Psychose en Schizofrenie 1. PSYCHOSE ALS SYMPTOOM Psychose is een symptoom (cfr. koorts) en schizofrenie is een ziektebeeld (cfr. griep). Dat is een groot verschil. 1.1 PSYCHOSE Stoornis in de waarneming (Hallucinaties) Stoornissen in de inhoud van het denken (Wanen) Betrekkingswanen: hoofdkenmerk voor schizofrenie, je denkt dat alles betrekking heeft op uzelf bv. een gele auto op straat heeft betrekking op jou want je hebt een geel hemd aan Achtervolgingswanen Nihilistische wanen; je denkt bv. te sterven bij doordat je in de veronderstelling bent dat je geen darmen meer hebt psychotische depressie Ondergangswanen Grootheidswanen Erotomanie: idee dat iemand anders romantische gevoelens koestert of openstaart voor romantische toenadering terwijl dit niet zo is … Stoornissen in de vorm van het denken Gedachtenstroom Coherentie van het denken Symbolische betekenis: neologismen, concretismen, privaatsymboliek, … 1.1.1 WAARNEMINGSSTOORNIS Illusie, pareidolie: vluchtige visuele vervormingen. Er is een echte stimulus aanwezig die vervormd wordt Externe stimulus aanwezig Visueel: valse herkenning Voorbeelden o o o Bv. stipjes op de muur worden dan verbeeld als spinnetjes of beestjes Bv. gordijn beweegt idee overleden moeder gezien Bv. roze olifantjes ontrekkingsdillusie Hallucinatie Geen externe stimulus Elk zintuig kan betrokken zijn: auditief, visueel, olfactorisch, tactiel, … Maar is vnl. auditief bv. stemmen horen Visueel komt niet vaak voor maar indien wel vnl. veroorzaakt door hersendeficit 1 1.1.2 DENKSTOORNISSEN Overwaardige ideeën Inhoud van een idee is nog min of meer realistisch, maar weegt “te zwaar”, wordt onvoldoende in de context geplaatst, elementen die in de andere richting wijzen worden niet gezien Waanachtige ideeën Inhoud van ideeën is absurd, onrealistisch, maar de persoon kan nog aan het twijfelen worden gebracht over de echtheid ervan (onrealistisch, maar deze kunnen nog genuanceerd zijn. Bij wanen is dit niet het geval) Wanen Inhoud van ideeën is absurd, onrealistisch, en de persoon kan niet aan het twijfelen worden gebracht over de echtheid ervan. Voorbeeld: iemand heeft iets drie jaar geleden gedaan Overwaardig: denken er overmatig aan, houdt de persoon bezig Waanachtig: denkt ‘misschien ga ik mijn job daardoor verliezen en daardoor komt mijn gezin op straat’ maar als iemand zegt van ‘nee, je wordt geapprecieerd’ dan geloven ze dat nog wel Waan: ze geloven niet meer als iemand dat tegenspreekt, zijn overtuigd van hun verdoeming 1.2 PSYCHOSE EN ZIEKTEBEELDEN Psychotische symptomen kunnen voorkomen bij een aantal ziektebeelden in de psychiatrie: Schizofrenie Bipolaire stoornis (manische én depressieve faze) Depressie Schizoaffectieve stoornis Waanstoornis: geen schizofrenie, afgekapselde waan Korte reactieve psychose (≠ schizofrenie, maar heeft wel psychose als kenmerk): reactie op stress bv. Psychose door alcohol / drugs (intoxicatie of onttrekking) Acute verwardheid (delier) (Borderline Persoonlijkheidsstoornis): hierbij kan je ook micropsychoses hebben 2. DE ZIEKTE SCHIZOFRENIE 2.1 DEMENTIA PRAECOX Emil Kraepelin: eerste die het ziektebeeld van schizofrenie beschreef, founding father van psychiatrie, tijdsgenoot van Freud 2 Hij had honderden fichekes bij van patiënten, dementia omdat hun cognitieve functies achteruit gingen Praecox = vroegtijdig “Dementia praecox”, te onderscheiden van manisch-depressieve ziekte; nadruk op chroniciteit en cognitieve dysfunctie Kreaplin noemde het dementia preacox omdat hij vooral keek naar de cognitieve achteruitgang die deze mensen ervaren. Hij legde niet echt de nadruk op het psychotisch beeld omdat dat ook bij andere ziektebeelden voorkwam. 