DoelenKwartet maart 2014 Magische klankbeelden Het strijkkwartet in perspectief Het eerbiedwaardige genre van het strijkkwartet, sinds Mozart en Beethoven het symbool van klassieke volmaaktheid, zijn sobere tot vier strijkers gereduceerde homogene klank, blijft componisten fascineren. Zoals de moderne werken op dit programma bewijzen is het stilistische spectrum groot en zijn de klankmogelijkheden nog lang niet uitgeput. De Deen Hans Abrahamsen ontlokt de strijkinstrumenten ongehoorde tonen. De Fin Jouni Kaipainen dirigeert het genre door toevoeging van een sopraan en teksten van onder anderen Rilke in een poëtische richting. Zo ook Hans Koolmees, van wie Golven voor sopraan, strijkkwartet, slagwerk en tape vandaag zijn wereldpremière beleeft. De Duitse componiste Iris ter Schiphorst liet zich in haar eveneens in dit concert voor het eerst uitgevoerde en voor het DoelenKwartet geschreven experimentele werk 'Aus Liebe...' inspireren door een aria uit de Mattheuspassie. Abrahamsen – Ongehoorde klanken Het Strijkkwartet nr. 4 van Hans Abrahamsen is net als zijn voorafgaande strijkkwartetten een poging om een nieuw klankconcept te vinden. Reeds de neutrale titel “strijkkwartet” wijst erop dat aan het werk geen buitenmuzikale programmatische ideeën ten grondslag liggen. De zoektocht naar ongewone klanken verbindt de Deen met zijn leraar Ligeti, de uitvinder van de microtonale klankruimtecompositie. In zijn vierde strijkkwartet verkent de componist de ondertoonreeks. Deze op rekenkundige formules gebaseerde reeks kan in tegenstelling tot de bekendere en het traditionele harmonische systeem bepalende boventoonreeks niet met gewone speeltechnieken (bijvoorbeeld overblazen bij blazers) hoorbaar worden gemaakt. De componist legt de bijzondere voor strijkers vereiste vingertechniek in de partituur minutieus uit. Van de ondertoonreeks – ze klinkt meteen in het begin (als 'broken glass' aldus Abrahamsen) – leidt de componist het thematische materiaal van alle delen af. Het reeksthema presenteert zich eerst 'Lighty and airy' ('High in the sky singing'), dan 'With motion' ('Dance of the light'), in het derde deel 'Heavy and earthy' en in het slotdeel 'Gently rocking'. Klankonderzoek en muzikale expressie gaan in Abrahamsens Strijkkwartet nr. 4 samen. Kaipainen – Zinderende erotiek 'Nieuw-neoclassicistisch' – zo heeft zijn Finse collega Kalevi Aho de muziek van Jouni Kaipainen gekarakteriseerd. Inderdaad vindt de 57-jarige Kaipainen zijn expressieve middelen dikwijls in de traditie. Zijn oeuvre omvat veel kamermuziek, strijkkwartetten, symfonieën en hij heeft een voorliefde voor het gezongen woord. In veel werken van de Fin valt de geest van Sibelius, Wagner, Mahler en hun expressionistische opvolgers zoals de vroege Schönberg en Berg te bespeuren. Dit geldt zeker voor Glühende Blumen des Leichtsinns, een compositie voor sopraan en strijkkwartet naar teksten van de 'Jugendstil'-dichters Richard Dehmel en Rainer Maria Rilke. De gedichten zijn vol erotische toespelingen en verplaatsen ons terug in het tijdperk van de opkomst van de psychoanalyse en het verzet tegen de burgerlijke seksuele moraal. Kaipainens Glühende Blumen des Leichtsinns (de titel is ontleend aan het gedicht 'Übermacht' van Dehmel) bestaat uit vier in elkaar overlopende delen. De strijkers spreken vaak met één stem, komen over als een coulisse voor de sopraan, die met haar soms hartstochtelijke ontboezemingen boven de strijkersklanken