Kogerkerk, 02-10-16 bij Gen. 29 Maandagavond (morgenavond) begint in de Joodse gemeentes overal ter wereld de viering van Rosj Hasjana, Joods Nieuwjaar, - het begin van het jaar 5777 sinds de schepping van hemel en aarde, en vandaag is het ‘Israëlzondag’ en vieren we de schepping van Israël, - niet de staat vanaf 1948 maar de wereldwijde geloofsgemeenschap ‘Israël’, veel ouder dan de staat, - begonnen bij Abraham?, of bij Jakob bij de Jabbok toen hij ook de naam Israël kreeg?, of bij de uittocht van de twaalf stammen uit Egypte, of bij de Sinaï, toen de twaalf stammen de Tora ontvingen en uitgeroepen werden tot ‘een gemeente van koningen en priesters’. In elk geval ligt het begin van de joodse gemeenschap ergens tussen 1700 en 1000 voor Christus. In Genesis gaat het van enkelingen (Abraham, Sara, Izaäk, Rebekka en Jakob , zijn twee vrouwen) naar twaalf zonen en van twaalf zonen en hun vrouwen naar twaalf stammen die groter en groter worden. Als de twaalf stammen in Exodus en verder rondom de tent van God, dán is Israël ‘compleet’, - kunnen in het heilige land de koningen David en Salomo komen en kan de Messias verwacht worden in Jeruzalem, - om mét Israël van daar uit een licht voor de volkeren te zijn. Een harmonische ontwikkeling, een prachtig evolutie: van Abraham…tot…Jezus,- en verder! Alleen vertelt de Bijbelwetenschap een heel ander verhaal, minder harmonisch. Niet dat Genesis en Exodus niet ‘waar’ zouden zijn, maar de werkelijkheid die zij verwoorden is veel ingewikkelder en rommeliger dan het uiteindelijk verhaal suggereert. De Duitse oudtestamenticus Martin Noth heeft mij in zijn ‘Geschichte Israëls’ geleerd (en hij heeft me overtuigd) dat er wél 12 stammen geweest zijn, of zelfs een paar méér, maar dat ze oorspronkelijk géén familie van elkaar waren, géén “kindren van één vader”! Het waren aparte stammen die elkaar niet kenden of wél kenden, maar dan als rivalen of zelfs vijanden. Ook zijn ze niet als één gelovig leger vanuit Egypte en de woestijn het beloofde land binnengetrokken, - sommigen woonden er altijd al, anderen kwamen uit het Tweestromenland op de veilige bergen en de vruchtbare vlaktes af, weer anderen infiltreerden vanuit de Negev (want het land wás al bevolkt!), en weer anderen vochten zich binnen vanuit Egypte. Die hadden misschien de slavernij en de uittocht meegemaakt, anderen de Sinaï, weer anderen de woestijn of het Tweestromenland. Er waren ‘Abrahamstammen’ en ‘Jakobstammen’ maar géén familie. ‘Mozesstammen’ en ‘Jozefstammen’, eveneens geen familie; ze hebben pas vrede en een verbond gesloten toen er een Ark des verbonds en een Tent van samenkomst was die als ‘midden’ functioneerden, als ‘roepende stilte, verre stem’. Het geloof van 1 of 2 van de stammen heeft twaalf stammen verenigd en tot vrede ‘gedwongen’. Israël is niet begonnen als een ‘volk’ (een familie, geboren uit groei en bloei) maar als een ‘gemeente’, een gelovige gemeenschap, ‘geroepen en verzameld’. ‘Israël is z’n bestaan begonnen als gemeente van de éne God tussen en ten dienste van de vele volkeren en hun vele goden. De zonde die altijd op de loer gelegen heeft en waarvoor deze eerste gemeente van de ENE vele malen is gevallen is: een volk als alle volken willen zijn… Toen de geloofsgemeenschap eenmaal rond tent en later tempel was verzameld en tot eenheid gebracht zijn de afzonderlijke geschiedenissen tot één geschiedenis gesmeed, en zijn de afzonderlijke stamvaders en stammoeders tot één familie gemaakt. Wij noemen dat wel ‘invented history’, - zoals heel veel ‘history’ invented is: schrijf maar eens één geschiedenis van een ‘veelheid’ als Duitsland…, en ook Nederland is lang niet altijd één-en-hetzelfde land geweest. De ‘Bijbelse geschiedenis’ is niet zomaar ‘geschiedenis’ en zeker geen glorieuze, - de