Geriatrische verpleegkunde

advertisement
Geriatrische
verpleegkunde
Delier
Lonneke Kaag
Joyce Stuijt
Esmee Keur
Lauri Linn Konter
Anne Metselaar
Samantha Tol
Myrthe van Kuilenburg
500654400
500635116
500634892
500642432
500644239
5006
500635432
Klas: 3IKZ1
Vak: Geriatrische verpleegkunde; Delier
Docent: Alice Scheffer
Datum: 23 september 2013
Inhoudsopgave
Vragen bij casus Mw. Bes ........................................................................................................... 3
Literatuurlijst .............................................................................................................................. 8
2
Vragen bij casus Mw. Bes
1. Verhelder de onduidelijke begrippen in de casus: decompensatio cordis, furosemide,
artrose.
- Decompensatio cordis: hierbij schiet het hart tekort bij het bloed wegpompen. Dit kan
komen doordat de hartspier ziek is, of omdat het hart overbelast wordt. Hierdoor hoopt
het bloed zich op voor het hart, en neemt de druk in de aders toe.1
- Furosemide: dit is een lisdiureticum. Dit medicijn zorgt voor het snel afvoeren van vocht,
en hierbij het verlagen van de bloeddruk. Deze medicatie wordt o.a. voorgeschreven bij
hartfalen, oedeem en hoge bloeddruk.
- Artrose: een reumatische ziekte waarbij het kraakbeen dunner en zachter wordt.
Hierdoor ontstaat een geleidelijk pijn, en stijfheid.1
2. Geef 3 factoren aan in deze casus die de patiënt tot een geriatrische patiënt maken.
- De leeftijd van de patiënt. Geriatrische patiënten zijn vaak oud, en de vrouw in de casus
is 87 jaar.
- Complexiteit van aandoeningen. Bij de patiënt is er sprake van meerdere aandoeningen
die zich tegelijkertijd afspelen.
- Polyfarmacie, mevrouw gebruikt veel medicatie.2
3. Pas de screeningsbundel Kwetsbare Ouderen toe uit de VMS praktijkgids.
Delier: 2 punten
Vallen: 0 punten
Fysieke beperkingen: 2 á 3 punten
Ondervoeding: 3 punten
4. Deze patiënt heeft een hoge temp., lage tensie, hoge pols. Waar denk je aan en wat voor
actie zou je ondernemen. Maakt het hierbij verschil dat mevrouw oud is.
Een urineweginfectie. Het eerste wat je dan gaat doen is deze behandelen, om ervoor te
zorgen dat mevrouw niet in een delier terecht komt. Wanneer mevrouw al last heeft van een
delier, zal een behandeling van de onderliggende oorzaak deze oplossen.
Hierbij maakt het uit dat mevrouw oud is, omdat je dat als verpleegkundige er alert op moet
zijn dat zich geen delier vormt.
5. Mevrouw Bes loopt risico op een delier. Welke factoren bepalen het risico op een delier en
welke zie je in deze casus terug? Wat voor soort delier heeft deze patiënte?
De verschillende risicofactoren voor een delier zijn:
- hoge leeftijd
- dementie
- psychiatrische stoornissen
- alcoholmisbruik
- polyfarmacie
- visusbeperkingen
- gehoorbeperkingen
- slaaptekort
- ondervoeding3,4
1
De Jong J, Jüngen I, Zaagman- van Buuren M. Interne Geneeskunde. Houten:Bohn Stafleu van Loghum; 2007
Mens en gezondheid. Ouderenzorg: de geriatrische patiënt – kwetsbare ouderen. http://mens-engezondheid.infonu.nl/ziekten/60810-ouderenzorg-de-geriatrische-patient-kwetsbare-oudere.html. (Geraadpleegd op 10
september 2013)
2
3
De risicofactoren die je in de casus terug ziet bij mevrouw Bes zijn:
- hoge leeftijd
- (mogelijke) dementie
- Polyfarmacie
- ondervoeding3,4
Mevrouw Bes heeft in het ziekenhuis een apathische/hypoactieve vorm van een delier
gehad. Dit houdt in dat er bewustzijnsdaling optreedt bij de patiënt. Mevrouw Bes is afwezig,
komt slaperig over, beantwoord geen vragen en maakt haar zinnen niet af. Verder maakt
mevrouw geen initiatief om te gaan eten en is mevrouw moeilijk tot activiteiten aan te
sporen.
Buiten de apathische/hypoactieve vorm bestaan er nog twee vormen:
- de onrustige/hyperactieve vorm: Deze vorm wordt gekenmerkt door agitatie,
desoriëntatie, bewustzijnsdaling, wanen en hallucinaties.
