(verzenen) van Ezau

advertisement
BIJBESTUDIE : DE VERZENEN VAN EZAU
Paul J.M. van Teeffelen
Inleiding
Een belangrijk deel van onze Bijbelstudie gaat in op de eeuwenoude prediking, waarbij Jakob (Israel)
wordt gepresenteerd als een bedrieger en een hielenlichter, die de eerste zegen en het
eerstgeboorterecht heeft gestolen.
U zult begrijpen dat die eeuwenoude presentatie van Jakob (Israel) niet weinig heeft bijgedragen tot de
ontwikkeling van het anti-semitisme in de wereld en de vervangings-theologie van de kerk.
Een eerste vraag is dan:
Is die uiterst negatieve voorstelling van Jakob (Israel) halve of hele waarheid, dan wel leugen of
VALSE onzin. Immers, van het betrouwbaar bijbels antwoord op die vraag hangt veel af voor Israel,
kerk en de (moslim)wereld, juist met betrekking tot het laatst der dagen.
Nu zijn de wortels voor dat bijbels antwoord heel diep.
Daarom moeten we in onze studie eerst terug gaan naar het begin.
De zonen van Abraham en Isaäk
Genesis 16:15 en 21:3 vertellen ons van de geboorte van Ismaël en van Isaäk.
Ismaël en Isaäk zijn zonen van Abraham en vertegenwoordigen (half-)broedervolken.
Naar het vlees is Ismaël de eerstgeborene van Abraham. Uit de Geest, naar de belofte, via de
verstorven lichamen van Abraham en Sara, wordt vervolgens Isaäk geboren.
Als Isaäk met Rebekka is getrouwd, blijkt zij onvruchtbaar. Op het aanhoudend gebed van Isaäk en
zijn vrouw laat de Here Zich verbidden, zodat Rebekka -nadat 20 huwelijksjaren zijn verlopen- in
verwachting is van een tweeling. Al tijdens de zwangerschap van Rebekka hield Jakob de hielen
(verzenen) van Ezau vast (Hosea 12:4). Daarom noemde men zijn naam Jakob (Genesis 25:26).
Van de tweelingen wordt eerst Ezau geboren, die als een roodachtig harige mantel tevoorschijn komt.
Daarom noemde men zijn naam Ezau (Edom: betekenis: roodachtig – zie Genesis 25:26, 30). In
Abraham, Isaäk en diens zoon Jakob gaat God Zijn weg met Israël (en de gemeente) volgens de
belofte (Galaten 4:23,28), dat is in feite dat via Abraham, Isaäk en Jakob de Messias, de Verlosser
Jezus Christus komt.
Maar waarom noemt God Ismaël een woudezel? Een woudezel van een mens, wiens hand tegen
allen zal zijn, en de hand van allen tegen hem, wonende voor het aangezicht van zijn broederen
(Genesis 16:12). Volgens Kramers Nederlands Woordenboek is een woudezel een wilde ezel, terwijl
een woudezel van een mens een ruw, krachtig mens betekent.
En waarom houdt Jakob de hielen van Ezau vast (Genesis 25:26)?
Dit alles is opmerkelijk. Maar wat wil ons dit zeggen? Nu was Ismaël de zoon van Abraham en van de
Egyptische Hagar. We lezen dat God Zelf de naam Ismaël (betekenis: God hoort; Genesis 16:11) aan
Hagar’s zoon geeft. Ook geeft God hem een zegen (Genesis 17:20). Later trouwt Ismaël met een
Egyptische vrouw (Genesis 21:21) en mag zich verheugen in 12 zonen (Genesis 25:19-34). Zijn
nageslacht woont van Havila (Arabisch schiereiland) tot Sur (Sinaï), ‘waar gij gaat naar Assur’
(Genesis 25:18). Daaruit maken we op dat er al indertijd een gebaande weg liep van Egypte naar Assur
(zie Jesaja 19:23).
Uit Isaäk en Rebekka worden Jakob en Ezau geboren. Jakob (Israël) en Ezau (Edom) zijn tweelingen
en vertegenwoordigen eveneens broedervolken. Als de tweeling wordt geboren, houdt de hand van
Jakob de hielen van Ezau vast.
Vaak wordt dit feit uitgelegd alsof Jakob een hielelichter of bedrieger zou zijn, mede omdat hij ook
later het eerstgeboorterecht van Ezau koopt alsmede de eerste zegen van vader Isaäk zich toe-eigent.
Maar we moeten er op letten dat moeder Rebekka tijdens haar zwangerschap had ervaren dat de
tweelingen in haar binnenste tegen elkaar waren gestoten. Zij vroeg zich af waarvan dit het teken
was en raadpleegde de Here.
In Genesis 25:23 e.v. krijgt Rebekka van de Here dit antwoord: ‘2 volkeren zijn in uw schoot, en 2
natiën zullen zich scheiden uit uw lichaam; de ene natie zal sterker zijn dan de andere, en de oudste
(Ezau) zal de jongste (Jakob) dienstbaar wezen’.
Alleen aan Rebekka wordt de Godsspraak toevertrouwd, hoewel ze deze zeker met haar man Isaäk en
haar zonen heeft gedeeld. Vandaar dat zij aan Jakob opdracht geeft (letterlijk gebiedt – Genesis 27:8)
de Godsspraak te verwezenlijken.
Daarbij neemt Rebekka edelmoedig de volle verantwoording –zelfs een mogelijke vloek (Genesis
27:13)- voor haar handelwijze en voor de gevolgen op zich.
Die handelwijze is –menselijkerwijze gesproken- zeker niet ‘recht door zee’. Maar ze is uit tijdnood
geboren. Door God allang voorzien. Want het is –wederom menselijkerwijze gesproken- niet
‘natuurlijk’ dat de tweelingen uiterlijk zo enorm verschillen, zowel bij geboorte als bij volwassenheid,
d.w.z. Ezau als een ruig man, van top tot teen geheel behaard, en Jakob als een volkomen blank en
onbehaard man (Genesis 25:25, 27:11).
