Parasjah Toldot - Messiaanse Gemeente Nieuw

advertisement
Parasjah Toldot
Gen. 25:19-28:9
Mal. 1:1-2:7
Luk. 3:1-18
Genesis 25 : 22 - 23
22 De kinderen stootten in haar lichaam tegen elkaar.
Toen zei zij: Als dit zo is, waarom overkomt mij dit?
En zij ging de HEERE raadplegen.
23 De HEERE zei toen tegen haar:
Er zijn twee volken in uw schoot, en twee naties
zullen zich uit uw lichaam vaneenscheiden. Het
ene volk zal sterker zijn dan het andere en de
meerdere zal de mindere dienen.
Genesis 26 : 12 - 23
12 Izak zaaide in dat land en oogstte in dat jaar het
honderdvoudige, want de HEERE zegende hem.
13 De man kreeg aanzien, ja, gaandeweg meer
aanzien, totdat hij zeer aanzienlijk geworden was.
14 Hij had kudden kleinvee en kudden runderen, en
een groot aantal slaven, zodat de Filistijnen jaloers
op hem werden.
Genesis 26 : 12 - 23
15 Al de putten die de dienaren van zijn vader in de
dagen van zijn vader Abraham gegraven hadden,
stopten de Filistijnen dicht en vulden ze met
aarde.
16 Toen zei Abimelech tegen Izak: Ga van ons weg,
want u bent veel machtiger geworden dan wij.
17 Toen ging Izak vandaar weg en hij sloeg zijn kamp
op in het dal van Gerar; daar bleef hij wonen.
Genesis 26 : 12 - 23
18 En Izak keerde terug en groef de waterputten weer
op die zij in de tijd van zijn vader Abraham
gegraven hadden en die de Filistijnen na de dood
van Abraham dichtgestopt hadden. Hij gaf ze
dezelfde namen als zijn vader ze gegeven had.
19 De dienaren van Izak groeven eens in het dal en
vonden daar een put met opborrelend water.
Genesis 26 : 12 - 23
20 De herders van Gerar kregen daarop onenigheid
met de herders van Izak en zeiden: Dit water is van
ons. Hij gaf die put de naam Esek, omdat zij ruzie
met hem gemaakt hadden.
21 Vervolgens groeven ze een andere put, maar zij
kregen ook daar onenigheid over; daarom gaf hij
hem de naam Sitna.
Genesis 26 : 12 - 23
22 Toen brak hij vandaar op en groef een andere put
en daarover kregen zij geen onenigheid. Daarom
gaf hij hem de naam Rehoboth, want, zei hij, nu
heeft de HEERE ruimte voor ons gemaakt en zullen
wij vruchtbaar zijn in dit land.
23 Hij vertrok vandaar naar Berseba.
Zacharia 3 : 1 - 5
1
2
Daarna liet Hij mij de hogepriester Jozua zien, die
voor het aangezicht van de Engel van de HEERE
stond, terwijl de satan aan zijn rechterhand stond
om hem aan te klagen.
De HEERE zei echter tegen de satan: De HEERE zal u
bestraffen, satan! De HEERE, Die Jeruzalem
verkiest, zal u bestraffen. Is deze Jozua niet een
stuk brandhout dat aan het vuur ontrukt is?
Zacharia 3 : 1 - 5
3 Nu was Jozua in vuile kleren gekleed, terwijl hij voor
het aangezicht van de Engel stond.
4 Toen nam Hij het woord en zei tegen hen die voor
Zijn aangezicht stonden: Trek hem de vuile kleren
uit! Daarop zei Hij tegen hem: Zie, Ik heb uw
ongerechtigheid van u weggenomen en zal u
feestkleren aantrekken.
Zacharia 3 : 1 - 5
5 Vervolgens zei Ik: Laat hen een reine tulband op zijn
hoofd zetten. Daarop zetten zij de reine tulband op
zijn hoofd en trokken hem feestkleren aan, terwijl de
Engel van de HEERE erbij stond.
Genesis 26 : 1 - 6
1 Er kwam hongersnood in het land, een andere dan
de eerste hongersnood, die er in de dagen van
Abraham geweest was. Daarom ging Izak naar
Abimelech, de koning van de Filistijnen, naar Gerar.