samengevoegde verhalen vormen een adembenemend relaas over de wonderbare schepping van ‘Israël’: voortdurend leek het er niet te komen, en langs Gods wondere wegen kwam het er toch! Het is geen geschiedenis van triomfen, het is een geschiedenis van veel verliezen, veel list en bedrog, veel onvruchtbaarheid of uitblijvende bevruchting daar waar met smart op tenminste één zoon werd gewacht… maar uiteindelijk… krijgt Lea, de niet-beminde met de fletse ogen, die met list en bedrog Jakob in de maag gesplitst is, een aantal zonen (6+1 dochter), - en zelfs Rachel krijgt er twee, al wordt de Benjamin haar dood. Als het aan Jakob had gelegen was Lea nooit zijn bruid geworden, maar ze werd het wel, God zij gedankt, en baarde Juda, de stamvader van David, Salomo en Jezus, - en van álle Judeeërs ofwel Joden! Zonder Lea(!) was het grootste deel van de geschiedenis niet doorgegaan! (verderop wordt het nog gekker: zonder een Tamar die de hoer gespeeld heeft was er alweer geen stam van Juda geweest, geen David, Salomo en Jezus; er zouden geen Joden geweest zijn in de wereld en geen christenen…Dank God voor alle list, bedrog en onfatsoen die Hij heeft gebruikt om ons tot hiertoe te brengen!) Mijn romantische ziel slaakt en zucht van verlichting als de arme Jakob na 2x7 jaren ‘dienen’ eindelijk als vrij man zijn beminde Rachel mee kan nemen richting Kanaän…maar Israëls koningen en messias Jezus zullen uit Leah voortkomen! De bedrieger Jakob is zélf door Laban bedrogen, - en dat is maar goed ook, vertelt de heilige Schrift! Een geloofsgemeenschap beslaat slechts voort door de hand van God en door…geloof, - vertrouwen in het scheppende en bewarende werk van de onzichtbare God. ‘Heer, geef ons meer geloof!’ verzuchten Jezus’ apostelen als hij hen leert om desnoods 7x per dag een broeder te vergeven die tegen je zondigt en berouw heeft (zusters zondigen niet, dacht Lucas). Geef ons meer geloof! – niet: geef ons ‘een geloof’ maar méér geloof idzv vertrouwen, vertrouwen in God die wegen weet waar geen weg is en vertrouwen in mensen die een nieuw begin willen maken. Méér geloof…, - een geloof zo klein maar als een mosterdzaadje vermag al álles, zegt Jezus. Het begínt bij: doodgewoon dienaar zijn en het werk doen dat de Heer verwacht. Met dienstbaarheid aan de Heer en minimaal vertrouwen in de Heer kan álles, - zegt Jezus op zijn weg naar Jeruzalem, waar hij niets meer zal kunnen en uiteindelijk, in de kracht van God, ‘álles in allen’ zal worden! Waag het, vandaag en in de nieuwe week, met ‘méér geloof’, in de Vader, de Zoon en de heilige Geest! Amen. VOORBEDEN God van Abraham, Izaäk en Jakob, God van uw gemeente Israël en Heer van heel de christenheid, geef ons méér geloof, - vertrouwen in uw scheppende kracht sinds eeuwig en nog steeds, - dat Gij langs de wonderlijkste wegen uzelf een gemeente creëert en bewaart van ‘doodgewone’ dienaars en dienaressen, - die in alles, tot uw dienst bereid, op U blijven wachten. Op deze Israëldag vragen wij om een goed nieuw jaar (uw zegen) voor de joodse gemeenschappen overal op aarde, en voor de staat Israël met al zijn mensen en al hun lief en leed. Sterk hen en bewaar hen, en schenk hen méér geloof. Ook voor de andere kinderen van Abraham bidden wij: voor christenen en moslims. Zaai vrede in hun harten en gedachten, en schenk hun meer gelóóf. Voor álle kinderen van Adam bidden wij, - de volkeren in hun verscheidenheid: dat de zaden van vrede en van geloof, hoop en liefde in hen goede aarde mogen vinden, en ópkomen en groeien en bloeien. Om vrede en eenheid in Zaanstad bidden wij; om perspectief voor jong en oud, kracht en genezing voor de zieken, goede moed voor de stervenden, liefde voor de dieren, nuchterheid voor verliefden, troost voor mensen in rouw, - en de verwachting van u Rijk in ons allen.