In dat enorme verschil in uiterlijk ligt ook de Goddelijke aanwijzing voor de handelwijze in de
noodsituatie. Immers, voor Rebekka en Jakob is door de jaren heen duidelijk geworden, dat zowel
vader Isaäk als Ezau de Godsspraak hebben verontachtzaamd, hoewel ook vader Isaäk wonderbaar
was geboren en zich, als de dag van gisteren, bijv. het Goddelijk gebeuren op de berg Moria moet
hebben herinnerd (Genesis hfst.22 – Abraham die Isaäk wilde offeren, maar op het laatst door God
werd tegengehouden).
Kennelijk hebben Rebekka en Jakob gehoopt en gewacht dat Isaäk en Ezau de Here God gehoorzaam
zouden zijn. Want Isaäk en Ezau hadden in de verlopen tijd vele mogelijkheden gehad om recht te
doen aan de Godsspraak.
In feite zijn zowel Isaäk als Ezau de oorzaak dat Rebekka en Jakob in een noodsituatie zijn gebracht
als de tijd vrijwel om is. Voor zover er van oorzaak en schuld voor die noodsituatie kan worden
gesproken, ligt die schuld bij zowel Isaäk als Ezau.
Dan breekt het ogenblik aan waarop de ogen van de oude Isaäk te zwak worden om te zien, en waarop
deze voorbereidingen treft om aan Ezau de eerstgeboortezegen te geven (Genesis 27:1-4). Aldus is
Jakob als het ware gedwongen om in te grijpen. Als dan die plotselinge ingreep zich heeft voltrokken,
schrikken Isaäk en Ezau op een geweldige wijze (Genesis 27:33).
Maar zij hadden geweldig van zichzelf moeten schrikken voor hun nalatigheid, die de op bedrog
lijkende handelwijze tot gevolg heeft gehad.
En zo lezen we dat Jakob een oprecht man was (Genesis 25:27), en in zijn kracht zich vorstelijk
gedroeg met God en de Engel (Hosea 12:4,5). Vervolgens veranderde God de naam Jakob in Israël
(Genesis 32:28 en 35:10). Israël betekent: ‘strijder of vorst Gods’.
Hoewel alles tenslotte volgens de Godsspraak verloopt, moet eerlijkheidshalve wel opgemerkt
worden, dat de uit tijdnood geboren methode, die Rebekka op het beslissende tijdstip volgde om Isaäk
de Godsspraak te laten uitspreken voor wat betreft de eerstgeboortezegen voor Jakob, gemakkelijk tot
misverstanden en tot boosheid van Ezau zou kunnen leiden.
En zo gebeurt. Want, hoewel hij ook een zegen krijgt en immers het eerstgeboorterecht verachtte,
wordt Ezau steeds kwader en wil zelfs Jakob doden (Gen. 25:34; 27:41).
Vervuld door die boosheid trouwt Ezau –volkomen tegen de wil van Isaäk en Rebekka- met vrouwen
uit Kanaän (Genesis 26:34). Later gaat Ezau tot Ismaël en neemt zich tot een vrouw boven zijn
vrouwen Mahalath, de dochter van Ismaël (Genesis 28:8,9).
Ezau ontving de volgende zegen van zijn vader Isaäk: ‘Zie, de vettigheden der aarde (olie) zullen uwe
woningen zijn, en van de dauw des hemels van boven af zult gij gezegend zijn; en op uw zwaard zult
gij leven en zult uw broeder dienen; doch het zal geschieden als gij heersen zult, dan zult gij zijn juk
van uw hals afrukken’ (Genesis 27:39,40).
Het principe van de anti-krachten
Het spreekt voor zich dat betreffende deze profetische geschiedenis veel meer op te merken zou zijn.
Maar wat we hiermee in het kort willen aantonen is dat in de loop der eeuwen de nakomelingen van
Ismaël en Ezau zich voortdurend hebben opgesteld tegenover Jakob.
Ismaël beschouwde Isaäk als zijn jongere halfbroer die zijn positie als oudere zoon ondermijnde. De
jaloezie dreef hem ertoe de spot met Isaäk te drijven. Hij ‘vervolgde Isaäk’ (Galaten 4:29; Genesis
21:9). Die jaloezie en vervolging is er bepaald niet minder op geworden door het wegsturen van
Ismaël bij zijn vader Abraham (Genesis 21:10-14).
In Genesis 27:36 zegt Ezau: ‘Is het niet omdat men zijn naam noemt Jakob, dat hij mij nu twee reizen
(keer) heeft bedrogen?’. Ezau spreekt hier het principe uit dat de anti-Israëlische krachten (Ismaëlieten
en anti-semieten) in de loop der eeuwen hebben overgenomen.
Zij zien Jakob (Israël) als de bedrieger, die hun eerste zegen zich heeft toe-geëigend. Zij zien zichzelf
als de enige rechthebbende en menen die eerste zegen alsnog te kunnen claimen door Jakob uit de weg
te ruimen.
De anti-zionisten (Ismaëlieten en anti-semieten) voelen zich bedrogen en onrecht aangedaan. Zij zien
Jakob eveneens als degene die hun land (Kanaän, inclusief Jeruzalem) heeft gestolen.
Indertijd herkende Hagar de stem van Abraham’s God (Genesis 16:13). Ook was Ismaël niet onbekend
met de beloften van de God van Abraham. De Engel des Heren had tot Hagar
gezegd: ‘Keer weder tot uw vrouwe (Sara) en verneder (onderwerp) u onder haar handen’ (Genesis
16:9). Maar noch Hagar noch Ismaël hebben zich ten opzichte van Sara en haar zoon der belofte
(Isaäk) willen onderwerpen. ‘Vernederen of onderwerpen’ te verstaan in de betekenis van ‘dienen’.
Die aanhoudende weerstand zal er toe hebben bijgedragen dat –naast de verwording van het
christendom- veel later, dat wil zeggen in de 7e eeuw na Christus, een eigen godsdienst, de Islam,
ontstond. Immers, het woord ‘Islam’ betekent ‘onderwerping’, dat wil zeggen een onderwerping aan
een God die Allah wordt genoemd. Onder de 99 namen van Allah worden de namen van Vader en
Liefde niet gevonden. Allah, die geen Zoon heeft, zoals tot 2 keer de tekst luidt in de Rotskoepel op de
Tempelberg.