2 Toen verscheen de HEERE hem en zei: Trek niet naar
Egypte, maar woon in het land dat Ik u noemen zal.
Genesis 26 : 1 - 6
3 Verblijf als vreemdeling in dit land. Ik zal dan met u
zijn en u zegenen, want aan u en uw nageslacht zal
Ik al deze landen geven. Ik zal de eed gestand doen
die Ik Abraham, uw vader, gezworen heb.
4 Ik zal uw nageslacht zo talrijk maken als de sterren
aan de hemel en uw nageslacht al deze landen
geven. In uw nageslacht zullen alle volken van de
aarde gezegend worden,
Genesis 26 : 1 - 6
5 omdat Abraham Mijn stem gehoorzaamd heeft en
Mijn voorschriften, Mijn geboden, Mijn
verordeningen en Mijn wetten in acht genomen
heeft.
6 Zo bleef Izak in Gerar wonen.
Genesis 27 : 35 - 36
35 Hij antwoordde echter: Je broer is met bedrog
gekomen en heeft je je zegen afgenomen.
36 Hij zei daarop: Wordt hij niet terecht Jakob
genoemd, omdat hij mij nu twee keer bedrogen
heeft? Mijn eerstgeboorterecht heeft hij mij
afgenomen, en zie, nu heeft hij mij mijn zegen
afgenomen.
Hosea 12 : 4
NBG In de moederschoot bedroog hij zijn broeder, en in zijn
mannelijke kracht streed hij met God.
HSV In de moederschoot pakte hij zijn broer bij de hielen; in zijn
kracht streed hij met God.
NBV Al in de moederschoot heeft hij zijn broer beetgenomen,
en in de kracht van zijn leven worstelde hij met God.
SV In moeders buik hield hij zijn broeder bij de verzenen; en in
zijn kracht gedroeg hij zich vorstelijk met God.
WV In de moederschoot heeft hij zijn broer bedrogen, man
geworden, vocht hij met God.
Genesis 25 : 26
HSV Daarna kwam zijn broer tevoorschijn, terwijl zijn hand de hiel
van Ezau vasthield; daarom gaf men hem de naam Jakob.
NBG En daarna kwam zijn broeder te voorschijn, wiens hand Esaus
hiel vasthield; en hem noemde men Jakob.
NBV Toen daarna zijn broer tevoorschijn kwam, hield die Esau bij
de hiel beet; hij werd Jakob genoemd.
SV En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau’s verzenen
hield; daarom noemde men zijn naam Jakob.
WV Na hem kwam zijn broer tevoorschijn. Hij hield met zijn hand
de hiel van Esau vast; om die reden kreeg hij de naam Jakob.
Jesaja 55 : 6 - 9
6
7
Zoek de HEERE terwijl Hij te vinden is, roep Hem
aan terwijl Hij nabij is.
Laat de goddeloze zijn weg verlaten, de man van
ongerechtigheid zijn gedachten. Laat hij zich
bekeren tot de HEERE, dan zal Hij Zich over hem
ontfermen, tot onze God, want Hij vergeeft
veelvuldig.
Jesaja 55 : 6 - 9
8
9
Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en
uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE.
Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo zijn
Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn
gedachten dan uw gedachten.
Genesis 25 : 27
27 Toen die jongens groot werden, werd Ezau een man
ervaren in de jacht, een man van het veld. Jakob
echter was een oprecht man, die in tenten
woonde.
Maleachi 1 : 1 - 3
1
2
3
Een last, het woord van de HEERE tot Israël, door de
dienst van Maleachi.
Ik heb u liefgehad, zegt de HEERE, maar u zegt:
Waarin hebt U ons liefgehad?
Was Ezau niet de broer van Jakob? spreekt de
HEERE. Toch heb Ik Jakob liefgehad,
en Ezau heb Ik gehaat.
Romeinen 9 : 10 - 13
10 En dit niet alleen, maar zo was het ook met
Rebekka, die zwanger was van één man, namelijk
Izak, onze vader.
11 Want toen de kinderen nog niet geboren waren, en
niets goeds of kwaads gedaan hadden – opdat het
voornemen van God, dat overeenkomstig de
verkiezing is, stand zou houden, niet uit de werken,
maar uit Hem Die roept –
Romeinen 9 : 10 - 13
12 werd tot haar gezegd: De meerdere zal de mindere
dienen.
