Zelfbeproeving: wat is dat en hoe moet dat? • Inleiding o Op

advertisement
Zelfbeproeving: wat is dat en hoe moet dat?




Inleiding
o Op bijzondere gebeurtenissen bereid je je voor.
 Zie de verbondssluiting tussen God en Israël, Ex. 19.
o In 1 Kor. 11 roept Paulus de gemeente op zichzelf te beproeven: ‘Maar de mens
beproeve zichzelf en ete alzo van het brood’ (1 Kor. 11: 28)
 Dit heeft te maken met de wantoestanden rond het Avondmaal in Korinthe
en de onwaardige wijze waarop er met elkaar en met het Avondmaal werd
omgegaan.
o Het misbruik heft echter het goede gebruik niet op: ‘De mens (…) ete alzo van het
brood en drinke van de wijn’, d.w.z.: op de rechte wijze.
Wat is zelfbeproeving?
o Matthew Henry: je gaat het gesprek aan met je hart. Zelfbeproeving is spreken met
je hart, overleggen met jezelf.
o De toetssteen die je daarbij gebruikt is het Woord van God.
 Jezelf beproeven is jezelf voor de spiegel van Gods Woord plaatsen, zodat je
zicht krijgt op jezelf.
o Dat is nodig vanwege de mogelijkheid van zelfbedrog. Niet alle geloof is waar geloof
(vgl. de gelijkenis van de zaaier).
o Voor zelfbeproeving zijn drie ingrediënten onmisbaar: tijd, rust en afzondering.
Waar moeten we ons op beproeven?
o Het gaat om de vraag of er geloof aanwezig is en hoe de toestand van het geloof is.
 ‘Onderzoek uzelf of u in het geloof bent, beproef uzelf. Of kent gij uzelf niet
dat Jezus Christus in u is? Tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt’ (2 Kor. 13:
5).
 Bij zelfonderzoek zijn er twee maatstaven:
 1. Wie is Christus voor ons? Leven we in gemeenschap met Hem?
 2. Wordt die gemeenschap zichtbaar in de vruchten van het geloof?
o Beide aspecten zien we terugkomen in de drie ‘toetsstenen’
van het Avondmaalsformulier: is er berouw over de zonde en
vertrouwen op Christus als aspecten van het geloof (vraag 1
en 2); is er dankbaarheid voor Gods genade: de vrucht van
het geloof (vraag 3).
Hoe doe je dat?
o Een nuttige wijze van zelfbeproeving bestaat in het jezelf bevragen voor Gods
aangezicht.
o Matthew Henry’s aanwijzingen uit ‘Aan Zijn tafel’ zijn daarbij nog steeds zeer
behulpzaam:
 1. Wat ben ik? Wat is je staat, je positie voor God? Ben ik een kind van Adam
of ben ik een kind van God? Ben ik een dienstknecht van God of ben ik een
dienstknecht van de zonde?
 Daar kun je achter komen door je af te vragen:
 Welke keuze heb ik gedaan?
o




‘Heb ik God tot mijn deel gekozen, Christus tot mijn Heere,
de Schrift tot mijn richtsnoer, heiligheid tot mijn weg, en de
hemel tot mijn vaderland en eeuwige rustplaats’.
 Welke verandering heeft er plaatsgevonden?
o T.a.v. de zonde, de wereld, de Bijbel, Christus etc.
 Wat is het voorwerp van mijn genegenheden?
o M.a.w. Waar gaat je hart naar uit?
 Hoe staat het met mijn handel en wandel?
o Doe ik de werken van het vlees of breng ik vruchten van de
Geest voort?
2. Wat heb ik gedaan? Hierbij gaat het niet zozeer om de vraag of je een
gelovige bent, maar hoe je als gelovige bent geweest (niet de staat, maar de
stand, de conditie van het geloof)
 Hoe waren mijn gedachten?
 Hoe heb ik mijn hartstochten beheerst?
 Hoe heb ik mijn reinheid bewaard?
 Hoe heb ik mijn tong gebruikt?
 Hoe heb ik mijn tijd besteed?
 Hoe heb ik mijn werk gedaan?
 Hoe ben ik geweest tegenover mijn familieleden?
 Hoe heb ik de Heere gediend in mijn huis, in mijn gezin?
 Hoe ben ik omgegaan met de zondag, de dag des Heeren?
 Hoe heb ik me gedragen onder beproevingen?
3. Is er groei? Genade moet immers groeien.
 Heb je meer smaak in de dingen van de Heere dan vroeger?
 Kun je beter omgaan met je zwakheden, je zondige begeerten?
 Is er meer vrijmoedigheid om over de Heere te spreken en van Hem
te getuigen? Etc.
4. Wat ontbreekt mij? Wie eerlijk naar zichzelf kijkt, zal van alles ontdekken
wat niet goed is, wat anders moet, wat beter kan.
 Breng dat in het gebed bij de Heere. Voor alles wat ons ontbreekt
zijn passende beloften in de Bijbel.
o ‘In het verbond der genade is er zalf voor iedere zweer, een
geneesmiddel voor iedere ziekte en troost voor elke
bekommernis en smart’.
5. Wat moet anders?
 Neem je voor om je daarvoor in te spannen.
 Het Avondmaal is een kruispunt. De Heere vernieuwt het verbond
met ons, wij mogen het verbond met Hem vernieuwen.
Tenslotte:


Zelfbeproeving is nodig en nuttig, maar maak er geen Zaligmaker van. Dat is Jezus alleen.
Zelfbeproeving is niet bedoeld om je op jezelf terug te werpen, zelfbeproeving is bedoeld om
je op Jezus te werpen. Steeds weer opnieuw.
Download