De Heere is waarlijk opgestaan Paasprogramma zondagsschool 2016 Onderstaande gedichten kunnen opgezegd, voorgelezen of gezongen worden. De gedichten zijn geschreven door dhr. W. Droogers. Zingen: Psalm 9:1 en 11 Ik zal met al mijn hart den HEER, Blijmoedig geven lof en eer; Mijn tong zal mijn gemoed verzellen, En al Uw wonderen vertellen. Zingt, zingt den HEER, die eeuwig leeft, Die Sion tot Zijn woning heeft; En laat voor aller volken oren, Met psalmgezang, Zijn daden horen. Wijze: Als ik in gedachten sta Op die lage heuveltop richt men Jezus' kruispaal op. Ruwe handen sloegen Hem. Ook voor hen klinkt Jezus' stem: 'Vader, ‘k bid U, o vergeef wat men tegen Mij misdreef. Wat zij doen, zij weten 't niet; geef toch dat hun oog het ziet!' Spotters roepen Hem nog toe dat Hij toch een wonder doe: 'And'ren hielp Hij in 't verdriet, maar Zichzelf verlost Hij niet!' De krijgsknechten aan Zijn voet delen wat men hebben moet van Zijn kleding, werpen 't lot. 't Treft Hem, evenals de spot. Maar dat Hij de Koning is, 't opschrift, dat blijft staan gewis. Niet Pilatus, Gód regeert: zo wordt nog Zijn Zoon geëerd! Duisternis, drie uren lang, maakt de ganse aarde bang; terwijl Jezus roepen gaat dat Zijn God Hem nu verlaat. Als Hij sterft, de aarde beeft, scheurt de rots; in 't graf herleeft menig heil'ge, 't voorhang scheurt. Zoveel wond'ren zijn gebeurd. Niets was hier dan ook gewoon! 'Waarlijk, Deze was Gods Zoon!' Zo riep zelfs de hoofdman uit. Jezus' lof klinkt nóg zo luid! Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zo blijft hetzelve alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort. Joh. 12:24 Zingen: Psalm 21:4 Hij heeft, o God, van U begeerd Het onvergank'lijk leven; Gij hebt het Hem gegeven. Zo zijn de dagen Hem vermeêrd; Zo leeft de Vorst altoos; Zo leeft Hij eindeloos. Wijze: Daar juicht een toon In Jozefs hof, in 't nieuwe graf, daar was het dat God leven gaf. Zijn Zoon wordt uit de dood gehaald. Ook hier heeft satan weer gefaald! De vijand dacht: daar ligt Hij neer. Nooit ziet men Hem in Isrel weer. Voor 't graf verzegeld ligt de steen. Gewonnen was het, naar 't hun scheen. De aarde beeft, een engel komt. De wachters sidd'ren, staan verstomd. Zij vluchten weg; de steen ligt neer. Gods Zoon verlaat het graf nu weer! Hij stond ook Zélf op uit de dood: de dóód is hier door Hem gedood. Daartoe was Hij in 't graf gedaald en heeft de zege daar behaald! Op aarde bleef Hij korte tijd. Toch heeft Hij daar Zijn volk verblijd toen Hij tienmaal aan hen verscheen. Dan gaat Hij naar de Vader heen. Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt. 2 Tim. 2:8a Zingen: Psalm 118:11 en 12 De steen, dien door de tempelbouwers Veracht'lijk was een plaats ontzegd, Is, tot verbazing der beschouwers, Van God ten hoofd des hoeks gelegd. Dit werk is door Gods alvermogen, Door 's HEEREN hand alleen geschied; Het is een wonder in onz' ogen; Wij zien het, maar doorgronden 't niet. Dit is de dag, de roem der dagen, Dien Isrels God geheiligd heeft; Laat ons verheugd, van zorg ontslagen, Hem roemen, Die ons blijdschap geeft. Och HEER, geef thans Uw zegeningen; Och HEER, geef heil op dezen dag; Och, dat men op deez' eerstelingen Een rijken oogst van voorspoed zag. Maar de engel, antwoordende, zeide tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was. Hij is hier niet; want Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Heere gelegen heeft. Matt. 28:5 en 6 De Heere is waarlijk opgestaan, en is van Simon gezien. Luk.24:34b Wijze: 'k Heb geloofd en daarom zing ik Uit de dood is Hij verrezen, Jezus Christus, 's Vaders Zoon. Laat de vijand nu maar vrezen Hem, gedood in smaad en hoon! Veertig dagen nog op aarde bleef Hij, en werd Hij gezien door de Zijnen; eeuw'ge waarde liet Hij telkens weer hun zien. Wie, wie mochten Hem aanschouwen? Slechts Zijn eigen vriendenkring. 's Morgens waren er de vrouwen bij wie alle hoop verging. Toen reeds had Hij aan Maria 't eerst Zichzelf geopenbaard. En aan Petrus, ook aan hem, ja, heeft Zijn liefde zich verklaard! 's Middags liepen door de velden d' Emmaüsgangers in hun smart. Wat die vreemd'ling hun vertelde, maakte brandende hun hart! 's Avonds stond Hij bij de tienen. 'Vrede zij u!' klonk Zijn stem. 'Kom gerust maar tasten, zien en ja, toen kenden zij toch Hem. Thomas was niet t' overtuigen, dat men Jezus had gezien. 't Ongeloof wilde niet buigen: ''k Moet eerst zelf de teek'nen zien!' Maar toen Jezus na acht dagen wendde Thomas' droevig lot, riep hij, zonder verder vragen, 't uit: 'Mijn Heere en mijn God!' Wat deed Jezus al die malen waar Hij telkens weer verscheen? 't Lijden, sterven gaan verhalen, wijzen naar de Schriften heen. Zorgen dat zij die verstonden, daartoe openen 't verstand. Straks toch moesten zíj verkonden, trekken voort van land tot land. Hij verscheen, zo Hij gezegd had, aan het Galilese meer, waar het zevental gewacht had, 't net geworpen, keer op keer. Overvloedig werd de vangst pas toen de Heer' op d' oever stond; waar ook Petrus weer hersteld was door het woord uit Jezus' mond. Er verliepen vele dagen dat Hij niemand ook verscheen: wennen, dat zij Hem niet zagen, straks ging Hij van d' aarde heen. Eenmaal waren zij met velen, met vijfhonderd, toen Hij kwam. Daarvóór mocht Jakobus delen, toen zijn Heer' hem bij Zich nam. Eind'lijk is de dag gekomen, dat men Hem voor 't laatst hier zag. Afscheid heeft Hij toen genomen op Zijn grote kroningsdag. Door een wolk werd hun ontnomen 't uitzicht op hun gaande Heer'. 'Alzo zal Hij wederkomen, op de wolken keert Hij weer!' Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding, en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende; Of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden. Fil. 3:10 en 11 Zingen: Psalm 75:1 U alleen, U loven wij; Ja wij loven U, o HEER; Want Uw naam, zo rijk van eer, Is tot onze vreugd nabij; Dies vertelt men in ons land, Al de wond'ren Uwer hand.