedert de aanvang van de rugschool meer aan sport/beweging zijn gaan doen.
Dit is een score die ruim boven de verwachtingen
ligt. Een meerderheid kon echter niet overtuigd
worden (gelieve de hierboven vermelde argumentatie nogmaals te lezen). Het succes dat op
dit gebied werd behaald, evenals het feit dat een
goede fysieke paraatheid niet alleen de rug maar
tevens de algemene lichamelijke en psychische
gezondheid positief beïnvloedt, zal tot verder initiatief leiden op dit vlak. Zo kan hopelijk ook de
werksfeer in het ziekenhuis ("jobsatisfaction")
gunstig beïnvloed worden.
Het psycho-somatische aspect van rugpijn
Zoals hierboven beschreven wordt een deel van
het belastbaarheidsniveau bepaald door psychische factoren. Men spreekt van pijnbeleving en
pijngedrag als gevolg hiervan.
Wetende dat 90% van de rugklachten beschouwd
worden als zijnde aspecifiek (d.w.z. zonder duidelijke lichamelijke oorzaken), kan besloten worden dat bij het merendeel van de rugklachten de
psyche een grote rol speelt. Pijn wordt in de
meeste gevallen veroorzaakt door een fysiek letsel, t.h.v. spieren, ligamenten, disci, … . Het is
evenwel zo dat de manier waarop hiermee omgegaan wordt (= pijnbeleving en -gedrag ) primordiaal is voor het uitbreiden en eventueel blijven
bestaan van de klacht (chroniciteit). Aan de basis
hiervan liggen psychische factoren zoals angst,
onwetendheid, fixatie, fobie, secundaire en tertiaire winsten, enz… .
Er werd dus logischerwijs ook aan dit aspect veel
aandacht geschonken tijdens het rugschoolproject.
Wetenschappelijke studie
Het feit dat de deelnemende verpleegkundigen
2x een vragenlijst hebben ingevuld, heeft een
schat aan informatie opgeleverd. De gegevens
worden momenteel verwerkt en op een statistische manier bekeken. Ze zullen binnenkort meer
inzicht bieden in de volgende materie:
Verantwoording
Toepassing van technieken
om de rug van de verpleegkundige
zo min mogelijk te belasten
Een terugblik in de geschiedenis van "de rugschool" leert dat vroeger nagenoeg enkel het leren
van (verplaatsings) technieken aan bod kwam.
Tegenwoordig gaan (moderne) rugscholen beide
aspecten van de belastbaarheid (fysiek en psyche) ook belichten. De nadruk ligt in de meeste
gevallen echter nog altijd op de technieken.
In het AZ-VUB is gekozen voor de drie hierboven
beschreven items. Recent wetenschappelijk
onderzoek staaft deze keuze.
In de praktijk zien we dat het "technisch deel"
van de rugschool over het algemeen zeer gunstig
onthaald werd. Uit de vragenlijsten die tijdens de
• Komen rugklachten veel voor in het AZ ?
• Hoe is de verdeling van de klachten qua
geslacht, leeftijd, werkbelasting (full-, parttime), diensten,…?
• Hoe is het gesteld met het werkplezier, de stress
en de sociale ondersteuning van de AZ-werknemers? Is er een verband met rugklachten?
• Zijn de AZ-verpleegkundigen qua conditie te
vergelijken met andere delen van de bevolking?
Is er een verband met rugklachten?
• Enz. …
Op basis van gelijkaardige cijfers van een tiental
jaar geleden kan worden nagegaan of er een
eventuele evolutie is op dit domein.
Het spreekt vanzelf dat al deze gegevens op een
anonieme manier verwerkt worden. De resultaten
zullen, van zodra ze gekend zijn, openbaar worden gemaakt.
Conclusie
De organisatoren van de rugschool hopen dat ze
erin geslaagd zijn om op een interessante en
leuke manier interesse op te wekken voor een
onderwerp dat op vlak van de volksgezondheid
een groot probleem vormt. Tevens bestaat de stille hoop dat het samenbrengen van personeel dat
normaal op de diensten tamelijk geïsoleerd is, tot
een positief effect heeft geleid voor de werksfeer
binnen het ziekenhuis.
MAG
INE
4
Griepalarm
Termen als vogelgriep en grieppandemie waren enkele maanden geleden niet weg te
slaan uit de media. Wanneer het tot een volgende grieppandemie bij de mens zal
komen, is niet geweten. De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van
de Voedselketen en Leefmilieu heeft evenwel terecht maatregelen genomen om daarop
ook in België voorbereid te zijn. Dit leidde o.a. tot de aanstelling van een "ziekenhuiscoördinator influenza" in alle ziekenhuizen. In het AZ-VUB wordt deze taak waargenomen door dr. Patrick Lacor, van de dienst Algemene interne geneeskunde-Infectiologie.
Samen met zijn collega's internisten dr. Erica Sermijn en dr. Petra Claes, die ook houdster is van een brevet rampengeneeskunde, houdt hij de vinger aan de pols…
I
risico op verwikkelingen. Het gaat vooral om mensen ouder dan 65 jaar, mensen die aan een chronische ziekte lijden en (para)medici die bij een griepuitbraak als zorgverstrekkers "in de vuurlinie"
staan. Jaarlijks worden in België duizenden mensen in het ziekenhuis opgenomen naar aanleiding
van een verwikkeling van griep, voornamelijk longonsteking, waarvan de mortaliteit niet onaanzienlijk is. In 2005-2006 deed zich slechts een kleine epidemie voor.
n rampengeneeskunde geldt het credo dat
“een volgende ramp dichterbij komt naarmate de vorige langer geleden is”. Helaas gaat
dit ook letterlijk op voor epidemieën. De lessen
die wij trokken uit voorbije epidemieën zijn vaak
alweer gedeeltelijk vergeten op het moment dat
een volgende eraan komt. De structuren die
opgericht werden om het hoofd te bieden aan
een vorige ramp, zijn immers inmiddels vaak
opgeheven of op cruciale punten gewijzigd.
Nochtans zijn de beste wapens om een ramp te
bestrijden de preventie van die ramp en een goed
georganiseerde hulpverlening op het ogenblik
waarop de ramp zich voordoet.
De Wereldgezondheidsorganisatie waarschuwt
sedert 1998 voor een nakende grieppandemie en
maant alle landen dan ook aan om reeds bij voorbaat rampenplannen uit te werken. Experts stellen
zich eerder de vraag wanneer de volgende grieppandemie zal toeslaan dan of dat ooit zal gebeuren.
Om alles in de juiste context te kunnen plaatsen, is
het uiteraard belangrijk te weten wat precies verstaan wordt onder een "grieppandemie".
In de eerste plaats dient een duidelijk onderscheid
gemaakt tussen "gewone griep", "vogelgriep" en
"pandemische griep".
Vogelgriep of aviaire influenza is een ziekte die
voorkomt bij dieren, vooral bij vogels.
Vogelgriepvirussen hebben het veel moeilijker om
mensen te infecteren en overdracht van mens tot
mens komt slechts zeer zelden voor. Een vogelgriepepidemie is in de eerste plaats een diergeneeskundig en een economisch probleem. Door
snel en adequaat optreden, met vernietigen van
alle pluimvee in en om een risicobedrijf en door
toepassing van zeer strikte quarantaineregels, kan
vaak vermeden worden dat een haard van vogelgriep zich uitbreidt. De ophokplicht is een voorbeeld van een preventieve maatregel: het risico
van besmetting van pluimvee door trekvogels die
drager zijn van vogelgriepvirus, wordt er door verkleind. Een zeer goed alternatief is het vaccineren
van pluimvee tegen het circulerend virus.