Herinneren we ons het desbetreffende deel van de zegen van Isaäk voor Ezau: ‘op uw zwaard zult gij
leven, doch het zal geschieden als gij heersen zult, dan zult gij zijn (Jakob’s) juk van uw hals
aftrekken’(Genesis 27:39,40). Zo wordt gepoogd door heerschappij in eigen kracht ‘de eerste
zegen’ alsnog te verwezenlijken. Dat is de tragiek van Ismaël en Ezau (Ismaëlieten), waarbij kerk en
wereld zich later hebben aangesloten.
Zij zien zichzelf als rechthebbende op de eerstgeboortezegen. Zij menen die zegen alleen te kunnen
verkrijgen door Jakob uit de weg te ruimen om zijn plaats in te nemen.
Zowel Ismaël als Ezau ‘vergeten’ de Godsspraak in het wonder van Isaäks eigen geboorte. Zij
‘vergeten’ eveneens de Godsspraak bij de geboorte van Ezau en Jakob.
In hun boosheid ‘vergeten’ zij de principiële verzoening tussen Ezau en Jakob, waarbij Ezau de zegen
van Jakob aanneemt (Genesis 33:11). Ook ‘vergeten’ zij doelbewust dat het land (Kanaän) door God
aan Abraham en Isaäk alsmede aan het nageslacht van Jakob is gegeven (Genesis 35:12).
In hun woede ‘vergeten’ zij de opeenvolgende Goddelijke wijziging van de volgorde naar de belofte
(zie ook Galaten 4:21-31), waarbij de jongste gesteld wordt boven de oudste. We zien dit bijv. bij de
geboorte van Ismaël en Isaäk, bij de geboorte van Ezau en Jakob, bij de zegen van Manasse en Efraïm
alsmede bij de opname van de gemeente uit de heidenen en Israël. Dat is een rode draad in de Bijbel.
Daarbij ‘vergeten’ zij doelbewust dat de Goddelijke wijziging van de volgorde naar de belofte ziet op
de verlossing (geboorte) van de (nieuwe) wereld (schepping), niet door de 1e Adam, maar door en in
de 2e Adam, dat is Jezus Christus, die naar het vlees uit Jakob (Israël) is geboren.
Op dit punt van deze profetische geschiedenis aangekomen, moeten we eerst nog meer duidelijk
maken waarom het eerstgeboorterecht alsmede de eerstgeboorte-zegen zo essentieel zijn. Immers, in
vroeger tijden was de eerstgeborene de eigenlijke erfgenaam en opvolger van zijn vader (Genesis
27:19; 48:14). Dit eerstgeboorterecht was in feite ontleend aan de 1e Adam. Maar toen de 1e Adam in
ongehoorzaamheid tot God handelde, zodat de schepping in hem verloren zou gaan, veranderde God
de volgorde, zodat het eerstgeboorterecht ging zien op de 2e Adam, de Zoon der belofte, de
Eerstgeborene van de ganse schepping (Kolossenzen 1:15), dat is Messias Jezus, die uit het Zaad van
de vrouw, via Abraham, Isaäk en Jakob (Israël) is geboren, de Eerstgeborene onder vele broeders
(zonen – Rom.8:29) en de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn, dus de
Verlosser van het volk, dat als een nieuwe schepping uit de dood is verrezen (Kolossenzen 1:18;
Openb. 1:5).
Het eerstgeboorterecht (als stamvader van de Messias) en de eerstgeboorte-zegen gelden dus via
Abraham en Isaäk, volgens de belofte Jakob (= Israël), omdat dit volk drager zal zijn van de verlossing
in Yeshua, naar het vlees uit Jakob (Israël) geboren. Aldus spreekt de Here God in Genesis 28:13-15
tot Jakob als volgt: ‘Ik ben de Here, de God van uw vader Abraham en de God van Isaäk; dit land
waarop gij ligt, zal Ik u geven en uw zaad, en uw zaad zal wezen als het stof der aarde…..en in u en in
uw Zaad zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. En zie, Ik ben met u en Ik zal u
behoeden waar gij ook heengaat en Ik zal u wederbrengen in ditzelfde land. Want Ik zal u niet
verlaten, totdat Ik gedaan zal hebben hetgeen Ik tot u gesproken heb’.
Hier spreekt dus de Here God volgens Zijn belofte over het Messiaanse heil dat voor de volkeren
alleen via het volk van Jakob, dus via het volk Israël, wordt gegeven. De Messias is Jakobs Zaad.
Vandaar de eeuwige Naam van God, de God van Abraham, Isaäk en Jakob, de God van Israël (Exodus
3:15). En daarom is ‘het heil uit de Joden’ (Johannes 4:22).
De 20 jaren van scheiding
Indertijd waren meer dan 20 jaren verlopen waarin Jakob en Ezau elkaar niet hadden gezien.
Immers, Jakob was gevlucht naar Laban in Haran (Paddan-Aram; Genesis 27:43 en 28:2) omdat Ezau
hem toen dreigde te doden. En Ezau was naar Seïr, dat is de landstreek van Edom (Genesis 32:3)
getrokken. In die tussentijd had Jakob gediend bij Laban. Eerst 7 jaren om Laban’s dochter Rachel, die
hij liefhad. Maar Laban bedroog Jakob met haar oudere zus Lea. Toen moest Jakob weer 7 jaar dienen
om Rachel te trouwen. En nadien diende Jakob nog eens een zestal jaren voor het vee.
Vervolgens verscheen hem de Engel Gods, die Jakob opdracht gaf terug te keren naar Kanaän
(Genesis 31:13). Aldus vertrok Jakob met zijn vrouwen en kinderen alsmede het vee.
Na al die jaren kon Jakob zich de woede van Ezau nog goed indenken, gelet op alles wat vroeger
gebeurd was. Vandaar dat hij ook toen nog een ontmoeting met Ezau vreesde. Toch nam Jakob het
initiatief voor de ontmoeting, opdat hij in Ezau’s ogen genade zou vinden (Genesis 32:5).
