H1 Klant - Lotte binder

advertisement
Lotte Binder
16-10-2014
Avans Hogeschool
Bedrijfskunde MER
Kennisportfolio P3
Management
Beschrijving:
Keuning heeft dit model
ontworpen omdat hij gelooft
dat een bedrijf verschillende
fases kent. Deze fases hebben
allemaal hun eigen kenmerken.
De stadia bestaan uit
bestaansopbouw, overleven,
succes, expansie, optimale
verhoudingen, verstarring en
nieuwe vormen van groei.
Te gebruiken voor:
Het analyseren van een
organisatie.
Beschrijving:
Crisissen waarmee het management te maken krijgt in de loop van de organisatie.
Te gebruiken voor:
In de loop van de organisatie groeit
een bedrijf op een bepaalde manier.
Vervolgens loopt ze ergens tegen
aan. Bijvoorbeeld de
leiderschapscrisis. Dit model biedt
direct de oplossing voor de crisissen
namelijk de nieuwe groeifasen.
Belastingrecht:
Loonbelasting:
Te gebruiken bij:
Het uitrekenen van het af te dragen loonbelasting
eindbalans
- beginbalans
- stortingen
+ Onttrekkingen
+ beperkt en niet aftrekbare posten (art. 3.14/3.15/3.16/3.17 wet IB)
- vrijstellingen
(art 3.11/3.12/3.13/ wet IB)
- Investeringsaftrek
(3.41/3.42/3.42a wet IB)
- toevoeging OR
- Ondernemersaftrek
(art. 3.76/3.76lid 3/3.77/3.78/ wet IB)
- MKB winstvrijstelling
(14% van de winst) (art. 3.79a)
Vennootschapsbelasting:
Te gebruiken bij:
Het berekenen van het af te dragen vennootschapsbelasting
Eindvermogen
- Beginvermogen
+ Onttrekkingen (art. 10 wet VPB)
+ Kapitaalstortingen
Vermogensmutatie
-objectieve vrijstellingen
+ niet op beperkt aftrekbare kosten (art. 9 wet VPB)
+ giften
- Investeringsaftrek
+/- Fiscale reserves (art. 3.53 1a)
-/- Correctie deelnemingsvrijstelling (art. 13 lid 1 wet VPB)
Fiscale winst
-/- Aftrekbaar deel van de giften (Art. 16 wet VPB)
Belastbaar winst
-/- Te verrekenen verliezen (Art. 20 wet VPB)
Belastbaar bedrag
Bedrijfseconomie:
Geen modellen deze perioden.
Algemene economie:
Productiefactor
Kapitaal
Ondernemerschap
beloning
Rente + huur
Winst
Natuur
Arbeid
pacht
Loon
Beschrijving:
Beschrijft de verschillende geldstromen tussen de verschillende partijen. De actoren in dit schema
zijn Gezinnen, Overheid, Bedrijven en Buitenland. De bank is geen actor maar wel een partij in dit
schema omdat er ook geldstromen lopen van en naar de bank.
Te gebruiken bij:
C: Consumeren
Y: loon
B: belasting
O:overheidsinvesteringen
S: sparen
I: Investeringen door bedrijven
E: Export
M: Import
Het gaat hier om geldstromen!
HRM:
Beschrijving: Bepaald de behoefte aan personeel en maakt deel uit van hoe er met het personeel
wordt omgegaan. Met betrekking tot instroom, uitstroom en doorstroom.
Te gebruiken bij:
Alle personeelszaken rondom een bedrijf.
Het begint bij de missie en visie, deze
moeten aansluiten op alle
personeelszaken en personeel zelf.
Algemene economie
Omgevingsfactoren en participanten
Beschrijving:
participanten zijn de partijen rondom de organisatie (de
lichtgroene blokjes). De organisatie staat hier direct mee
in contact. De blauwe ring zijn de omgevingsfactoren, de
organisatie heeft hier geen invloed op, maar moet hier
wel altijd rekening mee houden en in meespelen.
Te gebruiken voor:
Met dit schema kan een organisatie afleiden met welke
omgevingsfactoren en partijen een organisatie te
maken krijgt.
SWOT-analyse
Beschrijving:
In een SWOT-analyse worden de kansen en
bedreigingen (deze zijn extern voor een bedrijf) en de
sterktes en zwaktes (deze liggen intern voor een
bedrijf) geformuleerd.
Te gebruiken voor:
De mogelijkheden, op bijvoorbeeld het gebied van
