van hizkia tot de wegvoering naar babel

advertisement
W.P. v.d. Blink
D. Wijma
P.G. de Jong
3c
1
2
INHOUD
21. Van Jehu tot Hosea ................................................................................................................... 4
22. De koningen van het tweestammenrijk ........................................................................................ 6
23. Van Hizkia tot de wegvoering naar Babel ..................................................................................... 8
24. Ballingschap en terugkeer naar Kanaän ..................................................................................... 10
25. Kernvragen ............................................................................................................................. 12
26. Rondom de geboorte van de Heere Jezus .................................................................................. 14
27. Jeugd en eerste optreden van de HeereJezus ............................................................................ 16
28. Jezus’ omwandeling ................................................................................................................. 18
29. Jezus’ omwandeling (2) ........................................................................................................... 20
30. Kernvragen ............................................................................................................................. 22
3
Les 21
VAN JEHU TOT HOSEA
A.
1.
2.
Waar bevond Joram zich, toen hij door Jehu werd gedood?
Wat gebeurde er met Izebel?
3.
4.
5.
6.
Wiens profetie werd hiermee vervuld?
Wat deed Jehu met de Baälsdienst?
Welke afgoden liet hij bestaan?
Onder welke koning kwam het Tienstammenrijk nog eens tot
bloei?
7. Welke profeet trad tijdens zijn regering op?
8. Tegen welke stad moest Jona gaan prediken?
9. Waarheen wilde hij echter vluchten?
10. Waarmee werd Ninevé bedreigd, als de inwoners zich niet
bekeerden?
11. Wat deden de Ninevieten op Jona’s prediking?
12. Hoe wees de HEERE Jona op zijn wreedheid?
13. Hoe heette de laatste koning van het Tienstammenrijjk?
14. Welke koning voerde Israël in ballingschap weg?
15. Waarom werd Israël in ballingschap weggevoerd?
Op het land van Naboth.
Ze werd uit het raam geworpen,
vertreden door de paarden en gegeten
door de honden.
Elia’s profetie.
Jehu verdelgde de Baäl.
De gouden kalveren van Jerobeam.
Jerobeam II.
De profeet Jona.
Ninevé.
Tarsis.
Nog 40 dagen en de stad zal
omgekeerd worden.
Zij bekeerden zich.
Jona was boos dat de Heere de
wonderboom verdorde, niet als Ninevé
met meer dan 120.000 kinderen en veel
vee verwoest zouden worden.
Hosea.
De koning van Assyrië.
Ze hadden tegen de Heere gezondigd
en andere goden gediend.
B. Om te onthouden:
Een Fenicisch schip uit de tijd, waarin Jona leefde, was niet groot. Ongeveer 25 meter lang. Het had een klein
zeil. De roeiers zaten in twee groepen boven elkaar.
Op het hoge achterschip bevonden zich de beide roergangers, die aan de stuurriemen zaten. Men had in die
tijd nog geen roer, waarmee men het schip kon besturen.
Jona is waarschijnlijk met een dergelijk schip gevlucht. Tarsis was een Fenicische kolonie en de Feniciërs
waren een zeer vermaard zeevarend volk.
Het is niet bekend, wie het boek Jona heeft geschreven. Het zal wel geschreven zijn na de verwoesting van
Ninevé. Het boek beschrijft de almacht van de HEERE en Zijn barmhartigheid, vooral tegenover de heidenen.
C. Zet de namen uit het tweede rijtje op de juiste plaats:
We kunnen lezen over
Abraham
Boaz
de verovering van Kanaän
Salomo’s tempelbouw
Absalom
in
in
in
in
in
het
het
het
het
het
boek
boek
boek
boek
boek
Ruth
Jozua
2 Samuël
Genesis
1 Koningen
Zet in de juiste volgorde:
Ehud - Ismaël - Ruben - Manoah - Jefta - Methusalem
4
D. Leer van buiten! (Herhaling)
Bijbelboeken (Nieuwe Testament)
Mattheüs, Markus, Lukas, Johannes, Handelingen der Apostelen, Romeinen, 1 en 2 Corinthe,
Galaten, Efeze, Filippensen, Kolossensen. 1 en 2 Thessalonicensen, 1 en 2 Thimotheüs, Titus,
Filemon, Hebreën, 1 brief van Jacobus, 2 van Petrus, 3 van Johannes, 1 van Judas,
de Openbaring van Johannes.