Overigens leek die komende ontmoeting niet veel goeds te beloven, temeer omdat Jakob vernam dat
Ezau hem tegemoet trok, vergezeld van 400 man (Genesis 32:6; 33:1).
Maar God was met Jakob, zodat toch een verzoening plaatsvond (Genesis 33:4). Nadien trokken Jakob
en Ezau opnieuw gescheiden op, zoals door de Godsspraak aan Rebekka voorzegd, mede waardoor in
de loop der tijden die (eerste) verzoening in vergetelheid raakte.
Hoewel Ismaël en Ezau met enorme rijkdom (olie) en uitgestrekte landen zijn gezegend (denk bijv.
aan Egypte, Iran en Saoudi-Arabië), zijn zij in hun boosheid en jaloezie zelfs uit op de dood van
Jakob. Psalm 83 vertolkt hun listige aanslag. Dat is het heimelijk verbond van Edom (Ezau) en de
Ismaëlieten, Moab (Syrië) en de Hagarenen (Egypte), Ammon (Jordanië), Gebal, Amalek (kleinzoon
van Ezau – 1 Kronieken 1:36) en Palestina (Kanaän), Tyrus (Libanon) en Assur (Assyrië = Irak en
Iran). Dat heimelijk verbond is in feite gericht tegen de God van Israël.
Al deze volken zeggen: ‘Komt, en laat ons hen (Israël) uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan
de naam Israëls niet meer gedacht worde……laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke
bezitting nemen’. Gevolgd door de voorgenomen finale stap, waarbij zij tot Israël en Jeruzalem
zeggen: “Werp u neer, opdat wij over u heengaan…….” (Jes.51:23).
Desondanks heeft Jakob (Israël) steeds de hielen (verzenen) van Ezau vastgehouden.
Niet om hem de hielen te lichten, maar om zijn tweelingbroer niet verloren te laten gaan, zodat Ezau
tenslotte inziet dat zijn redding te danken is aan de liefdevolle hand van Jakob, die op grond van Gods
Verlossingsplan de hielen van Ezau deed vasthouden.
Immers, Jakob hield reeds in de moederschoot de hielen van zijn tweelingbroer vast.
Daaruit kan worden begrepen dat Jakob niet uit eigen belang handelt als hij Ezau vasthoudt, maar
hierdoor tracht zijn broer voor de verlossing te bewaren. Immers, de eerstgeboorte-zegen is niet alleen
een recht, maar ook een plicht, hetgeen moet leiden tot de verlossing der wereld, Gods grote doel.
Dit inzicht zal dus uiteindelijk plaatsvinden. Dat wil zeggen dat God op grond van Zijn afzonderlijke
zegen (Genesis 17:20 en 27:39,40) een weg der (uiteindelijke) verzoening gaat met Ismaël en Ezau
(zie ook Hebreën 11:20).
We noemen de volgende aanwijzingen. We herinneren ons dat de eerstgeboren Ismaël als een
woudezel wordt aangeduid (Genesis 16:12). Nu is een Goddelijk gebod om de eerstgeboorte van een
ezel te lossen door een lam (Exodus 13:13). Dat lezen we van geen ander dier. Dat gebod lijkt er ook
op te wijzen dat de grote Losser, het Lam Gods, de Messias, tenslotte ook Zijn verzoening tussen
Ismaël en Isaäk zal bewerken.
Daarbij komt nog dat er een rechtstreekse familie-verhouding was tussen Ismaël en Ezau, omdat Ezau
getrouwd was met Mahalath, de dochter van Ismaël.
Die verzoening tussen Jakob en Ezau vond indertijd al plaats, waarbij Jakob beloofde aan Ezau om
in Seïr (Edom) te komen (Gen.33:14). Die gebeurtenis heeft zich niet voltrokken tijdens het leven
van Jakob en Ezau, want beiden trokken gescheiden op. Zo trok Jakob naar Sukkoth en Ezau naar Seïr
(Genesis 33:14-17). De uiteindelijke verzoening tussen Ezau en Jakob lijkt te zullen komen aan het
einde van de lange reis door de eeuwen. Als Jakob uiteindelijk in Seïr zal komen. Dan zal Ezau
definitief de zegen van de God van Jakob aannemen. Dat is de zegen, die degenen ontvangen, die
Israël zegenen.
In Jesaja 21:11-12 gaat het om Seïr (de landstreek van Edom = Ezau) en Duma (landstreek dat naar de
zoon van Ismaël is genoemd – Genesis 25:14), dus grote delen van Arabië.
Uit Seïr en Duma klinkt tot twee keer toe de roep: Wachter, wat is er van de nacht? Wachter, wat is er
van de nacht? Dan zegt de wachter: ‘de morgenstond is gekomen en het is nog nacht; Wilt gijlieden
vragen, vraagt; keert weder, komt.’ Uit die vragen en antwoorden kunnen we begrijpen dat Seïr en
Duma in de nacht der eeuwen uitzien naar de komst van Jakob en dat de eindtijd (de morgenstond)
vrijwel is aangebroken. Uit Obadja vers 21 kunnen we afleiden dat de komst van Jakob in de
Messiaanse tijd zal geschieden.
Maar er is nog een bijzonderheid die naar het laatst der dagen heenwijst.
Want waarom eigenlijk hield Jakob vanaf het begin de hielen (verzenen) van Ezau vast? Waarom niet
bijv. zijn hals, zijn armen of zijn handen? Volgens Kramers Nederlands Woordenboek wordt onder
‘hielen (verzenen)’ verstaan: ‘de achtereinden van de voeten’. En onmiddellijk begrijpen we dan de
Goddelijke bedoeling Immers, het ‘achtereinde’ spreekt van het allerlaatst en de voeten spreken van
het staan en het zich bewegen.
Letterlijk heeft God dus aangegeven dat Ezau tenslotte de echte reden zal verstaan in het acht geven op
het profetisch Woord, dat in het duister ook voor zijn voet een lamp is en een licht voor zijn pad
(Psalm 119:105). Dan zal Jakob de hielen van Ezau kunnen loslaten, zodat Ezau zich in beweging zal
zetten teneinde als meerdere de mindere te dienen (Romeinen 9:12).