uitbreiden, van een organisatie formuleren.
Bedrijfseconomie
Balans
Auteur:
A. Heezen
Beschrijving:
Een balans geeft een overzicht van de bezittingen en de financieringswijze hiervan. De
bezittingen bestaan uit het vaste-, vlottende en liquide activa. De vaste activa bestaan uit
bezittingen die langer dan een jaar mee gaan. De vlottende activa gaan minder lang dan een
jaar mee, zoals bijvoorbeeld de voorraad. En de
liquide middelen zijn middelen waar direct mee
betaald kan worden, namelijk kas en bank. De
financieringswijze bestaan uit eigen en vreemd
vermogen. Het eigen vermogen is de eigen inleg
in een bedrijf. Het vreemd vermogen bestaat uit
leningen die langer mee gaan dan een jaar (lang
vreemd vermogen) en leningen die korter
meegaan dan een jaar (kort vreemd vermogen).
Te gebruiken voor:
Geeft een financieel inzicht in een organisatie en is overigens een verplicht onderdeel op de
jaarrekening van een onderneming.
Winst- en verliesrekening
Auteur:
A. Heezen
Beschrijving:
Geeft een overzicht op de kosten en opbrengsten van een organisatie en beïnvloed het eigen
vermogen op de balans. Als een bedrijf winst maakt wordt het eigen vermogen groter en als
een bedrijf verlies maakt wordt het eigenvermogen kleiner.
Te gebruiken voor:
Het berekenen van het resultaat van een organisatie.
Liquiditeitsoverzicht
Auteur:
B. Heezen
Beschrijving:
Geeft een overzicht van de ontvangsten en uitgaven van een organisatie en beïnvloed de
liquide middelen (kas/bank) op de balans. Als het liquiditeitsoverzicht een saldo heeft aan de
ontvangsten kant, wordt de omvang van de liquide middelen kleiner. Als het
liquiditeitsoverzicht een saldo heeft aan de uitgaven kant, wordt de omvang van de liquide
middelen groter.
Te gebruiken voor:
Inzicht krijgen op de ontvangsten en uitgave van een onderneming.
Communicatie
Corporate identity mix
Beschrijving
De corporate identity mix beschrijft de
persoonlijkheid (bestaand uit de missie,
visie en doelstelling) van een organisatie en
uit zicht in gedrag, symboliek en
communicatie. Met het gedrag wordt
bedoeld de manier waarop de organisatie
zich gedraagt, bijvoorbeeld de
klantvriendelijkheid. Bij symboliek kun je
denken aan de huisstijl van een organisatie. Met de communicatie kan een bedrijf zijn
persoonlijkheid ook uiten door bijvoorbeeld de reclame.
Te gebruiken voor
Het kan worden toegepast worden op het beleid van de organisatie voert om de
doelstellingen naar buiten te laten treden.
Het communicatieplan:
Beschrijving
Met het communicatie plan gaan we een probleem van een organisatie oplossen of
verbeteren. Je begint dus altijd bij het probleem. Dit wordt altijd geformuleerd in een vraag.
Bijvoorbeeld “hoe kunnen we het imago van dit bedrijf verbeteren?” Daarna volgt de
analyse die bestaat uit de externe- en interne analyse. De externe analyse geeft een inzicht
op de ontwikkelingen in de omgeving en welke ingrijpende gevolgen dit heeft voor de
organisatie. De interne analyse geeft inzicht op het functioneren van de organisatie zelf.
Daarna ga je de doelgroepen vaststellen en deze ga je verder segmenteren (onderverdelen).
De communicatiedoelstellingen worden SMART geformuleerd. De doelstellingen kunnen
ondernemend, markt of communicatief gericht zijn. De boodschap kun je vergelijken met de
belofte die wordt gedaan aan de klant en wordt afgestemd op de kernwaarde van een
bedrijf. In de communicatiestrategie wordt er in gegaan op de vraag hoe de boodschap
wordt overgebracht aan de doelgroep. Vervolgens wordt er bepaald welke middelen
