Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Begintermen Omschrijving Begintermen expliciteren de verwachtingen t.a.v. de kennis, vaardigheden en attitudes waarover de ‘normstudent’ bij de aanvang van de opleiding of het opleidingsonderdeel beschikt of zou moeten beschikken. Waarover gaat het? Studenten nemen nooit als een ‘leeg blad’ deel aan een opleiding(sonderdeel). Zij beschikken over een arsenaal aan kennis, vaardigheden, motivaties, enz. Niet alle studenten beschikken echter bij de aanvang van een opleiding(sonderdeel) over eenzelfde geheel van kennis, vaardigheden en motivaties (zie ook steekkaart ‘Voorkennis’). Bij het uittekenen van een opleiding(sonderdeel) heeft een didactisch team (zie steekkaart ‘Didactisch team’), al dan niet expliciet, verwachtingen waaraan de studenten bij de aanvang van het leerproces zouden moeten voldoen. Het didactisch team ontwerpt immers de leeromgeving met een bepaalde studentengroep voor ogen. Het is belangrijk deze verwachtingen t.a.v. het doelpubliek te expliciteren in termen van wat ze kennen, wat ze kunnen, wat hun houding is, etc. Deze geëxpliciteerde verwachtingen over de studenten bij aanvang van het opleidingsonderdeel worden begintermen genoemd. Begintermen geven m.a.w. aan wat men concreet verstaat onder het begrip ‘normstudent’, de student die precies beschikt over de voorkennis, begaafdheid, motivatie en het studiegedrag van de doelgroep waarop een programma of opleidingsonderdeel zich richt. Waaruit bestaat het? Begintermen kunnen op vele elementen betrekking hebben. Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘kennis’, ‘vaardigheden’ en ‘attitudes’, maar gezien hun sterke verwevenheid is dit niet altijd evident. Daarom werkt men dikwijls met ‘competenties’ of geïntegreerde gehelen van kennis en vaardigheden. Daarnaast lijkt het zinvol begintermen te onderscheiden die eerder domeinspecifiek zijn. Deze zijn gebonden aan een bepaalde discipline of professionele activiteit. Andere begintermen zijn dan weer domeinoverstijgend, algemeen van aard. Voorbeelden Domeinspecifiek: - Studenten hebben interesse voor godsdienstige attitudes, leefgewoontes en tradities (op reis aandacht hebben voor religieuze gebouwen, rituelen, en manifestaties). - De student is in staat op systematische wijze de zorgbehoefte vast te stellen bij een toegewezen patiënt (cliënt, kraamvrouw, bewoner, enz.) en een individueel zorgplan op te stellen, op te volgen en te evalueren. Domeinoverstijgend: - Studenten kunnen vlot databanken raadplegen en de gewenste informatie opzoeken. - Studenten kunnen gebruik maken van Word of een ander tekstverwerkingsprogramma om papers, opdrachten, enz. uit te schrijven. - Studenten kunnen zelfstandig wetenschappelijke artikels verwerken. Begintermen kunnen op verschillende (aan elkaar gerelateerde) niveaus worden gedefinieerd: hoger onderwijs in het algemeen, afzonderlijke opleidingen en afzonderlijke opleidingsonderdelen. Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Op het eerste niveau expliciteren de begintermen de verwachtingen vanuit de universiteit of hogeschool als geheel en ze formuleren een antwoord op vragen als (a) welke competenties veronderstelt de instelling van studenten (kennis, vaardigheden) wanneer die hun opleiding aanvatten en (b) welke houding (attitudes) verwacht ze van de studenten. Dergelijke begintermen zijn fundamenteel, algemeen en omvattend en vormen de basis voor wat vanuit de onderscheiden opleidingen specifiek kan worden verwacht. Gelijkaardige vragen kunnen worden gesteld bij het ontwerpen van opleidingen in hun totaliteit en voor elk specifiek opleidingsonderdeel. - Over welke kennis en vaardigheden moeten de studenten al beschikken? - Kunnen studenten vlot met het digitaal leerplatform (in de K.U.Leuven: Toledo) werken? - In welke mate kan de normstudent zelfstandig zijn leerproces sturen? - ... Om studenten goed te informeren over de vereiste begintermen nemen de meeste instellingen deze expliciet op in de studiegids of programmabeschrijvingen. In de K.U.Leuven worden de begintermen van opleidingen in het onderwijskundig referentiekader van de opleiding opgenomen en in het programmaboek gepubliceerd. De begintermen van elk specifiek opleidingsonderdeel worden door de docenten bepaald en in de syllabus opgenomen (zie steekkaart ‘Beschrijving van een opleidingsonderdeel’). Op het niveau van de onderwijsleeractiviteiten (zie steekkaart ‘Onderwijsleeractiviteiten’) worden geen aparte begintermen geformuleerd. Studenten worden immers toegelaten tot volledige opleidingsonderdelen