5
Les 22
DE KONINGEN VAN HET TWEESTAMMENRIJK
A.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Wie was de eerste koning van het Tweestammenrijk?
Was koning Asa, de kleinzoon van Rehabeam, een godvrezend of een
goddeloos koning?
Hoe heette de zoon van Asa, die hem opvolgde?
Met wie trouwde Josafats zoon Joram?
Van wie was zij een dochter?
Welke afgodendienst voerde Athalia in?
Wat deed Athalia met haar kleinkinderen?
Wie ontsnapte aan deze vreselijke moord?
Waar werd hij zes jaar verborgen gehouden?
Door wie werd hij op zevenjarige leeftijd tot koning gezalfd?
Wat gebeurde er met Athalia?
Hoe heette de goddeloze vader van de vrome Hizkia?
Waaruit bleek zijn goddeloosheid?
14. Wie kondigde in deze tijd van afval de komst van de Messias aan?
15. Met welke naam noemt Jesaja de Messias?
Rehabeam (zoon van Salomo).
Een godvrezende koning.
Josafat.
Met Athalia.
Een dochter van Achab.
De Baäldienst.
Ze doodde alle prinsen.
Joas (zoon van Ahazia).
In het Huis des Heeren.
De priester Jojada.
Zij werd gedood.
Achaz.
Hij deed zijn zoon door het vuur
gaan (heidens).
De profeet Jesaja.
Immanuël = God met ons.
B. Om te onthouden:
Asjéra was een godin, die door de volken, die rondom Israël woonden, werd vereerd. Het was een boomgodin.
Daaom wijdde men aan haar een groene boom of een gewijde paal.
Zelfs in Juda werd zij een tijdlang vereerd. Koning Asa zette zijn moeder af als gebiedster, omdat ze een
gruwelijk beeld van Astarte had gemaakt. Hij verpulverde dat beeld en verbrandde het.
Toen de priester Jojada de kleine Joas, toen hij zeven jaar was, koning maakte, bracht hij hem naar buiten en
gaf hem de Getuigenis. Dit was een afschrift van de 10 geboden. De regering van Joas moest in
overeenstemming zijn met de wet.
6
C. Zet de namen uit het tweede rijtje op de juiste plaats:
We lezen over
linzenmoes
schapenvacht
wijngaard
wonderboom
vijgenpleister
in
in
in
in
in
de
de
de
de
de
geschiedenis
geschiedenis
geschiedenis
geschiedenis
geschiedenis
van
van
van
van
van
Naboth
Jona
Hizkia
Esau
Gideon
Zet in de juiste volgorde:
Elisa - Samuël - Aäron - Jozua - Salomo - Nabal - Eli
D. Leer van buiten!
Lukas 2:1-3
1. En het geschiedde in diezelfde dagen, dat er een gebod uitging van den Keizer Augustus, dat de
gehele wereld beschreven zou worden.
2. Deze eerste beschrijving geschiedde, als Cyrenius over Syrie stadhouder was.
3. En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.
7
Les 23
VAN HIZKIA TOT DE WEGVOERING NAAR BABEL
A.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
Welke Assyrische koning belegerde Jeruzalem tijdens de regering van
Hizkia?
Welke profeet kondigde de bevrijding van Jeruzalem aan?
Op welke wijze verloste de HEERE Jeruzalem?
Sanherib.
Jesaja.
De Engel des Heeren doodde in
één nacht 185.000 Assyriërs.
Wat deed Hizkia met de koperen slang, die Mozes had opgericht?
Hij verbrijzelde hem omdat het
volk eraan offerede.
Welk teken ontving Hizkia tijdens zijn ziekte dat hij weer zou genezen? Als de zon tien graden
achterwaarts (terug) zou keren.
Waaruit bleek Hizkia’s hoogmoed?
Hizkia liet de gezanten van Babel
zijn hele schathuis zien.
Welke zoon van Hizkia volgde hem op?
Manasse.
In welke gevangenis kwam hij tot bekering?
In Babel.
Hoe heette de laatste godvrezende koning uit het huis van Juda?
Josia.
Onder welke koning had de eerste wegvoering naar Babel plaats?
Jojakim.
Wie behoorden tot de weggevoerden?
Daniël, Hananja, Misaël en Azarja.
Tijdens wiens regering had de tweede wegvoering plaats?
Jojachin.
Welke profeet werd ook meegevoerd?
Ezechiël.
Onder welke koning had de derde en laatste wegvoering plaats?
