management accounting en controle - Socio

advertisement
MANAGEMENT ACCOUNTING EN CONTROLE
Bij ieder hoofdstuk ook de samenvatting in boek lezen.
HFDST 1: INLEIDING


Accountinginformatie, financial en management accounting en de betrokken partijen
o Extern belanghebbenden
 Geïnteresseerd in informatie m.b.t. de financiële toestand van de
onderneming in haar geheel
 Informatieverstrekking aan de buitenwereld = financiële verslaggeving of
financial accounting
o Intern belanghebbenden
 Management en alle andere personeelsleden van de onderneming zelf
 Informatie over specifieke aspecten zoals kostprijs van de geproduceerde
goederen of de winstgevendheid van een bepaald groeipact,…
 Gebruiken deze informatie om de individuele prestaties van de onderneming
te beoordelen en deze prestaties te verbeteren
 = management accounting
Management accounting
o Def. : “Management accounting is the accumulation, assignment and analysis of
production and activity costs to provide information for external reporting, internal
planning and control of on-going operations and special decisions.”
o Cost accounting of kostprijsberekening
 Men wil de kostprijs kennen van de producten die het afgelopen jaar zijn
voortgebracht
 Men houdt zich voornamelijk bezig met het toewijzen van kosten (=
verbruikte inputs) aan kostenobjecten
 Beperken tot het toewijzen van productiekosten => productiekostprijs
 Ook andere kosten toewijzen => totale kostprijs
 2 doelstellingen onderscheiden:
 Men heeft informatie over de kostprijs van de producten of diensten
nodig bij de externe verslaggeving => wordt gebruikt voor
voorraadwaardering en om de kosten van de verkochte goederen te
bepalen
 Gebruik van kostprijsinformatie om beslissingen te nemen => door
de kostprijs van een product de vergelijken met de verkoopprijs kan
men bepalen of het product winstgevend is of niet.
o Cost management
 Men gaat na of het product tegen een lagere kostprijs kan voortgebracht
worden => vraag naar kostenreductie staat centraal
o Strategische langetermijnplanning
 Onderneming bepaalt haar sterke en zwakke punten en die van de
onderneming

o
o
De positie van de eigen onderneming bepalen t.o.v. de concurrent kan o.a.
via de techniek van ‘benchmarking’
 ‘vastgelegde middelen’ of ‘commited resources’ (slechts een klein deel van
de kosten is dan op korte termijn beïnvloedbaar)
Operationele planning en budgettering
 Planning op korte termijn => houdt rekening met de gekozen doelstellingen
van de onderneming, vastgelegde middelen van de onderneming,
ondernemingsomgeving van dat moment.
 Budget van de hele onderneming = masterbudget
 Wanneer een onderneming op korte termijn alternatieven t.o.v. elkaar
afweegt, bekijkt ze alleen die kosten en opbrengsten die op korte termijn
wijzigen naargelang de alternatieven = relevante kosten en opbrengsten
Managementcontrole
 Het sturen van een onderneming is pas voltooid wanneer men ook weet of
ze op de uitgestippelde koers vaart
 Managementcontrole = geheel van formele en informele systemen die
ervoor zorgen dat er informatie, zowel financieel als niet financieel,
verzameld wordt over de prestaties van de onderneming.
 Werkelijke prestaties vergelijken met vooropgezette prestaties
HFDST 2: KOSTENBEGRIPPEN EN KOSTPRIJSCOMPONENTEN


Kosten en kostprijs
o Aantal belangrijke elementen
 Middelen
 Middelen zullen worden ingezet of werden ingezet
 Kostenobject
o Kostenverzameling heeft betrekking op doelmatig ingezette middelen
o Verschillende systemen om kostprijs te berekenen => meeste systemen hebben 2
gemeenschappelijke kenmerken
 Verzameling van kostengegevens
 Toerekenen en toewijzen van de kosten aan de verschillende kostenobjecten
(producten zijn hier meestal de kostenobjecten)
Kostenindeling
o Kosten van grondstoffen en hulpstoffen (aankoopprijs en het in voorraad houden
van deze stoffen
o Kosten van diensten en diverse goederen (kosten van dienstverlening door derden)
o Arbeidskosten
o Afschrijvingskosten
o Verkoopkosten
o Distributiekosten
o Administratiekosten
o Directe en indirecte kosten
 Directe: kosten die rechtstreeks betrekking hebben op de kostenobjecten =>
direct oorzakelijk verband tussen de hoogte van de betrokken kosten en het
kostenobject