2.2 “GRUPPE DER SCHIZOPHRENIEN” Eugen Bleuler “Dementia praecox oder Gruppe der schizophrenien” Niet altijd cognitief verval, prognose wisselend, … Schizofrenie: wel goede naam? Vaak in de volksmond verkeerd begrepen Geestelijke vermogens vallen uit elkaar (niet per se meerdere identiteiten maar verbrokkeling van de geestelijke capaciteit) Gruppe: misschien meerdere aandoeningen, nu vermoeden ze nog dat het meerdere aandoeningen gegroepeerd zijn onder de naam schizofrenie 2.3 SCHIZOFRENIE: DSM CRITERIA A. Kenmerkende symptomen: Twee of meer van de onderstaande symptomen die ieder optreden gedurende een significante tijdsduur in een periode van een maand: – Wanen Positieve – Hallucinaties – Gedesorganiseerde spraak (bijvoorbeeld ontsporend of onsamenhangend) symptomen – Ernstig gedesorganiseerd of catatoon gedrag: geen gedrag meer stellen, motoriek is stilgevallen – Negatieve symptomen, bijvoorbeeld afgevlakt affect, alogie (= verarming v/h taal/woordgebruik) of avolitie (= gebrek aan wil/drive/innerlijke motivatie) Positieve symptomen: bijkomende symptomen, symptomen die er niet zouden moeten zijn maar ineens opkomen valt nog wel te behandelen met medicatie Negatieve symptomen: dingen die er zouden moeten zijn maar dan verdwijnen, wegvallen van belangrijke psychologische zaken moeilijk te behandelen NB: Er is slechts één symptoom uit categorie A vereist als de wanen bizar zijn, als de hallucinaties doorlopend commentaar geven op het gedrag of de gedachten van de persoon of als twee of meer stemmen met elkaar spreken. 3 B. Sociale/beroepsmatige dysfunctie C. Duur: Doorlopende tekenen van de stoornis gedurende minimaal zes maanden. D. Uitsluiting van schizoaffectieve stoornis en stemmingsstoornis E. Uitsluiting middelengebruik (kan tot psychoses leiden)/somatische aandoening 2.4 “FIRST RANK SYMPTOMS” VAN KURT SCHNEIDER (HÉÉL BELANGRIJK!) “Auditory hallucinations”: stemmen die commentaar geven, beschuldigen, … “Broadcasting of thought”: gedachten worden uitgezonden via de radio, zijn zichtbaar voor iedereen, … (hier worden mensen heel bang van): heel beangstigend want als uw innerlijk naar buiten voelt gebracht dan voelen ze zich niet veilig meer “Controlled thought”: gedachten worden van buitenaf opgedrongen, gestuurd, onderbroken, weggenomen, … : gecontroleerde gedachten. Ze hebben het idee dat deze worden beïnvloed of gestolen bv. idee dat de computer stralen stuurt die je gedachten controleert “Delusional perception”: normale waarneming krijgt bijzondere betekenis en wordt geïncorporeerd in waansysteem : alles wat je ziet heeft op een of andere manier met de persoon in kwestie te maken, alles wordt binnen het waansysteem gekaderd, ‘dat is geen toeval’ 2.5 SCHIZOFRENIE: KENMERKEN Komt voor bij 0,5 - 1% van de bevolking In alle culturen en socio-economische groepen (vnl. biologisch) Begint gewoonlijk op jongvolwassene leeftijd: vaak tussen 20-30 jaar Onset bij vrouwen gemiddeld 3-5 jaar later dan bij mannen 2.6 EÉN ZIEKTE? Verschillende subtypes: Paranoïd : achtervolgingswaan Gedesorganiseerd (hebefreen) : chaotisch, ongeorganiseerd, slechte prognose, vaker bij meisjes, vaker vroeger Katatoon Ongedifferentieerd Defect: op veel vlakken disfunctioneren Allemaal relatief en niet helemaal van elkaar af te bakenen, beetje van dit en dat, behandeling ook niet echt verschillend Wordt niet gevraagd op examen, gewoon lezen 4 Prognose verschillend 1/3 gunstig: kunnen werken, relatie, enz. 1/3 matig met beperkte uitval 1/3 ernstig progressief deficit: handicap op termijn Wordt wel gevraagd op examen 3. OORZAKEN VAN SCHIZOFRENIE Familiestudies in schizofrenie 60 50 40 30 20 10 0 Kans om schizofrenie te… K Hoe dichter je verwant bent met iemand met schizofrenie, hoe meer kans op schizofrenie