Zedekia.
Welke vreselijke straf legde Nebukadnezar hem op?
Men slachtte zijn zonen voor zijn
ogen en maakte hem blind.
B. Om te onthouden:
Deze weg zijn ze gegaan, de weggevoerden uit Juda.
In totaal zijn er 245.000 mensen weggevoerd. We weten niet, hoevelen er onderweg bezweken zijn. Het zal
wel een zeer groot aantal zijn geweest.
In psalm 137 kunnen we lezen hoe de Joden, die in Babel aankwamen, Jeruzalem niet konden vergeten.
Josia is de laatste hervormer geweest uit het rijk van Juda. Hij reinigde Jeruzalem en zijn land van de Baäls en
de Asjéra’s. alle Assyrische en Babylonische afgoden vernietigde hij. Hij wilde hiermee ook zeggen, dat hij met
die volken zelf brak.
8
C. Welke namen horen er niet bij?
Koningen van Israël waren:
Jerobeam - Joram - Rehabeam - Achab - Josafat - Hizkia
Welke feesten hadden de Joden?
Pascha - Loofhuttenfeest - Kerstfeest - Purimfeest - Pinksterfeest
D. Leer van buiten!
Lukas 2:4-7
4. En Jozef ging ook op van Galilea, uit de stad Nazareth, naar Judea, tot de stad Davids, die
Bethlehem genaamd wordt, (omdat hij uit het huis en geslacht van David was);
5. Om beschreven te worden met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke bevrucht was.
6. En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude.
7. En zij baarde haar eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en legde Hem neder in de
kribbe, omdat voor henlieden geen plaats was in de herberg.
9
Les 24
BALLINGSCHAP EN TERUGKEER NAAR KANAÄN
A.
Tijdens Nebukadnezar en Belsazar.
Tijdens Darius en Kores.
Het dal Dura.
Hij zou van de mensen verstoten
worden en als de beesten zijn, totdat
hij erkende dat de Heere God is.
5. Hoe luidde het schrift aan de wand van de feestzaal van Belsazar? Mené, mené, tekel, upharsin.
6. Wat betekenen deze woorden?
God heeft het koninkrijk geteld en
voleind. Gij zijt gewogen en te licht
bevonden. Uw koninkrijk is den
Meden en Perzen gegeven.
7. Tijdens welke koning werd Daniël in de leeuwenkuil geworpen?
Darius.
8. Welke koning gaf de Joden de vrijheid weer?
Kores, koning van Perzië.
9. Wie bouwden het altaar te Jeruzalem weer op?
Jésua en Zerubbabel en de priesters.
10. Op wiens bevel werd de tempel tenslotte afgebouwd?
Op bevel van Darius.
11. Welk Joods feest herinnert aan de gebeurtenissen, die in het boek Het Purimfeest.
1.
2.
3.
4.
Tijdens welke Babylonische koningen leefde Daniël?
En tijdens welke Perzische koningen?
In welk dal liet Nebukadnezar een gouden beeld oprichten?
Hoe strafte God Nebukadnezar voor zijn hoogmoed?
Esther worden verteld?
12. Onder leiding van wie ging een tweede groep Joden naar Kanaän
terug?
13. Onder wiens leiding werden Jeruzalems muren hersteld?
14. Wie onderwees het volk in de wet?
15. Welk feest werd na de herbouw van Jeruzalems muren gevierd?
Ezra.
Nehemia.
Ezra.
Het Loofhuttenfeest.
B. Om te onthouden:
Daniël, reeds meer dan 70 jaar oud, bad drie maal per dag in zijn opperkamer met de vensters open naar
Jeruzalem. Zijn ondergeschikten, jaloers op zijn hoge post in het rijk, wisten hem in de leeuwenkuil te krijgen.
Een leeuwenkuil was waarschijnlijk een open ruimte met een hoge muur er om. Hierin was een opening,
waarvoor men een steen plaatste.
De Perzen waren een bergvolk. Ze leken niet op de Joden. De Joden zijn Semieten, de Perzen niet.
Lang niet al de Joden zijn teruggekeerd naar Palestina, toen ze daarvoor verlof kregen. Er waren velen, die
zich in het vreemde land een goed bestaan hadden verworven. Slaven hadden zich vrijgekocht en waren
begonnen te handelen. Deze Joden waren al zozeer Babyloniër geworden, dat ze niet meer terug wilden naar
Kanaän, waar een onbekende toekomst hen wachtte.