o
o
o
Indirecte kosten: kosten die niet direct aan het kostenobject kunnen
toegewezen worden
Vaste en variabele kosten
 VASTE KOSTEN
 Kosten die in totaliteit niet veranderen binnen bepaalde
activiteitsgrenzen
 = structuur- of capaciteitskosten
 Weinig speelruimte voor de onderneming bij deze kosten
 Vaste kosten per eenheid product => verloop is dalend bij een
stijging van het aantal geproduceerde eenheden
 VARIABELE KOSTEN
 Variëren in totaliteit met de activiteiten
 Een stijging van de productie verhoogt de totale variabele kosten
 Lineair verband tss de totale variabele kosten en het
productievolume => variabele kosten per eenheid product evolueren
constant
 SEMI VARIABELE KOSTEN
 Wanneer het onderscheid tss vast en variabel niet altijd duidelijk is.
Vb. telefoonkosten
Cost drivers
 “ a factor, such as the level of activity or volume that causally affects costs”
 = activiteitenniveau of volume waarvan een verandering de kosten
proportioneel doet veranderen
Productiekosten en niet-productiekosten
 Productiekosten = kosten verbonden aan de middelen die instaan voor de
vervaardiging van producten
 Directe materialen of grondstofkosten: enkel de waarde van de
verbruikte materialen en grondstoffen beïnvloeden de kostprijs van
het product
 Directe arbeidskosten
 Indirecte productiekosten (overhead costs): alle andere
productiekosten
o Indirecte materiaalkosten: worden in het productieproces
verbruikt, maar niet in het product zelf
o Indirecte arbeidskosten: kosten verbonden aan bijvoorbeeld
het onderhoudspersoneel van machines enzovoort…
o Overige indirecte productiekosten
 Niet-productiekosten
 Kosten van verbruikte middelen in niet-productieschakels van de
waardeketen
o Waardeketen = “set of linked operations or processes that
begins with obtaining resources and ends with providing
products or services that customers value.”



Voor externe rapportering worden de productiekosten doorberekend in de
waarde van de voorraden, terwijl de niet-productiekosten enkel het
resultaat van de betrokken periode beïnvloeden.
Totale kostprijs
o = kosten van alle middelen verstrekt in een bepaalde periode
o Toewijzing van de indirecte kosten aan de kostenobjecten is meestal een probleem
=> meestal kiest men voor volumegebonden verdeelsleutels.
Integrale productiekostprijs
o Principe
 Absorption costing, full costing o f integrale productiekostprijs is een
kostprijs die alleen rekening houdt met productiekosten en hoofdzakelijk
gebruikt wordt bij externe rapportering
 Voorraden afgewerkt product en goederen in bewerking worden
gewaardeerd op basis van de vervaardigingsprijs
o Illustratie integrale productiekostprijs
 Als men de indirecte productiekosten verdeelt op basis van één
verdeelsleutel wordt verondersteld dat alle indirecte productiekosten
homogeen zijn. Maar keuze verdeelsleutel moet gebaseerd zijn op het
causaal verband tss de verdeelsleutel en de indirecte kosten
 Zie schema pagina 38
o Verdeling van indirecte productiekosten over kostenplaatsen
 ‘kostenplaatsmethoden’ = alle indirecte productiekosten worden eerst
toegewezen aan kostenplaatsen (administratie, productieafdelingen,…)
 Algemene kostenplaatsen: hier worden kosten gegroepeerd die verbonden
zijn met andere dienstverlenende activiteiten in de onderneming
 Primaire verdeling van de indirecte productiekosten => kostenverdeelstaat
o Different costs for different purposes
 Berekening van kostprijzen is pas zinvol en waardevol als ze worden
aangewend bij de interne besluitvorming => kosteninformatie wordt
verzameld voor andere doeleinden: different costs for different purposes
Zie schema p 54 voor samenvatting
HFDST 3: BREAK-EVENANALYSE

Basismodel
o Vele ondernemingen zijn geïnteresseerd in het minimaal aantal eenheden van hun
producten dat verkocht moet worden opdat de gerealiseerde opbrengsten de
gemaakte kosten dekken.
o Basisassumpties
 Slechts één product of dienst
 Opbrengsten stijgen lineair met het aantal verkochte eenheden binnen het
relevante gebied (elke eenheid kan tegen dezelfde prijs verkocht worden)
 Variabele kosten per eenheid worden lineair gesteld, zodat men geen
schaalvoordelen of leereffecten kan realiseren.



Vaste kosten zijn eveneens constant binnen het relevante gebied (we
werken met een capaciteit die niet kan uitgebreid worden in de beschouwde
periode)
 Model is een éénperiodemodel
 Geen voorraadvorming => aantal verkochte eenheden is gelijk aan het aantal
geproduceerde eenheden
 Prijs per eenheid, variabele kosten per eenheid en de vaste kosten zijn met
zekerheid bekend.
 Men veronderstelt dat er geen belastingen geheven worden
 Inflatie wordt buiten beschouwing gelaten
o Het basismodel
 Break-evenafzet: totale kosten gedeeld door het verschil tussen de
verkoopprijs per eenheid en de variabele kosten per eenheid (laatste deel =
contributie per eenheid)
 Break-evenomzet is de verhouding tussen de totale vaste kosten en de
contributie-ratio
 Contributie-ratio = verhouding tss de contributie per eenheid en de
verkoopprijs per eenheid
 Grafisch: zie pagina 75
Sensiviteitsanalyse
o Laat toe de relatie tss opbrengsten, kosten en resultaat te bestuderen binnen het
relevante gebied => invloed van veranderingen in prijs per eenheid, variabele kosten
per eenheid en vaste kosten staan centraal
Uitbreidingen op het basismodel
o Introductie van belastingen: pagina 78
o Stapsgewijze vaste kosten: pagina 80
o Meerdere producten
HFDST 4: JOB ORDER COSTING