uitstijgt. De componist creëert een droomachtig-surrealistische sfeer, zo nu en dan doorbroken door dramatische uitbarstingen. Koolmees – Toverachtige wereld 'Sober', 'kernachtig' en 'archaïsch': met dergelijke termen wordt de muziek van Hans Koolmees vaak beschreven. Daadwerkelijk klinken de werken van deze Rotterdamse componist 'elementair' in die zin dat hij in zijn composities van alle franje afziet. In dit beeld past het gebruik van modale, middeleeuws aandoende klanken, zijn affiniteit met de anti-romantische houding van de Fransen en Stravinsky. 'De romantiek blijft me tamelijk wezensvreemd', aldus Koolmees in verband met Papillon (Preludium 2005). Niet 'romantisch' maar wel poëtisch: dit gold voor Papillon en dit geldt ook voor Rozen en het vervolg daarop, Golven. In beide werken komt er een sopraan aan te pas en spreken tapegeluiden van vogels (Rozen) en de rollende zee (Golven) tot de verbeelding. Rozen met zijn koraalachtige en aan de oude muziek herinnerende zetting is gebaseerd op klagende verzen uit psalm 90. In het beweeglijker Golven heeft de componist zich over het Bijbelse verhaal van Jona gebogen, die door een walvis wordt opgeslokt. Golven heeft een open einde. Jona wordt door de walvis uitgespuwd en komt weer op het vasteland terecht. Wat overblijft is het eeuwige geruis van de zee. De in het Italiaans en Frans voorgedragen teksten (Jona 2, psalm 104), de beschrijvingen van de schimmige en door vreemdsoortige dieren bevolkte onderwaterwereld hebben Koolmees tot betoverende klankbeelden geïnspireerd: 'Zie hoe wijd de zee zich uitstrekt/Daar wemelt het, zonder tal,/van dieren, klein en groot./ Daar bewegen de schepen zich voort,/daar gaat Leviatan, door u gemaakt om ermee te spelen.' Ter Schiphorst – Liefdesboodschap Iris ter Schiphorst, afkomstig uit een Duits-Nederlands gezin, houdt van experimenteren met klanken. In de jaren negentig zocht zij samen met Helmut Oehring naar een muzikale gebarentaal naar het voorbeeld van doofstommen. Anders dan Oehring ging het haar niet om de creatie van een uitsluitend uit verscheurde geluiden bestaande 'Nicht-Musik', maar vond zij het melodische element onmisbaar. In haar nieuwste werk 'Aus Liebe...' wordt een melodisch motief de drager van een boodschap. Het is – 'frei nach Bach' (I. ter Schiphorst) – gerelateerd aan de gelijknamige aria uit de Mattheuspassie. Dit motief van het 'Wenen' (I. ter Schiphorst) duikt, door microtonale verglijdingen vervreemd en door de altviool gespeeld, meermalen in het werk op. Tegen einde verschijnt de gehele tekst van de Bach-aria in gecodeerde vorm, namelijk in morsetekens vertaald. Er is een duidelijke rolverdeling in het stuk: de violen en de altviool treden als groep op, de cellist speelt een eigen rol. Niet alleen de aanvankelijke ruimtelijke scheiding van de instrumenten – de cellist zit geïsoleerd in het midden – wijst daarop. Ook muzikaal gaat de cellist zijn eigen gang. De c-snaar van zijn instrument is een octaaf lager gestemd; met een specifieke boogtechniek ('bending') produceert hij zwevende, het motief van het wenen nabootsende klanken. Een profeet en getuigen – vrij naar het Bijbelse verhaal en in algemene betekenis – zenden een boodschap van de liefde de wereld in, zij het tot slot met morsetekens: Aus Liebe will mein Heiland sterben,/ Von einer Sünde weiß er nichts./Daß das ewige Verderben/Und die Sprache des Gerichts/Nicht auf meiner Seele bliebe/Aus Liebe... Christiane Schima