Parasjah Acharei Mot / Kedoshim

advertisement
Parasjah Shemot
Exodus 1:1 – 6:1
Exodus 1 : 6 - 14
6 Toen Jozef gestorven was, en ook al zijn
broers, en heel die generatie,
7 werden de Israëlieten vruchtbaar en
breidden zij zich overvloedig uit. Ze
werden talrijk en uitermate machtig,
zodat het land vol van hen werd.
8 Toen trad er in Egypte een nieuwe koning
aan, die Jozef niet gekend had.
Exodus 1 : 6 - 14
9 Hij zei tegen zijn volk: Zie, het volk van
de Israëlieten is talrijker en machtiger
dan wij.
10 Kom, laten wij er verstandig tegen
optreden, anders zal het talrijk worden
en, mocht het zijn dat er een oorlog
uitbreekt, dan zal het zich ook bij onze
vijanden aansluiten, tegen ons strijden en
uit het land wegtrekken.
Exodus 1 : 6 - 14
11 En zij stelden daarom opzichters van
herendiensten over het volk aan om het
door zijn dwangarbeid te onderdrukken.
Het bouwde voor de farao
voorraadsteden: Pitom en Raämses.
12 Hoe meer zij het echter onderdrukten,
hoe talrijker het werd en hoe meer het
zich uitbreidde, zodat zij in angst
verkeerden vanwege de Israëlieten.
Exodus 1 : 6 - 14
13 De Egyptenaren lieten de Israëlieten met
harde hand voor zich werken.
14 Zij maakten het leven bitter voor hen door
hen zwaar werk te laten verrichten met
leem en bakstenen, en door allerlei werk
op het veld: al hun werk, waarmee zij hen
moesten dienen, met harde hand.
Genesis 15 : 13
13 Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat
uw nakomelingen vreemdelingen zullen
zijn in een land dat niet van hen is; zij
zullen hen dienen en men zal hen
vierhonderd jaar onderdrukken.
Handelingen 7 : 6
6 En zo sprak God uit dat zijn nageslacht
bijwoner zou zijn in een vreemd land en
dat ze hen tot slaven zouden maken en
slecht zouden behandelen, vierhonderd
jaar lang.
Exodus 2 : 23 - 25
23 Het gebeurde vele dagen daarna, toen
de koning van Egypte gestorven was, dat
de Israëlieten zuchtten en het
uitschreeuwden vanwege de
slavenarbeid. En hun hulpgeroep
vanwege de slavenarbeid steeg omhoog
tot God.
24 Toen hoorde God hun gekerm, en God
dacht aan Zijn verbond met Abraham,
met Izak en met Jakob.
Exodus 2 : 23 - 25
25 En God zag naar de Israëlieten om en
ontfermde Zich over hen.
Exodus 3 : 7
7 De HEERE zei: Ik heb duidelijk de
onderdrukking van Mijn volk, dat in
Egypte is, gezien en heb hun
geschreeuw om hulp vanwege hun
slavendrijvers gehoord. Voorzeker, Ik ken
hun leed.
Jozua 24 : 14
14 Nu dan, vrees de HEERE, dien Hem in
oprechtheid en trouw, doe de goden weg
die uw vaderen gediend hebben aan de
overzijde van de rivier en in Egypte, en
dien de HEERE.
Deut. 7 : 6 - 8
6 Want u bent een heilig volk voor de
HEERE, uw God. De HEERE, uw God,
heeft ú uitgekozen uit alle volken op de
aardbodem om voor Hem tot een volk te
zijn dat Zijn persoonlijk eigendom is.
7 Niet omdat u groter was dan al de andere
volken heeft de HEERE liefde voor u
opgevat en u uitgekozen, want u was het
kleinste van al de volken.
Deut. 7 : 6 - 8
8 Maar vanwege de liefde van de HEERE
voor u, en om de eed die Hij uw vaderen
gezworen had, in te acht te nemen, heeft
de HEERE u met sterke hand uitgeleid
en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis,
uit de hand van de farao, de koning van
Egypte.
Galaten 3 : 16 - 17
16 Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham
en aan zijn nageslacht gedaan. Hij zegt
niet: En aan de nageslachten, alsof er
sprake zou zijn van velen; maar van één:
En aan uw Nageslacht; dat is Christus.
Galaten 3 : 16 - 17
17 Dit nu zeg ik: Het verbond, dat eertijds
door God rechtsgeldig was gemaakt met
het oog op Christus, wordt door de wet,
die na vierhonderddertig jaar gekomen is,
niet krachteloos gemaakt om de belofte
teniet te doen.
Genesis 15 : 7 - 21
7 Verder zei Hij tegen hem: Ik ben de
HEERE, Die u [dat is Abraham] uit Ur van
de Chaldeeën geleid heb, om u dit land
te geven om het in bezit te hebben.
8 Hij zei: Heere HEERE, waardoor zal ik
weten dat ik het in bezit zal krijgen?
9 Hij zei tegen hem: Haal voor Mij een
driejarige jonge koe, een driejarige geit,
een driejarige ram, een tortelduif en een
jonge duif.
Genesis 15 : 7 - 21
10 Hij haalde al deze dieren voor Hem,
deelde ze doormidden en legde de
stukken tegenover elkaar; de vogels
deelde hij echter niet.
11 Er kwamen roofvogels op de kadavers af,
maar Abram joeg die weg.
12 En het gebeurde, toen de zon bijna
onderging, dat er een diepe slaap op
Abram viel. En zie, een grote,
schrikwekkende duisternis viel op hem.