Job order costing
o Bouwstenen van een kostprijssysteem:
 Stap 1: kosten opdelen in directe en indirecte kosten
 Stap 2: indirecte kosten verdelen over kostenobjecten => kostenplaatsen
o Administratief hulpmiddel voor kostprijsberekening per job is de kostprijskaart =
document waarop de voorgenoemde componenten worden geregistreerd op datum
van toekenning
o Schema pag 92
Capaciteitskosten
o 5 verschillende definities
 Theoretische capaciteit: maximaal aanwezige capaciteit in de onderneming
(onder de veronderstelling dat alle capaciteit in de volledige periode wordt
gebruikt)

o
o
o
Praktische capaciteit: lager dan de theoretische want houd rekening met
vakantiedagen, noodzakelijke stilstand…
 Normale capaciteit: lager dan praktische want houd rekening met het effect
van veranderingen in de vraag van de consument = niveau van de capaciteit
dat de gemiddelde vraag van de klanten kan voldoen over een gemiddelde
van ongeveer 5 jaar, rekening houdend met seizoenseffecten en trend
 Gebudgetteerde effecten: niveau van de capaciteit dat nodig is om de
gebudgetteerde vraag van de volgende periode te voldoen
 Actuele capaciteit: werkelijke capaciteitsverbruik over de beschouwde
periode.
Capaciteitsverschillen
 Oorzaken waardoor er een groot verschil is tss de theoretische capaciteit en
de actuele capaciteit
 Onvermijdbare factoren die ervoor zorgen dat de theoretische
capaciteit onhaalbaar is
 Het is mogelijk dat bepaalde machines een knelpunt vormen in een
onderneming met een uitgebreid machinepark => capaciteit kan
alleen verhoogd worden door de knelpunten weg te werken
 Sommige inputs kunnen slechts in discrete hoeveelheden worden
aangekocht
 Machines kunnen aangekocht worden voor een toekomstige
uitbreiding van de zaak
 Het kan dat een organisatie een bewuste politiek van overcapaciteit
voert
 ‘echte’ overcapaciteit die onder andere kan ontstaan doordat de
vraag vermindert of de productie toeneemt
Verschillende capaciteitsbeslissingen
 Theoretisch = onhaalbaar en wordt weinig of niet in de praktijk gebruikt
 Praktische capaciteit geeft het meest efficiënte gebruik van de capaciteit aan
onder de bestaande omstandigheden => maatstaf laat geen inefficiënties toe
en rekent ze dan ook niet door naar de kostenobjecten
 Met de kosten van de normale capaciteit benadert men op de beste manier
de gemiddelde langetermijnkosten die samenhangen met de capaciteit van
de onderneming omdat seizoensinvloeden en trends worden geëlimineerd.
 Gebudgetteerde en actuele capaciteit worden in de praktijk meestal gebruikt
als verdeelsleutel voor de capaciteitskosten => verschillenanalyse bekijkt
periodiek de afwijkingen tussen de gebudgetteerde en actuele capaciteit om
op basis daarvan verbeteringen toe te passen.
Beslissingen
 Ongebruikte overcapaciteit, gedefinieerd als het verschil tss praktische en
actuele capaciteit, is een belangrijke vorm van verspilling
 Op korte termijn: knelpunten op een optimale manier gebruiken
o Managers kunnen op basis van informatie bepaalde
kortetermijnaanpassingen doorvoeren zoals het gebruik van
personeelslieden voor andere doeleinden
o

Toch overcapaciteit? => in kleinere series werken en de
leveringstijd verkorten
Op lange termijn: op basis van inzichten in overcapaciteit een
planning maken
o Onderneming kan beslissen tot de uitbreiding of inkrimping
van capaciteit of de vraag naar producten in dalperiodes
proberen op te krikken door promotie of andere producten
HFDST 5: KOSTPRIJSBEREKENING BIJ MASSAPRODUCTIE: PROCESS COSTING