Dat heeft uiteindelijk tot resultaat dat Ezau zich voor de God van Jakob zal buigen.
Jakob houdt dus de hielen van Ezau vast totdat………Ezau erkent dat in de zegening van Jakob,
waarin is besloten het dienen van de God van Jakob op grond van de Verlossing door de 2e Adam, dat
is het offer van Gods Zoon op Golgotha, zijn eigen verlossing ligt.
En dan komt ook Ezau in Seïr Jakob tegemoet in een eeuwige verzoening.
We bemerken de voorbereidingen betreffende het laatst der dagen, die zich onder de oppervlakte
afspelen. Belangrijke aantallen zoekende moslims krijgen een visioen waarin de Here Jezus Zich aan
hen openbaart. Via internet worden maandelijks duizenden Bijbels gedownload. Een grote doorbraak
van het Evangelie onder de Islam wordt verwacht.
En zo gezien kan begrepen worden dat tenslotte Egypte (Hagar-Ismaël; Zijn volk) en Assyrië (Ezau;
het werk Zijner handen) tesamen met Israël (Zijn erfdeel) een zegen zal zijn in het midden van de
aarde (Jesaja 19:23-25).
Immers, aan Abraham en zijn zaad werd door God het gebied beloofd van de Nijl tot de Eufraat
(Genesis 15:18). Zo kan het zijn dat deze broedervolkeren eveneens zullen aanzitten. Zoals de Here in
Matteüs 8:11 zegt: ‘Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met
Abraham en Isaäk en Jakob aanzitten in het Koninkrijk der hemelen’ (vergelijk ook Lukas 13:28,29).
Beste lezer(es), dringt het tot u door? De Goddelijke wijziging van de volgorde naar de belofte? In
eigen kracht, dat wil zeggen in de eerstgeboren Adam is de mens verloren, maar in de 2e Adam (de
grote Verlosser, Jezus Christus) is eeuwig leven bij God (1 Korinthe 15:22; 2 Korinthe 5:17; Galaten
6:15,16). Zo vertrouwde Ismaël-Ezau op eigen kracht en hield vast aan de 1e Adam, dat is de oude
wereld. Maar deze is na de zondeval tot ondergang gedoemd.
Ismaël en Ezau waren beiden ruwe, wilde mensen. Zoals eeder gezegd wordt Ismaël vergeleken met
een woudezel, terwijl Ezau als een roodachtige haren mantel tevoorschijn komt. Hier is ‘mantel’ geen
beeldspraak, maar drukt het wezen van Ezau uit, gericht op materie en niet bang voor bloedvergieten.
Feitelijk voelt met name Ezau aan dat zijn weg doodlopend is. Immers, hij zegt: ‘Zie, ik ga toch
sterven; waartoe dient mij dan het eerstgeboorterecht? (Genesis 25:32; zie ook 1 Korinthe 15:32).
Maar Jakob-Israël vertegenwoordigt de belofte in de 2e Adam, waaruit de verlossing komt, die op
grond van het eerstgeboorterecht zijn tweeling-broer vasthoudt. Hoe wonderbaar en veelzijdig is Gods
Verlossingsplan op grond van het volmaakte offer der Verzoening van Zijn Zoon, de Here Jezus.
Enerzijds Gods doorboorde hand in de hand van Jakob, die broedervolken (Ismaël-Ezau) vasthoudt,
anderzijds Gods doorboorde hand, die Jakob (Israël) bedekt heeft voor het evangelie omwille van
gelovigen uit de heiden-volkeren. Totdat……….de jongste broer, de volheid der heidenen zal
ingegaan zijn, waarna de oudste broer (Israël) wordt behouden (Romeinen 11:25-36).
De 20 eeuwen van scheiding
Maar er is nog meer. In het voorgaande zijn we o.a. ingegaan op de Godsspraak aan Rebekka, waarbij
gesproken werd over het gescheiden zijn van haar 2 zonen, en het afzonderlijk optrekken van Jakob en
Ezau, eerst gedurende zo’n 20 jaren, waarbij Ezau in Seïr verbleef en Jakob bij Laban, de broer van
Rebekka.
We zouden de vraag kunnen stellen of we hierin een beeld mogen zien van de scheiding tussen kerk
(en wereld) en Jakob (= Israël) gedurende zo’n 20 eeuwen. Er zijn in ieder geval opmerkelijke
parallelen. Hoewel aan de vermindering (val of bedekking) van Jakob de rijkdom en de verzoening der
wereld is verbonden (Rom.11:11,12,15), heeft de kerk gedurende zo’n 20 eeuwen –net zoals Ezau –
steeds de plaats willen innemen van Jakob. Dat is de plaats van de eerstgeboortezegen en het
eerstgeboorterecht.
De tragiek van de kerk is dat zij niet heeft willen zien dat zij –op grond van het offer van de Messiasmede deel heeft gekregen aan de zegen van de eerstgeboorte, zolang zij met Jakob verbonden blijft.
Maar de kerk heeft ook de Godsspraak verontachtzaamd en zich –net zoals Ezau- van Jakob willen
losmaken. Die valse vervangingstheologie, dat is de kerk in de plaats van Jakob, de zegeningen voor
de kerk en de vloek voor Israël, heeft –net zoals de boosheid en jaloezie van Ismaël en Ezau- geleid tot
een eeuwenlange heerschappij in eigen kracht. Men beweerde (en beweert ook dikwijls nu nog) dat
God Zijn volk Israël verworpen had. En hiermee ontkende men bewust de Godsspraak van het eeuwig
verbond van de Here met Zijn volk en de onberouwelijke beloften en genade Gods voor Zijn
oogappel. Ook wordt ontkend dat wie Israël zegent, ook zelf gezegend wordt en wie Israël vervloekt,
zichzelf vervloekt Gen.27:29).