- De gemengde vorm: Bij deze vorm is de patiënt afwisselend hyper- en hypoactief. Deze
vorm komt erg veel voor bij ouderen3,4.
6. Naast risicofactoren bestaan er ook uitlokkende factoren voor het delier. Hoe verhouden de
uitlokkende factoren zich ten opzichte van de risicofactoren? Krijgen alle patiënten met een
risico ook een delier?
Niet elke patiënt waarbij risicofactoren aanwezig zijn krijgt ook te maken met een delier. De
kans op een delier neemt toe naarmate de kwetsbaarheid van iemand toeneemt, dit zijn de
precipiterende factoren (uitlokkende factoren)
Uitlokkende factoren voor een delier kunnen zijn:
- infecties (vooral een urineweginfectie of een pneumonie)
- medicatie (medicatiewijziging of -onttrekking en polyfarmacie)
- acuut trauma
- urineretentie3,4
- pijn
- grote operatie
- dehydratie
- elektrolytenstoornis
3
Kruk T van der, Salentijn C, Schuurmans M. Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. Den Haag: Boom Lemma
uitgevers; 2010. p. 258-266
4
Van der Weele GM, Van Dijk A, Eekhof JAH, Olde Rikkert MGM, Scholtes ABJ, Veehof LJG, Janssen PGH, Eizenga WH.
NHG-Standaard Delier bij ouderen 2003. https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-delier-bij-ouderen.
Geraadpleegd op 9 september 2013.
4
7. Welk instrument zou je gebruiken om te screenen of mevrouw een delier heeft?
Om te screenen of mevrouw Bes een delier heeft kunnen de verpleegkundigen gebruik
maken van verschillende schalen. Deze schalen zijn ontwikkeld voor artsen en
verpleegkundigen en ze zijn specifiek bedoeld voor het herkennen van een delier. Schalen
voor het observeren van de symptomen tijdens de zorgverlening zijn de NEECHAM Confusion
Scale en de Delirium Observation Screening Scale (DOS)5,6.
- NEECHAM Confusion Scale
Bij deze schaal wordt er gescreend op verschillende niveaus. Namelijk de verwerking van
informatie, het gedrag en de fysiologische toestand. Voor elk niveau zijn er verschillende
scores. Het totaal van deze scores bepaalt of iemand verward is of niet5.
- Delirium Observation Screening Scale (DOS)
De DOS werkt via observaties die een verpleegkundige tijdens de zorg waarneemt. Er worden
voor de screening antwoord gegeven op verschillende vragen, zoals:
- zakt weg tijdens gesprek of bezigheid
- maakt vraag of antwoord niet af
- reageert traag op opdrachten
- is plukkerig, rommelig, rusteloos 6
8. Benoem de 4 meest belangrijke interventies die bij mevrouw Bes kunnen worden toegepast
gericht op het delier.
De verpleegkundige kan zich richten op psychosociale interventies, omgevingsinterventies
(oriëntatie, veiligheid, sensorisch over-of onderprikkeling) en hallucinaties en angst.
- De verpleegkundige kiest voor een rustige benadering met een heldere communicatie
door een beperkt aantal personen. (omgeving gerichte interventie)
- De kamer inrichten met vertouwde voorwerpen zoals eigen foto’s, wekker, deken enz..
(oriëntatie en angst gerichte interventie)
- De verpleegkundige kan zorgen voor een goed onderscheid tussen dag en nacht.
(oriëntatie gerichte interventie)
De verpleegkundige biedt ondersteuning bij de persoonlijke verzorging. 7
- oriëntatie in tijd en plaats
9.
Mevrouw is mogelijk ondervoed, hoe kun je dit screenen aan het begin van de
ziekenhuisopname?
Door bij mevr. Bes een Short Nutritional Assessment Questionaire (SNAQ) score of
Malnutrition Universal Screening Tool (MUST). De SNAQ score wordt bepaald aan de hand
van een vragenlijst die wordt afgenomen door een verpleegkundig tijdens het afnemen van
5
Neelon et al. NEECHAM Confustion Scale. Internetsite Nursing 2003.
http://www.nursing.nl/PageFiles/6926/001_RBIAdam-image-NURS6235I01.pdf. Geraadpleegd op 11 september 2013.
6 Redactie nursing.nl. Delirium Observatie Screening (DOS) Schaal 2003.
http://www.nursing.nl/PageFiles/6202/001_RBIAdam-image-NURS6223I01.pdf. Geraadpleegd op 11 september 2013.
7
Kruk T van der, Sentijn C, Schuurmans M. Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. Den Haag: Uitgeverij Lemma BV;
2007. 2e druk.