Inleiding: stukproductie vs. Massaproductie
o Bij massaproductie wordt een continue stroom van identieke producteenheden
meestal in verschillende stappen vervaardigd => kostprijsberekeningsysteem,
process costingsystem, volgt dan ook die verschillende stappen of productiefasen
o Zolang een product niet alle stappen heeft doorlopen, spreekt men van goederen in
bewerking of halfafgewerkte producten
o Kan op 2 verschillende stadia wijzen:
 Product is nog niet volledig afgewerkt, maar heeft wel al verschillende
afdelingen doorlopen en in elke afdeling heeft het product al handelingen
doorgaan
 Producten die werden gestart, maar zich nog in de behandelingsfase van een
bepaalde afdeling bevinden
o Door het uitvoeren van bewerkingen in elke productiestap, stijgt de waarde van de
producten in elke productiefase.
o Productiekostprijs per eenheid wordt verkregen door de totale productiekosten
gemaakt over alle productiestappen te delen door het aantal geproduceerde
eenheden in de gekozen tijdspanne.
Kostprijsberekening bij massaproductie
o Process costing: een uitgewerkt voorbeeld
 Zie boek pag 114
o Process costing: betekenis
 Kostprijsberekening hoort nauw aan te sluiten bij het technische
productieproces => product komt tot stand na het doorlopen van
verschillende productieafdelingen => in elk van deze afdelingen moet het
kostengedrag en het kostenspoor onderzocht worden
 Zie schema pagina 121
Kostprijsberekening bij massaproductie met gebruik van equivalente eenheden
o Gebruik van equivalente eenheden
 Een van de doelstellingen van kostprijsberekening is de waardering van
afgewerkte en in bewerking zijnde producten => zowel in de voorraad
gereed product als de voorraad goederen in bewerking moeten gewaardeerd
worden.
 Zie voorbeelden in boek pag 123 e.v.
o Kostprijsberekening met equivalente eenheden bij meerdere productiestappen
o
 Productieproces met opeenvolgende afdelingen zonder beginvoorraad
 Zie boek pag 133 e.v.
Kostprijsberekening met equivalente eenheden bij een productieproces met
meerdere productiestappen met beginvoorraad
 Zie boek pag 137 e.v.
HFDST 6: ACTIVITY BASED COSTING


Relatief aandeel van de indirecte kosten is gestegen
Activity based costing
o Voor hert totstandkomen van een product of dienst is er een reeks van activiteiten
nodig => men moet analyseren welke activiteiten nodig zijn voor elke kostendrager
 Activiteiten = repetitieve acties die uitgevoerd worden om een bepaalde
ondernemingsfunctie te vervullen
o Er moet ook bepaald worden in welke mate de realisatie van een product of dienst
activiteiten verbruikt
o Toewijzingssysteem in het ABC-systeem: indirecte kosten en directe kosten
 Indirecte kosten worden toegewezen aan activiteiten met behulp van
resource drivers
 = de basis voor het berekenen van de mate van verbruik van een
kostensoort door activiteiten
 Kostendragers krijgen vervolgens deze kosten van activiteiten
toegewezen in de mate dat ze activiteiten verbruiken => hierbij
worden activity drivers gebruikt
o In een activity based costing-systeem dienen een aantal stappen genomen te worden
 In een eerste stap onderscheiden we een aantal activiteiten => hoe meer
activiteiten onderscheiden worden, des te beter wordt het inzicht in de
kostprijs van de producten
 Maar: meer activiteiten vragen ook een vermeerdering van de te
registreren gegevens en een verzwaring van het te leveren werk om
de kostprijs te bereken => onderneming moet een gulden
middenweg zoeken.
 Door het toewijzen van de kostensoorten aan de activiteiten met
behulp van resource drivers, krijgt men activity cost pools = totaal
van alle kosten verbonden aan een activiteit
 In een tweede stap moeten de kosten verzameld in de activity cost pools
toegewezen worden aan kostendragers op basis van activity drivers => geven
aan in welke mate activiteiten verbruikt worden bij het totstandkomen van
een product of dienst (welk is de belangrijkste factor die de kosten van die
activiteit doet variëren?)
 Verschillende mogelijkheden voor de bepaling van de precieze
activity drivers
o Transaction driver = er worden gemiddelde kosten per
instelling verkregen zodat alle instellingen dezelfde kosten


toegewezen krijgen => voordelen: beperkte kosten van
registratie, nadelen: geeft verschillen tussen instellingen niet
weer
o Duration driver = gebaseerd op de duurtijd van de activiteit
=> nadeel: meetkosten komen er terug bij kijken
o Intensity driver = houdt de kosten per individuele instelling
bij => meerkosten van registratie maar ook een betere
benadering van de werkelijkheid
 ! Hiërarchie bij activiteiten
o Unit level activiteiten = worden uitgevoerd telkens als een
eenheid van een bepaald product wordt vervaardigd =>
volumegebonden verdeelsleutels
o Batch level = zijn nodig telkens als een lot van een bepaald
product wordt vervaardigd => drivers zijn seriegerelateerd
o Product level = worden uitgevoerd voor een bepaald product
of een bepaalde productielijn => drivers zijn bijvoorbeeld
aantal onderdelen en aantal aankooporders
o Facility lever niveau = activiteiten die de volledige
onderneming ondersteunen, bijvoorbeeld verlichting en
verwarming en algemeen beheer. => moeilijk om cost
drivers te bepalen
o Soms ook nog customer level activiteiten: activiteiten die
specifiek voor bepaalde klantengroepen worden verricht.
Time-driven activity based costing
o = kostprijs systeem dat kosten over kostenobjecten verdeelt op basis van het gebruik
dat de kostenobjecten maken van activiteiten
o 2 mogelijkheden:
 Aan de hand van resource drivers en dan aan de hand van activity drivers
 Time-driven systeem schat eerst de praktische capaciteit van de resources in
en gaat dan aan de hand van tijdschattingen en tijdsvergelijkingen de kosten
aan de kostenobjecten toewijzen.
o Rate-based activity costing
 Traditioneel ABC-systeem: eerst directe kosten over de activiteiten verdelen
aan de hand van resource drivers, dan kosten van de activiteiten over de
kostenobjecten verdelen via activity drivers
 Zie pag 175 voor voorbeeld
o Time-driven activity based costing
 Men schat eerste de praktische capaciteit van de resources in
 Dan gaat men aan de hand van inschatting van tijden van activity drivers en
via tijdsvergelijkingen de kosten van de activiteiten over de kostenobjecten
verdelen
 Zie voorbeeld pag 176 e.v.
Voor-en nadelen van time-driven activity based costing
o Voordelen