Gewone griep of seizoensgriep is een luchtwegeninfectie die veroorzaakt wordt door een influenzavirus. Dit virus wordt overgedragen van mens tot
mens. Deze vorm van "mensengriep" komt voor
gedurende het hele jaar maar kent een piekperiode in de winter. Personen die bij een vorige griepperiode besmet werden, kunnen het jaar nadien
opnieuw griep krijgen, omdat zij onvoldoende
immuniteit hebben tegen het voortdurend veranderende of "muterende" griepvirus. Vaccinatie is
zeer doeltreffend om die immuniteit te helpen
opbouwen en dus ziekte te voorkomen, maar zij
moet dan wel jaarlijks herhaald worden. Elk jaar
komt immers een nieuw griepvaccin op de markt
dat bescherming biedt tegen de verwachte virusstammen. De klassieke doelgroepen voor deze
vaccinatiecampagnes zijn patiënten met verhoogd
MAG
INE
5
Dr. Patrick Lacor en
dr. Petra Claes,
Interne Geneeskunde
reden waarom voortaan ook pluimveehouders en
veeartsen best gevaccineerd worden tegen de seizoensgriep: deze maatregel verkleint de kans dat
zij tezelfdertijd drager worden van een mensenvirus en het H5N1-virus.
Met goede rapportering, eliminatie van aangetaste
vogels en quarantainemaatregelen hoopt men
mogelijke haarden van infectie met een nieuw
virus in te dijken om zo de start van een eventuele
pandemie te vertragen. Hoe trager een pandemie
op gang komt, hoe meer tijd er immers is om op
grote schaal nieuwe vaccins aan te maken. Hoe
meer mensen dan gevaccineerd zullen zijn, hoe
minder gemakkelijk zo'n nieuwe griep zich zal kunnen verspreiden. Daar een pandemie verstrekkende gevolgen heeft voor de volksgezondheid en de
economie van een land, is het van groot belang dat
een door de overheid gecoördineerd plan wordt
uitgewerkt om medische opvang te kunnen verzekeren voor een snelle en grote toevloed aan zieke
mensen. Daarbij dient men zich te realiseren dat
dit wellicht zal moeten gebeuren met beperkte
middelen en mankracht omdat ook verpleegkundigen en artsen zelf arbeidsongeschikt kunnen raken
door toedoen van het nieuw virus!
Het vogelgriepvirus van het type H5N1 is een influenzavirus dat in sommige omstandigheden overdraagbaar bleek op mensen, namelijk na nauw
contact met zieke dieren. Er werd tot nu toe gelukkig nog geen overdracht van dit virus van mens op
mens waargenomen. Wel werden wereldwijd al
een tweehondertal gevallen van H5N1-griep bij de
mens vastgesteld, met dodelijke afloop in meer
dan de helft der gevallen. Tot op heden werd in
België nog geen geval van H5N1-griep bevestigd,
noch bij dieren, noch bij mensen.
» Info «
02 477 60 01
Pandemische griep ten slotte is een epidemie op
wereldschaal, te wijten aan een nieuw type virus,
waartegen weinig of geen mensen immuun zijn.
Zo'n nieuw mensengriepvirus kan ontstaan op drie
wijzen: door mutatie van een mensengriepvirus,
door opnieuw circuleren van een virus dat vroeger
al mensen infecteerde maar waartegen heel wat
mensen nog geen immuniteit konden opbouwen,
of door samensmelting of "recombinatie" van een
mensenvirus en een vogelgriepvirus. Dit laatste
kan gebeuren als een mens tegelijkertijd besmet
raakt met beide virussen. Als het nieuw virus dan
wel overdraagbaar is van mens op mens, kan een
echte pandemie ontstaan. Dit is overigens de
De dienst Algemene interne geneeskunde-Infectiologie van het AZ -VUB heeft, reeds voordat de overheid hierom vroeg, een
interne procedure uitgewerkt rond vogelgriep en pandemische griep. Dit plan kwam tot stand via een samenwerking met de
diensten Microbiologie-Ziekenhuishygiëne, Spoedgevallen, Arbeidsgeneeskunde en de AZ-apotheek. Er zijn richtlijnen voor
opvang van mogelijke patiënten en de bevoorrading aan antivirale geneesmiddelen wordt verzekerd. Sedert het najaar van
2005 verstrekt de overheid informatie en richtlijnen aan alle Belgische artsen, eerst per brief en later ook via het internet. Het
AZ-plan rond vogelgriep en pandemische griep wordt stelselmatig geüpdatet aan de hand van nationale en internationale gegevens. Het is maar beter op een "worst case scenario" bedacht te zijn…
Het IVF-landschap,
een brug van vlees en bloed
Het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde (CRG) van het AZ-VUB is wereldwijd
erkend als een excellentiecentrum voor reproductieve geneeskunde waar nieuwe
trends geboren worden. De inspiratie achter dergelijk succesvol team werd
jarenlang gedragen door de twee drijvende krachten en pioniers, de wetenschappelijk-klinische tandem prof. André Van Steirteghem en prof. Paul Devroey.
Vorig jaar in december werd het emeritaat gevierd van André Van Steirteghem,
bekroond met een honorair consulentschap. Sinds maart van dit jaar is er een
nieuwe tandem gevormd met prof. Josiane Van der Elst. Een kennismaking en een
stand van zaken van wat er al is en vooral wat de intenties zijn…
Prof. Josiane Van der Elst,
wetenschappelijk coördinator
Centrum voor Reproductieve
Geneeskunde
J
het onderzoekslaboratorium. Nu, 20 jaar na de
eerste stappen, keerde zij dus terug naar het AZVUB in de voetsporen van haar mentor André Van
Steirteghem. Op haar beurt met een eigen missie,
een eigen droom. Deze terugkeer is gebouwd
rond de visie om binnen Vlaanderen en België een
osiane Van der Elst is geen onbekende voor
het Brussels team. In 1986 vervoegde zij het
team als jong onderzoekster en groeide er op
met een doctoraatsthesis als eindpunt. Nadien
maakte zij vanaf 1996 haar eigen weg in het Gents
IVF-team als hoofd van het IVF-laboratorium en
MAG
INE
6
nieuw IVF-landschap te creëren door IVF-netwerken te laten ontstaan. De motivatie is zowel technisch professioneel als maatschappelijk sociaal.
Er is de uitdaging om technisch vernuft te combineren maar evenzeer de feeling om gezondheidseconomisch en patiëntgericht de best mogelijke
service aan te bieden. Binnen haar Brusselse en
Gentse IVF-families kan ze alvast op steun rekenen voor dit onuitgegeven project: een brug van
vlees en bloed.
