Overdenking - Protestantse Gemeente Ruurlo / Barchem

advertisement
Overdenking door ds. Annet Meurs – De Vries
tijdens de Slotdienst op 25 september 2016 in De Hoeksteen te Barchem
Genesis 28 / Efeze 4
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Een deur gaat dicht vandaag, zo staat het op de liturgie van vandaag, naar de eerste regel
van een lied dat speciaal voor deze dienst is geschreven. Maar het is niet zomaar een deur
die dicht gaat, het gaat om de deur van dit kerkgebouw. De deur waar u door naar binnen
bent gekomen. Waar de meesten van u véle, vele keren door naar binnen en weer naar
buiten zijn gegaan. De deur die al meer dan een ruime eeuw gastvrij openstaat voor ieder
die hier in dit huis van God wil zijn.
Het is nogal wat, dat daar na deze dienst een eind aan komt, dat we afscheid moeten
nemen van een plek die mensen dierbaar is geworden, waar talloze herinneringen liggen,
waar je je thuis voelt en verbonden weet met geloofsgenoten door generaties heen.
Ik merkte het afgelopen donderdag aan mezelf: met een aantal mensen spraken we een
gedeelte van de dienst door. Ik keek rond en besefte hoeveel dit kerkje mij zegt – de
banken, het orgel, het licht. En dat zit er niet in hoe mooi het is, maar wat ik hier heb
ervaren en hier heb gezocht.
Deze deur gaat dicht vandaag – dat dat ons ráákt hoeven we niet weg te poetsen. Ook als
we begrip hebben voor het besluit mag het nog steeds pijnlijk zijn.
Het is goed om vandaag niet alleen bij herinneringen te verwijlen en bij de emoties die het
oproept, maar ook het Woord van God te openen en tot ons te laten spreken. Dat Woord is
immers wat ons samenbrengt en in onze diensten centraal staat, waarvan we geloven dat
God er zelf uit spreekt – tot troost of bemoediging, tot aansporing of correctie.
Het leesrooster brengt ons vandaag bij Jakob.
Voor Jakob is ook een deur dichtgegaan. De deur van het ouderlijk huis. Al wat hem
vertrouwd en dierbaar was heeft hij moeten achterlaten, op zijn vlucht voor de woede van
zijn broer Esau. De man die het zo goed voor zichzelf heeft geregeld – zijn kostje is gekocht,
zijn toekomst verzekerd door het listig verkrijgen van het eerstgeboorterecht en de
vaderlijke zegen – deze man is zijn leven niet meer zeker.
Gevaar achtervolgt hem vanwege zijn broer die tot alles in staat is, gevaar is vóór hem, in
de lange, onzekere reis op weg naar verre familie in een vreemd land. Het is de vraag of hij
ooit terug zal keren naar het land Kanaän, zijn oude vader terug zal zien, zijn moeder weer
in de armen zal sluiten. Jakob is een ontheemde geworden.
De zon is ondergegaan, het is donker geworden.
In het leven van Jakob, dat allereerst, maar we mogen het breder trekken.
Hier lijkt het einde van Gods weg met de mensheid in zicht, een weg die die nog maar
nauwelijks begonnen is. Want Jakob is op weg naar het land waar eens Abraham werd
geroepen om juist vandáán te trekken. Abraham gaf gehoor aan die stem die hij als van God
verstond en ging op weg naar beloofd land. Nu keert Jakob dàt land de rug toe. Het lijkt
terug bij af.
Met zijn eigenzinnigheid doorkruist Jakob het plan van God. Maar Jakob is niet bezig met
het hogere of het heilige. Hij weet zelf wat goed is, hoe te leven, ruimte voor Gods inbreng
is er nauwelijks.
U weet het wel, deze verhalen zijn oerverhalen over menselijke verhoudingen. Ze vertellen
hoe mensen geneigd zijn om te gaan met elkaar en met wat hen omgeeft. We mogen het
rustig op onszelf betrekken. En dan lijken er opeens parallellen te zijn met deze tijd, met
onze situatie.
Terug bij af – einde verhaal, zo denken we toch soms over de situatie van de kerk in ons
land. Ik moest erbij denken aan het rapport over de kerk van 2025, waarin wordt gesproken
over de witte plekken die zullen ontstaan, waar geen kerk meer is. Vandaag sluit de deur
van weer een kerk, deze kerk, en een witte plek op de landkaart is daarmee een stuk
dichterbij (– zonder daarmee onze buren van de hervormde gemeente tekort te willen
doen.)