C. Zet de namen van het tweede rijtje op de juiste plaats:
De geschiedenis van
Naäman de Syriër
het gouden kalf
Gideon
Nebukadnezar
Torenbouw van Babel
vinden
vinden
vinden
vinden
vinden
we
we
we
we
we
in
in
in
in
in
Daniël
Richteren
Genesis
2 Koningen
Exodus
Welke namen horen er niet bij?
Koningen van Juda waren:
Hizkia - Jerobeam - Manasse - Jehu - Asa - Josafat
10
D. Leer van buiten! (Herhaling)
Lukas 2:8-14
8. En er waren herders in diezelfde landstreek, zich houdende in het veld, en hielden de
nachtwacht over hun kudde.
9. En ziet, een engel des Heeren stond bij hen, en de heerlijkheid des Heeren omscheen hen, en zij
vreesden met grote vreze.
10. En de engel zeide tot hen: Vreest niet, want, ziet, ik verkondig u grote blijdschap, die al den
volke wezen zal;
11. Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids.
12. En dit zal u het teken zijn: gij zult het Kindeken vinden in doeken gewonden, en liggende in de
kribbe.
13. En van stonde aan was er met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God
en zeggende:
14. Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.
11
Les 25
KERNVRAGEN
A.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
Wiens wijngaard wilde Achab bezitten?
Met welke koning van Juda trok Achab ten strijde tegen de Syriërs?
Wie was de opvolger van Elia?
Wat was het eerste wonder, dat Elisa deed?
Waar maakte Elisa slecht water gezond?
In welke plaats riepen kinderen Elisa na?
Hoe heette de knecht van Elisa?
Welke Syrische generaal vond in Kanaän genezing van zijn melaatsheid?
Naar welke koning ging hij eerst?
Naar welke rivier zond Elisa hem om zich zeven keer te baden?
Welke profeet zei tot Hizkia, dat hij sterven zou?
Welk gezantschap kwam om Hizkia geluk te wensen met zijn herstel?
Naar welk land werd het Tienstammenrijjk gevoerd?
Waarheen zijn de inwoners van het Tweestammenrijk gevoerd?
Hoe heette de koning van Babel?
Welke profeet had de ondergang van Juda voorspeld?
Welke vier Joodse jongens koos Nebukadnezar uit om later aan het hof dienst te
doen?
Welke Babylonische namen kregen ze?
Wie werden in de vurige oven geworpen?
Onder welke koning ging het Babylonische rijk ten onder?
Tijdens welke Perzische koning leefde Esther?
Hoe heette de koningin, die verstoten werd?
Hoe heette de oom van Esther?
Wie beraamde plannen om het Joodse volk te laten uitroeien?
Hoe heette de schenker van de Perzische koning, die verlof kreeg om naar
Jeruzalem te gaan?
1 Kon. 21:2
1 Kon. 22:4
2 Kon. 2:12-13
2 Kon. 2:14
2 Kon. 2:18:22
2 Kon. 2:23
2 Kon. 4:12
2 Kon. 5:1
2 Kon. 5:6-7
2 Kon. 5:10
2 Kon. 20:1
2 Kon. 20:12
2 Kon. 17:6
2 Kon. 24:15
2 Kon. 24:11
2 Kon. 20:16-17
Dan. 1:6
Dan. 1:7
Dan. 3:12
Dan. 5:30
Esther 1:1
Esther 1:19
Esther 2:5, 7
Esther 3:12-13
Neh. 1:1 en 2:1-6
B. Leer van buiten! (Herhaling)
Lukas 2:15-17
15. En het geschiedde, als de engelen van hen weggevaren waren naar de hemel, dat de herders tot
elkander zeiden: Laat ons dan heengaan naar Bethlehem, en laat ons zien het woord, dat er
geschied is, hetwelk de Heere ons heeft verkondigd.
16. En zij kwamen met haast, en vonden Maria en Jozef, en het Kindeken liggende in de kribbe.
17. En als zij Het gezien hadden, maakten zij alom bekend het woord, dat hun van dit Kindeken
gezegd was.
Ondergang van Babylon
12
13
Les 26
RONDOM DE GEBOORTE VAN DE HEERE JEZUS
A.
1.
2.
3.
4.
5.
Bij welke gelegenheid werd aan Zacharias de geboorte van zijn zoon Bij het reukoffer.
aangekondigd?
Wie was in deze dagen koning van Judea?
Herodes.