Klinische netwerking
Voor onvruchtbare paren, waar zwangerschap
niet spontaan tot stand komt, kunnen embryo's
worden gecreëerd in een cultuurschaal in het IVFlaboratorium (in vitro). Na enkele dagen in het
laboratorium worden de embryo's in de baarmoeder geplaatst en kan zwangerschap tot stand
komen. In de beginperiode van IVF vanaf 1978
was dit proces enkel mogelijk wanneer men duizenden zaadcellen met een eicel kon samenbrengen. Sindsdien is medisch geassisteerde voortplanting uitgegroeid tot een breed gamma van
steeds meer gespecialiseerde technologieën om
onvruchtbaarheid te behandelen. Vanaf 1983
werd zwangerschap na invriezen van menselijke
embryo's mogelijk. In 1992 was er de ICSI-revolutie (intracytoplasmatische sperma-injectie) waarbij slechts één zaadcel meer nodig was om de
eicel te bevruchten. Dit werd in 1993-1994 zelfs
gevolgd door het gebruik van zaadcellen uit de
teelbal bij mannen zonder zaadcellen in het ejaculaat (azoöspermie). De meest recente technologische verfijning is pre-implantatie genetische
diagnose (PGD). PGD wordt aangewend bij paren
met een verhoogd risico op erfelijke aandoeningen bij hun nakomelingen. De strategie is om de
erfelijke aandoeningen in het jong embryo in het
labo op te sporen en alleen de gezonde embryo's
terug te plaatsen in de baarmoeder. Aldus voorkomt men het ontstaan van zwangerschappen
van kinderen met erfelijke aandoeningen. Om
PGD in de praktijk mogelijk te maken zal men
eerst embryo's in vitro creëren in het IVF-laboratorium. Wanneer het embryo drie dagen oud is en
uit acht cellen bestaat, worden één of twee cellen
voorzichtig weggenomen (embryo-biopsie). Na
deze biopsie blijft het embryo verder in cultuur in
het IVF-labo en de weggenomen cellen worden
overgebracht naar een laboratorium voor
Medische Genetica. Hier zullen deskundigen
gespecialiseerd in erfelijkheidsleer de genetische
analyse uitvoeren. Als de uitslag op de weggenomen cellen normaal is, wordt het embryo waarvan de cellen afkomstig waren, ook als normaal
beschouwd. Dit embryo dat vrij is van de aandoening, wordt dan in de baarmoeder geplaatst.
Terwijl klassieke IVF en ICSI tot het standaard
behandelingspakket van ieder IVF-centrum behoren, is PGD dermate gespecialiseerd door de
veelheid van mogelijke erfelijke aandoeningen
dat vele IVF-centra geen PGD aanbieden of
slechts voor een beperkt aantal aandoeningen.
Deze situatie is anders aan het AZ-VUB waar op
een unieke wijze PGD een speerpuntactiviteit is
zowel van het Centrum voor Reproductieve
Geneeskunde (CRG, diensthoofd prof. P. Devroey)
als van het Centrum voor Medische Genetica
(CMG, diensthoofd prof. I. Liebaers) met instroom
van patiënten op beide fronten. Deze unieke
samenwerking op topniveau verschaft veruit het
grootst aanbod aan IVF met PGD van de wereld.
Vanuit deze unieke interne situatie is het idee
gerijpt om een extern PGD-netwerk op gang te
brengen. In een dergelijk extern PGD-netwerk kan
een patiënt behandeld worden in een IVF-centrum op afstand. Na de embryo-biopsie worden
alleen de weggenomen cellen van het embryo
naar het gespecialiseerd genetische labo
getransporteerd. Door deze unieke connectie van
technisch werk achter de schermen is er voordeel
op alle fronten. De patiënt hoeft niet meer doorverwezen te worden naar opnieuw een ander ziekenhuis. Het verwijzend IVF-centrum met mogelijk een intern PGD-programma kan een breder
gamma van diagnosen aanbieden en het CRG CMG kan opnieuw via een innoverend idee zijn
activiteit uitbreiden. We kunnen hier dus spreken
van een win-win-win-situatie. Als model voor dit
type klinische netwerking zou een piloot-project
MAG
INE
7
Netwerking
op zoveel mogelijk vlakken
» Info «
02 477 60 90
De nieuwe CRG-tandem
prof. Paul Devroey en
prof. Josiane Van der Elst
met het Centrum voor Infertiliteit (diensthoofd
prof. M. Dhont) en het Centrum voor Medische
Genetica (diensthoofd prof. A. De Paepe) van het
UZ Gent uitgewerkt worden.
sinds haar doctoraat steeds een professionele
passie is geweest, namelijk cryopreservatie van
cellen en weefsels, het stopzetten van de biologische tijd door invriezen op zeer lage temperatuur.
Onderzoek netwerking
Invriezen van eicellen
Invriezen van menselijke embryo's is een succesvolle techniek die toelaat dat embryo's die
gecreëerd worden binnen een verse IVF-behandeling, ook voor latere zwangerschappen kunnen
opgespaard worden. Invriezen van eicellen heeft
daarentegen nog geen brede klinische ingang
gevonden. De reden hiervoor is dat eicellen zich
biotechnisch moeilijker lenen tot invriezen en dat
de doelgroep van patiënten voor eicelvriezen niet
goed gedefinieerd is. Nu wordt eicelvriezen praktisch alleen gedaan wanneer er moreel bezwaar is
tegen invriezen van embryo's of in sommige landen waar dit wettelijk niet toegelaten is. Toch is de
tandem Devroey - Van der Elst ervan overtuigd dat
eicelvriezen zijn plaats onder de IVF-zon kan vinden. Bijvoorbeeld om eicelbanken aan te leggen
naar analogie met spermabanken. Dit zou eiceldonatieprogramma's aanzienlijk vergemakkelijken.
Verder als manier om eicellen te bewaren voor
jonge patiënten die voor een kankertherapie
staan waarbij hun eicellen en dus hun vruchtbaarheid onherroepelijk verloren dreigen te gaan.
Behalve topexpertise inzake klinische toepassingen van IVF en PGD staat wetenschappelijk
onderzoek met klinische finaliteit ook hoog op de
agenda van het CRG - CMG. Binnen het Research
Centrum Reproductie en Genetica is stamcelonderzoek een prioriteit voor de komende jaren.
Stamcellen zijn de grondcellen waaruit weefsels
ontstaan. Er zijn onder andere bloedstamcellen,
spierstamcellen, zenuwstamcellen, huidstamcellen, geslachtstamcellen. Stamcellen zijn logischerwijze overvloedig aanwezig bij het begin
van het leven in het jong embryo omdat alle weefsels nog moeten gevormd worden. In het volwassen lichaam zijn ook wel stamcellen aanwezig
maar die zijn veel moeilijker te vinden en te zuiveren uit de volwassen organen.
De hoop inzake stamceltechnologie is dat men
zieke weefsels zou kunnen
genezen door transplantatie van gezonde stamcellen,
met andere woorden, stamcellen als medicijn. Het is
nog niet duidelijk of gekozen dient te worden voor
adulte of embryonale stamcellen. De optie die wij
nemen, is die van de
embryonale stamcellen.
Embryonale stamcellen kunnen afgeleid worden
van bestaande gedoneerde embryo's of men kan
patiëntspecifieke embryo's creëren. Voor dit laatste is de technologie van nucleaire transfer nodig.
Door het inbrengen van de kern van een cel van
een persoon in een eicel en het op gang brengen
van de ontwikkeling van deze eicel wordt een
embryo gecreëerd dat identiek is aan een
bestaande persoon. Het is een technische terugkeer naar ons embryonaal leven.
Het Brussels stamcelteam heeft reeds ruime ervaring inzake stamceltechnologie en meer bepaald
in het bekomen van unieke stamcellijnen van
embryo's met genetische aandoeningen. In combinatie met de Gentse expertise in nucleaire
transfer kan dit leiden tot een onuitgegeven
pilootsamenwerking op vlak van het afzonderen
van patiëntspecifieke stamcellen.
Transplantatie van ingevroren eierstokweefsel
Behalve het invriezen van eicellen kan aan jonge
kankerpatiënten ook invriezen van eierstokweefsel worden aangeboden. In plaats van een
beperkt aantal eicellen kan dan de hele voorraad
aan eicellen worden bewaard in de vorm van
strips van eierstokweefsel. Feit is dat het invriezen van dit type weefsel op zich geen probleem
vormt, maar het opnieuw tot leven wekken van de
eicellen in het weefsel is des te moeilijker.