hiervoor het beste gebruikt kunnen worden.
Alle communicatieactiviteiten kosten veel tijd om af te stemmen binnen de organisatie.
Daarom moet er een goede tijdsplanning gemaakt worden. Vervolgens wordt er nog
gekeken naar hoeveel een onderneming wil uitgeven en daarna wordt het proces
geëvalueerd. Meestal begin je vanaf deze fase weer bij het begin of ergens in het midden.
Het communicatieplan:
1. Probleem
2. Analyse
3. Communicatiedoelgroepen
4. Communicatiedoelstellingen
5. Boodschap
6. Communicatiestrategie
7. Communicatiemiddelen
8. Tijdsplanning
9. Budget
10. Evaluatie
Management
7-s model
Auteur
McKinsey
Beschrijving
Het 7-s model bestaat uit onderdelen die in het geval van een goede
organisatie sterk met elkaar samenhangen. Vandaar lopen ook de lijnen tussen
de verschillende bollen in het 7-s model. Als iedereen op de hoogte is van de
bepaalde doelstelling en iedereen de activiteiten op elkaar afstemt krijg je een
goed lopende organisatie volgens McKinsey.
Te gebruiken bij
Je kunt het 7-s model gebruiken bij het analyseren of een organisatie op het
gebied van management goed loopt. Wordt alles goed met elkaar
gecommuniceerd en zijn de verschillende afdelingen op de hoogte van dezelfde doelstellingen?
ISO-systeem
Beschrijving
Een kwaliteitssysteem waarvoor een bedrijf
een certificaat kan halen. Waarbij er steeds
opnieuw wordt geanalyseerd en verbeterd
in hetzelfde proces.
Te gebruiken bij
Het beoordelen van de kwaliteit
INK-systeem
Beschrijving
Ook een kwaliteitssysteem. Is er erg op
gericht op de mening van klanten.
Dus de externe partijen hebben veel
invloed
Te gebruiken bij
Beoordelen van de kwaliteiten
Recht
Rechtsbronnen
Beschrijving
Bronnen van het recht
Te gebruiken bij
Het opzoeken van het recht
1. Jurisprudentie
2. Wet
3. Verdragen
4. Gewoonten
Sociaal of klassiek?
Beschrijving
Sociale grondrecht:
Vereiste optreden van de staat, ontwikkeling van de burger, alleen verticale werking, opdracht aan
de regering.
Klassieke grondrecht:
Vereisen terughoudendheid van de staat, bescherming van de burger, verticale en horizontale
werking, rechtsbescherming.
Te gebruiken bij
Onderscheiden van rechten
Stappenplan casus
Beschrijving
Stap 1: Wie zijn de partijen?
Stap 2: Wat is het juridisch leerstuk?
(in maximaal 5 woorden)
Stap 3: Wat is of zijn de relevante artikelen?
Stap 4: Benoemen en toepassen van de criteria
Stap 5: Wat is de conclusie?
Verwerk in je conclusie het antwoord op de vraag.
Te gebruiken bij
Het beantwoorden van een casus
P4 Innovatie
Het BMC-model:
Dit model helpt om te analyseren hoe de omgeving van een bedrijf verandert
(trends!) en hoe het bedrijf daarmee kan omgaan teneinde een structureel
competitief voordeel te behalen. Zo kan je waarde blijven creëren. Het BMC is een
manier om relevante informatie met betrekking tot het business model overzichtelijk
in kaart te brengen. Op deze manier worden complexe verbanden zichtbaar. Aan de
hand van dit model kunnen nieuwe strategische alternatieven gecreëerd worden.
Het business model kan het beste worden beschreven aan de hand van negen
basisbouwstenen. Deze negen bouwstenen omvatten de vier hoofdgebieden van een
onderneming: klanten, aanbod, infrastructuur en financiële levensvatbaarheid(winst).
De 9 bouwstenen:
1.
Klantsegmenten (KS): Een bedrijf kan niet blijven bestaan zonder klanten. Om
klanten beter tevreden te stellen kan een bedrijf ze groeperen in verschillende
segmenten met gemeenschappelijke behoeften, gedragingen of andere attributen.
Het boek hanteert de volgende klantsegmenten:

Massamarkt: Deze maken geen onderscheid tussen verschillende
klantensegmenten. Iedereen kan er dus klant van zijn. De groep klanten heeft in
grote lijnen dezelfde behoeften of problemen. Voorbeelden: Jumbo, Action, Aldi,
Kruidvat, Hema, Albert Heijn en www.bol.com.

Nichemarkt: Deze markten bedienen specifieke, gespecialiseerde klangsegmenten.
De distributiekanalen en klantrelaties zijn afgestemd op de specifieke eisen van een
nichemarkt. Voorbeelden: Ferrari en andere aanbieders van speciale autoonderdelen.

Gesegmenteerd: Deze markten maken onderscheid tussen marktsegmenten met niet
iets verschillende behoeften en problemen. De segmenten hebben vergelijkbare,
maar verschillende behoeften en problemen. Deze markt biedt elk segment ietwat
verschillende waardeproposities. Voorbeelden: Renault biedt auto’s voor gezinnen,
sportliefhebbers, ouderen en bedrijven. Allemaal geïnteresseerd in auto’s, maar net
andere wensen.

Gediversifieerd: Deze markt biedt twee niet met elkaar samenhangende
klantsegmenten met zeer verschillende behoeften en problemen aan. Bijvoorbeeld:
Honda en Ansof

Multi-sided platforms: Deze markten bedienen twee of meer onderling afhankelijke
klantsegmenten. Beiden segmenten zijn belangrijk wil het business model werken.
Vaak zijn de doelgroepen: gebruikers en adverteerders. Bijvoorbeeld: Google, rtl4,
metro en VISA. Deze bedrijven bieden gratis diensten of producten aan maar kunnen
alleen blijven bestaan door adverteerders.
2.
Waarde proposities (WP): De waardeproposities beschrijft de bundel van
producten en diensten die waarde creëert voor een specifiek klantsegment. Je kant
dit zien als bepaalde sleutelvaardigheden. Hoe beter je je aanbod (waarde voor de
klant) afstemt op de klant, hoe succesvoller je bent. Waarde kunnen kwantitatief zijn
(bijv. prijs, snelheid of service) of kwalitatief (bijv. ontwerp en klantervaring). In het
boek komen de volgende aanbod:
-
Nieuwheid (bijv. de IPAD)
-
Performance/ het constant verbeteren van producten en diensten (bijv. snellere
pc)
-
Customization/ op maat maken naar de wens van klant (bijv. online schoen
ontwerpen)
-
Klus klaren/ producten die je helpen om dingen sneller en handiger te doen
-
Een mooi ontwerp (bijv. meubelstuk)
-
Status (bijv. automerk en kledingmerk)
-
Lage prijs (bijv. huismerk, discounters)
-
Gemak (bijv. mobiele telefoon)
3.
Kanalen(KN): Deze bouwsteen beschrijft hoe een bedrijf met zijn
klantsegmenten communiceert en ze bereikt om een waardeproposities te leveren.
Kanalen vervullen verschillende functies:
-
Awareness (bekendheid) vergroten bij klanten over de producten en diensten
van een bedrijf.
-
Klanten helpen de waardeproposities van een bedrijf te beoordelen
-
Het voor klanten mogelijk maken specifieke producten en diensten aan te
schaffen.
-
Een waardeproposities leveren aan klanten.
-
Klantsupport bieden ná aankoop.
4. Inkomstenstromen = Verdienmodellen: Op welke manieren kun je geld verdienen
aan je klanten?
Verkoop = overdracht van eigendom fysiek product
Bijvoorbeeld supermarkt
Gebruikersfee= dienstverlening naar gebruik
Abonnementsgelden= vast tarief
Abonnementen telefoon
Uitleen/huur/lease
Verhuren van woonhuisjes
Licentieverlening = auteursrecht/patenten
Bij computerprogramma’s betaal je voor Exel, maar je krijgt niet alles ervan, maar je
kunt het toepassen.
Brokerage fee = commissie percentage
Makelaar verdient door percentage van de verkoopprijs.
Reclame:
Advertenties in tijdschift of op je website een banner te laten plaatsen.
5.
Klantenrelaties = Hoe ga je met je klant om, zodat hij naast de tevredenheid
over jouw product/dienst tevreden is over je bedrijf met als doel:
·
Nieuwe klanten aantrekken (Klantacquisitie)
·
Bestaande klanten behouden (klantretentie)
·
Meer verkopen aan bestaande klanten (upselling)
Soorten klantrelaties:

Persoonlijke hulp= Een verkoopmedewerker helpt je

Toegewezen persoonlijke hulp= Continu dezelfde accountmanager helpt je.