Genetische verwantschap Bij eeneiige tweeling: 50% kans dus niet genetisch allesbepaald maar wel groter risico Vaak dat partners elkaar leren kennen in psychiatrie en dan hebben hun kinderen wel meer kans Kritiek: Niet omdat het in de familie voorkomt dat het dan per se genetisch bepaald is bv. omgeving, opvoeding tweelingstudies: bij schizofrenie is nature belangrijker dan nurture 5 Tweelingstudies in schizofrenie 60 40 MZ… 20 0 Norway, 1967 USA, 1983 Norway, 1991 Concordantie: als 1 iemand van een tweeling het heeft, hoeveel kans heeft de andere dan om het te krijgen. Heritabiliteit van psychiatrische aandoeningen(belangrijk!) 100 80 60 40 20 0 Psychiatrische aandoeningen hebben allemaal een andere mate van belang van erfelijkheid. Schizofrenie: sterk genetisch uitgelokte aandoening 6 3.1 MODELLEN 3.1.1 “EENVOUDIGE” GENETICA Gepast model voor o.a. M. Huntington Fragiel X syndroom Spino-cerebelaire ataxie Bepaalde vormen van X-gebonden mentale handicap Bepaalde vroegtijdige vormen van Alzheimer … Model van eenvoudige genetica past niet bij schizofrenie Meer complex: verschillende genen en wellicht omgevingsinvloeden (nog niet geweten welke) ook interactie met 3.1.2 COMPLEXE GENETICA Schizofrenie, manisch-depressieve ziekte, Parkinson, hypertensie, overgewicht, … Schizofrenie is heel complex en ingewikkeld. Het is niet gewoon 1 gen met een fout. 7 Complexe genetica: evenveel kans bij kinderen van persoon (deel van tweeling) met of zonder Genetica is niet alles bepalend maar speelt wel een grote rol. Bij tweelingen is de kans 50% 3.2 SCHIZOFRENIE: OORZAKEN Genetica is een belangrijk deel (60-80%), maar niet alles Welke andere factoren verhogen het risico voor schizofrenie? “Seasonality effect”: Geboren worden in Januari tot Mei (als moeders in de wintermaanden zwanger zijn, zou er meer kans kunnen zijn op virale infecties en die kunnen een nadelige invloed op de hersenen van de foetus hebben) Hongersnood tijdens zwangerschap : Hongerwinter ’44-’45 in Nederland: meer schizofrenie teruggevonden in die populatie Drugs (kan leiden tot psychosen, en dat kan zich dan soms verder ontwikkelen tot schizofrenie) Andere …? 3.2.1 SCHIZOFRENIE: VOORLOPIGE HYPOTHESE Te maken met een stoornis in de normale ontwikkeling van de hersenen (neuromigratie) Deze stoornis kan genetisch zijn Kan ook uitgelokt worden door omgevingsfactoren Wellicht vaak samenspel: Omgevingsfactoren bij een genetisch gevoelig persoon 3.2.2 SCHIZOFRENIE: NIEUWE VRAGEN Als schizofrenie een vroegtijdige ontwikkelingsstoornis van de hersenen is, waarom beginnen de symptomen dan pas op jongvolwassen leeftijd? Zijn er misschien op jongere leeftijd al een aantal subtielere tekens van neuropsychologisch disfunctioneren? 8 4. PRECURSOREN EN PRODROMALE SYMPTOMEN 4.1 PRECURSOREN Beginnen op kinderleeftijd Tekens van abnormale hersenontwikkeling door genetische aanleg in interactie met omgevingsfactoren Duiden op een hogere kans op het ontwikkelen van schizofrenie? Schizofrenie als neuronale ontwikkelingsstoornis Te onthouden van prent: na de conceptie zijn er een aantal zaken die in combinatie belangrijk kunnen zijn voor de ontwikkeling van de aandoening Moeilijk onderzoeksdomein Retrospectief? Is moeilijk want dan gaan mensen terugdenken in de tijd en dan komen er vaak onbetrouwbare verhalen naar boven, herinneringen worden vervormd door huidige kennis Populatiegebaseerd onderzoek? Heel duur voor een kleine populatie te kunnen opsporen High Risk individuen? Kinderen van ouders met een bepaalde aandoening 9 Mogelijke afwijkende gebieden bij “high risk” individuen Neurologische “softs signs” (coördinatie, motoriek) Cognitieve functies (aandacht, geheugen, taalontwikkeling, …) minimale fysieke