Presentatie

advertisement
Filippenzen 3: 20 NBG
20 Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus
Christus als verlosser verwachten,…
Efeziërs 2: 6 HSV
6 en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in
Christus Jezus,…
Efeziërs 2: 19-22 HSV
19 Zo bent u dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers van de
heiligen en huisgenoten van God,
20 gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus
Christus Zelf de hoeksteen is,
21 en op Wie het hele gebouw, goed samengevoegd, verrijst tot een heilige tempel
in de Heere;
22 op Wie ook u mede gebouwd wordt tot een woning van God, in de Geest.
Genesis 1: 26-28,31a HSV
26 En God zei: Laten Wij mensen maken naar Ons beeld, naar Onze
gelijkenis; en laten zij heersen over de vissen van de zee, over de vogels
in de lucht, over het vee, over heel de aarde en over al de kruipende
dieren die over de aarde kruipen!
27 En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God
schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen.
28 En God zegende hen en God zei tegen hen: Wees vruchtbaar, word
talrijk, vervul de aarde en onderwerp haar, en heers over de vissen van
de zee, over de vogels in de lucht en over al de dieren die over de aarde
kruipen!
31 En God zag al wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed.
Genesis 2: 19-20a HSV
19 De HEERE God vormde uit de aardbodem alle dieren van het veld en
alle vogels in de lucht, en bracht die bij Adam om te zien hoe hij ze
noemen zou; en zoals Adam elk levend wezen noemen zou, zo zou zijn
naam zijn.
20 Zo gaf Adam namen aan al het vee en aan de vogels in de lucht en aan
alle dieren van het veld;
Genesis 2:8-9 HSV
8 Ook plantte de HEERE God een hof in Eden, in het oosten, en Hij
plaatste daar de mens, die Hij gevormd had.
9 En de HEERE God liet allerlei bomen uit de aardbodem opkomen,
begerenswaardig om te zien en goed om van te eten; ook de boom des
levens, in het midden van de hof, en de boom van de kennis van goed en
kwaad.
Genesis 2:16-17 HSV
16 En de HEERE God gebood de mens: Van alle bomen van de hof mag u
vrij eten,
17 maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u
niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven.
Twee mogelijkheden:
1) doorgaan op dezelfde wijze en genieten in de hof
2) boom van kennis van goed en kwaad: de huidige manier van leven
sterft af
Genesis 3: 14-15 HSV
14 Toen zei de HEERE God tegen de slang:
Omdat u dit gedaan hebt, bent u vervloekt
onder al het vee en onder alle dieren van het veld!
Op uw buik zult u gaan en stof zult u eten, al de dagen van uw leven.
15 En Ik zal vijandschap teweegbrengen tussen u en de vrouw,
en tussen uw nageslacht en haar Nageslacht;
Dat zal u de kop vermorzelen,
en u zult Het de hiel vermorzelen.
Jesaja 14:12 HSV
12 Hoe bent u uit de hemel gevallen,
morgenster, zoon van de dageraad!
U ligt geveld op de aarde,
overwinnaar over de heidenvolken!
2 Korintiërs 11: 14 HSV
14 En geen wonder, want de satan zelf doet zich voor als een engel van het
licht.
1 Petrus 5: 8 HSV
8 Wees nuchter en waakzaam; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als
een brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden.
Het Koninkrijk van God wordt in een aantal stappen zichtbaar:
1) openbaring
2) geestelijke strijd
3) fysieke strijd
4) doorbraak moment
5) blijvende realiteit
Exodus 3: 13-15 HSV
13 En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg:
De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is
Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen?
14 En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de
Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.
15 Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: De
HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Izak en de
God van Jakob, heeft mij naar u toe gezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam, dit
is Mijn Naam ter gedachtenis, van generatie op generatie.
Exodus 8: 19 HSV
19 Toen zeiden de magiërs tegen de farao: Dit is de vinger van God! Maar het hart
van de farao verhardde zich, zodat hij niet naar hen luisterde, zoals de HEERE
gesproken had.
Exodus 10: 27-29 HSV
27 Maar de HEERE verhardde het hart van de farao, en hij wilde hen niet laten
gaan.
28 En de farao zei tegen Mozes: Ga bij mij weg! Wees op uw hoede, dat u mij niet
nog eens onder ogen komt, want op de dag dat u mij onder ogen komt, zult u
sterven!
29 Mozes nu zei: U hebt juist gesproken. Ik zal u niet meer onder ogen komen.
Exodus 14: 5-8 HSV
5 Toen de koning van Egypte verteld werd dat het volk gevlucht was, keerde het
hart van de farao en zijn dienaren zich tegen het volk, en zij zeiden: Hoe hebben
we dit kunnen doen, dat wij Israël uit onze dienst hebben laten gaan?
6 Hij spande zijn strijdwagen in en nam zijn volk met zich mee.
7 Hij nam ook zeshonderd van de beste strijdwagens mee, ja, alle strijdwagens
van Egypte, met op elk daarvan officieren.
8 Want de HEERE verhardde het hart van de farao, de koning van Egypte, zodat hij
de Israëlieten achtervolgde. Maar de Israëlieten waren door een opgeheven hand
geleid.
Exodus 15: 1-4 HSV
Toen zongen Mozes en de Israëlieten dit lied voor de HEERE.
Zij zeiden:
1 Ik zal zingen voor de HEERE, want Hij is hoogverheven!
Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.
2 De HEERE is mijn kracht en lied, Hij is mij tot heil geweest.
Dit is mijn God, Hem verheerlijk ik; de God van mijn vader,
Hem roem ik.
3 De HEERE is een Strijder, HEERE is Zijn Naam.
4 De wagens van de farao en zijn leger heeft Hij in de zee
geworpen.
De besten van zijn officieren zijn verdronken in de Schelfzee.
Exodus 19: 3-6 HSV
3 Toen klom Mozes omhoog, naar God. De HEERE riep tot hem vanaf de berg:
Zo moet u tegen het huis van Jakob zeggen en de Israëlieten verkondigen:
4 U hebt zelf gezien wat Ik met de Egyptenaren gedaan heb en hoe Ik u op
arendsvleugels gedragen en u bij Mij gebracht heb.
5 Nu dan, als u nauwgezet Mijn stem gehoorzaamt en Mijn verbond in acht
neemt, dan zult u uit alle volken Mijn persoonlijk eigendom zijn, want heel de
aarde is van Mij.
6 U dan, u zult voor Mij een koninkrijk van priesters en een heilig volk zijn. Dit
zijn de woorden die u tot de Israëlieten moet spreken.
Mattheüs 25:34 Dan zal de Koning zeggen tegen hen die aan Zijn rechter hand
zijn: Kom, gezegenden van Mijn Vader, beërf het Koninkrijk dat voor u
bestemd is vanaf de grondlegging van de wereld.
Markus 4:11 En Hij zei tegen hen: Het is u gegeven het geheimenis van het
Koninkrijk van God te kennen; maar tot degenen die buiten zijn, komt alles door
gelijkenissen,
Colossenzen 1:13 Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en
overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde.
Download