Self Service= Trekmuur van de frietzaak, zelfscanner bij AH- To GO

Geautomatiseerde diensten= Bij AH-ToGo kun je zelf de producten pakken, scannen
en betalen, kaartje bij de trein kopen

Communities= Jeep heeft bijeenkomsten dat ze samen tochten gaan maken. Groep
waar je bij hoort. Dus een erg nauwe relatie met de klanten.

Co-creatie= Dat je klant eigenlijk mede het product mag maken. Pickwick heeft
theedrinkers die mee smaken kunnen bepalen. Of net zoals Lays die wedstrijden
heeft voor nieuwe smaken.
6.
Kernactiviteiten= De belangrijkste dingen die een bedrijf moet doen om te
zorgen dat een businessmodel werkt. De processen die centraal staan in de branche
moet het bedrijf het beste organiseren en moet de meeste management
aandacht hebben.
3 soorten Key Activities:
- Productie= ontwerpen, maken en leveren
Produceren bijvoorbeeld BMW.
-Probleem oplossen= Alle kernactiviteiten onder om problemen op te lossen. Denk
hierbij aan tandartsen, dokters, automonteur.
- Platform of netwerk= Dat je partijen met elkaar verbind.
Denk aan Metro: adverteerders + lezers.
7.
Key Resources= De belangrijkste assets die een bedrijf nodig heeft om te
zorgen dat een businessmodel werkt. Assets = resources = productiemiddelen.
1.
Fysieke resources = vaste activa,infrastructuur
Tastbare middelen, zoals kasten, computers, machines.
NS, productiebedrijven
2.
Intellectuele resources = Kennis, informatie, patenten
Licenties, wijsheid wat een bedrijf heeft, zoals het recept voor Coca-Cola
Uitgeverijen, electronica bedrijven
3.
Human resources= Kennis en kunde
Hier zit het niet zoals bij 2 op papier, maar puur in de hoofden van mensen. Voor een
ziekenhuis zijn dit bijvoorbeeld de chirurgen die alles weten en kennen.
Universiteiten en hogescholen
4.
Financiële resources
Je hebt geld nodig om het Businessmodel nodig om te werken. Geld nodig om je
werk mee uit te voeren. Wil je lening uitgeven of rente uitbetalen, dit zijn hun
werkzaamheden en kan dus niet zonder geld.
Banken (funding), verzekeraar.
8.
Key Partners= Het netwerk van leveranciers en partners die zorgen dat het
businessmodel werkt. Er zijn nauwelijks nog bedrijven die geen samenwerking
aangaan met andere partijen om hun businessmodel te realiseren. Het kiezen van de
juiste strategische partnerships is dan ook van levensbelang voor het optimaliseren
van het businessmodel.
Klant/leverancier: transportbedrijf Norbert Dentressangle en Ikea hebben
strategische alliantie voor distributie en warehousing. RR levert al sinds jaar en dag
vliegtuigmotoren voor Boeing. Ontwerpen worden op elkaar afgestemd.
Strategische Allianties= Samenwerking tussen niet-concurrenten om samen
strategisch voordeel te behalen. Werk op elkaar aansluiten zodat je samen het
verschil kan maken.
Senseo: philips (apparaten) en Douwe Egberts (koffiepads)
Joint venture= Twee verschillende bedrijven die samen strategisch voordeel willen
halen, maar dan ook samen een nieuwe organisatie en identiteit oprichten. Vanuit
deze samenwerking komt 1 naam te liggen.
Lipton is JV van Pepsico en Unielever
Coöptatie= Samenwerken met je concurrent. Op deze manier kun je financieel
voordeel behalen.
BMW levert de motoren voor Saab (concurrenten leveren aan elkaar)
9.
Kostenstructuur = Wat is de structuur van de belangrijkste kosten die inherent
zijn aan het businessmodel. De keuzes die worden gemaakt bij de inrichting van het
interne bedrijfsmodel hebben grote invloed op de kostenstructuur van het bedrijf. Een
belangrijk element is om de kosten zo laag te krijgen maar een minstens zo
belangrijk argument is om de kosten flexibel te houden zodat de organisatie
wendbaar blijft voor veranderende marktomstandigheden en marktbehoeften. Een
derde element die van belang is, is de vraag of het bedrijfsmodel gericht is op