Bij wie was Maria, toen ze haar lofzang zong?
Bij Elizabet.
In welke provincie lag Nazareth?
Galilea.
Waarom gingen Jozef en Maria op reis naar Bethlehem?
Om beschreven te worden in hun
6.
Waarom moest die inschrijving juist in Bethlehem gebeuren?
7.
Hoe luidde het engelenlied?
8.
9.
Hoe noemde men de landstreek rondom Bethlehem?
Wat offerden Maria en Jozef bij de voorstelling in de tempel?
10. Wie zong hier een lofzang, waarin hij God prees om de komst van
de Verlosser?
11. Welke oude profetes loofde hier eveneens God om de komst van de
Messias?
12. Waarom dachten de Oosterse wijzen, dat er in Judea een koning
geboren moest zijn?
13. Welk verzoek deed Herodes aan de wijzen, vóór ze uit Jeruzalem
wegtrokken naar Bethlehem?
14. Welke boosaardige plannen had Herodes?
15. Hoe heeft God Zelf dit plan verijdeld?
eigen familiestad.
Omdat hij uit het huis en geslacht
van David was.
Ere zij God, in de hoogste hemelen
en vrede op aarde, in de mensen
een welbehagen.
Efratha.
Een paar tortelduiven of twee jonge
duiven (offer v/d armen).
Simeon.
Anna.
Ze hadden zijn ster gezien in het
Oosten.
Als jullie het Kind gevonden
hebben, boodschap het mij opdat ik
ook kome en Hetzelve aanbidde.
Herodes wilde het Kindeke doden.
Hij gebood Jozef te vluchten naar
Egypte met Jezus en Maria.
B. Om te onthouden:
De priesters waren door David verdeeld in 24 klassen. Zo’n klasse noemde men een dagorde.
Om de beurt deden de priesters een week dienst in de tempel.
Zacharias behoorde tot de achtste dagorde.
De priester, die moest reukofferen, werd door het lot aangewezen.
De priester, op wie het lot viel, koos twee helpers uit. De ene helper moest met een zilveren pan de verbrande
kolen van het reukofferaltaar weghalen, terwijl de andere helper met een gouden pan gloeiende kolen van
brandofferaltaar moest nemen en op het reukofferaltaar leggen.
De helpers verlieten dan het heilige en de priester offerde de wierook.
Dit offeren gebeurde ’s morgens om 9 uur (het morgenoffer) en ’s middags om 3 uur (het avondoffer).
Koning Herodes droeg ook de naam: viervorst. Palestina was nl. in vier delen verdeeld en Herodes regeerde
over zo’n vierde deel (o.a. Galilea).
14
C. Zet de namen uit het tweede rijtje op de juiste plaats:
De vrouw van
Achab
heette
Zacharias heette
Ahasveros heette
Jozef
heette
Joram
heette
Athalia
Asnath
Elizabet
Izebel
Esther
Zet in de juiste volgorde:
Nabal - Noach - Naäman - Mirjam - Simeon - Simson - Salomo
D. Leer van buiten!
Lukas 2:18-20
18. En allen, die het hoorden, verwonderden zich over hetgeen hun gezegd werd van de herders.
19. Doch Maria bewaarde deze woorden alle te zamen, overleggende die in haar hart.
20. En de herders keerde wederom, verheerlijkende en prijzende God over alles, wat zij gehoord en
gezien hadden, gelijk tot hen gesproken was.
15
Les 27
JEUGD EN EERSTE OPTREDEN VAN DE HEERE JEZUS
A.
1.
2.
3.
4.
Waar heeft de Heere Jezus Zijn jeugd doorgebracht?
In welke provincie van Palestina lag Nazareth?
Waar doopte Johannes de Doper?
Wie daalde op de Heere Jezus neer, nadat Hij gedoopt was?
5.
Welke stem klonk uit de hemel?
6.
7.
8.
9.
10.
Wie waren de twee eerste discipelen van de Heere Jezus?
Wie werd door Andreas tot Jezus gebracht?
Welke naam gaf de Heere Jezus aan deze Simon?
Naar welke provincie trok Jezus nu?
Wat was het eerste wonder, dat Jezus hier deed?
11. Naar welke stad trok Jezus nu met Zijn moeder, broeders en
discipelen?
12. Hoe trof de Heere Jezus de tempel aan, toen Hij met het Paasfeest
naar Jeruzalem ging?
13. Wat heeft Hij toen gedaan?
In Nazareth.