Niet alleen heeft de kerk der eeuwen zich los willen maken van het Joodse volk, maar men heeft ook
Messias Jezus Zelf van Jakob willen ontdoen. De onlosmakelijke verbinding tussen de (Joodse)
Messias en Zijn volk Israël is doodgezwegen.
Maar de Here Jezus is (naar het vlees) geboren uit Israël. De Here Jezus is het hart en de Koning van
Israël. Hoewel Paulus reeds zo’n 20 eeuwen geleden de Godsspraak mocht openbaren dat de gelovigen
uit de heidenen zijn geënt in de edele olijfboom Israël (Romeinen 11:13-24), en mogen delen in de
beloften (Efeze, hfst.2 en 3), heeft de kerk der eeuwen die Godsspraak terzijde geschoven.
Net zoals Ismaël en Ezau heeft de kerk dan ook in eigen heerschappij en met het zwaard Jakob
vervolgd op de meest afschrikwekkende wijze. Door middel van vervolgingen, o.a. in de tijd van de
Kruistochten en de Inquisitie, en bijv. door pogroms, getto’s, vervloekingen, o.a. van Luther,
epidemieën die werden toegeschreven aan het Joodse volk, en nog veel meer, waaronder de
vervangings-theologie, waarmee een handvat aan de wereld (regeringsleiders) werd voorgehouden,
uitmondend in de Holocaust met tenminste 6 miljoen Joodse slachtoffers.
Zo zien we dat dit alles leidt tot een toenemende afval, hetgeen de apostel Paulus voor de eindtijd
reeds bekend maakte in 2 Tessalonicenzen 2:3.
Overigens moet aangetekend worden dat, behalve parallelen met de scheiding tussen Ezau en Jakob, er
eveneens een essentieel verschil bestaat. Want de Godsspraak bestemde Jakob en Ezau tot 2 volkeren
(Genesis 25:23). Maar de kerk is zo’n 20 eeuwen geleden door Jezus Christus in Zijn offer aan het
kruis van Golgotha, in Zijn lichaam, één gemaakt met Jakob (Efeze hfst.2 en 3). Weliswaar ieder met
een eigen plaats en opdracht, maar één in het lichaam van Christus. Feitelijk mag door de Godsspraak
de kerk mede-delen in de beloften voor Gods oogappel Jakob (= Israël). Israël en kerk zijn dus één
volk van God. Burgers en mede-burgers (Efeze Hfst.2 en 3). Maar ondanks dit verschil houdt Jakob,
op grond van het offer van Jezus Christus, dat geënte deel van het lichaam van Christus door de
Goddelijke bedekking (als het ware bij de hielen) in liefde eveneens vast, zoals hij Ezau (bij de
verzenen) heeft vastgehouden.
Immers, de Goddelijke bedekking van Israël is omwille van de gemeente uit de volkeren (Romeinen
11:28). In de door God uitgerekte tijd voor de volkeren der wereld, betekent die bedekking van Israël
een verlenging van de verlossing en verzoening, die in en door Messias Jezus is volbracht, welke God
voorgesteld heeft tot een Verzoening (Zoenmiddel, Verzoendeksel – zie Romeinen 3:23-25 en
Hebreën 9:5) door het geloof in Zijn bloed. En zo klopt de Here Jezus nog aan de deur van de kerk
(Openbaring 3:20). Aldus betekent Gods vermindering en bedekking van Israël volgens Romeinen
11:11,15 de verzoening der wereld. Ook in deze zin bemerken we de onverbrekelijke band tussen de
Messias en Israël. Hoewel Israël in al die eeuwen deerlijk werd verwond zoals indertijd al tijdens het
gevecht in de nacht, spreekt Jakob, behalve tegen Ezau, ook tot de kerk uit de volkeren: ‘ik zal u niet
laten gaan, tenzij dat gij mij zegent’(Genesis 32:26,27), opdat dan ook de kerk zelf gezegend zal
worden. Teneinde misverstanden te vermijden tekenen we uitdrukkelijk aan dat met ‘de kerk’ niet de
vele getrouwe gelovigen worden bedoeld, die de Messias in Zijn geboden volgen en zich geheel
verbonden weten met de God van Israël en Zijn oogappel.
Een dubbel-leger
Er is nog een bijzonderheid, die op dat spreken van Jakob, niet alleen tot Ezau, maar ook tot de kerk
uit de volkeren, wijst. Immers, als voorbereiding op de ontmoeting met Ezau ontmoet Jakob de
engelen Gods. En dan staat er in Genesis 32:2: ‘Toen hij hen zag, zei Jakob: dit is een heirleger Gods
(enorme aantallen engelen). En hij noemde de naam van die ontmoetingsplaats: Machanaïm’.
Nu betekent ‘Machanaïm’ een Dubbelleger.
De vraag is: waarom spreekt Jakob van een Dubbelleger? Kennelijk ziet hij de enorme aantallen
engelen Gods in twee legers verdeeld. Dat is in eerste instantie een Goddelijke aanwijzing, op welke
wijze Jakob de ontmoeting met Ezau moet voorbereiden. Want uitgezonden boden hadden Jakob op de
hoogte gesteld dat Ezau hem tegemoet komt, vergezeld van 400 krijgslieden.
Daarom neemt Jakob maatregelen en hij bidt. Eerst verdeelt Jakob het volk, inclusief zijn vrouwen en
kinderen, in twee legers (groepen), want hij zei: indien Ezau op het ene leger komt en het (ver-)slaat,
zo zal het overgebleven leger ontkomen (Genesis 32:7,8).
In zijn gebed zegt hij dan ook letterlijk: ‘nu ben ik tot twee legers geworden’ en hij vraagt de God van
zijn vader Abraham en de God van zijn vader Isaäk: ‘ruk mij toch uit mijn broeders hand, uit Ezau’s
hand; want ik vrees hem, dat hij niet misschien kome en mij sla (verslaat), de moeder(s) met de zonen.
Gij hebt immers gezegd: Ik zal gewisselijk bij u weldoen en Ik zal uw zaad stellen als het zand der zee,
dat vanwege de menigte niet geteld kan worden’ (Genesis 32:10-12).