Verschillende pistes worden bestudeerd. Eén
ervan is de eicellen uit dit weefsel volledig in vitro
tot rijping te krijgen. Er zijn reeds enorme wetenschappelijke inspanningen geleverd op dit vlak,
ook binnen de universitaire onderzoeksgroep
Follikel Biologie Vrije Universiteit Brussel (prof. J.
Smitz), maar toepassing zal nog jaren op zich
laten wachten. Daarom is het strategisch belangrijk ook de meest voor de hand liggende piste te
bewandelen, die erin bestaat het weefsel te ontdooien en opnieuw te transplanteren. Op deze
manier zijn wereldwijd al twee kinderen geboren.
Probleem met deze klinische transplantaties is
dat er geen referentiekader bestaat en dat men
geen inschatting heeft van het risico op co-transplanteren van kwaadaardige cellen die mogelijk
verborgen zitten in het ingevroren weefsel. Zowel
meer fundamenteel als klinisch onderzoek is dus
nodig naar de mogelijkheden en beperkingen van
transplantatie van eierstokweefsel.
Nieuw opkomende ontwikkelingen
IVF met al zijn specialisaties is een klinische werkelijkheid. Voor stamceltherapie zijn de eerste stenen gelegd, maar er is nog braakliggend terrein
binnen een domein dat voor Josiane Van der Elst al
MAG
INE
8
Palliatieve zorg bestaat in het AZ-VUB reeds 15 jaar!
Onder impuls van voormalig Minister van Sociale Zaken Philippe Busquin werd
in het AZ-VUB reeds vanaf 1991 van start gegaan met een 'palliatieve functie'.
Ondanks de haast 'homeopathische' subsidiëring wilde de toenmalige directie
van het ziekenhuis hierin toch het voortouw nemen. De redactie van magAZine
vroeg hierover tekst en uitleg aan prof. Wim Distelmans,
verantwoordelijke arts van het palliatief support team.
maken met de faciliteiten van het dagcentrum,
waardoor de terugkeer naar huis vergemakkelijkt
wordt. De meeste leden van het support team van
het AZ-VUB zijn bovendien werkzaam in TOPAZ
zodat de continuïteit voor de patiënt optimaal is.
Eens terug thuis kunnen de patiënten op hun
eigen ritme naar TOPAZ komen, niet alleen om de
thuiszorg te ontlasten, maar ook voor ondersteunende behandelingen, zoals een bloedtransfusie,
waarvoor ze anders opnieuw naar het ziekenhuis
moeten komen. Hierbij gebeuren deze eventuele
therapie-aanpassingen in strikt overleg met de
huisarts. Er bestaat tevens een professionele psychologische hulpverlening en er is fantastisch lotgenotencontact. De sfeer is er luchtig, aangenaam,
gericht op 'leven' en rehabilitatie. Op deze wijze
kan de huisarts, met de hulp van Omega en TOPAZ,
zijn patiënt zolang mogelijk, en liefst tot het einde,
thuis blijven ondersteunen.”
Wat is een palliatief support team?
Wim Distelmans: “Een palliatief support team,
ook nog wel mobiel support team of kortweg support team genoemd, heeft vooral een adviserende
functie omtrent de 4 dimensies van ernstig,
levensbedreigend ziek zijn, nl. aandacht voor
goede pijn- en symptoomcontrole, psychologische
ondersteuning, sociale opvang en spirituele begeleiding. Ook kan met dit team overlegd worden
rond beslissingen bij het levenseinde inclusief
euthanasie. De eindverantwoordelijkheid blijft wel
bij de behandelende arts.”
Prof. Wim Distelmans,
verantwoordelijke palliatief
support team AZ-VUB,
dagcentrum Topaz en Omega
Is dit niet tegenstrijdig met het doel van een
acuut ziekenhuis, nl. diagnosestelling en
behandeling?
Wim Distelmans: “Het is bekend dat 70 % van de
Belgen thuis wil verzorgd worden tot het einde toe.
In realiteit sterft echter nog steeds meer dan 80 %
in ziekenhuizen en rustoorden. Het support team
Een patiëntgerichte benadering?
van een ziekenhuis wil dus zijn steentje bijdragen
Wim Distelmans: “Inderdaad, deze benadering
tot een waardig levenseinde van patiënten binnen
komt tegemoet aan de wensen van de meeste ziehet hospitaal. Bovendien trachten ze ook ernstig
ken en hun familie en is uniek in België. Het AZzieke patiënten opnieuw naar huis te transfereren
VUB wenste eerder te investeren in de uitbouw
indien ze dat wensen. Hiervoor neemt het team
van het support team (en TOPAZ) om zo de aancontact met de desbetreffende huisarts en, indien
dacht te vestigen op ernstige, ongeneeslijke
wenselijk, met de extramurale collega's van de
patiënten op de verschillende verpleegafdelingen.
palliatieve thuiszorg. Voor de regio Brussel-HalleOm iets te doen aan hét taboe van een acuut zieVilvoorde zijn dat de palliatief verpleegkundigen
kenhuis, nl. ongeneeslijk ziek zijn en sterven.”
van het Omega-team, met als teamartsen dr.
Patrick Simons, dr. François Pauwels en mezelf.
Hoewel de meeste patiënten hun
levenseinde het liefst thuis doorbrengen, kan dit voor de familie, de professionele thuiszorgers en vrijwilligers dikwijls erg zwaar worden. Ook
hierin wilde het AZ-VUB een voortrekkersrol spelen door het dagcentrum
TOPAZ op te richten te Wemmel. Dit is
o.a. bedoeld voor gehospitaliseerde
patiënten die zeer graag naar huis
willen keren, maar nog aarzelen
omwille van de 'geborgenheid' van
het ziekenhuis. Nog tijdens hun hospitalisatie kunnen ze al eens kennis Dagcentrum Topaz is gericht op 'leven' en rehabilitatie
Palliatieve zorg met oog voor alle facetten
van ondersteuning
MAG
INE
9
Het support team staat steeds
voor een patiëntgerichte benadering
Doet men vaak beroep op het support team?
Wim Distelmans: “Meer en meer artsen van het
AZ-VUB roepen de hulp van het support team in.
Vroeger was er nog een drempelvrees, een aversie
voor het begrip 'palliatief' dat vaak gelijk gesteld
werd met 'terminaal'. Nu schakelt men het team
sneller in. Artsen hebben begrepen dat 'palliatief'
niet noodzakelijk een onmiddellijk doodvonnis
betekent en dat een advies van het support team
perfect parallel naast levensverlengende behandelingen kan bestaan. De patiënten worden er alleen
maar beter van en appreciëren de gecoördineerde
opvang die hun behandelende arts voorziet.”
Hoe kan men het support team contacteren?
Wim Distelmans: “In feite kan iedereen dit doen: de behandelende arts,
de patiënt, zijn familie, de verpleegkundigen van de afdeling en uiteraard
de huisarts. Er wordt steeds contact
genomen met de behandelende arts en een eventuele wijziging van de verdere therapie of opvang
wordt samen besproken. De kern van het support
team bestaat uit drie artsen (dr. Patrick Lacor, dr.
Petra Claes en mezelf), een klinisch psychologe
(Sabien Bauwens) en twee sociaal verpleegkundigen (Magrit De Maegd en Ann Snauwaert). Maar
het is evident dat deze mensen nog verder beroep
doen op andere deskundige zorgverleners van het
AZ-VUB indien dit voor de patiënt en zijn familie
nuttig is. Dit noemt men de 'palliatieve functie' van
het ziekenhuis. Palliatieve opvang is ten slotte
interdisciplinair 'teamwork'. Er bestaat ook een
ambulante consultatie 'pijn- en symptoomcontrole' en dit zowel in het AZ-VUB als in TOPAZ.”