Het systeem laat toe om de overcapaciteit op een handige manier
afzonderlijk te rapporteren en niet op te nemen in de kostprijs van de
kostenobjecten
 Het systeem laat toe om op een eenvoudige manier meer complexiteit in te
bouwen dan in het traditionele systeem
 Update van het systeem is makkelijker te realiseren
o Nadelen
 Betrouwbaarheid van de analyse is sterk afhankelijk van de inschatting van
de praktische capaciteit en van de tijden van de verschillende activity drivers
en de tijdsvergelijkingen
 Er zijn meer operationele data nodig over de activiteiten en de
kostenobjecten
 Kan de systematiek van tijdsschattingen en tijdsvergelijkingen ook gebruikt
worden voor activiteiten die minder gestandaardiseerd zijn zoals
marketingactiviteiten?
Activity based management
o Operationeel management: vraag of de huidige activiteiten en processen efficiënt
worden uitgevoerd en heeft als doel hierin verbetering aan te brengen
o Strategisch activity based management vraagt zich af of een organisatie wel bezig is
met de juiste activiteiten en processen => wat zijn de gewenste toekomstige
activiteiten van de organisatie?
o Informatie over de ingezette middelen
 Alle ingezette middelen in de onderneming
o Informatie over de geleverde activiteiten
 Verschillende activiteiten binnen een onderneming bepalen
o Informatie over de kostprijs van kostendragers
 Activity drivers meten het gebruik door de verschillende kostendragers van
de uitgevoerde activiteiten
o Informatie over de cost drivers
 Cost drivers zijn de factoren die verklaren waarom een activiteit of een reeks
van activiteiten wordt uitgevoerd.
o Waardetoevoegende en niet-waardetoevoegende activiteiten
 Waardetoevoegend: voegen waarde toe voor de klant of zijn noodzakelijk
voor de functioneren vh bedrijf => bedrijf wil deze activiteiten zo efficiënt
mogelijk organiseren
 Niet-waardetoevoegend: voegen geen waarde toe voor de klant => zo veel
mogelijk elimineren want kunnen gereduceerd worden zonder dat het
bedrijf aan concurrenctiekracht inboet
o Analyse van de winstgevendheid van een klant
 Customer profitability analysis probeert de winstgevendheid van de klanten
of klantengroepen te bestuderen => meestal nadruk op producten,
departementen of regio’s
 Zie voorbeeld pag 181
HFDST 7: STANDAARDKOSTENCALCULATIE: KOSTPRIJSBEREKENING OVEREENKOMSTIG HET
TIJDSASPECT

Actual costing versus standard costing
o Kenmerken van actual en standard costing
 Actual costingsystem maakt enkel gebruik van historische, actuele gegevens
 Betreft een historische kostprijs die pas berekend wordt nadat, voor
een bepaalde periode, alle kostensoorten definitief bekend zijn en
de volledige productie afgelopen is
 Standaardkostprijsmethode wil de kostprijs voor een periode in de toekomst
voorzien
 Gaat enkel uit van geraamde toekomstige kosten voor materiaal,
arbeid en indirecte kosten
 Baseert zich op het verantwoord gebruik van productiemiddelen en
de eraan verbonden kosten
o Het vaststellen van de standaardkostprijs
 INLEIDING
 VERKLARING VAN DE STANDAARDKOSTPRIJS
 Standaard directe productiekosten
o Standaard directe materiaalkosten bestaan uit de
standaardhoeveelheid te verbruiken materiaal
vermenigvuldigd met de standaardprijs
o Standaard directe arbeidskosten bestaan uit de standaardtijd
vermenigvuldigd met het standaarduurloon
o Standaard indirecte productiekosten
 Variabele indirecte productiekosten
 Totale indirecte kosten voor de toekomstige
periode inschatten
 Raming maken van de totale omslagbasis
waarover men de indirecte kosten zal
verdelen
 HET BEPALEN VAN STANDAARDEN
 Om tot kostenstandaarden te komen moeten de fysieke standaarden
gewaardeerd worden => standaardprijzen m.b.t. materialen en
directe arbeid moeten vastgesteld worden
 Standaardmateriaalprijs zal met tussenkomst van de
aankoopafdeling bepaald worden en is afhankelijk van verschillende
factoren
 Natuurlijk moeten die gegevens regelmatig aangepast worden =>
verschillende bronnen voor nodig
o Historische gegevens
o Engineering studies
 Hierbij wordt geanalyseerd hoe een product heeft
meest efficiënt geproduceerd wordt
o Raming