Aldus is Jakob tot twee legers geworden. Dat geldt ook voor zijn kudde (Genesis 32:16). Maar Jakob
zelf gaat zijn twee legers, inclusief zijn vrouwen en kinderen, in de ontmoeting met Ezau vooruit. God
heeft Jakob’s gebed verhoort, zodat er – in tegenstelling tot de bedreigende situatie – een wonderbare
verzoening tussen de tweelingbroers plaatsvindt (Genesis 33:3,4).
We noemden de Goddelijke aanwijzing in de verschijning van het Dubbelleger van de engelen. Maar
die Goddelijke aanwijzing is eveneens profetisch. Immers, alle (goede) engelen zijn dienende geesten,
die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beërven (Hebreën 1:14 NBG). En dat
heil geldt in de loop der eeuwen het Dubbelleger, dat is het leger van Israël als het door God in Israël
geënte leger van de kerk. Beide legers mogen delen in de beloften en de erfenis, dat wil zeggen in de
eerstgeboorte-zegen, die via Jakob’ Zaad, dat is de Messias, de Eerstgeborene, zich tot en met de
gelovigen uit de heiden-volkeren uitstrekt. Immers, de Messias heeft door Zijn offer die beide legers
tot één kudde gemaakt (Efeze 2:14-16; Johannes 10:16).
Herinneren we ons het beroep dat Jakob in zijn gebed doet op de God van zijn vaders Abraham en
Isaäk: ‘Gij hebt immers gezegd: Ik zal gewisselijk bij u weldoen en Ik zal uw zaad stellen als het zand
der zee, dat vanwege de menigte niet geteld kan worden’.
Gelet op het eerstgeboorterecht en de eerstgeboorte-zegen beroept Jakob zich op Gods belofte van zijn
nageslacht. Hij zal worden ontelbaar, als het zand der zee. Dit benadrukt het ontelbare van Israël en in
Israël de gelovigen uit de heiden-volkeren (kerk).
De totstandkoming van dat ontelbare zal alleen kunnen geschieden omdat uit Jakob’s Zaad naar het
vlees de Eerstgeborene, de Messias, komt.
Deze profetische betekenis van het eerstgeboorterecht in twee groepen (legers), zoals het dubbeldeel
van Jozef (o.a. Deuteronomium 21:17; Jozua 16:4; Ezechiël 47:13), gaat nog verder oplichten als we
zien dat Jakob de beide zonen van Jozef de zijne noemt en hen zegent (Genesis 48:5,16-20). Hij zegt
dan: ‘de Engel die mij verlost heeft van alle kwaad, zegene deze jongens, en dat in hen mijn naam
genoemd worde en de naam van mijn vaderen Abraham en Isaäk en dat zij vermenigvuldigen als
vissen in menigte in het midden van het land (aarde)’.
Zo komt het dubbeldeel van de eerstgeborene Jozef totstand in Efraïm en Manasse (zie ook 1
Kronieken 5:1,2), waarbij Jakob de volgorde wijzigt en beklemtoont dat de kleinste (jongste) broer
groter zal worden, terwijl zijn zaad uit een volle menigte van volken zal bestaan.
Dat dubbeldeel zal later, op grond van het offer van de Messias, tot uitdrukking komen in Israël en de
kerk. Op het gebed van Jakob en in Jakob’s Zaad op grond van het offer van de Messias, zal in
schuldbelijden en berouw het antwoord van de kerk moeten zijn om de Messias in volmaakte eenheid
met Zijn oogappel, dat is geheel Jakob-Israël, als de Eerstgeborene te erkennen. De kerk der eeuwen
(juist de apostel Paulus mocht de heiden-volkeren de Godsspraak openbaren) moet zich van alle
ingeslopen valsheid in de leer ontdoen. We noemen bijvoorbeeld de volgende eigenmachtige
bedekkingen of onjuiste opvattingen in de uitleg van Gods Woord:
1. de onjuiste uitleg van de scheiding tussen Jezus Christus en Zijn volk Israël; immers, de
redding is uit de Joden (Johannes 4:22), zodat de Messias nooit losgemaakt mag worden van
Israël;
2. de sluier van de verwerping van Israël (zie Romeinen 11:15);
3. de eigenmachtige bedekking dat de kerk in de plaats van Israël is gekomen;
4. de verkeerde uitleg omtrent de door God gegeven bedekking van Israël, welke dezelfde God
weer zal wegnemen (Romeinen 11:25,26);
5. de onjuiste opvatting dat het lijden van Israël een gevolg zou zijn van de verwerping van
Messias Jezus, in plaats van het inzicht, dat dit lijden en de zogenaamde verwerping
uitsluitend een innige verbondenheid aan de Messias is (zie bijv.Kolossenzen 1:24 en Matteüs
20:20-23).
Maar de kerk heeft al die eeuwen voor die schuldbelijdenis en dat berouw meer dan voldoende tijd
gehad. Er blijft nog weinig tijd over. Dat is evenzeer de tijdnood, die wij eerder hebben gezien,
waarbij Jakob, gelet op het uitblijven van inzicht in de Godsspraak door Isaäk en Ezau, genoodzaakt
was om plotseling in te grijpen. Zo zal de Messias, als de bepaalde tijd is gekomen (Psalm 102:14),
volgens het profetisch Woord, tenslotte plotseling ingrijpen. Dan zal de wereld op een geweldige
wijze schrikken. Met name allen, die het Woord van de God van Abraham, Isaäk en Jakob hebben
verontachtzaamd en de wereld de leugen hebben voorgehouden omtrent de Messias alsmede het land
en volk van Israël.
Het verwijderen van de sluier
Nu terug naar onze tijd. We zien met name in het westen dat vele kerken en volken geen afstand doen
van de vervangingstheologie en zich niet bekeren. Het is de onwil om te verstaan dat gelovigen uit de
volken zijn geënt in de edele olijf Israël, dus niet in de plaats maar als mede-burgers bij de burgers
(Israël) zijn gekomen. Gods Woord, de Bijbel, wordt terzijde geschoven. Het toppunt vormde de
uitspraak van de Paus op 11 december 2012 waarbij hij zelfs de eindtijd en de wederkomst van
Christus ontkende.