Galilea.
Bij de Jordaan.
De Heilige Geest in de gedaante
van een duif.
Van God de Vader: “Deze is Mijn
Zoon, Mijn Geliefde, in Dewelke Ik
Mijn welkbehagen heb”.
Johannes en Andreas.
Simon Petrus, zijn broer.
Cefas of Petrus.
Naar Galilea.
Op de bruiloft te Kana maakte Hij
van water wijn.
Kapernaüm.
Als een marktplaats van ossen,
schapen, duiven en geldwisselaars.
Met een gesel van touwtjes dreef
Hij allen uit.
14. Door welke landstreek trok de Heere Jezus, toen Hij weer van Judea Samaria.
naar Galilea ging?
15. Bij welke bron ontmoette de Heere Jezus, tijdens deze reis een
Samaritaanse vrouw?
De fontein Jakobs.
B. Om te onthouden:
De Heere Jezus had bij de Jakobsbron een gesprek met de Samaritaanse vrouw.
Deze put dankt zijn naam aan de aartsvader Jakob, die deze put liet graven.
Toen de Heiland met de Samaritaanse vrouw sprak, was de put dus al ongeveer 1700 jaren in gebruik.
De diepte van de put was ongeveer 25 meter.
Men bouwde in het oosten vaak een gewelf over de put. Daardoor bleef het water schoner, terwijl het ook
frisser bleef, doordat de warme oosterse zon er dan niet bij kon komen.
De bron lag 1800 meter van het dorp Sichar vandaan.
In het oosten was water halen een werk van de vrouwen. De lege kruik droegen ze dwars op een kussentje op
het hoofd. De gevulde kruik werd rechtop gezet.
Tegenwoordig kan men in Israël de Jakobsbron nog bezichtigen. De bron is echter verdroogd.
16
Johannes de Doper was, evenals Simson en Samuël, een nazireeër (d.i. een afgezonderde). Een nazireeër
moest zich geheel aan de dienst van God wijden. Hij mocht geen wijn of sterke drank drinken, terwijl zijn haar
niet mocht worden geschoren.
Johannes de Doper, Simson en Samuël waren nazireeër voor hun gehele leven. Men kon echter ook voor een
bepaalde tijd de gelofte van het nazireeërschap afleggen. Was deze tijd dan voorbij, dan schoor men het haar
weer af en verbrandde het, waarbij dan ook het voorgeschreven offer werd gebracht.
C. Zet de namen uit het tweede rijtje op de juiste plaats:
De vader van
Johannes de Doper
Simson
Jabal
Rehabeam
Absalom
heette
heette
heette
heette
heette
Lamech
Salomo
Zacharias
David
Manoah
Zet in de juiste volgorde:
Aäron - Andreas - Achimelech - Ahasveros - Athalia - Izebel
D. Leer van buiten! (Herhaling)
De 12 Geloofsartikelen
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.
En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon, onzen Heere;
Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria;
Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter
helle;
ten derden dage wederom opgestaan van de doden;
opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods des almachtigen Vaders;
vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.
Ik geloof in den Heiligen Geest.
Ik geloof een heilige, algemene, Christelijke Kerk, de gemeenschap der heiligen;
vergeving der zonden;
wederopstanding des vleses;
en een eeuwig leven.
17
Les 28
JEZUS’ OMWANDELING
A.
1.
5.
6.
Waar genas de Heere Jezus de zoon van de Koninklijke hoveling te
Kapernaüm?
Wat wilden de mensen te Nazareth met Jezus doen, nadat Hij in de
synagoge tot hen gesproken had?
Welk wonder deed de Heere Jezus in de synagoge te Kapernaüm?
Welk beroep werd door Petrus, Johannes en enkele andere discipelen
uitgeoefend?
Hoe heette de vader van Johannes en Jacobus?
Op welk meer oefenden ze hun bedrijf uit?
7.
8.
9.
10.
Na welk wonder gingen deze discipelen Jezus volgen?
Welke tollenaar in Kapernaüm werd een discipel van de Heere Jezus?
Waar genas de Heere Jezus de dienstknecht van de Romeinse hoofdman?
Welk wonder geschiedde te Naïn?
2.
3.
4.
11. Hoeveel jaren had de verlamde te Bethesda al ziek gelegen?
12. Welk wonder had plaats, toen de Heiland tijdens een storm met Zijn
discipelen op het meer van Galilea voer?