5
de anamnese. Patiënten die een slechte voedingstoestand hebben, daar voor wordt de
diëtiste ingeschakeld.8
10. Wat is de Body Mass Index (BMI) van mevrouw Bes?
BMI= 1682:51= 18,1
Onder de 18,5 is ondergewicht. Dus mevr. Bes heeft ondergewicht. 9
11. Noem 3 aandachtspunten bij polyfarmacie
Bij het ouder worden stijgt de kans op het ontstaan van verschillende aandoeningen,
hiermee gaat medicatie gebruik gepaard.10 Als definitie van polyfarmacie hebben wij
genomen: ’Er is sprake van polyfarmacie als een patiënt vijf of meer geneesmiddelen uit
verschillende therapeutische groepen of subgroepen chronisch gebruikt’.11
Wij hebben 3 aandachtspunten specifiek voor polyfarmacie opgesteld die ook op
verpleegkundig gebied van toepassing zijn:
- Goede communicatie tussen patiënt, mantelzorgers en professionals. Juist wanneer een
geriatrische patiënt bij meerdere professionals bekend is en hierdoor verschillende
medicatie bij verschillende artsen voorgeschreven krijgt, is de kans op bijwerkingen en
interactie tussen verschillende medicijnen vergroot. Ook kunnen specialisten niet op de
hoogte zijn van medicatie van andere specialisten.11
- Ondoelmatig gebruik tegen gaan14. Hiermee wordt bedoeld in de gaten houden of de
medicatie die gebruikt wordt nog wel geïndiceerd is. Of er geen verschillende medicatie
voor het zelfde wordt gebruikt. Is de dosis wel aangepast, bij bijvoorbeeld
gewichtstoename of afname. En wordt een middel gebruikt om een andere vermijdbare
bijwerking te behandelen.
- Bijwerkingen signaleren12. Als verpleegkundige sta je elke dag aan het bed van de
patiënt. Hierdoor ben je vaak de eerste die bijwerkingen opmerkt en rapporteert. Deze
gegevens moeten door worden gegeven aan een arts, die hier actie op kan ondernemen.
12. De Geriatric Giants
Het is bij iedereen bekend dat de functie in vrijwel alle organen, samen met cognitieve functies
en mobiliteit achteruit gaan bij het toenemen van de leeftijd. In de literatuur worden de meest
voorkomende problemen bij ouderen ook wel de Geriatric Giants (de ‘geriatrische reuzen’)
genoemd. In Nederland noemt men het de 5 i’s:
● intellectuele achteruitgang
● incontinentie
● instabiliteit
● immobiliteit
● intoxicatie13
8 Stuurgroep ondervoeding. Waarom is in dit project gekozen voor gebruik van de SNAQ of de MUST als
screeningsinstrumenten om ondervoede patiënten te herkennen?. 2010.
http://www.stuurgroepondervoeding.nl/index.php?id=34. Geraadpleegd op 11 september 2013.
9
Stichting voedingscentrum Nederland. BMI- meter. Z.d. http://www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-gewicht/bmimeter.aspx. Geraadpleegd op 9 september 2013.
10
Z.n. Leermenu Theoretisch kader. Polyfarmacie.
http://www.leermenu.nl/data/cd2/4_theoretischkader_polyfarmacie.html . Geraadpleegd 8 september 2013.
11
Nederlandse huisartsen genootschap. MDR polyfarmacie bij ouderen. https://www.nhg.org/themas/artikelen/mdrpolyfarmacie-bij-ouderen. Geraadpleegd 10 september 2013.
12
Nelissen-Vrancken M .Polyfarmacie. DGV Utrecht; 2003
6
13. Diagnose van dementie
Wanneer er iets mis blijkt te zijn met de cognitie van een patiënt, moet een arts of psychiater
uitsluiten dat het om iets anders dan dementie gaat bv. een delier, depressie, vitaminetekort etc.
Blijft de verdenking: dementie, dan zijn er onderzoeken nodig om dit uit te wijzen.
Hierbij is te denken aan:
- Anamnese
- Heteroanamnese
- lichamelijk, neurologisch en psychiatrisch onderzoek
- laboratoriumonderzoek
- zorgdiagnostiek14
Om als verpleegkundige dementie in de gaten te houden, vermelden wij hieronder de eerste
symptomen van dementie, wanneer deze symptomen zich voordoen kan een onderzoek
gestart worden.