afwijkingen The New York High Risk Project Positieve predictieve waarde = Als iemand een bepaalde afwijking heeft, welke kans heeft die dan om schizofrenie te krijgen? Negatieve predictieve waarde = Als iemand een bepaalde afwijking niet heeft, welke kans heeft die dan om geen schizofrenie te krijgen 4.1.1 PREVENTIEF BEHANDELEN OMWILLE VAN PRECURSOREN? Positieve predictieve waarde is beperkt Alles wat eventueel schadelijk zou kunnen zijn als primaire preventieve strategie is te vermijden Bv. Nog niet beginnen met psychofarmaca Cognitieve therapie? Van dichtbij opvolgen ivm het optreden van prodromale symptomen 10 4.2 PRODROMALE SYMPTOMEN Kort voor eerste psychotische decompensatie Prodromale symptomen: symptomen voor de psychotische onset Beginnen maanden voor het eigenlijke begin van de ziekte: adolescentie of later Ziektesymptomen die voorafgaan aan het uitbreken van een eerste duidelijke psychotische episode Heel breed Vnl. opgemerkt aan plotse breuk in functioneren bv. sociale jongen die zich plots terugtrekt Schizofrenie als neuronale ontwikkelingsstoornis 11 Prodromale tekens bij schizofrenie 4.2.1 “PSYCHOSIS RISK SYNDROME” DSM-5: Aantal aanpassingen, meest opvallend het invoeren van een ”psychosis risk syndrome” Vooral bedoeld om personen op te sporen die nog geen echte diagnose van een psychotische stoornis hebben, maar wel “at risk” zijn om die te ontwikkelen Wordt dit deel van de DSM-5, of eerder een Appendix (stof voor verder onderzoek)? Houdt verband met het toenemende onderzoek rond prodromale symptomen van schizofrenie Nieuwe categorie in de DSM-V. Heel subtiele verschillen Waarom belangrijk? Alert zijn! Als je bij een jongere van 20 jaar ziet dat hij zich terugtrekt dan kan dat vanalles zijn maar wel zien of er niet iets bizar achter zit, nagaan of er toch niet iets prepsychotisch in zit want dan is directe behandeling nodig Mensen die direct behandeld worden in een vroeg stadium voor opeenvolgend 3 jaar dan kan 90% goed blijven, terwijl anders de helft wel psychose ontwikkelt je kan iets doen aan prodromale symptomen! 12 Examenvraag: Bespreek de prodomale symptomen. Dan moet je zeker ook iets zeggen over dat het belangrijk is deze op te merken en er bewust van te zijn omwille van goede prognose bij vroege detectie! “Psychosis Risk Syndrome” : DSM kenmerken A. Karakteristieke symptomen: minstens één van de volgende moeten voorkomen in gedempte (“attenuated”) vorm met intacte realiteitstoetsing, maar met voldoende ernst en / of frequentie om niet miskend te kunnen worden 1) Wanen 2) Hallucinaties 3) Gedesorganiseerde spraak B. Frequentie: symptomen uit criterium A moeten in de laatste maand aanwezig zijn, en moeten voorkomen met een frequentie van minstens één maal per week in de laatste maand C. Progressie: symptomen uit criterium A moeten begonnen zijn in of significant verslechterd zijn het laatste jaar D. Verstoring / hinder: symptomen uit criterium A veroorzaken voldoende verstoring en hinder om een hulpvraag te veroorzaken bij de patiënt of zijn ouders/omgeving Antipsychotica bij prodromale symptomen Bij vroege detectie, goede prognose! 13 5. BIOLOGISCHE BEHANDELINGEN Moeten wij als psycholoog hier iets van weten want als psycholoog mag je niet voorschrijven? Maar psychologen volgen vaak cliënten die medicatie nemen en alhoewel je niet zelf medicatie mag voorschrijven moet je toch weten wat het nut is van medicatie en de consequenties van het al dan niet nemen. belangrijk voor geïntegreerde samenwerking: weten wat het nut is van medicatie voor psychologen en weten wat het belang is van therapie voor psychiaters Links: duivelsteen: opsluiting psychiatrische patiënten Midden: wisselbaden: afwisselend heet en koud water om te kalmeren Rechts: Bevrijding uit de gestichten door Pinel, die de eerste moderne psychiatrie ontwikkelde. Weinig behandelingen: wisselbaden, insuline en elektroshocks, weinig medicatie vnl. om plat te spuiten Laborit had medicatie om te kalmeren voor operatie ontwikkeld en doorgegeven aan collega’s, Delay en Deniker, die dat uitprobeerden op schizofrene patiënten en dan bleek dit niet alleen te kalmeren maar ook een goed effect op wanen en andere symptomen te hebben. Janssen ontwikkeld Haldol, dat tientallen jaren als hét middel werd gezien. 