2 basisopties
 Optimale standaarden
 ‘currently attainable standards’
o Kostprijsberekening volgens standard en actual costing
 Zie voorbeeld pag 203
Normal costing
o Kostprijsberekening volgens normal costing
 Kostprijs van een dienst of product kennen onmiddellijk nadat de prestatie of
productie => gebruik maken van reële materiaalverbruik en reëel
gepresteerde uren met hun bijhorende kosten.
o Kenmerken van normal costing
 Directe deel van de kostprijs zal onmiddellijk en op basis van exacte
gegevens vastgesteld worden
 Indirecte deel van de kostprijs bestaat uit een bekende component (= de
werkelijke verdeelbasis) en een onbekende component (= het indirecte
kostentarief)
 Indirecte kostentarief wordt vooraf gescat
o Zowel totale indirecte productiekosten als de totale
verdeelbasis zullen geraamd worden => hieruit volgt dan de
geschatte verdeelsleutel
o De problematiek van de verdeelsleutels
 DE KEUZE VAN DE VERDEELSLEUTEL
 Door welke variabele worden de indirecte kosten beïnvloedt?
 CONSTANTE OF WISSELENDE VERDEELSLEUTELS
 Schommelende kostprijzen, want gebaseerd op een maandelijkse erg
schommelende productie
 BEZETTINGSVERLIEZEN EN BEZETTINGSWINSTEN
 Kans is groot dat na afloop van de volledige productie, de geschatte
sleutel niet overeenstemt met de werkelijke verdeelsleutel => moet
de berekende kostprijs in zo’n geval bijgestuurd worden?
o Het gebruik van een geschat indirect kostentarief i.p.v. een werkelijk tarief bij
jobordercosting
 Historische indirecte productiekostentarieven heeft belangrijke nadelen
 Er moet altijd gewacht worden tot het einde van de periode voor het
historisch tarief voor de periode en dus ook de totale
productiekosten berekend kunnen worden
 Probleem van de ongelijkmatige productieactiviteit in de
verschillende periodes
o Sommige productiekosten zijn vast en veranderen niet
wanneer het productievolume verandert, maar sommige
wel.
HFDST 8: STANDAARKOSTENCALCULATIE: VERSCHILLENANALYSE




Inleiding
o Standaardkostprijs = vooraf gecalculeerde kostprijs met standaardkosten voor
materialen, arbeid en indirecte productiekosten uitgaande van de veronderstelling
dat de productievoorwaarden en diverse andere factoren ‘normaal’ zullen zijn.
o Standaardkostencalculatie past perfect in het budgetsysteem van de onderneming
o De verschillenanalyse vloeit voor uit een vergelijking tussen:
 Werkelijke kosten van de werkelijke productie en anderzijds de toelaatbare
kosten, overeenkomstig de standaardgegevens, van diezelfde werkelijke
productie.
Verschillenanalyse van de directe productiekosten
o Verschillenanalyse van de materiaalkosten
 Variantie in prijs
 Variantie in verbruik
 Besluit
 Zie voorbeeld pagina 228-229
o Verschillenanalyse van de directe arbeidskosten
 Variantie in loon
 Variatie in arbeidsefficiëntie
 Besluit
 Zie voorbeeld pagina 232-234
Verschillenanalyse van de indirecte productiekosten
o Verschillenanalyse van de variabele indirecte productiekosten
 Variantie in kostenuitgave
 Variantie in kostenefficiëntie
 Zie pagina 238
o Samenvatting pag 242
ABC verschillenanalyse
o Pagina 244 e.v.
HOOFDSTUK 9: VARIABELE KOSTPRIJSBEREKENING



Integrale kostprijs wordt ook absorption costing of full costing genoemd
Variabele kostprijsberekening
o Houdt enkel rekening met de variabele productiekosten => direct costing
o Vaste productiekosten worden als periodekosten beschouwd en oefenen enkel
invloed uit op het resultaat van de betrokken periode
o Nu moeten enkel de indirecte variabele kosten over de producten worden verdeeld
=> keuze van de verdeelsleutel vereenvoudigt
Invloed van de kostprijsberekeningsmethode op het resultaat
o Resultaatberekening volgens het variabel kostprijssysteem
 Resultaat = verschil tussen omzet en kosten