• Support team AZ-VUB
02 477 60 41 of 02 476 34 33/31 02
• Consultatie pijn- en symptoomcontrole
02 477 60 40
• TOPAZ, J. Vander Vekenstraat 158, 1780 Wemmel
02 456 82 02
• Omega, J. Vander Vekenstraat 158, 1780 Wemmel
02 456 82 03
Tomotherapie in het AZ-VUB
Tomotherapie is een nieuwe manier in het leveren van stralingsdosis in kankerbestrijding. Tomotherapie betekent letterlijk 'schijftherapie', afkomstig van de naam
tomografie of dwarsdoorsnedebeeldvorming. Het TomoTherapy Hi·Art Systeem®
geeft op een heel gesofistikeerde manier intensiteitsgemoduleerde radiotherapie
(IMRT). In 1 systeem combineert men een behandelingsplan, CT gebaseerde patiëntenpositionering, behandeling en verificatie.
Prof. Dirk Verellen,
Radiotherapie
» Info «
02 477 54 69
H
tijdens de behandeling de dosis te meten en als
dusdanig de behandeling op te volgen (dit laatste
aspect maakt deel uit van een wetenschappelijk
samenwerkingsproject
tussen
de
firma
TomoTherapy Inc. en het AZ-VUB).
IMRT is niet nieuw en in het laatste decennium zijn
er meerdere ontwikkelingen geweest om bestaande bestralingstoestellen op te waarderen en zo
IMRT oplossingen mogelijk te maken. Gelijktijdig
zijn er ook ontwikkelingen geweest in image-guided radiotherapie (IGRT) waarbij erkend werd dat
IMRT nutteloos is zonder een zeer nauwkeurige
positionering van het doelvolume tijdens de
behandeling. Het AZ-VUB heeft trouwens steeds
een pioniersrol gespeeld in beide evoluties, met
een Europese primeur in het klinisch gebruik van
tomotherapie (en IMRT) op een aangepaste lineaire versneller (juni 1995) alsook bij de ontwikkeling
(en dus wereldprimeur in 2001) van een stereoscopische x-stralenbeeldvormingstechniek in combinatie met een gerobotiseerde behandelingstafel
et toestel ziet eruit als een CT systeem
(figuur 1): de patiënt ligt op een continu
bewegende tafel die door een draaiende
ringvormige opening of 'gantry' gaat. De 'gantry'
bevat een lineaire versneller (Linac) die een waaier
van penseelvormige stralingsbundels opwekt terwijl de ring draait. Doordat de tafel en de 'gantry'
samen bewegen, krijgt men een helisch (spiraalvormig) patroon rond de patiënt. Door de intensiteit van deze penseelbundels te coördineren met
de rotatiesnelheid van de gantry en de tafelsnelheid bekomt men een optimale bestraling van de
tumoren en een minimale dosis op het gezond
weefsel. Bovendien heeft het systeem een rij
detectoren tegenover de stralingsbron wat toelaat
om net zoals in een CT-scanner anatomische CT
beelden op te nemen met bijna diagnostische
kwaliteit (megavolt CT). Dit laatste maakt het
mogelijk om de patiënt te positioneren met een
millimeterprecisie net voor de behandeling. Tot
slot kunnen deze detectoren gebruikt worden om
MAG
INE
10
(het NOVALIS systeem). Dit laatste laat toe om
zowel craniële als extra-craniële localisaties te
bestralen met millimeterprecisie en zelfs een
ademhalingsgesynchroniseerde behandeling uit
te voeren bij longtumoren. Het probleem bij deze,
en ook andere gelijkaardige, ontwikkelingen is dat
men steeds uitging van bestaande apparatuur en
de nodige aanpassingen aanbracht, wat uiteraard
niet ideaal is (het materieel was oorspronkelijk
niet ontworpen voor deze toepassingen). Het
TomoTherapy Hi Art Systeem is uniek in die zin dat
het bij aanvang ontworpen werd om zowel IMRT
als IGRT toe te laten.
Wat is het voordeel van tomotherapie?
Het voordeel van tomotherapie is de stralingsbundel die continu wordt geprojecteerd op de tumor
terwijl er een draaibeweging is. Dit in tegenstelling
tot het gelimiteerd aantal statische stralingsbundels dat in de klassieke radiotherapie gebruikt
worden. Met het TomoTherapy Hi Art systeem kan
men de grootte, vorm en sterkte van de straal aanpassen aan de grootte, vorm en locatie van de
tumor in de patiënt.
Bovendien bevat het nieuwe TomoTherapy Hi·Art
System® ook een geïntegreerde beeldvormer
zodat kan beschikt worden over 3-dimensionele
beeldinformatie om de patiënt te positioneren. De
beschikbare megavolt CT informatie geeft de
mogelijkheden om voor iedere behandelingssessie
de positie van de tumor te bepalen, zodat indien
nodig aanpassingen kunnen worden gedaan en de
bestraling op de exacte plaats kan gebeuren.
PET) samengevoegd en m.b.v. speciale software
worden de preciese contouren van de tumor en
omliggende gezonde weefsels gedefinieerd. Er
wordt beslist hoeveel stralingsdosis de tumor
dient te ontvangen alsook welk niveau aanvaardbaar is voor de omringende structuren. Vervolgens
berekent het TomoTherapy Hi·Art Planning Station
het gepast patroon, positie en intensiteit van de te
leveren bestraling.
• CT Image-Guided Patiënt Positionering
De preciese patiëntenpositionering is cruciaal voor
een effectieve bestralingsbehandeling. Met het
TomoTherapy Hi·Art Systeem® kan de operator
een megavolt CT scan maken, juist voor elke
behandeling, om de locatie van de tumor te verifiëren en dan vervolgens de positie van de patiënt
aan te passen indien nodig. Dit is heel nuttig aangezien de positie van de patiënt kan veranderen
van dag tot dag en er ook bij bepaalde tumoren,
zoals prostaatkanker, een verschuiving of verandering van vorm kan ontstaan. Met het TomoTherapy
Hi·Art Systeem® kan men ervoor zorgen dat de
straling precies gefocused is tijdens iedere sessie.
• Levering straling
Tomotherapie combineert intensiteitsgemoduleer-
Hoe werkt tomotherapie?
Het behandelingsproces combineert behandelingsplanning, positionering van de patiënt met
behulp van megavolt CT beeldvorming en het leveren van de bestraling in 1 systeem:
• Behandelingsplanning
Bij de voorbereiding van de TomoTherapy behandeling worden 3-dimensionele beelden (CT, MRI en
Voorbereiding bij de behandeling
van hoofd-halstumoren.
MAG
INE
11
de bestraling (IMRT) met
een helisch toedieningspatroon. Megavolt X-straling (6 MV) wordt geproduceerd door een lineaire versneller (of linac),
die meerdere keren rond
de patiënt draait. De
linac beweegt samen met
een toestel dat men de
multileaf collimator, of MLC noemt. De computer
gecontroleerde MLC heeft 2 paar met elkaar verweven lamellen die de stralenbundel moduleert
terwijl de patiënt op de behandelingstafel langzaam door het centrum van de ringvormige opening (gantry) beweegt. Door deze technologie kan
er letterlijk geschilderd worden met de dosis en
kunnen de hardnekkige haarden een hogere dosis
krijgen indien nodig.
Hoe situeert dit project zich binnen een internationale context?