Het einde van Gods verhaal met mensen? Een vraag die ook opkomt als we onze ogen op
het wereldtoneel richten en kijken naar het drama dat zich in het Midden-Oosten onder IS
voltrekt. Verbijsterend geweld, gruwelijk leed dat zich in geen woorden laat uitdrukken en
waardoor de christenen uit het gebied tussen Eufraat en Tigris – oorsprong van de
christenheid - worden verdreven. Ongekende haat tegen wie anders denkt.
Het is een moeizame weg die God en mensen gaan, een weg waarvan je soms vermoedt dat
het wel dood moet lopen, en dat we daar zelf debet aan zijn – Ik bedoel dat niet in de
verwijtende sfeer, maar als nuchtere constatering omdat wij nu eenmaal de mensen zijn die
wij zijn. Leven uit het verbond, in een wederzijdse relatie met God, gaat tegen onze natuur
in. En die menselijke natuur is vaak sterker en laat zich dominanter gelden dan Gods stille
stem.
Donker is het. En met alle onrust die in zijn hart leeft - spijt of schuld, verdriet of angst probeert Jakob toch wat te slapen. Want de reis is ver, hij heeft zijn kracht wel nodig.
Dat moment van slaap, als Jakobs eigen redderen is stilgevallen, gebruikt God om zich
kenbaar te maken. Zoals een mij geliefd lied zingt: ‘Gij geeft het uw beminden in de slaap,
Gij zaait uw naam in onze diepste dromen, Gij hebt onszelf ontvankelijk gemaakt.’
God gebruikt de momenten waarop wij kwetsbaar zijn, minder eigen afweer hebben, om
ons nabij te komen.
Hij geeft Jakob een antwoord op al die vragen die in hem omwoelen: ben ik nog wel
gezegend of heb ik het verspeeld, wat betekent die zegen als ik mijn land moet verlaten,
heb ik wel toekomst?
In zijn droom ziet Jakob ziet de hemel geopend, en op een ladder engelen heen en weer
gaan. Als God tot hem spreekt klinken er geen woorden van verwijt, maar wordt
integendeel de zegen die zijn vader Isaak hem gaf door Godzelf bevestigd. Jakob zàl
terugkeren op een dag, zàl het land in bezit nemen en tot die tijd zal God met hem
meereizen en hem terzijde staan.
God geeft perspectief – Hij opent voor Jakob een vergezicht. De weg zal niet doodlopen,
God zelf houdt zich aan zijn belofte, ondanks mensen. Hij laat zich zijn plan van heil voor
deze wereld niet ontnemen door onze kleinheid. Het zal doorgang vinden, ook als wij niet
zien hoe dat zou kunnen.
De droom maakt de situatie waar Jabob zich in bevindt niet opeens anders – de woede van
zijn broer blijft er even groot om en de onzekerheid wat hem te wachten staat evenzo. Niet
alles is nu God zich heeft bekend gemaakt in één keer goed. Vrede en verzoening tussen
mensen liggen in onze eigen hand. Maar er is uitzicht en er is nabijheid. God zelf gaat aan
zijn zij.
Dat geldt ook voor ons – als deze deur sluit zijn wij onze vertrouwde plek van samenkomst
kwijt. Maar Gods weg met ons is niet ten einde. Wij hebben een vergezicht dat tot ons blijft
spreken van een wereld waarin ieder mens voluit en vrijuit kan leven – Koninkrijk van God en we hebben de belofte van Gods nabijheid. Dat zou genoeg moeten zijn om mee vooruit
te kunnen.
Bij zijn ontwaken beseft Jakob zich dat God daar was, in die donkere nacht. En Hij stamelt
‘deze plaats is het huis van God, de poort naar de hemel’.
Ik lees daarin dat God zich zomaar op elke willekeurige plaats aan ons bekend kan maken.
Hij is namelijk waar wij zijn, dat is niet voorbehouden aan welke plaats ook.
Zo lezen we het de hele bijbel door: God woont temidden van zijn volk.
In de periode dat het volk door de woestijn ging betekende dat dat God in de tabernakel
meetrok. Toen het volk Israel in Kanaan een stabiele en veilige woonsituatie had gevonden
mocht er ook voor God een woonplaats gebouwd worden – een tempel, hoewel God
telkens benadrukt dat Hij zich niet laat opsluiten in een gebouw van hout en steen. Maar hij
heeft er begrip voor dat mensen behoefte hebben aan een concrete plaats om Hem te
zoeken en te dienen; de geloofswereld van vertrouwen krijgt zo een concrete en tastbare
uitwerking. Als we het maar niet verabsoluteren – vrede en recht wil Hij en geen offers of
goed doordachte liturgie.