14 5.1 ANTIPSYCHOTICA ZIJN DOPAMINEBLOKKERS Antipsychotica gaan dopaminereceptoren blokkeren (D2-receptoren) Belangrijk om te weten wat het effect en de neveneffecten zijn Hoe sterker een middel de dopaminetransmissie blokkeert, hoe beter het werkt tegen psychose Deze blauwe prent is illustratief. Het mesolimbisch systeem is belangrijk. Dopamine heeft verschillende circuits in de hersenen en wanneer we het circuit van het mesolimbisch systeem gaan blokkeren dan hebben we goede resultaten want dan verbeteren de symptomen. Wanneer we dopamine bij andere circuits gaan blokkeren gaan we bijwerkingen krijgen. 5.2 HOE WERKEN DE TYPISCHE ANTIPSYCHOTICA? Per toeval ontdekt: eerst uitgeprobeerd (toen nog niet zo’n sterke ethische commissie) en dan pas nagegaan wat het effect is op de hersenen. Klinische activiteit is sterk gecorreleerd met affiniteit voor dopamine D2 receptoren: Hoe sterker ze D2 blokkeren, hoe sterker antipsychotisch 15 hypothese: “Psychose is een gevolg van een overmaat aan dopaminerge neurotransmissie” Dit is een simplisme! Een overmaat aan dopamine is niet de oorzaak maar door dit te behandelen, verbeteren de symptomen wel. 5.3 EFFECTIVITEIT VAN ANTIPSYCHOTICA OP KORTE TERMIJN Zeer groot op korte termijn: effect van farmaca op “positieve symptomen” zoals gemeten met een schaal Op enkele weken tijd wordt tot 60% symptoomloos, tegenover 20-30% op placebo Als psycholoog MOET je doorverwijzen naar psychiater voor extra behandeling met medicatie Niet behandelen van een (schizofrene) psychose met farmaca is een beroepsfout De huidige medicatie werkt goed. 60% wordt symptoomloos. Bij placebo is dit 20% Het is een grote fout om als psycholoog deze patiënten alleen met therapie te behandelen. De medicatie werkt goed voor de positieve symptomen, maar we kunnen weinig doen tegen de negatieve symptomen. De medicatie is vaak levenslang en de patiënten willen vaak na een zekere periode stoppen. Sommigen hebben het gevoel dat ze niet genezen zijn zolang ze medicatie moeten nemen. Deze cognities moet je goed bevragen en nagaan bij je patiënten. 5.4 EFFECTIVITEIT VAN ANTIPSYCHOTICA OP LANGERE TERMIJN (PREVENTIE) Ook groot op langere termijn zeer effectief Terugval in psychose: onbehandeld: 75% hervalt binnen 6–24 maanden antipsychotica: 30% hervalt binnen eerste jaar 16 depot antipsychotica (om de 2 weken inspuiting zodat er geen kans is op het vergeten innemen van pillen): 24% hervalt binnen eerste jaar Afhankelijk van uitkomstmaat Vermijden van terugval in psychose: Vermijden van nieuwe hospitalisaties: Helpen bij “negatieve” symptomen: +/- +++ + Vermijden van nieuwe hospitalisatie minder i.v.m. terugval omdat er met medicatie weinig gedaan kan worden aan de negatieve symptomen personen blijven dus wel zwak Met medicatie stoppen, is vaak geen goed idee Als mensen met die vraag naar de psycholoog komen, begrip tonen maar ook de gevaren aangeven, je kan ze niet tegenhouden maar wel de voor- en nadelen beschrijven Idee dat omdat ze dat pilletje moeten pakken, dat ze nog ziek zijn. Cfr. diabetespatiënt: ook heel diens leven insuline nemen, zekere kwetsbaarheid. Gesprek durven aangaan rond ziekte en kwetsbaarheidsconcept! Bij schizofrenie is de behandeling met antipsychotica steeds langdurig, vaak levenslang 5.5 NEVENEFFECTEN Namen van pathways/circuits niet per se kennen. Haldol vaak leidt vaak tot afgevlakt affect 17 EPS (extrapiramidale symptomen) Parkinson symptomen Bij vrouwen kan het prolactine niveau stijgen wat kan leiden tot pijn, zwelling en ongewenst melkverlies t.h.v. de borsten Deze neveneffecten ontstaan omdat de medicatie op verschillende receptoren inwerken (niet alleen op D2 receptoren). 