Genesis 15 : 7 - 21
13 Toen zei God tegen Abram: Weet wel dat
uw nakomelingen vreemdelingen zullen
zijn in een land dat niet van hen is; zij
zullen hen dienen en men zal hen
vierhonderd jaar onderdrukken.
14 Maar ook zal Ik over het volk dat zij
zullen dienen, rechtspreken en daarna
zullen zij met veel bezittingen
wegtrekken.
Genesis 15 : 7 - 21
15 Maar ú zult in vrede tot uw vaderen
heengaan; u zult in goede ouderdom
begraven worden.
16 De vierde generatie zal hier terugkeren,
want de maat van de ongerechtigheid
van de Amorieten is tot nu toe niet vol.
17 En het gebeurde dat de zon onderging en
het donker werd; en zie, er was een
rokende oven en een brandende fakkel,
die tussen die stukken doorging.
Genesis 15 : 7 - 21
18 Op die dag sloot de HEERE een verbond
met Abram, en zei: Aan uw nageslacht
heb Ik dit land gegeven, van de rivier van
Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier
de Eufraat:
19 de Kenieten, de Kenezieten, de
Kadmonieten,
20 de Hethieten, de Ferezieten, de
Refaïeten,
Genesis 15 : 7 - 21
21 de Amorieten, de Kanaänieten, de
Girgasieten en de Jebusieten.
Exodus 3 : 12
12 En Hij zei: Voorzeker, Ik zal met u zijn, en
dit zal voor u het teken zijn dat Ík u
gezonden heb: Als u het volk uit Egypte
geleid hebt, zult u God dienen op deze
berg.
Galaten 4 : 24 en 25
24 Deze dingen hebben een zinnebeeldige
betekenis; want deze vrouwen zijn de
twee verbonden: het ene, dat van de
berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor
de slavernij, dat is Hagar.
25 Want deze Hagar is de berg Sinaï in
Arabië, en komt overeen met het huidige
Jeruzalem, dat met haar kinderen in
slavernij is.
Exodus 4 : 11-12
11 Maar de HEERE zei tegen hem: Wie
heeft de mens een mond gegeven? Of
wie maakt iemand stom, doof, ziende of
blind? Ben Ik het niet, de HEERE?
12 Nu dan, ga, Ik zal Zelf met uw mond zijn,
en u leren wat u spreken moet.
Exodus 4 : 31
31 Het volk nu geloofde. Toen zij hoorden
dat de HEERE naar de Israëlieten
omgezien had en dat Hij hun
onderdrukking gezien had, knielden zij en
bogen zij zich neer.
Jesaja 27 : 13
13 Op die dag zal het gebeuren dat op een
grote bazuin geblazen zal worden.
Dan zullen zij komen die verloren waren
in het land van Assyrië, die verdreven
waren naar het land Egypte.
En zij zullen zich voor de HEERE
neerbuigen op de heilige berg in
Jeruzalem.
Psalm 78 : 1 - 8
1 Een onderwijzing van Asaf. Mijn volk,
neem mijn onderricht ter ore, neig uw oor
tot de woorden van mijn mond.
2 Ik wil mijn mond met spreuken opendoen
en van aloude verborgenheden doen
overvloeien,
3 die wij gehoord hebben en weten en
onze vaders ons verteld hebben.
Psalm 78 : 1 - 8
4 Wij zullen ze niet verbergen voor hun
kinderen, maar aan de volgende
generatie de loffelijke daden van de
HEERE vertellen, Zijn kracht en Zijn
wonderen, die Hij gedaan heeft.
5 Want Hij heeft een getuigenis ingesteld in
Jakob, een wet vastgesteld in Israël; die
heeft Hij onze vaderen geboden om ze
hun kinderen bekend te maken,
Psalm 78 : 1 - 8
6 opdat de volgende generatie ze zal
kennen, de kinderen die geboren zullen
worden, en zij opstaan en ze weer aan
hun kinderen vertellen;
7 zodat zij hun hoop op God stellen en
Gods daden niet vergeten, maar Zijn
geboden in acht nemen,
Psalm 78 : 1 - 8
8 en niet worden als hun vaderen: een
opstandige en ongehoorzame generatie,
een generatie die zijn hart niet richtte op
God en van wie de geest niet trouw was
aan God.
Johannes 3 : 14 - 17
14 En zoals Mozes de slang in de woestijn
verhoogd heeft, zo moet de Zoon des
mensen verhoogd worden,
15 opdat ieder die in Hem gelooft, niet
verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
16 Want zo lief heeft God de wereld gehad,
dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven
heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet
verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
Johannes 3 : 14 - 17
17 Want God heeft Zijn Zoon niet in de
wereld gezonden opdat Hij de wereld zou
veroordelen, maar opdat de wereld door
Hem behouden zou worden.
Lukas 18 : 24 - 25
24 Toen nu Jezus zag dat hij diep bedroefd
was geworden, zei Hij: Hoe moeilijk
kunnen zij die rijkdommen hebben, het
Koninkrijk van God binnengaan.
25 Want het is gemakkelijker dat een kameel
gaat door het oog van een naald, dan dat
een rijke het Koninkrijk van God
binnengaat.
Lukas 18 : 26
26 En zij die dit hoorden, zeiden: Wie kan
dan zalig worden?
Lukas 18 : 27
27 Hij echter zei: De dingen die onmogelijk
zijn bij de mensen, zijn mogelijk bij God.
Download