Eten, het wil wat

advertisement
DE VROUWEN VAN MATTEÜS
'Dertig zilverlingen, de prijs waarvoor Jezus werd overgeleverd, is de prijs van een per ongeluk gedode slaaf
of het loon voor een goede herder,' zei m'n gesprekspartner. Die had het in een kerkblaadje gelezen. Ik
vermoed dat de betreffende auteur dat heeft overgeschreven uit een prekenboekje van de overigens veel te
vroeg overleden en door mij zeer gewaardeerde F.O. van Gennep. 'Die exegese lijkt me te rammelen,'
antwoordde ik. 'Dertig zilverlingen is in Exodus 21 inderdaad de prijs van een door een stotige os
omgekomen slaaf, maar voor een gedode slavin moet de eigenaar hetzelfde bedrag neertellen. Het ligt meer
voor de hand bij die dertig zilverstukken te denken aan de lossingslijst van Leviticus 27. Die lijst ligt ook ten
grondslag aan de prijs die Jozef opbrengt als hij naar Egypte wordt verkocht –
twintig zilverlingen voor een zeventienjarige – en in die lijst is dertig zilverlingen de prijs van een vrouw
van Jezus’ leeftijd1. Jezus is voor de prijs van een vrouw verraden en daarmee licht Matteüs een slip van zijn
theologische mantel op.'
Dat moest ik maar eens uitleggen, vond een ander aan de tafel, een redactielid van Interpretatie. Je ziet maar
weer hoe je op je woorden moet letten, zeker in het W.C. van Unnikgebouw op de Utrechtse Uithof. Nu zit
ik opeens een artikel te schrijven over de 'rol van de vrouw in het evangelie naar Matteüs.'
Ik waag me buiten m'n vakgebied en schrijf op verzoek slechts een aantal zaken op dat me opvalt als ik het
evangelie naar Matteüs lees. Een voorbeeld van cursorisch lezen dus. Wie vertrouwd is met de theologie van
Frans Breukelman2 zal het onderstaande niet vreemd overkomen. Naar mijn idee heeft geen enkele andere
Nederlandse geleerde de theologie van Matteüs zo helder neergezet als hij heeft gedaan. Ik ga dus in deze
bijdrage dus niet voor originaliteit en heb met het bovenstaande een aantal disclaimers ingebouwd. Met
enige vrijmoedigheid ga ik van start.
Allereerst iets over de literaire structuur van het Evangelie: hij begint bij Genesis en sluit af met het slot van
2 Kronieken, doorgaans het slot van de Hebreeuwse bijbel: 'biblos genéseoos Iesou Christou', het boek van
de genesis van Jezus Christus' (NBG heeft 'geslachtsregister van Jezus Christus'; NBV: 'overzicht van de
afstamming van Jezus Christus') en de evangelist sluit af met de herinnering aan de woorden van Kores:
'Alle koninkrijken van de aarde heeft de Heer... mij gegeven..., de Heer zijn God zij met hem, ga heen' (2
Kron. 36:23).
Matteüs wil kennelijk iets met die Hebreeuwse bijbel, in elk geval wil hij beginnen bij het begin ervan. Een
'boek van de genesis', een geslachtslijst in drieën, net als de ouverture van het bijbelboek, Genesis 1-11, drie
geslachtslijsten heeft en in het vervolg een verhaal dat uitloopt op Jozef, die naar Egypte gaat; een
woestijntocht, een doortocht door het water en een wetsafkondiging op een berg, kortom: de tora op een
andere manier verteld.
Matteüs gaat in zijn geslachtslijst nogal vrij om met de gegevens van het Oude Testament. Veel vertalers
maken het in dit opzicht helemaal bont door de naam Asaf in de grondtekst - toch de vertegenwoordiger van
de tempelzang en daarmee van de psalmen - maar tot Asa te bombarderen, 1:7.83. Matteüs' eigen
belangstelling is niet gericht op de mannen die de doorgaans de geslachtslijsten met hun namen sieren (ze
verwekken en gaan dood, het enige wat ze kennelijk kunnen), maar op vijf vrouwen die hij binnenbrengt:
Tamar, Rachab, Ruth, de vrouw van Uria en Maria. Het zijn nogal opvallende types; Tamar, die zich als
hoer verkleedt en bij wie Juda zo nakomelingschap verwekt; Rachab, de hoer van Jericho; Ruth, de
Moabitische die Boaz 's nachts op de dorsvloer opzoekt; de vrouw van Uria die door David uit de mikwe
wordt gehaald en medeverantwoordelijk wordt als je de bepaling uit Deut. 22:24 erbij haalt. En Maria.