Want wie met God leeft blijft vooral onderwèg. Onderweg naar het Koninkrijk. Het is een
centrale notie in het christendom. Niet voor niets werden de eerste christen aangeduid als
mensen van de weg. Zo heeft Gods Zoon, die onder ons leefde, het ons geleerd. Telkens
roept Hij ons op om ons los te weken van al wat ons vasthoudt, om ons niet druk te maken
om behoud van het bestaande - om de status quo -, maar om te gáán op die weg van vrede
en gerechtigheid.
Door zijn Leven en sterven is de tempel als plaats van ontmoeting met God en als centrum
van verzoening niet meer nodig. Jezus neemt die functies in zich op. In Hem ontmoeten wij
God, dankzij Hem is de weg naar God voor elk mens open.
Huis van God, als we het daarover hebben hoeven we niet enkel aan een kerk of kathedraal
te denken, het kan overal zijn. God trekt met ons mee, zijn Geest waait door deze wereld en
vergezelt ons. Soms, even wordt het aan ons waar en stamelen wij als Jakob: God was aan
deze plaats en ik wist het niet. Dit is waarlijk een huis van God.
Huis van God mogen we met elkaar proberen te vormen. Als we samenkomen, waar ook, in
Gods naam. Vanaf volgende week kerken wij enkel nog in Ruurlo.
Dat is niet zomaar huis van God, net zomin als dit het is.
Huis van God moet het telkens weer worden. En daarvoor is nodig lezen we in Hebreeën
dat we de vrijmoedigheid en de hoop vasthouden.
Dat betekent zoveel als dat wij ons door het vergezicht van Het Koninkrijk durven laten
gezeggen, dat wij vasthouden aan ons geloof in Jezus Christus en de weg volgen die Hij is
voorgegaan.
Afgelopen week bracht het nieuws berichten over de mislukte vredestop in Amerika.
Met alle goede bedoelingen konden regeringsleiders niet tot afspraken komen. Een jongen
van 6 jaar had een leeftijdsgenootje uit Syrie op televisie gezien, gewond meen ik en in
shock en vies van stof. Hij schreef president Obama of die kon zorgen dat de jongen naar
Amerika kwam, want hij mocht wel bij hem wonen, ze konden samen spelen en hij zou hem
alles leren. Er sprak zoveel oprechte zorg uit – en ik bespeurde de Geest van Jezus op die
plaats – was dat niet huis van God?
Als Jezus voor ons maar die Hoeksteen blijft, centraal in ons leven, dan kunnen wij afzien
van deze Hoeksteen, kunnen wij de deur sluiten.
Amen.
Veel van wat ik heb willen zeggen komt in het lied dat de Cantorij zingt naar voren:
God openbaart zich aan ons, op momenten, als de totale Ander, als ouder, als tot dan toe
verborgene, raakt ons aan, ons hart - ons verstand met het visioen van een vernieuwde
aarde.
Onze moeizame levens, met al waar wij houvast in zoeken en met alle last van het verleden
op onze schouders, doorbreekt Hij, om ons te open voor onze diepste bestemming.
Gebeden bij de Slotdienst
Gebed bij de Opening van het Woord
Trouwe God,
U bent de eerste en de laatste
U staat aan het begin van al het leven
en zult eens alles tot voltooiing brengen.
U spreekt door de tijden, tot op vandaag.
Als wij uw Woord openen,
wil dan met uw Geest in ons werken,
zodat wij geraakt worden,
begrijpen wat u van ons vraagt
en bereid zijn uw weg te gaan.
Voorbeden
Wij bidden u voor wie zich ontheemd voelen
nu dit kerkgebouw gaat sluiten,
voor wie het verlies overheerst, boven de dank voor wat goed was.
Wij bidden voor mensen die een geestelijk thuis missen
voor wie zoeken naar gelijkgestemden
en het moeilijk vinden uit geloof te blijven leven.
Schenk hen bronnen in de woestijn,
om zich aan te laven,
doe hen verfrist en met nieuw vertrouwen verder trekken.
Wij bidden voor wie u zijn kwijtgeraakt
voor wie een leven met een leegte die zich niet laat vullen,
om de Geest, die een nieuw begin en een ander begrip, kan doen ontstaan.
Goede God, wij bidden om de toekomst van uw kerk,
hier in deze streek, in ons land en wereldwijd.
Geef al wie geloven de moed een getuige van u te zijn,
in woorden en daden,
opdat het goede gerucht dat U redding en bevrijding brengt overal klinkt.
Waar wij lauw en in onszelf gekeerd zijn, of verlamd door angst,
vuur ons aan, dat Uw Naam ons een zorg is.
Download