Nogmaals: zoals indertijd vooral Ezau schuld betrof omtrent zijn nalatigheid, zijn grote delen van het
christendom al vele eeuwen schuldig om hun nalatigheid in te zien. Ondanks vele waarschuwingen
trekt God Zijn Aangezicht terug. Met name in het laatst der dagen. Het gevolg is verwarring en chaos,
waarbij steeds meer Joden wegtrekken naar Israël. Duidelijk is dat zich openlijk, maar vooral achter de
schermen een enorme geestelijke strijd afspeelt, waarbij duistere machten langs vele wegen zich
verzetten tegen Gods plan met Israël en de gehele wereld. Zie in dit verband bijv. Daniël 10:13.
Zoals Israël tot op heden niets van de wereld of van het merendeel der kerken heeft te verwachten –
denk ook eens aan de met bloed geschreven geschiedenis, uitmondend in de holocaust met 6 miljoen
Joodse slachtoffers en de in onze dagen voorgenomen finale holocaust- zo staat het blindgeboren
Israël volkomen alleen in de wereld. Omgeven door vijanden (Psalm 83 en Ezechiël Hfst.38/39). Nog
maar een kleine stap verwijderd van dood en vernietiging.
Als de situatie voor het blindgeboren Israël op het allerlaatst schijnbaar hopeloos is, zal de God van
Israël –dat is Zijn eeuwige Naam- voor Zijn land, Zijn volk en Zijn stad Jeruzalem ingrijpen. LEZEN
Daniël (9:24). De engel Gabriël spreekt met betrekking tot de laatste (jaar-)week over de dagen der
voleinding. Volgens Daniël 12:1 zal in die dagen de aartsengel Michaël opstaan, die voor de kinderen
van Israël staat, ‘als het zulk een tijd der benauwdheid zijn zal, als er niet geweest is, sinds dat er een
volk geweest is…….en in die tijd zal uw volk verlost worden’. Nadat Israël door een grote
benauwdheid is gegaan, zal de Here zich aan hen openbaren. Dan zal bijv.de profetie van Zach. 12:1014 en 14:1-7 voor Israël in vervulling gaan. Zoals in Daniël 2:44 wordt voorzegd, zal God in die dagen
een Koninkrijk verwekken ‘dat in der eeuwigheid niet zal verstoord worden’.
Het is goed in deze onzekere dagen te mogen weten dat God de gedeeltelijke bedekking, dat is de
blindheid van Zijn knecht en de doofheid van Zijn bode Israël, zal wegnemen (Jesaja 42:19;
Rom.11:25,26). En aldus zal gans Israël behouden worden.
We sluiten niet af met een ‘eind goed, al goed’ in deze studie. Wij hebben gezien dat al die eeuwen
Ismaël, Ezau en grote delen van de kerk uit nalatigheid blind zijn gebleven, zichzelf bedekt hebben en
afgoden (Baäls, hoogmoed, vervangingstheologie, evolutie-theorie, onverschillige, zelfs dodelijke
dreiging van Jakob) hebben aanbeden. Dit alles geïnspireerd door duivelse machten.
Volgens het profetisch Woord zullen er nog op het laatst vreselijke oorlogen komen. Alle volken der
aarde zullen zich tegen Jeruzalem verzamelen (Zach.12:3), de stad van de grote Koning (Matt.5:35).
Desondanks heeft God er in voorzien dat Jakob (Israël) Zijn familie bij de verzenen vasthoudt, totdat
zij erkennen dat in de zegening van Jakob (Israël), waarin is besloten het dienen van de God van Jakob
op grond van de Verlossing door de 2e Adam –het offer van Yeshua op Golgotha- hun verlossing ligt.
Laten we er op letten dat het de Here Jezus was, die de blindgeborene opzocht (Johannes hfst.9). Zoals
Hij de blindgeborene opzocht, zo zoekt de Here Jezus tenslotte de overgebleven omsluierde volken
op. ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat
eenieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe’ (Johannes 3:16). Als Hij
eenieder, die omsluiert is, vindt, is Zijn vraag: ‘Gelooft gij in de Zoon van God?’ (Joh.9:35-38).
Laten de omsluierden dan met de blindgeborene antwoorden: ‘wie is Hij, Here, opdat ik in Hem moge
geloven?’. Dit antwoord leidt naar de uiteindelijke Verzoening en geeft de Here gelegenheid om Zich
bekend te maken. Zo profeteert Jesaja (24;23; 25:7 NBG): ‘Hij zal op deze berg (de berg Sion) de
sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking waarmee alle (overgebleven) volkeren
bedekt zijn’. Jesaja profeteert dit voor het laatst der dagen. Zo zullen allen van Israël Hem zien bij
Zijn bekendmaking (Zacharia 12:10-14).En zo zullen alle gelovigen uit de heidenen Hem zien, gelijk
Hij is, van aangezicht tot aangezicht (1 Johannes 3:2; 1 Korinthe 13:12). Het gezang van Mozes en het
Lam zal gezongen worden, zeggende: ‘Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Here, Gij almachtige
God; rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen! Wie zou U niet vrezen,
Here, en Uw Naam niet verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen en
voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden’. Gods grote doel met de wereld is dan
totstandgekomen (Openbaring 15:3,4).
GEBED. Heilige Vader, dank U wel voor Uw geweldig plan volgens de belofte van de
eerstgeboortezegen voor Isaäk en Jakob. Maar U hebt ook voorzien in een zegen voor Ismaël en Ezau,
waarbij Jakob zijn tweelingbroer in liefde vasthoudt en hem in de eindtijd tegemoet komt. Zo hebt U
ook de gelovigen uit de volkeren in liefde in Jakob geënt. Het is de hoogste tijd dat Ismaël, Ezau en
kerk enorm zullen schrikken van hun nalatigheid door het inzicht, dat U in Jakob hen heeft
vastgehouden. Moge de Heilige Geest die eigenmachtige bedekking spoedig doorbreken. In Jezus’
Naam danken wij U. Amen.
Download