18 5.6 ANTIPSYCHOTICA Oudere antipsychotica (Neuroleptica) Haloperidol (Haldol) Zuclopenthixol (Clopixol) Droperidol (DHBP) Clotiapine (Etumine) Nieuwere (atypische) antipsychotica Amisulpride (Solian) Clozapine (Leponex) Risperidone (Risperdal) Olanzapine (Zyprexa) Quetiapine (Seroquel) Aripiprazole (Abilify) Paliperidone (Invega) Geen namen van buiten leren, de drie 3 rode zijn de belangrijkste naast Haldol. 5.7 NIEUWERE (ATYPISCHE) AP Veroorzaken minder EPS Veroorzaken minder prolactine-stijging Helpen bij negatieve symptomen ??? Men dacht aanvankelijk dat deze nieuwe medicatie ook zou helpen tegen negatieve symptomen maar dit is niet zo. Men denkt echter wel dat deze de negatieve symptomen niet erger maakt, wat men wel vermoedde van Haldol. Hebben ook (andere) belangrijke nevenwerkingen: verstoring van lipiden (vetstoffen) en suikers: hongergevoel aangewakkerd gewichtstoename vermoeidheid Examen: Weten waarom medicatie belangrijk is, de werking (niet de pathways) ervan, voordelen en neveneffecten. Je moet meegeven aan de patiënt dat dit een blijvende kwetsbaarheid is, wat moeilijk te aanvaarden kan zijn voor de patiënt. 6. PSYCHOLOGISCHE BEHANDELINGEN Aanvankelijk werd de ‘double bind’ (= tegenstrijdige boodschappen in de communicatie bv. ik wil dat je spontaan je kamer opruimt) hypothese aangehaald als oorzaak van schizofrenie. Dit heeft veel ouders een enorm schuldgevoel bezorgd. Er is echter geen enkele evidentie dat schizofrenie een gevolg is van opvoeding. Stress kan wel een uitlokker zijn maar geen oorzaak. 19 Nagaan hoe het is ontstaan en het ontwikkelen van causale theorieën is niet nuttig aangezien het gaat om een combinatie van factoren en het helpt de patiënt ook niet verder. 6.1 SCHIZOFRENIE: THERAPIE Schizofrenie bestaat uit een cluster van symptomen: Positieve symptomen, inclusief cognitieve stoornissen Negatieve symptomen, inclusief sociale functiebeperking Desorganisatie, inclusief zelfverwaarlozing Therapie zal dus op meerdere vlakken proberen in te werken Groot belang van vroegtijdige symptoomherkenning! De cliënt moet beseffen welke symptomen aangeven dat er een psychose zal opkomen. alertheid In kaart brengen van symptomen evenals wie kan er helpen als dit opkomt, met wie kan je dit bespreken, enz. Concept bijbrengen van een soort kwetsbaarheid die aangeeft dat je waakzaam en alert moet zijn zodat er tijdig ingegrepen kan worden Leren omgaan met symptomen Deel van patiënten die ondanks medicatie toch nog psychotische symptomen heeft, leren omgaan met deze symptomen. Bv. patiënt denkt dat een ziekenhuiswagen een teken is dat hij psychotisch wordt, dat hij in het oog gehouden worden in therapie nagaan wat het gedrag dan was, leren begrijpen dat dit een gevoeligheid is, durven in detail bevragen wat de psychotische ervaring is en daarop ingaan en er cognitief mee aan de slag te gaan door nieuwe attributies in te stellen Je moet goed bevragen hoe de wanen worden ervaren en daarop ingaan. Dan moet je via cognities stapje per stapje hieraan werken en vooruit gaan. Belang van rouwverwerking Je ziet een groot deel van je leven in rook opgaan, wat je ermee verliest is groot, daar in bijstaan en hierin nuanceren: soort handicap en