Het zijn in elk geval namen die de lezer de oren doen spitsen. Komen die namen of waarvoor ze staan nog
terug in het evangelie? En waarvoor staan ze dan? Afgezien van het feit dat je zou kunnen volhouden dat de
eerste vier vrouwen allen uit het buitenland komen (Tamar: een Kanaänitische; Rachab: een Kanaänitische;
Ruth: een Moabitische; de vrouw van Uria: een Hetitische; die suggestie is er althans), zou je ook kunnen
zeggen: deze vrouwen 'redden' op een bijzondere manier. Ze redden en zo worden ze gered. Haar wordt een
kind gegéven tegenover al die kerels die verwekken. Zoals van Maria gezegd wordt: 'uit wie verwekt is Jezus
die Christus wordt genoemd' (1:16). De Messias wordt immers niet verwekt en zo toegevoegd aan het lijstje
1
Lev. 27: 4
Zie bijvoorbeeld F.H. Breukelman, Bijbelse Theologie deel III – de theologie van de evangelist Mattheüs, Kampen
1984..
3
Zo bijvoorbeeld NBG. Tot mijn vreugde heeft de NBV weer Asaf.
2
1
manlijke dappere daden. Hij wordt geschonken, zoals Israël zelf een aan de volkerenwereld geschonken volk
is. Die volkerenwereld zal straks in de gestalte van de magiërs uit het oosten komen om dit kind hulde te
brengen en met geschenken te eren, die nota bene eerder door vader Abraham zijn meegegeven aan de zonen
die hij bij Hagar en Ketura heeft (Gen. 25:6).
KEERPUNT
Dat theologische spel houdt Matteüs vol. Als we midden in het evangelie zijn aangekomen, vlak voor de
aanvang van Jezus' tocht naar Jeruzalem, vinden we Jezus terug in de regio van Tyrus en Sidon, waar een
vrouw hem aanspreekt: haar dochter is bezeten. Jezus behandelt haar nogal honds: 'Het is niet gepast het
brood van de kinderen te nemen en het de honden toe te werpen( 15: 26). Wie in het huidige Israël iemand
voor kèlev, hond, uitscheldt en daarvoor in de vorm van klappen zijn trekken thuis krijgt, zal de diepte van
dit woord eerder peilen dan de degene die de tekst netjes voordraagt in de liturgie. Jezus zet die vrouw echt
verschrikkelijk neer, maar zij is er niet door uit het veld geslagen en pareert Jezus' grofheid dat ze graag een
hondje is en van de kruimels die van tafel vallen opsnuffelt. Zoals in Richt. 1:7 Adonibezek vernederd onder
de tafel van Juda opeet wat naar beneden valt.
Als je dit verhaal bij Marcus leest (Lucas en Johannes hebben het niet), valt op dat Jezus haar uiteindelijk
toestemt met 'Om dit woord, ga heen...' (Mar. 7:29). Maar bij Matteüs zegt Jezus: 'O vrouw, groot is je
geloof...' Daar waar de leerlingen kleingelovigen worden genoemd (6:30; 8:26; 14:31; 16:8. Ook de
Romeinse hoofdman uit 8:10 heeft een groot geloof). Die vrouw uit het gebied van Tyrus en Sidon brengt
Jezus op de weg van de volken. Zoals de vrouwen uit de lijst van Matteüs 1 ook de volken
vertegenwoordigen.
Helemaal boeiend wordt het als de moeder van de zonen van Zebedeüs op het toneel verschijnt in hoofdstuk
20. Ik hoor Frans Breukelman nog briesen: 'Ja, dat moet natuurlijk de vrouw van Zebedeüs zijn, denken ze
bij Groot Nieuws voor u. Stom dat Matteüs dat zelf niet door heeft.' Breukelman heeft gelijk: Matteüs
schrijft dat niet voor niets, zoals hij in de ouverture niet voor niets 'de vrouw van Uria’ schrijft i.p.v.
Batseba. Die mevrouw wordt zo in de schijnwerpers gezet, met een vraag: 'Geef dat mijn twee zonen hier
mogen zitten, één aan uw linkerzij en één aan uw rechterzij in uw Koninkrijk' (20:21). Ze vraagt om
ereplaatsen en wordt meteen door Jezus afgeserveerd. Maar daarmee is niet alles gezegd. Want allereerst
heeft Marcus niet 'de moeder van de zonen van Zebedeüs' maar meldt dat Jakobus en Johannes, de zonen
van Zebedeüs, het zélf vroegen (Mar. 10;33). En Lucas volstaat met de mededeling dat er onenigheid
ontstond over de vraag wie de eerste was (Luc. 22:24). Kortom: Matteüs laat zelf die mevrouw op het toneel
verschijnen. Wat wil hij met haar?
VROUWEN EN DE PASSIE
Doorlezen als je dat wilt weten, zou mijn advies zijn. We belanden dan in de passiegeschiedenis. En daarin
tekent Matteüs twee partijen, twee vormen van discipelschap, zou ik bijna zeggen. Eén partij
vertegenwoordigd door mannen. Zij geven gestalte aan alles wat met bloed, zweet en tranen te maken heeft.