De patiënt krijgt moeite met:
- zich iets herinneren wat kort geleden is gebeurd;
- zich aanpassen aan nieuwe omstandigheden;
- zich oriënteren;
- het juiste woord vinden;
- nieuwe dingen leren;
- zijn emoties onder controle houden;
- beslissingen nemen;
- rekenen en met geld omgaan.15
14. Waarom diagnose niet in het ziekenhuis?
De diagnose dementie wordt in de casus niet in het ziekenhuis gesteld, omdat dit geen noodzaak
is en niet zeker is dat de verwardheid bij opname door dementie komt. Mw. heeft hoge koorts en
knapt op van de antibiotica dit kan duiden op een delier. De verwardheid die verpleegkundigen
zien in het ziekenhuis kan dus andere verwardheid zijn als thuis. De symptomen die mw. in het
ziekenhuis vertoont zijn dus geen betrouwbare waarden bij de diagnose voor dementie.
Echter bij ontslag is mw. opgeknapt en kan ze terug naar haar huissituatie. Hier kan wel
onderzocht gaan worden of mw. eventueel lijdt aan beginnende dementie.
13
Leermenu Theoretisch Kader. Co-morbiditeit. http://www.leermenu.nl/data/cd1/4_theoretischkader_comorbiditeit.html
. Geraadpleegd 8 september 2013.
14
Trimbos instituut. Diagnostiek dementie. http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychischegezondheid/dementie/diagnostiek . Geraadpleegd 8 september 2013.
15
Alzeimer-Nederland. De eerste verschijnselen bij dementie. http://www.alzheimer-nederland.nl/informatie/wat-isdementie/eerste-verschijnselen.aspx. Geraadpleegd 10 september 2013.
7
Literatuurlijst
1. De Jong J, Jüngen I, Zaagman- van Buuren M. Interne Geneeskunde. Houten:Bohn Stafleu van
Loghum; 2007
2. Mens en gezondheid. Ouderenzorg: de geriatrische patiënt – kwetsbare ouderen.
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/60810-ouderenzorg-de-geriatrische-patientkwetsbare-oudere.html. (Geraadpleegd op 10 september 2013)
3. Kruk T van der, Salentijn C, Schuurmans M. Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. Den
Haag: Boom Lemma uitgevers; 2010. p. 258-266
4. Van der Weele GM, Van Dijk A, Eekhof JAH, Olde Rikkert MGM, Scholtes ABJ, Veehof LJG,
Janssen PGH, Eizenga WH. NHG-Standaard Delier bij ouderen 2003.
https://www.nhg.org/standaarden/volledig/nhg-standaard-delier-bij-ouderen. Geraadpleegd
op 9 september 2013.
5. Neelon et al. NEECHAM Confustion Scale. Internetsite Nursing 2003.
http://www.nursing.nl/PageFiles/6926/001_RBIAdam-image-NURS6235I01.pdf.
Geraadpleegd op 11 september 2013.
6. Redactie nursing.nl. Delirium Observatie Screening (DOS) Schaal 2003.
http://www.nursing.nl/PageFiles/6202/001_RBIAdam-image-NURS6223I01.pdf.
Geraadpleegd op 11 september 2013.
7. Kruk T van der, Sentijn C, Schuurmans M. Verpleegkundige zorgverlening aan ouderen. Den
Haag: Uitgeverij Lemma BV; 2007. 2e druk.
8. Stuurgroep ondervoeding. Waarom is in dit project gekozen voor gebruik van de SNAQ of de
MUST als screeningsinstrumenten om ondervoede patiënten te herkennen?. 2010.
http://www.stuurgroepondervoeding.nl/index.php?id=34. Geraadpleegd op 11 september
2013.
9. Stichting voedingscentrum Nederland. BMI- meter. Z.d.
http://www.voedingscentrum.nl/nl/mijn-gewicht/bmi-meter.aspx. Geraadpleegd op 9
september 2013.
10. Z.n. Leermenu Theoretisch kader. Polyfarmacie.
http://www.leermenu.nl/data/cd2/4_theoretischkader_polyfarmacie.html . Geraadpleegd 8
september 2013.
11. Nederlandse huisartsen genootschap. MDR polyfarmacie bij ouderen.
https://www.nhg.org/themas/artikelen/mdr-polyfarmacie-bij-ouderen. Geraadpleegd 10
september 2013.
12. Nelissen-Vrancken M .Polyfarmacie. DGV Utrecht; 2003
13. Leermenu Theoretisch Kader. Co-morbiditeit.
http://www.leermenu.nl/data/cd1/4_theoretischkader_comorbiditeit.html . Geraadpleegd 8
september 2013.
14. Trimbos instituut. Diagnostiek dementie. http://www.trimbos.nl/onderwerpen/psychischegezondheid/dementie/diagnostiek . Geraadpleegd 8 september 2013.
15. Alzeimer-Nederland. De eerste verschijnselen bij dementie. http://www.alzheimernederland.nl/informatie/wat-is-dementie/eerste-verschijnselen.aspx. Geraadpleegd 10
september 2013.
8
Download