Kosten kunnen worden opgesplitst in productkosten en
periodekosten
Rekening houden met 3 factoren
o Productiekosten verbonden aan de beginvoorraad
o Productiekosten van de periode
o Productiekosten van de eindvoorraad
Kosten van de beginvoorraad worden toegevoegd terwijl de kosten
van de eindvoorraad getransfereerd worden naar een volgende
periode
In een systeem van variabele kostprijsberekening bestaan de
productiekosten dus uitsluitend uit variabele kosten
Vaste productiekosten zullen het resultaat negatief beïnvloeden
omdat ze als periodekosten beschouwd worden
Zie pag 277 e.v. voor voorbeeld
Throughput costing
o = supervariabele kostprijs
 Kostprijsmethode waarbij de voorraad afgewerkte producten alleen uit de
variabele directe materiaalkosten bestaat
 Houdt in dat alle andere kosten worden beschouwd als ‘committed’ kosten
 Zowel de directe arbeidskosten als de indirecte kosten worden in dit systeem
beschouwd als periodekosten
Different costs for different purposes
o Lees pag 284
HOOFDSTUK 10: DE VERWERKING VAN KOSTEN VAN AFGEKEURDE PRODUCTEN


Definities en methoden
o Normale verliezen = wanneer het aantal afgekeurde goederen zich binnen de
normen van het normale uitvalpercentage bevindt
o Abnormale verliezen = wanneer het aantal afgekeurde goederen zich buiten de
normen van het normale uitvalpercentage bevindt
o Verschil tussen deze verliezen is belangrijk voor de verwerking van de kosten
verbonden aan deze producten
o Kostprijs van de normaal afgekeurde producten wordt opgeteld bij de koste van de
goedgekeurde producten
o Kostprijs van de abnormaal afgekeurde goederen wordt beschouwd als periodekost
en drukt niet op de kostprijs van de goedgekeurde goederen
Afgekeurde producten bij massaproductie
o Men stelt meestal pas bij het inspectiepunt vast of er iets fout is met de vervaardigde
goederen => kan aan het einde van een productiefase of in de loop ervan liggen
o Ligging van het inspectiepunt bepaalt e graad van afwerking van de afgekeurde
producten => noodzakelijk om te weten hoeveel kosten men eraan moet toerekenen
o


Bij massaproductie worden de kosten verzameld per stap in het productieproces
voor een hele groep producten die op dat moment de stap doorloopt =>
productieproces loopt continu door
o Inspectiepunt is het moment in het productieproces waarop men een controle
uitoefent naar de kenmerken van de producten
o Zie pag. 304 e.v. voor voorbeelden met verschillende situaties
Afgekeurde producten bij stukproductie
o Alle gemaakte kosten worden verzameld per stuk
o Deze kosten zijn in de productieomgeving meestal onmiddellijk lokaliseerbaar
o 2 situaties
 Men kan de kosten van de normaal afgekeurde producten of stukproducten
bij de totale indirecte kosten optellen om ze dan achteraf via een
verdeelsleutel over alle verschillende individuele stukproducten te verdelen
 Of het kan zijn dat defecte stukken uitsluiten betrekking hebben op één
enkel order => kan dan aangewezen zijn om de kosten uit deze normale
defecten toe te wijzen aan dat specifiek order
Herstelde producten of ‘reworked units’
o Kosten van het hersteld product bestaan uit de kosten van een normaal product
vermeerderd met de kosten van de herwerking (opletten dat de extra kosten van de
herwerking de extra opbrengsten niet overtreffen)
o Meestal worden de kosten van herwerking meestal aan de indirecte kosten
toegevoegd en zo over alle producten gespreid
HOOFDSTUK 11: DIENSTVERLENENDE AFDELINGEN EN HUN KOSTEN



Bijna in alle ondernemingen treffen we dienstverlenende afdelingen of
servicedepartementen aan. Vb. onderhoud, personeel, administratie en boekhouding,
energie, catering
Moet de onderneming deze dienstverleningen zelf organiseren of kan men ze uitbesteden?
Definities en methoden voor de allocatie van de kosten van dienstverlenende afdelingen
o Dienstverlenende afdelingen verrichten geen rechtstreekse handelingen bij het
productieproces, maar hun handelingen zijn wel noodzakelijk ter ondersteuning van
het productieproces
o 2 situaties
 We veronderstellen dat de dienstverlenende afdelingen enkel diensten
verstrekken aan de productieafdelingen (geen onderlinge dienstverlening)
 In de andere situatie laten we deze veronderstelling los
o Allocatiemethode wanneer er geen onderlinge dienstverlening is
 Via verdeelsleutel kosten toewijzen aan de andere afdelingen (via volume of
via ‘cost driver’
 Vb. pag. 337 e.v.
o Allocatiemethoden bij dienstverlenende afdelingen met onderlinge dienstverlening
 Ook weer toewijzen aan andere afdelingen door middel van een
verdeelsleutel