13 Zoals geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad en
Ezau heb Ik gehaat.
Romeinen 8 : 29
29 Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft
Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het
beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij
de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.
Romeinen 12 : 2
2
En word niet aan deze wereld gelijkvormig, maar
word innerlijk veranderd door de vernieuwing van
uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat
de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van
God is.
Jesaja 11 : 3b
3b Hij zal niet oordelen naar wat Zijn ogen zien en Hij
zal niet vonnissen naar wat Zijn oren horen.
Mattheüs 7 : 1 - 5
1
2
3
Oordeel niet, opdat u niet geoordeeld wordt;
want met het oordeel waarmee u oordeelt, zult u
zelf geoordeeld worden; en met welke maat u
meet, zal er bij u ook gemeten worden.
Waarom ziet u wel de splinter in het oog van uw
broeder, maar merkt u de balk in uw eigen oog niet
op?
Mattheüs 7 : 1 - 5
4
5
Of, hoe zult u tegen uw broeder zeggen: Laat toe
dat ik de splinter uit uw oog haal; en zie, er is een
balk in uw eigen oog?
Huichelaar, haal eerst de balk uit uw oog en dan
zult u goed kunnen zien om de splinter uit het oog
van uw broeder te halen.
Mattheüs 12 : 33 - 37
33 Stel dat de boom goed is, dan is ook zijn vrucht
goed; of dat de boom slecht is, dan is ook zijn
vrucht slecht. Want aan de vrucht wordt de boom
gekend.
34 Adderengebroed! Hoe kunt u goede dingen
spreken, terwijl u slecht bent? Want uit de
overvloed van het hart spreekt de mond.
Mattheüs 12 : 33 - 37
35 De goede mens brengt goede dingen voort uit de
goede schat van het hart, en de slechte mens
brengt slechte dingen voort uit de slechte schat.
36 Maar Ik zeg u dat de mensen van elk nutteloos
woord dat zij zullen spreken, rekenschap moeten
geven op de dag van het oordeel.
Mattheüs 12 : 33 - 37
37 Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig
verklaard worden, en op grond van uw woorden
zult u veroordeeld worden.
Johannes 3 : 16 - 21
16 Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in
Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven
heeft.
17 Want God heeft Zijn Zoon niet in de wereld
gezonden opdat Hij de wereld zou veroordelen,
maar opdat de wereld door Hem behouden zou
worden.
Johannes 3 : 16 - 21
18 Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar
wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet
geloofd heeft in de Naam van de eniggeboren Zoon
van God.
19 En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld
gekomen is, en de mensen hebben de duisternis
liefgehad, meer dan het licht, want hun werken
waren slecht.
Johannes 3 : 16 - 21
20 Want ieder die kwaad doet, haat het licht en komt
niet tot het licht, opdat zijn werken niet ontmaskerd
worden.
21 Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht,
opdat van zijn werken openbaar wordt dat zij in
God gedaan zijn.
Jacobus 4 : 11 - 12
11 Broeders, spreek geen kwaad van elkaar. Wie van
zijn broeder kwaadspreekt en over zijn broeder
oordeelt, spreekt kwaad over de wet en oordeelt
over de wet. Als u over de wet oordeelt, bent u
geen dader van de wet, maar een rechter.
12 Er is één Wetgever, namelijk Hij Die kan zalig maken
én te gronde richten. Maar wie bent u, die over de
ander oordeelt?
1 Korinthe 4 : 3 - 5
3
4
Maar het betekent zeer weinig voor mij dat ik door
u beoordeeld word of door enig menselijk oordeel.
Ja, ik beoordeel ook mijzelf niet.
Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor
ben ik nog niet gerechtvaardigd. Wie mij echter
beoordeelt, is de Heere.
1 Korinthe 4 : 3 - 5
5
Oordeel daarom niets vóór de tijd, totdat de Heere
komt. Hij zal ook wat in de duisternis verborgen is
aan het licht brengen, en de voornemens van het
hart openbaar maken. En dan zal ieder van God lof
ontvangen.
Download