Zij grijpen Jezus, verraden en verloochenen hem. En verder zijn het mannen die hem klappen geven en hem
kruisigen. De andere kant van het discipelschap wordt bekleed met de rol van vrouwen. Als voor de vijfde
keer heeft geklonken dat Jezus zijn woorden geëindigd heeft (26:1; nu zelfs al deze woorden, komt een
vrouw het huis van Simon de Melaatse in Betanië binnen (26:6). Geen verheffend toneel. Betanië
(‘Rotdorp’) is de Schilderswijk van Jeruzalem en Simon de Melaatse is ook al geen Bill Gates. Maar in die
omgeving komt een vrouw met kostbare mirre en zalft Jezus daarmee. Jezus heet Christus, masjieach,
Gezalfde. Die titel moet toch ergens in de tekst een aanknopingspunt hebben. Zie hier: niet een priester of
priesterlijke profeet verricht de zalving maar een vrouw. Zij vertegenwoordigt de belijdende gemeente.
Tegenover de manlijke discipelen die er niets van snappen en meteen roepen ‘Wat zonde van het geld’.
Matteüs houdt die lijn nog even vol. Jezus wordt gepakt na het verraad door Judas, die Jezus voor dertig
zilverlingen overlevert. Dat moet in deze theologische context wel de prijs van een vrouw zijn. Tussen al die
missende en misselijk makende mannen is die ene man, Jezus zelf, er in een geheime agenda getekend als
een vrouw. Een extra argument is nog dat Matteüs de enige evangelist is die een prijs noemt. Marcus en
Lucas houden beiden de prijs in het midden: ‘geld’ (Mar. 14:11; Luc. 22:5. Johannes vertelt al helemaal
geen verhaal over betaald verraad.
Na het verraad is er van de discipelen niemand mee in de ring. Ze vluchten allemaal, 26:56. Zij komen
alleen nog op het toneel om Jezus te verloochenen of om zelfmoord te plegen. Matteüs is de enige evangelist
2
die de verhanging van Judas meldt. ‘Ook al moet ik met u sterven…’ hadden de leerlingen beleden.
Wonderlijk genoeg is het Judas (of is het Juda?) die zich aan die belijdenis houdt.
Nu wordt de rol van de leerlingen helemaal overgenomen door vrouwen. De jongens zijn er zelfs niet meer
om Jezus’ kruis te dragen, dat moet een passant uit Noord Afrika doen. Maar er zijn wel veel vrouwen. Ze
zijn Matteüs gevolgd uit Galilea om hem te dienen (diakonousai autooi; ‘om voor hem ‘te zorgen’ heeft de
NBV, hoe bedenk je het!). Zij zijn degenen die doorhebben waarom het in de diaconie gaat. Het is de
diaconie van het kruis, waarvan Matteüs al in 20:28 gesproken had tegen de moeder van de zonen van
Zebedeüs. En zij zit er zelf bij. Zij die wenste dat háár twee zonen zouden zitten, één aan Jezus’ rechterhand
en één aan Jezus’ linkerhand, merkt nu dat die plaatsen al vergeven zijn: aan de gekruisigden rechts en links
naast Jezus, 27:38. Zo gaat dat in het Koninkrijk. Daarin is een troon een kruis en is de kleinste de grootste.
VROUWEN ALS GETUIGEN
Drie vrouwen worden met naam en toenaam genoemd op Golgota: Maria van Magdala, Maria, de moeder
van Jakobus en Jozef, en de moeder van de zonen van Zebedeüs. Maar bij een volgende vermelding laat
Matteüs de laatste weg. Dan zitten alleen nog de twee Maria’s tegenover het graf, 27:61. De moeder van de
zonen van Zebedeüs heeft afgehaakt. Het indirecte, verborgen antwoord op haar vraag wordt haar teveel,
suggereert Matteüs. Twee van de drie blijven over. Nog genoeg getuigenis, want op grond van de verklaring
van twee of drie zal een zaak vaststaan, lezen we in de tora (Deut. 17:6; 19:15) en bij Matteüs zelf
(18:16.20). Het minimumaantal wordt ingevuld door de twee Maria’s die getuigen zijn van de opstanding.
En haar verhaal staat haaks op het verhaal waarmee de gevluchte bewakers tegen betaling op weg gaan: dat
Jezus is gestolen. Het contra-evangelie van de boodschap van de twee vrouwen ‘Zeg dat hij is opgewekt uit
de doden.’ Zij zijn ook degenen die de broeders naar Galilea moeten halen.
Terug naar het begin van mijn verhaal: Matteüs tekent de Jezus-als- Messias belijdende gemeenschap als een
vrouw. Het is verdedigbaar om te zeggen: als de bat tsijjon,het meisje Sion, de bruid, de geliefde. Vrouwen
spelen niet de verzorgende bijrol, waarin ze het schort voorgebonden krijgen, zoals de schoonmoeder van
Petrus in de NBV na haar genezing meteen zoiets als koffie gaat zetten voor Jezus4. Die vrouwen zijn ‘de
Vrouwe’, beeld van de partner van de Almachtige.
Piet van Midden
Piet van Midden doceert Bijbels Hebreeuws aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht en is predikant in
de PKN.
4
8:15: ‘Ze stond op en begon voor hem te zorgen’
3
Download