1ste zondag Landbouwgrond, bouwgrond, industrieterrein! Wie macht en geld heeft kan grond kopen om te exploiteren of te boren naar mineralen en gas. De campagne van Broederlijk Delen brengt ons naar Colombia in Zuid-Amerika waar 89% van de bevolking slechts 54% van de grond bezit. Meestal zijn het kleine boeren die van hun grond verdreven worden om plaats te maken voor de aanleg van een stuwmeer of grootschalige bouwprojecten. De aarde, ons gegeven om te leven, is geworden tot louter koopwaar in handen van een kleine groep. Dit ten koste van een grote meerderheid, die afhankelijk is en wordt van deze willekeur. De lezingen van vandaag geven ook op dat vlak een duidelijke boodschap. De eerste lezing vertelt van de kleine boer, die in het beloofde land Kanaän is aangekomen. Fier brengt hij zijn korf met de eerste veldvruchten tot bij de priester, om ze dankbaar op te dragen aan God. Het boerengezin moet er een verhaal bij vertellen, dat essentieel is. 'Mijn vader was een zwervende Arameeër'. (de oorspronkelijke tekst spreekt van een ‘afgedwaalde Arameeër’). Hiermee wordt verwezen naar Abraham, die wegtrok uit zijn familieclan. Abraham vertrok samen met zijn vader Terach uit Ur (aan de Eufraat) en samen hadden zij in Haran een goede plek gevonden voor hun kudde schapen en geiten. Maar hier maakt Abraham zich los van zijn vader. Hij voelde zich aangesproken door een goddelijke stem, die hem weglokt uit zijn vertrouwde omgeving. De familie van Abraham geloofde in de god van de maan. De maan die zijn bescheiden licht werpt op de rondtrekkende karavanen, zodat ze ’s nachts kunnen trekken en hun weg vinden in die woeste streken. Overdag is er immers de brandende zon. Maar nu laat Abraham deze natuurgod achter zich en gaat een andere beschermgod achterna. Het is de God die zegt: 'Trek weg uit je land, je familie.' De zwervende, afgedwaalde Arameeër wordt stamvader van een nieuw volk, dat andere wegen gaat. En de boerenfamilie mag verder getuigen. 'Als een klein groepje kwamen wij in Egypte terecht. Maar toen we in aantal groeiden gingen de Egyptenaren ons uitbuiten en tot slaven maken. En opnieuw zijn wij door die God van onze vaderen weggeleid uit dat slavenhuis tot we hier terecht kwamen in dit land van melk en honing'. De verteller spreekt als herder als hij het over melk en honing heeft. 'Ik breng nu de eerste vruchten van de grond, die Gij, Enige, mij hebt geschonken'. Hiermee mogen we nooit vergeten dat we rondtrekkende mensen blijven ook al zijn we gesetteld, dat we het land niet bezitten maar als gave krijgen. Dat is ook voor ons zo. Wij met onze baksteen in de maag, met de vanzelfsprekendheid waarmee we onze winkelkarretjes volproppen, met onze energieverslindende auto’s, moeten leren dat de grond ons gegeven is. Een gave waar we omzichtig mee moeten omgaan. Jezus in de woestijn krijgt met allerlei verleidingen te maken. 'Wordt hij een machthebber of een dienstknecht?' 'Zeg dat deze stenen brood worden'. Wees sterke man, wonderdoener, die de massa op zijn hand heeft. Maar hij kwam om mensen te leren delen: 'een mens leeft niet van brood alleen’. Dan toont de dwarsligger van Gods verhaal, hem alle koninkrijken van de wereld en staat Jezus oog in oog met machthebbers en wereldverdelers. Maar hij wil niet aan hun kant staan, wel aan de kant van die onderdrukt en misbruikt worden. Tenslotte is er de subtiele verleiding om geloof en vertrouwen om te buigen naar spektakel en show. Jezus doorziet echter die poging om hem los te maken van die kudde zonder herder. Alleen in het mededogen van de één met de ander, in de trouw van mensen aan mensen, in het volbrengen van gerechtigheid komt het rijk van God dichterbij. Deze vastentijd zet ook ons voor die verantwoordelijkheid. Welke keuze maken wij?