s i e r p O r dooiJd t e d Het Nieuwe Testament begint met de verhalen over de geboorte van Jezus in Betlehem. Hij groeit op in Nazaret, een dorp in Galilea. Als Jezus ongeveer dertig jaar oud is, verzamelt hij leerlingen om zich heen, en reist met hen door heel Israël. Hij maakt mensen beter en vertelt overal over God en Gods nieuwe wereld. Jezus krijgt ook vijanden. Hij wordt uiteindelijk gekruisigd, en hij sterft. Maar na drie dagen is zijn graf leeg: hij is opgestaan uit de dood! Omdat Jezus tijdens de laatste maaltijd met zijn leerlingen brood en wijn met hen deelde, is dat nog steeds een teken om aan hem te Lucas 2:1-21 en Johannes 20:1-18 denken. ongeveer 4 voor Christus -30 na Christus De tiJd van Paulus Handelingen 21:1-6 en Romeinen 1:1-7 ongeveer 30-100 na Christus Als Jezus is opgestaan uit de dood, gaat hij naar de hemel. Zijn leerlingen vertellen over hem. Een van die leerlingen is Petrus. Iemand die ook over Jezus gaat vertellen, is de apostel Paulus. Hij reist veel en hij stuurt veel brieven, bijvoorbeeld naar Rome. Die brieven worden In het begin maakt God de wereld. En God maakt ook de eerste twee mensen: Adam en Eva. Maar na een tijd gaan de mensen verkeerde dingen doen. Daarom wil God de aarde vernietigen met een grote overstroming. Alleen Noach en zijn familie mogen blijven leven. Na de overstroming belooft God dat hij de aarde nooit meer helemaal onder water zal zetten. Als teken daarvan laat hij een regenboog zien. De tiJd van jezus n van de Het begi Genesis 1:1-2: 4 en Genesis 6: De tiJd van Ezra en Nehemia De stad Jeruzalem ligt in puin. Maar op een gegeven moment mogen de Israëlieten van de Perzische koning Cyrus terugkeren naar Jeruzalem en de tempel weer opbouwen. De priester Ezra moet ervoor zorgen dat de mensen in Jeruzalem leven zoals God het wil. Iedereen helpt mee om de stadsmuren en de huizen te repareren. Rond dezelfde tijd is er nog een belangrijke man in Jeruzalem: de leider Nehemia. Hij zorgt ervoor dat alles goed verloopt, en dat de mensen weer leven volgens de wetten van God. De tiJd van Daniel en Ester : ILLUSTRATIE: STEF RINGOOT 9-9:17 De tiJd van Abraham Ga je met me mee op reis door de tijd van de Bijbel? 520-ongeveer 400 voor Christus ALEF – 1 0 wereld Abraham woont in het land Charan. God roept hem, en vraagt hem om naar het land Kanaän te reizen. God belooft hem veel nakomelingen, en geluk. Abraham en zijn familie trekken steeds rond. Ze wonen in grote tenten. Ze hebben kuddes schapen en geiten bij zich, en soms ook nog kamelen. Uiteindelijk komen de nakomelingen van Abraham in Egypte terecht, omdat er hongersnood is in Kanaän. Genesis 12:1-9 en Genesis 15:1-6 Ezra 3:7-13 en Nehemia 7:72-8:12 Juda en Israël zijn kleine koninkrijken. Uiteindelijk worden ze allebei veroverd door volken die machtiger zijn. Eerst veroveren de Assyriërs Israël. Dat gebeurt in 722 voor Christus. In 586 veroveren de Babyloniërs Juda. Ze verwoesten ook Jeruzalem en de tempel, en nemen veel mensen mee naar Babylonië om daar te werken. In Babylonië bouwen de Judeeërs een nieuw leven op. Sommige mensen werken zelfs aan het hof van de voorgelezen aan de eerste christenen die daar wonen. De eerste christenen komen bij elkaar bij mensen thuis, ze eten samen, zingen liederen en lezen uit de heilige boeken. Zo horen steeds meer mensen over Jezus en komt zijn verhaal overal. Daniël 1:1-7 en Ester 2:5-18 722-465 voor Christus koning, zoals Daniël. Na de Babyloniërs komen de Meden en de Perzen. In het bijbelboek Ester kun je lezen dat de Perzische koning Ahasveros met het Joodse meisje Ester trouwt. De tiJd van Mozes Exodus 2:1-10 en Exodus 20:1-21 ongeveer 1500 voor Christus De tiJd van Simson en Debora id De tiJd van Dav en Salomo 1 Sa Rechters 14:1-9 en Rechters 16:15-31 vanaf 1400 voor Christus en 10:1-13 muel 17:38-53 en 1 Koning vanaf 1000 voor Christus Na de tijd van de rechters krijgen de Israëlieten een koning. De bekendste koningen zijn David en Salomo. David maakt van Jeruzalem de hoofdstad. Salomo bouwt in Jeruzalem een grote tempel voor God, en een paleis voor zichzelf. Na de koningen David en Salomo gaat het niet meer zo goed met Israël. Het land valt uit elkaar in twee landen: Israël en Juda. Er zijn veel oorlogen, en veel koningen luisteren niet meer naar God. Na een hele tijd is het land Kanaän veroverd en wonen de Israëlieten er. Het land is verdeeld in twaalf gebieden. De mensen luisteren niet meer naar God. Daarom is er steeds oorlog. Als het volk dan weer spijt krijgt, stuurt God rechters. Dat zijn leiders die in de oorlog de vijanden verslaan, en vertellen hoe de mensen moeten leven. Een heel bekende rechter is Simson. Maar misschien herinner jij je de rechter Debora ook nog wel uit Alef 3! In Egypte wordt het volk van Israël steeds groter. Zo groot, dat de farao bang voor ze wordt en ze als slaven behandelt. Daarom bevrijdt God zijn volk, onder leiding van Mozes. Daarna trekt het volk veertig jaar lang door de woestijn, op weg naar het beloofde land, naar Kanaän. In de woestijn krijgen ze tien belangrijke regels, op twee stenen platen. In die regels staat bijvoorbeeld dat je eerbied moet hebben voor God, dat je niemand mag vermoorden, en dat je niet jaloers moet zijn. 1 1 – ALEF