het leren te aanvaarden dat bepaalde zaken niet zullen gaan maar belang tonen van andere zaken die wel gaan Betrekken van familie omdat die ook verwachten dat de persoon terug het leven zal opnemen Deze patiënten hebben veel verloren en veel moeten opgeven. Soms neem je een patiënt jaren mee, afstand doen van je eigen narcisme want je kan die cliënt niet echt genezen maar wel helpen 20 6.2 THERAPIE BIJ SCHIZOFRENIE: MOGELIJKE INTERVENTIES Formele psychotherapie: CGT Cognitieve functietraining Vaardigheidstraining Psycho-educatie Casemanagement en ACT 6.2.1 CGT BIJ SCHIZOFRENIE Vroegtijdige symptoomherkenning Leren omgaan met persisterende psychotische klachten psycho-educatie inventariseren van cognities / gedrag bij psychotische ervaringen veranderen van attributies toepassen van nieuwe attributies in dagelijks leven “Rouwverwerking”: Wat is mij ontnomen door de ziekte, en hoe kan ik mijn leven toch vorm geven? 6.2.2 COGNITIEVE FUNCTIETRAINING Klassieke cognitieve training slechts beperkt effect bij schizofrenen Maar wel specifieke cognitieve vaardigheidstrainingen voor deze populatie Eventueel gebruik van technische hulpmiddelen (vb. wekkertje voor medicatieinname) 6.2.3 VAARDIGHEIDSTRAININGEN Sociale vaardigheidstraining Training van dagelijkse vaardigheden, zelfzorg, … bv. Liberman – modules (sommigen hebben hier baat bij): o omgaan met medicatie o omgaan met psychotische symptomen o werk o sociale relaties Theorie, video, rollenspel, huiswerk, … 6.2.4 PSYCHO-EDUCATIE Voorlichtingsprogramma’s voor de patiënt en voor de families Symptomen, oorzaken, beloop en prognose, beloopbepalende factoren, belastbaarheid, gevolgen van de aandoening, … Beeld nuanceren 21 Omgaan met stress want stress is belangrijk voor herval, hoe stress vermijden en ermee omgaan Behandelmogelijkheden uitleggen Schuldgevoelens wegnemen Uitleg geven over juridische kwesties en dwangmaatregelen zoals opname 6.2.5 CASEMANAGEMENT EN ASSERTATIVE COMMUNITY TREATMENT (ACT) Te veel psychiatrische bedden in België! Intensieve opvolging van de individuele patiënt door een zorgverlener die verschillende hulpverleningsmogelijkheden coördineert Assertive Community Treatment lage caseload 24-uurs bereikbaarheid outreaching grote assertiviteit Zorgvuldige afweging tussen “recht op autonomie” en “betrokken zorgverlening”! Meer en meer over naar community care, loskomen van die behandeling aan het bed ACT: klein team dat altijd beschikbaar is, delicaat evenwicht: want je moet autonomie stimuleren maar ook voldoende zorg geven Als therapeut: stel dat de cliënt niet meer langskomt: wat is dan de autonomie van de cliënt om zelf te beslissen niet te komen, maar ook voldoende betrokken zijn om na te gaan of hij niet wordt tegengehouden door een psychose en daardoor geen hulp kan komen vragen afhankelijk van band: huisarts, familie of cliënt aanspreken: zeggen dat de cliënt niet moet komen maar vragen of alles in orde is We gaan stillaat weg van het ‘bed’-denken. Er is veel mogelijk als een patiënt in een bed ligt, maar veel minder als de mensen thuis blijven. Therapeuten gaan meer langs bij de patiënten thuis. Dat is moeilijk omdat je je een beetje gaat moeien en gaat controleren. Je bent heel betrokken. 7. BESLUIT Psychose is een symptoom dat bij heel wat ziektebeelden kan voorkomen Schizofrenie is een ziekte waarbij psychotische episodes voorkomen, maar ook een aantal andere stoornissen Deze ziekte is in belangrijke mate genetisch bepaald Soms zijn op jongere leeftijd al precursoren merkbaar in de vorm van cognitieve deficits Antipsychotica zijn een cruciaal onderdeel van de behandeling Psychotherapie is evenzeer noodzakelijk Psychiater en psycholoog kunnen hier goed teamwerk leveren 22