13. In welk land kwamen ze aan?
14. Wie werd hier genezen?
15. Wat gebeurde hier met de zwijnen, waarin de boze geesten waren
gevaren?
B. Om te onthouden:
Kapernaüm lag ongeveer een uur gaans van de uitmonding
van de Jordaan in het meer van Galilea. De grote
handelsweg van Syrië naar Egypte liep langs deze stad. Levi
zal er dus wel een druk tolkantoor hebben gehad.
In de stad lag een Romeinse bezetting.
Vele inwoners waren vissers.
Nadat de inwoners van Nazareth de Heere Jezus hadden
uitgeworpen, ging Hij in Kapernaüm wonen.
Nazareth lag even ten noorden van de vlakte van Jizreël.
De weg van Syrië naar Egypte liep ook langs Nazareth.
Verder naar het zuiden lagen aan deze weg Sichem en
Jeruzalem.
Nazareth was een klein stadje met smalle straten, die door
de ligging tegen het gebergte, soms sterk helden.
Men had een prachtig uitzicht op de omringende bergen,
zoals de Karmel, de Thabor, de Hermon en de Libanon.
Het tegenwoordige stadje is gebouwd rondom een bron, die
de Mariabron genoemd wordt.
Het Meer van Galilea of de Zee van Tiberias ligt erg laag.
Wel 200 meter lager dan de oppervlakte van de
Middellandse Zee. Het meer is 50 tot 70 meter diep.
Op het meer is het erg warm,. In augustus wel 30 °C.
Het is zeer visrijk; vandaar de vele vissers in Kapernaüm en Bethsaïda.
18
Te Kana in Galilea.
Ze wilden Jezus van de steilte
afwerpen.
Hij wierp een duivel uit.
Ze waren vissers.
Zebedeüs.
Op het meer van Genésareth
= meer van Galilea = zee van
Tiberias.
Na de wonderbare visvangst.
Levi (=Mattheüs).
Te Kapernaüm.
Hij wekte een enige zoon van
een weduwe op uit de dood.
38 jaar.
Hij stilde de storm en de zee.
Gadara.
Een man die door vele
duivelen was bezeten.
Ze stortten van de steilte in
het meer en verdronken.
C. Zet de namen uit het tweede rijtje op de juiste plaats:
Abia
was een
Manasse
was een
David
was een
Johannes was een
Jonathan was een
Zet in de juiste volgorde:
zoon
zoon
zoon
zoon
zoon
van
van
van
van
van
Zebedeüs
Isaï
Jerobeam
Saul
Hizkia
Hizkia - Kaleb - Nebukadnezar - Levi - Zerubbabel - Elia
D. Leer van buiten!
Jesaja 53:1-2
1. Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard?
2. Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre
aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte,
dat wij Hem zouden begeerd hebben.
19
Les 29
JEZUS’ OMWANDELING (2)
A.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
Wiens dochtertje is door de Heere Jezus opgewekt?
Waar ging de Heere Jezus heen na de spijziging der 5000?
Welke discipel ging de Heere Jezus tegemoet, toen Hij,
wandelend op het water, bij hen kwam?
Welke drie discipelen waren bij Jezus op de berg der
verheerlijking?
Wie verschenen aan de Heere Jezus op de berg?
Waarover spraken zij met de Heiland?
Welke stem klonk uit de wolk, die hen overschaduwde?
Welke ongelukkige jongen troffen zij aan de voet van de berg
aan?
Waarom konden de discipelen de jongen niet genezen?
Wat bad de Farizeeër in de gelijkenis van de Farizeeër en de
tollenaar?
Wat bad de tollenaar?
Waar was Jezus, toen Maria en Martha Hem lieten roepen,
toen Lazarus ziek was?
Waar woonden Martha, Maria en Lazarus?
Welke drie personen zijn door de Heere Jezus uit de doden
opgewekt?
Jaïrus’ dochtertje.
Op een berg alleen, om te bidden.
Petrus.
Petrus, Jacobus en Johannes.
Mozes en Elia
Over Zijn uitgang (lijden) te Jeruzalem.
Deze is Mijn geliefde Zoon, in Dewelke Ik
Mijn welbehagen heb. Hoort Hem!
Een maanzieke knaap (van de duivel
bezeten).
Om hun ongeloof.
“O God, ik dank U dat ik niet ben gelijk de
ander mensen, ik vast, ik geef tienden.”
“O God, wees mij zondaar genadig.”
Over de Jordaan te Bethabara.