Directe methode (houdt geen rekening met de onderlinge
dienstverlening)
 Getrapte methode (houdt maar gedeeltelijk rekening met de
onderlinge dienstverlening)
 Wederkerige methode (houdt volledig rekening met de onderlinge
dienstverlening)
 Zie pag. 340 e.v. voor meer uitleg en voorbeelden
Dienstverlenende afdelingen: planning en controle
o Aanbod van interne dienstverlening wordt meestal jaarlijks bepaald en meestal gaat
het hier om een capaciteitsbeslissing
o Lezen pag. 345-346
HOOFDSTUK 12: DE KOSTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE PRODUCTIEPROCESSEN EN HUN
VERWERKING


Definities
o Men spreekt van een gemeenschappelijk productieproces wanneer uit hetzelfde
proces meer afzonderlijke producten resulteren, maar waarbij die slechts vanaf een
bepaald punt te onderscheiden zijn
o Men kan nooit een van die producten apart onderscheiden, wanneer men een van
de producten, ontstaan al de andere automatisch
o Wanneer alle producten die resulteren uit het gemeenschappelijk productieproces
voor een onderneming even belangrijk zijn, spreekt men van hoofdproducten of
‘joint products’
o Of het product een karakter heeft van een hoofdproduct, een bijproduct of afval
wordt meestal al bepaald overeenkomstig de verkoopwaarde van de producten
 Hoofdproducten hebben een relatief hoge verkoopwaarde in vergelijking
met bijproducten
 Afval heeft bijna geen waarde of geen waarde
 Om afval te verwijderen moet men dikwijls nog kosten maken
o Bij een gemeenschappelijk productieproces kan men hoofdproducten pas
afzonderlijk onderscheiden vanaf een bepaalde fase in het proces = split-off point
 Alle kosten die voor dat punt gemaakt zijn = gemeenschappelijke kosten
 Alle kosten na dat punt = afzonderlijke kosten of ‘separable costs’
Kostprijsberekening van hoofdproducten
o Kostenverdeling op basis van een fysische maatstaf
 De fysische methode verdeelt de gemeenschappelijke productiekosten over
de hoofdproducten op basis van hun relatieve proporties of fysische
verhoudingen na het split-offpunt
 Altijd met een fysische verdeelbasis, nl. aantal meter, kilogram,…
 Nadeel: het kan zijn dat de fysische verhoudingen niet in relatie staan met de
opbrengstwaarde van de hoofdproducten
o




Kostenverdeling in verhouding tot de opbrengstwaarde
 Verkoopwaardemethode
 Wanneer hoofdproducten na het split-offpunt verkocht worden, kan
deze methode toegepast worden => deelt de gemeenschappelijke
productiekosten op basis van de relatieve koopwaarde van elk
product na split-off
 Producten met de hoogste verkoopwaarde dragen het grootste deel
van de gemeenschappelijke kosten => methode steunt op het
draagkrachtbeginsel
 !! Men neemt de verkoopwaarde van de totale productie als
verdeelwaarde en niet de verkoopwaarde van de verkochte
producten
 Nettoverkoopwaarde
 Wordt aangewend wanneer de hoofdproducten na het splutitoffpunt nog verder verwerkt worden => variant van de
verkoopwaardemethode
 Verschil is dat de uiteindelijke verkoopwaarde van elk product
verminderd wordt met de afzonderlijke kosten gemaakt voor elk
product na de split-off, zo krijgt men de netto-verkoopwaarde.
 Men moet informatie hebben m.b.t. van de kosten van de verdere
verwerking van de producten na split-off
 Gelijke brutomargemethode
 Gemeenschappelijke kosten op een zodanige manier verdelen dat
uiteindelijk elk product dezelfde brutomarge heeft
 Eerst de globale brutomarge berekenen => dan resultaat dat elk
product afzonderlijk moet halen om dezelfde brutomarge te hebben
o Methoden gebaseerd op de opbrengstwaarden en vooral de gelijke
brutomargemethode zijn de meest eerlijke methoden
Kostprijsberekening van hoofd-en bijproducten
o Zie pag. 366 e.v.
De verwerking van de kosten van afval
o Afval wordt gedefinieerd als inputfactoren in het productieproces, waarvan niets
terug te vinden is bij de afgewerkte producten
 2 soorten:
 Afval waar men nog een prijs voor kan krijgen = ‘scrap’
 Afval waar men voor moet betalen om het te verwijderen = ‘waste’
o De kosten van afval zitten automatisch in de kostprijs van de producten
Besluitvorming
o Zie pag. 370 e.v. voor voorbeeld
Verdeling van gemeenschappelijke productiekosten bij externe contacten
o => meestal niet aangewezen
o Situaties waarbij men dat toch nog moet gebruiken
 Waardering van de kosten der verkochte goederen en de waardering van de
voorraad bij de externe verslaggeving en voor de fiscale aangifte




Winstgevendheidsanalyse van klanten, wanneer deze klanten wisselende
volumes van gemeenschappelijke producten kopen en daarnaast ook andere
producten van de onderneming
Vergoeding door de verzekeringsmaatschappij wanneer een aantal van de
gemeenschappelijke producten gedeeltelijk beschadigd of volledig vernield
zijn
Wanneer prijsafspraken moeten gemaakt worden met externe partijen
In relatie met de overheid
Download