Met de klinische ingebruikname van het
TomoTherapy Hi·Art Systeem® bevestigt het AZVUB opnieuw haar voortrekkersrol in de radiotherapie. De eerste unit was het 2de toestel in Europa
en onlangs (in mei 2006) werd een 2de unit geïnstalleerd die zal dienst doen als opleidingstoestel
in het kader van een Europees trainingscentrum
voor tomotherapie. Bovendien zal het AZ-VUB
instaan voor de ontwikkeling van dosisreconstructie op basis van transmissiemeting (het visualiseren van de toegediende stralingsdosis tijdens de
behandeling zelf) en een prototype dat zich toespitst op de behandeling van borstcarcinoma.
Illustratie van een typische dosisverdeling die kan bekomen worden bij de behandeling van hoofd-hals
tumoren. Merk vooral de 2 verschillende dosisniveaus op binnen het bestraald gebied (de gele regio met
een dosis van 70.5 Gy waar zich de primaire tumor bevindt en de groene regio met 54 Gy om het subklinisch deel te bestralen met een minder agressieve dosis), alsook het uitsparen van de speekselklieren. Dit
resultaat is uniek voor deze vorm van intensiteitsgemoduleerde radiotherapie.
Illustratie van een registratie van de klassieke CT-beelden (links onderaan) en de megavolt CT beelden
opgenomen op het TomoTherapy systeem net voor de behandeling (links boven en geel in het centrum).
De klassieke CT beelden representeren de ideale positie van de patiënt en de registratie van megavolt CT
met klassieke CT stelt het toestel in staat om de patiënt met millimeterprecisie te positioneren vooraleer
de behandeling te starten. Merk tevens op dat de tumor (een longtumor in dit geval) perfect gevisualiseerd kan worden alsook de geplande dosisverdeling. Dit laatste laat toe om visueel te verifiëren dat de
stralingsdosis correct zal toegediend worden.
Dosisverdeling voor de bestraling van de cranio-spinale as
Het TomoTherapy systeem zonder beschermingsplaten, een illustratie van de technologische complexiteit van het systeem.
Stichting Roeping 2006: een portret
van AZ-laureate Karlien Van Cauwelaert
Karlien Van Cauwelaert is kinesitherapeute afgestudeerd aan de Vrije Universiteit
Brussel en verbonden aan het kinderziekenhuis van het AZ-VUB. Zij was dit jaar 1
van de laureaten van de Belgische Stichting Roeping, de vereniging die jaarlijks 15
jongeren onder de 30 jaar financieel steunt om hun roeping te kunnen waarmaken.
Op 4 mei ontving zij 10.000 Euro voor haar werk bij mucoviscidosepatiënten in het
AZ-VUB, die zij via kinesitherapeutische ademhalingstechnieken probeert te helpen.
Karlien Van Cauwelaert,
mucoviscidose referentiecentrum
verbeteren, is altijd blijven bestaan.
Toen ik in 2002 afstudeerde als kinesitherapeute
aan de VUB kon ik onmiddellijk halftijds beginnen
werken in het AZ-VUB te Jette, waar ik onder meer
patiënten met mucoviscidose behandel.
Mucoviscidose of 'taaislijmziekte' is de meest
voorkomende ernstige erfelijke aandoening. Ze
gaat gepaard met een beduidende beperking van
Hoe is alles voor jou begonnen?
Karlien Van Cauwelaert: “Als 17-jarige maakte ik
mijn eindwerk op school over 'Artsen Zonder
Grenzen' want mijn grote droom was altijd
geweest om als arts te gaan werken in de ontwikkelingslanden. Door omstandigheden heb ik dit
ideaal moeten laten varen. Maar mijn roeping om
zieke mensen te helpen en hun levenskwaliteit te
MAG
INE
12
de levensverwachting. Bij deze patiënten worden
vooral de longen progressief aangetast door
opstapeling van taai slijm in de luchtwegen. De
getroffen patiënten ondervinden dagelijks grote
hinder van deze slijmen, sommigen hebben zelfs
uiteindelijk een longtransplantatie nodig om nog
verder te kunnen leven. Gelukkig worden tegenwoordig grote vorderingen geboekt in de dagelijkse behandeling van deze ziekte zodat meer en
meer patiënten een zo 'normaal' mogelijk leven
kunnen lijden, kunnen gaan studeren en zoals
iedereen een job uitvoeren. Naast de noodzakelijke medicamenteuze behandeling, maakt de kinesitherapeutische behandeling een belangrijk deel
uit van die dagelijkse verzorging.
Door de toepassing van verschillende ademhalingstechnieken helpen wij de patiënten slijmen uit
de longen te verwijderen, en zo het risico op infecties te beperken en de longen dus zo lang mogelijk
gezond te houden. Deze ademhalingskinesitherapie is echter nog een zeer jonge specialisatietak;
wetenschappelijk onderzoek hieromtrent is
schaars. De regels van 'evidence based medicin'
stellen vandaag dat een nieuwe behandeling
slechts erkend en aanvaard wordt nadat wetenschappelijk is aangetoond dat ze effect heeft.
Daarom werd in samenwerking met prof. dr. An
Malfroot
van
het
Mucoviscidose
Referentiecentrum van het AZ-VUB, met prof
Walter Vincken van de dienst Longziekten van het
AZ-VUB en AZ-VUB muco-kinesitherapeut Filip Van
Ginderdeuren (Europees voorzitter Cystic Fibrosis
Physiotherapy Committee) een project uitgewerkt
met als doelstelling de gebruikte ademhalingstechnieken op een wetenschappelijke wijze te evalueren.”
Wat zijn jullie toekomstplannen?
Karlien Van Cauwelaert:
“In een volgende studie
willen we graag de kinesitherapeutische technieken evalueren over
een langere behandelingsperiode. Dit is tijdrovend en het belang
van extra fondsen dankzij de Belgische Stichting
Roeping is zeker noodzakelijk om mijn werkingskosten te vergoeden. De grote farmaceutische
industrie ziet zichzelf genoodzaakt enkel projecten
te promoten die geneesmiddelen bestuderen. De
kinesitherapie valt dus voor veel wetenschappelijke projecten uit de boot.
Toch blijven we beklemtonen dat het wetenschappelijk evalueren van de kinesitherapeutische technieken essentieel is voor het optimaliseren van de
behandeling bij mucopatiënten.
Bovendien zouden de resultaten kunnen gebruikt
worden om bij de officiële instanties (ziekenfonds)
de erkenning of terugbetaling aan te vragen van
een extra gespecialiseerde kinesitherapeutische
behandeling.
Dit alles om deze patiënten te helpen en hun
levenskwaliteit te verbeteren gezien er immers
nog altijd geen afdoenende therapie is, die deze
ziekte kan genezen.”
Mooi! En waar staan jullie nu?
Karlien Van Cauwelaert: “Dankzij fondsen van de
Mucoviscidosevereniging hebben we het voorbije
jaar reeds een eerste deel van het onderzoek kunnen realiseren. De onderzoekers van het kinderziekenhuis en van de dienst Longziekten volwassenen van het AZ-VUB hebben met zeer specifieke
technische apparatuur de doorgankelijkheid, de
ventilatie en de weerstand in de kleinste luchtwegen kunnen testen om het effect van de kinebehandeling te evalueren.
Al gauw bleek dat de beschikbaarheid over een
extra kinesitherapeut die aan het project kon werken buiten de routineverzorging van de patiënten,
echt noodzakelijk was. Dat werd mijn taak: de
zaken coördineren, de patiënten informeren, de
gegevens verzamelen en verwerken en de resultaten publiceren en verspreiden. Zo werd ondertussen een abstract over deze studie ingediend en
aanvaard voor mondelinge presentatie op het
Europees Congres voor Mucoviscidose in
Kopenhagen.”
