OOGAANDOENINGEN

advertisement
Rrubriek Oogaandoeningen in De Stem van Grave
Wat als er sprake lijkt van een visuele én verstandelijke
beperking?
door Truus Rütter
Als ouders vermoeden dat hun kind niet goed kan zien, zullen ze meestal
snel een oogarts bezoeken. Maar wat als onduidelijk blijft wat er écht
aan de hand is? Wat als blijkt dat er niets mis is met de ogen maar met
de hersenen? Als het er op lijkt dat er sprake is van een verstandelijke
beperking? Of, als het nodig is een kind te stimuleren om beter te
kijken? In de omgeving van Breda komen zulke kinderen vaak terecht bij
het koppel De Grip en Schreuders van het regionaal centrum van Visio in
Breda. Oogarts Trudy de Grip, verbonden aan het Amphia ziekenhuis,
werkt hier een halve dag per week samen met orthoptist Heleen
Schreuders.
Wat heeft Visio meer te bieden dan het ziekenhuis?
Oogarts Trudy De Grip: “Visio biedt een belangrijke aanvulling. Wanneer in het
ziekenhuis of bij een andere oogarts is vastgesteld dat een kind slechtziend is,
dan is er begeleiding nodig. Deze begeleiding kan Visio bieden. Het verhaal
achter het probleem en de manier waarop het kind het best geholpen kan
worden, wordt hier uitgezocht door een team met verschillende deskundigen. Er
is een oogarts, een orthoptist, een pedagoog, een psycholoog en
maatschappelijk werker. En ieder onderzoekt een stukje. De orthoptist verricht
een uitgebreid functieonderzoek, de ander zoekt uit hoe het met aandacht en
concentratie zit. Weer een ander probeert te ontdekken hoe je een kind met een
verstandelijke beperking het best kunt stimuleren. In het Amphia ziekenhuis is er
een Downpolikliniek waar ook de oogarts bij betrokken is. Ook deze kinderen
worden meestal doorverwezen naar Visio. Heleen bezoekt regelmatig kinderen in
hun thuis- en schoolsituatie waarbij ze door observatie en onderzoek veel te
weten komt.”
Orthoptist Heleen Schreuders: “Juist voor kinderen met een visuele en
verstandelijke beperking hebben we tegenwoordig veel meer mogelijkheden dan
vroeger. Het is nog niet zo heel lang geleden dat er speciaal voor hen goede
onderzoeksmethoden en specifieke testen zijn ontwikkeld. Tjee, wat hebben we
daarvóór gepionierd met alle mogelijke zelfgemaakte kaarten, tekeningen en
spelletjes.”
Wat voor aandoeningen zien jullie vooral bij kinderen?
De Grip: “Aangeboren staar, scheelzien,vaak gepaard met een lui oog,
aangeboren slechtziendheid door een probleem in de hersenen. Afwijkingen door
rode hond en toxoplasmose zien we tegenwoordig gelukkig minder. Problemen
door vroeggeboorte vaker.”
Schreuders: “En als een kind dan een bril nodig heeft kunnen wij hier bij Visio
een brilgewenningsprogramma aanbieden en daar ondersteunen we ouders en
verzorgers dan ook bij.”
Waaraan kunnen ouders merken dat een kind mogelijk niet ziet?
De Grip: “Soms valt het op dat een kind na een paar maanden niet met de ogen
fixeert en volgt. Soms zie je bijzonder kijkgedrag waarbij kijken en grijpen
bijvoorbeeld niet samengaan. Of er zijn neurologische afwijkingen waarbij de
oorzaak van de slechtziendheid in de hersenen zit.”
Waar ligt de grens tussen goed zien en slecht zien?
De Grip: “Vroeger lag die op 30% Wanneer je dus meer kon zien viel je niet
onder de noemer ‘slechtziendheid’. Die norm is de laatste jaren terecht verruimd.
Een visueel functieonderzoek geeft inzicht in bijkomende stoornissen die voor het
zien van belang zijn. Bij een gezichtsvermogen van 80%, maar ook een forse
uitval van het gezichtsveld kan er sprake zijn van een ernstige beperking.”
Vanaf welke leeftijd kun je een kind onderzoeken?
De Grip: “Oogheelkundig onderzoek is mogelijk vanaf de geboorte. Bij een
gezond kind kunnen we op een leeftijd van 2 ½ tot 3 jaar het gezichtsvermogen
opnemen. Voor het geval er sprake is van een verstandelijke handicap zijn er
speciale visuskaarten ontwikkeld. Ook het instrumentarium voor het
oogheelkundig onderzoek is veel uitgebreider en preciezer dan vroeger. Het is
altijd weer een uitdaging om het onderzoek zo goed mogelijk te doen. We zingen
veel tijdens het onderzoek, de stemming wordt dan vrolijk en meer ontspannen.”
Is het moeilijk om kleine kinderen aan een bril te laten wennen?
De Grip: “Soms gebeurt het dat een driejarige een brilletje krijgt, verbaast
rondkijkt en het niet meer af wil zetten. Bij kinderen met een verstandelijke
handicap is het moeilijker, dan is er doorzettingsvermogen voor nodig omdat het
voordeel niet direct gezien of begrepen wordt.
We leren ouders en begeleiding te beginnen wanneer het kind is afgeleid.
Bijvoorbeeld tijdens het eten, bij een spelletje of wanneer er wordt voorgelezen.
Soms is het moeilijk en geven ouders of begeleiders de moed op. Begrijpelijk,
want je hebt kinderen die de zoveelste dure bril in de toiletpot laten verdwijnen.
Een voordeel is wel dat de huidige brilletjes niet meer zo breekbaar zijn en de
glazen niet meer zo zwaar als vroeger.
Veel kinderen hebben er ook moeite mee als een oog moet worden afgeplakt. Als
ze de noodzaak niet kunnen begrijpen, zijn ze geneigd het pleister er weer af te
trekken. Wij proberen zowel de ouders als de kinderen positief te stimuleren en
we informeren regelmatig hoe het gaat. Een lui oog móet behandeld zijn vóórdat
het kind zeven jaar is. Daarna kun je er niets meer aan doen.”
Is het niet moeilijk om juist kinderen met een verstandelijke beperking
te onderzoeken en te behandelen.
De Grip: “We zien hier niet alleen kinderen, maar ook ouderen. En al zijn ze niet
allemaal verstandelijk beperkt, ze hebben wel allemaal een visuele beperking.
Maar ik ben van mening dat ieder mens met een verstandelijke beperking recht
heeft op een goed oogheelkundig onderzoek en daar ga ik voor. Wij allebei,
trouwens. Het is niet altijd gemakkelijk. Er is vaak veel geduld voor nodig …
maar toch, het is een uitdaging om het zo goed mogelijk te doen.
Elke keer wanneer we samen met alle teamleden tot een goede conclusie en
behandelmethode komen ervaar ik hoe belangrijk juist deze gezamenlijke
aanpak is.”
Download