Bethanië.
a. het dochtertje van Jaïrus;
b. de jongeling te Naïn;
c. Lazarus.
15. Welk besluit namen de overpriesters en de Farizeeërs, toen ze Ze wilden Hem doden.
13.
14.
hoorden van de vele tekenen, die Jezus deed?
B. Om te onthouden:
De Joden waren gewoon bij het bidden te staan met opgeheven handen.
Om te bidden ging men vaak naar het platte dak van het huis, want daar was het stil. Vooral de Farizeeër deed
dan het gebedskleed over het hoofd. Op deze doek was een dubbele driehoek aangebracht. De Joden
noemden deze: Het schild van David. De tempel was voor het gebed altijd open.
De gebedstijden waren om 9 uur, 12 uur en 3 uur. Denk maar aan Daniël, die ook driemaal daags bad voor het
open raam, dat uitzag op Jeruzalem.
20
De Farizeeërs hadden de maandag en de donderdag vastgesteld als vastendagen.
Zij namen nl. aan, dat Mozes op de berg Sinaï op een maandag was opgegaan en op een donderdag weer was
afgekomen.
Volgens de wet, die God door Mozes aan Israël had bekend gemaakt, was aan de Joden alleen het vasten op
de Grote Verzoendag voorgeschreven, dus éénmaal per jaar.
C. Zet de namen uit het tweede rijtje op de juiste plaats:
De moeder van
Johannes de Doper
Ahazia v.h. 10-stammenrijk
Ahazia v.h. 2-stammenrijk
Salomo
Samuël
heette
heette
heette
heette
heette
Izebel
Elizabet
Athalia
Hanna
Bathseba
Zet in de juiste volgorde:
Gideon - Goliath - Elisa - Hofni - Belsazar - jaïrus - Jehu - Dathan
D. Leer van buiten!
Jesaja 53:3-4
3. Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in
krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij
hebben Hem niet geacht.
4. Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen;
doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was.
21
Les 30
KERNVRAGEN
A.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
Hoe heetten de vader en moeder van Johannes de Doper?
Welke engel kondigde Zacharias de geboorte van zijn zoon aan?
Waarmee werd Zacharias gestraft voor zijn ongeloof?
Waar woonde Maria, de moeder van Jezus?
Met wie was ze ondertrouwd?
Wie bracht haar de boodschap, dat ze de moeder van de Heere Jezus zou worden?
Wat betekent de naam Jezus?
Welke Romeinse keizer regeerde, toen de Heiland geboren werd?
In welke plaats werd de Heiland geboren?
Wie kwamen het eerst het Kind aanbidden?
Waar gingen de wijzen uit het oosten het eerst naar toe, toen ze in Judea aankwamen?
Welke geschenken hadden ze bij zich?
Waarheen vluchtten Jozef en Maria, toen Herodes het Kind trachtte te doden?
Hoe oud was de Heere Jezus, toen Hij voor het eerst meeging naar de tempel?
Op welk feest was dat?
In welke rivier werd de Heiland gedoopt?
Waarheen werd de Heere Jezus door de Geest geleid na de doop in de Jordaan?
Hoe lang was de Heere Jezus in de woestijn?
Wie trachtte hier de Heiland van Zijn werk als Zaligmaker te weerhouden?
Waar deed de Heere Jezus Zijn eerste wonder?
In welke provincie lag deze plaats?
Waar woonde de hoveling, die bij de Heere Jezus genezing zocht voor zijn zoon?
Welke wonder had plaats op het meer van Galilea?
Hoe brachten in Kapernaüm vier vrienden een verlamde tot de Heere Jezus?
Wat schonk de Heiland aan de man, nog vóór Hij hem genas?
Luk. 1:13
Luk. 1:19
Luk. 1:20
Luk. 1:26
Luk. 1:27
Luk. 1:26
Matth. 1:21
Luk. 2:1
Luk. 2:4, 7
Luk. 2:15
Matth. 2:1
Matth. 2:11
Matth. 2:14
Luk. 2:42
Luk. 2:41
Mark. 1:9
Mark. 1:12
Mark. 1:13
Matth. 4:1-11
Joh. 2:11
Joh. 2:11
Joh. 4:46
Luk. 5:4-6
Luk. 5:19
Luk. 5:20
De vlucht naar Egypte
B. Leer van buiten!
Jesaja 53:5-6
5. Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de
straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing
geworden.
6. Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE
heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.
22
23
Download