Kinesitherapeutische behandeling
bestaande uit drainagetechnieken
(Autogene Drainage)
in combinatie met het IPV-toestel
(Intrapulmonaire Percussie
Ventilatie)
» Info «
02 477 57 95
MAG
INE
13
Reisgeneeskundig advies
Steeds vaker worden verre en tropische bestemmingen opgezocht. Hoewel dat ons
jachtig leven met een welgekomen moment van rust en bezinning kan verrijken,
mogen wij de schaduwzijde van dergelijke reizen niet negeren, namelijk de kans op
ziekte, met een spectrum dat kan variëren van banale aandoeningen tot zelfs levensbedreigende. Voorkomen is nog steeds beter dan genezen, dus het is verstandig om
niet op reis te vertrekken zonder eerst reisgeneeskundig advies te hebben ingewonnen. Dat kan bij de huisarts en in de reiskliniek.
Dr. Patrick Lacor,
Interne Geneeskunde
R
nooit als een afdoende preventieve maatregel
beschouwd worden. Oog hebben voor “veilig”
voedsel en water is dus aangewezen, wat echter
zeker niet betekent dat de reiziger zich botweg de
geneugten van de kennismaking met de internationale keuken hoeft te ontzien!
In warme landen staat onze huid meestal sterker
bloot aan zonlicht en insectenbeten. Wij dienen
haar dan ook goed te beschermen met zonnecrème en insectenwerende middelen. Waar malariamuggen leven, maakt het aanbrengen van zo'n
product op basis van DEET of picaridine, na valavond en voor het slapengaan, deel uit van de preventieve routine. Slapen onder een muskietennet
(liefst geïmpregneerd met permethrine of deltamethrine) levert een bijkomende bescherming op
tegen nachtelijke muggenbeten.
eizigers staan bloot aan verschillende factoren die hun gezondheid schade kunnen
berokkenen. Men schat dat op 100.000
reizigers die gedurende een maand in een land in
ontwikkeling verblijven, er 50.000 met een of
ander gezondheidsprobleem te maken hebben,
8.000 een arts dienen te raadplegen, 5.000 door
ziekte bed dienen te houden, 300 in het ziekenhuis worden opgenomen (ter plaatse of na terugkeer) en 50 zelfs per vliegtuig gerepatrieerd dienen te worden. Het aandeel van ernstige infectieziekten is evenwel eerder klein; één der frequentste gezondheidsproblemen bij reizigers is een letsel opgelopen bij verkeersongevallen!
Het gedrag van de reiziger zelf
beïnvloedt dus al in grote mate
zijn gezondheidstoestand. Het
risico op een verkeersongeval
wordt kleiner als men vermijdt
's nachts te rijden op een landelijk of slecht verlicht parcours. De rijgewoonten in
andere landen zijn vaak verschillend van die in eigen land,
dus defensief rijden is de regel
als men niet vertrouwd is met
de lokale rijgewoonten.
Meestal is men evenwel meer
bevreesd voor “allerlei infecties” die men zou kunnen oplopen in verre landen. Een der frequentste
infectieziekten op reis is reizigersdiarree. Die is niet
altijd gevaarlijk maar wel soms zeer hinderlijk.
Preventie start bij het inachtnemen van enkele elementaire hygiënische regels. Water is het veiligst
als het koolzuurhoudend is en afkomstig uit een
zelfgeopende fles, of als het gekookt werd.
Handenwassen voor het eten dient een gewoonte
te zijn. Rauw voedsel wordt best vermeden, alsook
salades en ongeschilde vruchten. Hoewel het risico
op diarree groter is voor wie avontuurlijk reist, mag
eten in een luxueus restaurant of hotel op zich
De arts die reisgeneeskundig advies geeft, zal
trachten om het specifiek gezondheidsrisico van
een welbepaald reistraject voor een individuele
persoon in te schatten. Hij zal preventieve maatregelen voorstellen om dit risico zo klein mogelijk te
houden, en zal daarbij zowel rekening houden met
factoren eigen aan de individuele reiziger als met
factoren eigen aan de geplande reis.
De reiziger kan een kind of een volwassene zijn, in
goede gezondheid of reeds lijdend aan een ziekte
waarvoor al dan niet geneesmiddelen worden
gebruikt. Een vrouw kan zwanger zijn, of een kinderwens hebben. Al deze persoonsgebonden factoren bepalen mee het potentieel risico van de reis
en de te nemen voorzorgen.
De reis zelf kan vooraf goed georganiseerd zijn,
met verblijf in min of meer luxueuze en degelijk uitgeruste hotels. Sommigen verkiezen echter een
meer avontuurlijke trip, met overnachtingen in primitieve omstandigheden en maaltijden in minder
goede hygiënische omstandigheden. De gebruikte
transportmiddelen kunnen variëren, evenals de
geplande activiteiten ter plaatse. Zal men aan trekking doen? Of bergbeklimmen? Of misschien diep-
MAG
INE
14
de frequentste infectieziekte die met vaccinatie kan
voorkomen worden. Er bestaat ook een gecombineerd vaccin tegen hepatitis A en hepatitis B. Daar
hepatitis B verwekt wordt door een virus dat overgedragen wordt via bloed of seksueel contact, is
het risico vaker door de reiziger zelf controleerbaar.
Vaccinatie kan evenwel toch nuttig zijn wanneer
reizigers langdurig zullen verblijven in gebieden
waar hepatitis-B-infectie veel voorkomt en dus de
kans op infectie naar aanleiding van plaatselijke
medische verzorging niet onbestaande is.
Vaccinatie tegen buiktyfus wordt aanbevolen voor
wie reist naar Afrika, Azië of Zuid-Amerika, in het
bijzonder wanneer de reis wat avontuurlijker is of
het verblijf langer dan 3 weken duurt. Het reeds
vermeld vaccin tegen meningitis (serogroepen A, C,
W-135, Y) is ook nuttig voor wie een land van de
Afrikaanse “meningitisgordel” bezoekt, vooral tijdens het droog seizoen tussen december en juli, of
ook wanneer op de plaats van bestemming een
recente epidemie zou gemeld zijn.
zeeduiken? Het seizoen waarin een bepaald land
bezocht wordt, kan een invloed hebben op het
gezondheidsrisico. Soms kunnen regionaal epidemieën van infectieziekten heersen. De arts die het
advies verstrekt, dient deze informatie op de voet
te volgen.
Vaccinatie is een heel belangrijk hoofdstuk uit het
reisgeneeskundig advies. Het is dan ook bijzonder
nuttig om een degelijk ingevulde vaccinatiekaart
op zak te hebben als men naar de reiskliniek gaat.
Het helpt de arts bij de samenstelling van het aanbevolen vaccinatieschema.
Zo'n individueel schema berust op een vast stramien.
Eerst zijn er de “basisvaccins”. Deze beschermen
tegen ziekten die ook in België en dus buiten de
context van een tropische reis kunnen opgelopen
worden. Het gaat in de eerste plaats om tetanus.
Het is belangrijk om tegen deze ziekte geïmmuniseerd te zijn, ook al reist men niet of weinig.
Difterie en poliomyelitis zijn aandoeningen waarop het risico in onze contreien bijzonder klein
zoniet onbestaande is, maar voor reizigers is het
risico op deze ziekten soms reëel, zodat een hervaccinatie geen overbodige maatregel is. Wie naar
een land in ontwikkeling reist, is best ook
beschermd tegen mazelen. Dit is het geval voor
wie vroeger het levend verzwakt vaccin toegediend kreeg of wie reeds mazelen doormaakte.
