De vertelkunst van de Abrahamcyclus

advertisement
De vertelkunst van de
Abrahamcyclus
Genesis 11,27–25,11
Situering van de Abrahamcyclus
• Na de Bijbelse oergeschiedenis.
• De toledot van Sem.
• Toledot van Terach (11,27-32), de vader van Abraham.
• Neemt Gods zegen een einde?
• Situering van de roeping van Abraham (12,1-9): sluit aan bij wat in zijn familie
al begonnen is.
• Belang van de eindredactie van Genesis in het herschrijven van en de
theologische interpretatie van bronnenmateriaal over Abraham.
Gods opdracht - Gn 12,1
• Lech lecha: ga, jij.
• Nieuw element in Gods opdracht: Abraham moet zijn familie verlaten.
• Weggaan zonder duidelijke bestemming.
Gods belofte – Gn 12,2-3
• Land, nageslacht, zegen
Ik zal je tot een groot volk maken,
ik zal je zegenen,
ik zal je naam groot maken,
en wees een zegen,
ik zal zegenen, die jou zegenen,
die jou verwenst, zal ik vervloeken,
in jou zullen alle generaties van de aardbodem gezegend worden.
Gods belofte
• Klemtoon op de zegen
• Abraham ontvangt zegen
• Abraham moet tot zegen worden
Abraham voert Gods opdracht uit - Gn 12,4-9
• Abrahams Godsvertrouwen
• Hij verlaat zijn land en familie voor een onduidelijke bestemming
• Besnijdenis in Gn 17: nageslacht?
• Beeld van Israël dat naar het Beloofde Land trekt
• Sichem herinnert aan Joz 24
• De eik More
• Het land is bewoond: ‘De Kanaänieten waren toen in het land’.
• Abraham verkent het land in al zijn uithoeken
Abraham als prototype voor Israël
• Nergens echt thuis en leven met verdrukking
• Een rondtrekkend bestaan
• Verdrukking in Egypte – 12,10-20
• Als vreemdeling bij de Filistijnse koning Abimelek - 20
• Belofte en verbond
• Land en nageslacht? Verbond in Gn 15
• Abraham ziet de toekomst van zijn volk
• Verbond en besnijdenis in Gn 17
Wordt de belofte werkelijkheid?
• Land
• Abraham blijft vreemdeling.
• Hij kan slechts kleine stukken land verwerven: Gn 21,22-34; Gn 23.
• Zegen
• Is er zegen als er geen land en nageslacht is?
• Toch wordt Abraham zelf tot zegen: Gn 14; Gn 18
• Nageslacht
• Onvruchtbaarheid van Sara
• Een zoon, Ismaël, uit Sara’s slavin Hagar (Gn 16) wordt ook drager van belofte
• Toch een zoon uit Sara zelf: Isaak – Gn 21,1-7
De binding van Isaak: ultiem teken van
Godsvertrouwen – Gn 22,1-19
• Anticlimax
• Abraham wordt beproefd/getest.
• Lech lecha: ga, jij – gelovige blijft in beweging, is nooit gesetteld.
• Ambiguïteit in de opdracht.
• Abrahams bereidheid om ook deze opdracht te vervullen.
• Dialoog tussen vader en zoon
• De binding van Isaak – de ‘aqedah’
• Abraham moet Isaak loslaten
• Geen toledot van Abraham
Abraham, vader van geloof
• Abraham stelt zijn vertrouwen onvoorwaardelijk op God, zelfs in
tegenslagen en ontgoochelingen.
• Niet iedereen is tot dit geloof bereid of bestemd.
• Abraham als inspirerende figuur.
Download