en niet tot de afzonderlijke onderwijsleeractiviteiten. In de definitie van begintermen wordt gesteld dat begintermen in operationele termen zijn geformuleerd. Toch is dat voor meer algemene begintermen niet steeds mogelijk. Daarom kunnen naast begintermen ook indicatoren worden geïdentificeerd. Dit zijn concrete vaardigheden of handelingen die een aanwijzing (geen garantie of noodzakelijke voorwaarde) vormen voor het beantwoorden aan de begintermen. De indicatoren zijn niet dwingend met de begintermen verbonden, maar ze kunnen de studenten wel meer houvast geven om zichzelf in te schatten. - Studenten hebben een historisch bewustzijn (concrete historische data in relatie met elkaar kunnen brengen en situeren op een tijdslijn). - Studenten hebben een initiële kennis van de christelijke traditie en kerkgeschiedenis (vertrouwd zijn met een basisvocabulaire, o.m. termen als ‘profeet’, ‘bijbel’, ‘Jezus van Nazareth’). - Studenten zijn in staat tot abstractie en toepassing van geabstraheerde inzichten en schema's (onderscheid kunnen maken tussen doctrines, rituelen en praktijken). Waarvoor en hoe kan je het gebruiken? Student - Een student kan uit de algemene begintermen van de instelling afleiden of hij hoger onderwijs aankan. - Een student kan zich bij zijn studiekeuze informeren over de begintermen om op die manier na te gaan of hij wel voldoet aan de ‘norm’ van de (het) opleiding(sonderdeel) van zijn keuze. - De begintermen kunnen voor de student een aanleiding zijn om zijn kennis en vaardigheden voor de aanvang van een opleiding(sonderdeel) bij te schaven. POC/didactisch team - De begintermen van een opleidingsonderdeel kenmerken het doelpubliek waarop het onderwijs wordt afgestemd. Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. - De begintermen zijn a priori verwachtingen en vereisten van een universiteit, hogeschool, opleiding of opleidingsonderdeel. Als in een opleiding(sonderdeel) wordt geconstateerd dat de slaagcijfers van de ‘normstudenten’ onder de verwachtingen liggen, dan kan het noodzakelijk zijn het onderwijs beter op de normstudent af te stemmen of dient men na te gaan of men wel realistisch is in de begintermen. - Wijzigingen aan het curriculum (incl. de begeleiding) vereisen dat grondig wordt nagegaan of ook wijzigingen aan de omschrijving van de normstudent en dus aan de begintermen moeten worden aangebracht. Aanbevelingen en valkuilen Naarmate begintermen in operationele, verifieerbare termen worden uitgedrukt, zijn ze bruikbaarder voor de studenten. De concretisering is gewenst tot op het niveau van de activiteit die van de studenten wordt verwacht (wat moeten studenten doen?) en op het niveau van de inhoud of invulling van de leerstof. Studenten moeten immers in de begintermen een concrete houvast vinden om te beslissen of ze al dan niet geschikt zijn om de opleiding of het opleidingsonderdeel te volgen en in welke mate ze hun kennis en vaardigheden moeten bijschaven voor de aanvang van de opleiding/het opleidingsonderdeel. Voor het formuleren van begintermen kan worden verwezen naar de aandachtspunten voor het formuleren van doelstellingen (zie steekkaart ‘Formuleren van doelstellingen’). Net als begintermen zijn doelstellingen immers concrete verwachtingen t.a.v. de student. Begintermen gelden bij de aanvang van het opleidingsonderdeel, doelstellingen moeten bereikt zijn bij het afronden van het opleidingsonderdeel. Voorbeelden: Kennis: - Studenten kunnen vlot Engelse en Franse teksten lezen en begrijpen. Vaardigheden: - Studenten kunnen gebruik maken van Windows, Winword (of een ander tekstverwerkingsprogramma) en internet. Attitudes: - Er wordt van de studenten vooral een open houding gevraagd ten aanzien van religie en levensbeschouwing, die zich uit in een openstaan voor zinvragen zowel op het persoonlijke als op het maatschappelijke vlak. Vaak is het niet vanzelfsprekend voor een groep studenten precies te beschrijven aan welke kenmerken ze in welke mate zouden moeten voldoen. Ervaringen van collega’s of collega’s uit voorgaande jaren met gelijkaardige groepen kunnen wat meer duidelijkheid geven. Een zorgvuldige analyse van de syllabi die aan het opleidingsonderdeel voorafgingen, helpt eveneens. Daarnaast kan men peilen naar de voorkennis van studenten a.d.h.v. toetsen, groepsgesprekken, enz. (zie steekkaart ‘Voorkennis’). Wil je er meer over weten? De begintermen die voor de bacheloropleidingen aan de K.U.Leuven werden geformuleerd, zijn te vinden op http://www.kuleuven.be/onderwijs/aanbod/info/algemeen/n/0611.htm. Nota Begintermen aan de K.U.Leuven, 2001