Zoniet wordt voor volwassenen een eenmalige
vaccinatie aangeraden. Influenza- en pneumokokkenvaccin worden door de Hoge Gezondheidsraad
aanbevolen voor welomschreven doelgroepen;
vanzelfsprekend blijven dezelfde criteria toepasbaar op reizigers.
Vervolgens zijn er de “essentiële vaccins”. Deze
zijn absoluut aangewezen voor sommige reisbestemmingen. Vaccinatie tegen gele koorts wordt
opgelegd door de Wereldgezondheidsorganisatie
(WGO) en is dus een verplicht vaccin voor wie naar
welbepaalde landen in Afrika en Zuid-Amerika
trekt. Het vaccin kan enkel toegediend worden in
een officieel erkend centrum, dat ook een internationaal certificaat of “gele kaart” aflevert. Dit
bewijs kan een noodzakelijk administratief document zijn wanneer bepaalde landen bezocht worden. Het vaccin tegen hersenvliesontsteking of
meningitis verwekt door een virus van de serogroep A, C, W-135 of Y is verplicht voor reizigers die
Saudi-Arabië bezoeken met het oog op deelname
aan de Hajj- of Umrahpelgrimstocht. Vaccinatie
tegen cholera wordt door de WGO voor geen enkel
land nog vereist. Het wordt evenmin aanbevolen
voor de courante toerist, zelfs indien die een endemisch land bezoekt.
Ten slotte zijn er “aanbevolen vaccins” waarvan de
indicatie afhangt van het ingeschatte risico op
blootstelling. Het gaat vooral om de vaccins tegen
hepatitis A, hepatitis B en buiktyfus. Hepatitis A is
Andere bijzondere vaccins waarvan de arts de indicatie voor de individuele reiziger zal nagaan, zijn
die tegen hondsdolheid of rabiës, Japanse encefalitis en tekenencefalitis.
Bij het reisgeneeskundig advies moet zeker ook
aandacht uitgaan naar de preventie van malaria.
Wie reist naar een gebied waar malaria voorkomt,
zal beschermende maatregelen tegen muggen (nl.
gebruik van insectenwerende middelen en muskietennet) moeten combineren met “malariapillen”. Enkel op die manier kan er sprake zijn van
een degelijke bescherming, hoewel die nooit een
efficiëntie van 100% bereikt. Toch tonen studies
aan dat meer dan 80% van de reizigers die bij een
buitenlandse reis malaria opliepen, geen pillen
slikten of dit op een verkeerde manier deden. Het
behoort tot de verantwoordelijkheid van de arts
om de reiziger op het belang van de preventie te
wijzen en om een aangepast schema voor te
MAG
INE
15
diarree en zonnebrand. Antibiotica kunnen ingesloten worden voor ernstige diarree met tekens van
dysenterie; de arts dient dan wel instructies te
geven om onnodig antibioticumgebruik te voorkomen. Ontsmettingsstof, verband en pleisters en
eenvoudig materieel zoals een schaartje, pincet,
nagelknipper en eventueel een tekentangetje zijn
onmisbare onderdelen van de reisapotheek.
Natuurlijk mag ook de gewone onderhoudsmedicatie die men desgevallend gebruikt, niet ontbreken.
schrijven. Belangrijk is dat reeds met de medicatie
wordt gestart voor de eerst mogelijke blootstelling
aan malariamuggen en dat de behandeling voldoende lang wordt aangehouden na het laatst
mogelijk contact. Bij de keuze van een geschikt
geneesmiddel wordt rekening gehouden met de
kans op resistentie tegen de beschikbare moleculen (en die varieert naargelang het land of de
streek) alsook met factoren eigen aan de individuele reiziger (zoals leeftijd, zwangerschap of kans
daarop, tolerantie voor het geneesmiddel, interactie met andere geneesmiddelen, risico enzovoort).
Het is maar beter goed voorbereid op reis te vertrekken. Ziekte tijdens of na de reis is niet
alleen een onwelgekomen spelbreker maar kan
zelfs ronduit levensbedreigend zijn. Het inwinnen van reisgeneeskundig advies is dus geen
overbodige luxe.
Het reisgeneeskundig advies kan afgesloten worden met tips voor de samenstelling van de reisapotheek. Veelal gaat het hier om geneesmiddelen
tegen pijn, koorts, wagenziekte, nausea en braken,
Centrum voor Reis- en Vaccinatieadvies AZ-VUB
Coördinator: dr. Patrick Lacor
Volwassenen: dr. Patrick Lacor, dr. Annelies Van Raemdonck, dr. Petra Claes - 02 477 60 01
Kinderen: prof. Anne Malfroot, dr.Iris De Schutter - 02 477 60 61
In de marge
» Oude hemodialysetoestellen kregen een tweede leven in Bolivië
Enkele maanden geleden zijn 4 hemodialysetoestellen uit het Academisch
Ziekenhuis, samen met diverse andere medische goederen, vanuit Brasschaat naar
Tarija in Bolivië verstuurd.
MET DANK AAN:
Acco Medische
Boekhandel Leuven
Alcomel Zichem
Architectenburo StormeVan Ranst Antwerpen
Drion Rent Schaarbeek
Ethias Hasselt
Kodak Zaventem
Palmans woondecoratie
Opwijk
Siemens St. Gillis
Sterima Malysse Kortrijk
Vanderstraeten Lummen
Ventana Sint Pieters Leeuw
In 2002 werd de stedenband tussen Brasschaat en Tarija opgericht, een samenwerkingsakkoord tussen twee gemeentebesturen waarbij de gemeentediensten zelf een actieve rol moesten spelen, dit als aanvulling op de traditionele internationale samenwerking. Tarija is een stad
met 135.000 inwoners, gelegen in het zuiden van Bolivia, op 1800 meter hoogte, dichtbij de
grens met Argentinië. Bijna 60% van de bevolking is jonger dan 20 jaar. Het ziekenhuis “San
Juan de Dios” , waar de toestellen nu worden gebruikt, vervult naast het strikt medische, eveneens een sociale functie, vermits 50% van de patiënten niet kapitaalkrachtig genoeg zijn om
hun verzorging zelf te betalen. Dit ziekenhuis kampt met een tekort aan plaats, ziekenhuisbedden, en middelen; toch is de kwaliteit van zorg nog op een redelijk niveau. Het beschikte
tot voor kort over slechts één hemodialysetoestel dat dag en nacht , 7 dagen op 7 operationeel
was. Een bijkomend nierdialysetoestel stond dus hoog op het verlanglijstje.
Via de projectverantwoordelijke in Brasschaat, kwam deze vraag bij dr. Toon De Backer (kinderchirurg) terecht, die direct een zeer bereidwillig oor vond bij prof. Dierik Verbeelen (diensthoofd Nefrologie) en bij Luc Vonckx en Stefan Dedobbeleer (biotechniekers hemodialyse). Ook
het geluk zat mee, want op de dialyse-afdeling van het AZ-VUB had men net enkele nieuwe
hemodialysetoestellen besteld ter vervanging van oudere toestellen die wel nog operationeel
waren, maar die niet echt meer aan de strenge normen beantwoordden. Eens de nieuwe toestellen geleverd waren, werden de vier beste van de boekhoudkundig afgeschreven toestellen
nog een laatste maal nagezien en klaargemaakt
voor verzending.
Dit zal door sommigen wellicht maar als een klein
gebaar bestempeld worden, maar het bevestigt de
sociale en maatschappelijke bewogenheid die het
AZ en haar medewerkers kenmerken. Wij hopen dat
deze toestellen nog vele Boliviaanse hemodialysepatiënten mogen helpen en wensen de verantwoordelijken van dit mooi project nog veel succes toe.
MAG
INE
16
Download