innovatie en kwaliteit of dat de nadruk ligt op lage prijs.
1. Waardegestuurde businessmodellen versus kostengestuurde businessmodellen:
= Kies je ervoor om zoveel mogelijk waarde aan te bieden, of juist zo goedkoop
mogelijke producten. Dit is een basiskeuze, waar wil je staan?
2. Vaste versus variabele kosten:
Vaste kosten: investeringen in efficiënte productie.
Voordelen: weet van te voren waar je aan toe bent
Variabele kosten: flexibiliteit t.a.v. niveau van productie.
Zelf doen (efficiënt) versus uitbesteden (flexibel).
Voordelen: wanneer je omgeving heel dynamisch is en je niet goed weet hoe je hier
op in moet spelen. Ik wil in mijn waarde flexibel zijn.
3. Schaal en scope voordelen:
Schaalvoordelen: Met een product veel volume.
Korting op dezelfde deuren die je besteld.
Scopevoordelen: Met meerdere verschillende producten kunnen componenten
gedeeld worden waardoor toch efficiencyvoordeel wordt behaald.
Gaat het erom dat je gaat kijken of er niet toch taken zijn die je vaker doet.
Als je 100 verschillende keukens moet zetten, komt er op een gegeven moment toch
meer efficiëntie/hogere APT, omdat de keuken wel ander is, maar de handeling is
vergelijkbaar.
Intulecutele Eigendoms Recht
Intellectueel eigendomsrecht betekend: het beschermen van iets wat iemand creatief
heeft bedacht. Je krijgt het recht om in je eentje bepaalde handelingen te verrichten.
Ofwel, je hebt geestelijk eigendom.
We kennen verschillende vormen:
- Merkenrecht
- Recht op handelsnaam
- Octrooirecht
- Auteursrecht
- Portretrecht
In art 1. Auteurswet staat het begrip auteursrecht uitgelegd. Hierbij zijn verschillende
dingen van belang:
-
Maker: de geestelijke schepper/ degene die iets bedenkt. Dit is bij een huis de
architect en bij een boek de schrijver.
Let op artikel 4: Op het moment dat je naam op een werk staat, mag de rechter
er in het
beginsel vanuit gaan dat jij de maker bent. Tenzij de ander kan aantonen dat je
dit niet bent!
Let op artikel 6/7: Als je in dienst van iemand anders iets maakt, doe je dit in
dienst van
iemand anders. Degene waarvan je in dienst bent is dan de ‘’maker’’. Behalve
als je iets doet
wat totaal niet in opdracht was van de baas.
-
Werk: Ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst.
(moet wel ook origineel zijn!!)
Let op artikel 10 lid 1: in dit artikel zie je wanneer iets een werk is en wanneer
niet.
-
Openbaar maken: ter beschikking stellen van het publiek. Dit begrip staat
beschreven in artikel 12 Auteurswet.
Let op artikel 12 lid 5!
-
Verveelvoudigen: handelingen die het origineel reproduceren en het bewerken
van het origineel. Dit staat beschreven in artikel 13 Auteurswet.
Let op artikel 14: Hierin staan de beperkingen van verveelvoudiging
beschreven.
-
Beperkingen: Alleen in hele bijzondere omstandigheden is inbreuk op het
auteursrecht toegestaan. Er mag dan geen afbreuk zijn aan de normale exploitatie.
We kijken hierbij naar de auteursrichtlijnen.
Let op artikel 15: Het overnemen van nieuwsberichten etc. is toegestaan.
Let op artikel 16a: Op gebied van onderwijs zijn dingen over auteursrecht
anders geregeld
Auteursrecht is overdraagbaar. Ook kan je auteursrecht gedeeltelijk overdragen.
Denk hierbij aan licenties. Iemand betaald ervoor om tijdelijk gebruik te maken van
een deel van je werk.
Wat doe je nu bij inbreuk van de handhaving?
-
Verbod aanvragen
-
Een dwangsom opeisen
-
Een schadevergoeding eisen
-
Een winstafdracht vragen
-
En strafrecht inschakelen
Hoelang is auteursrecht geldig?
Auteursrecht is niet oneindig geldig. De geldigheid staat beschreven in artikel 37
Auteurswet. Auteursrecht vergaat 70 jaar na het overleiden van de maker.
Hoe kom je aan auteursrecht?
Als je een werk hebt gemaakt, krijg je gelijk auteursrecht. Je hoeft je hier niet voor
in te schrijven, maar krijgt dit automatisch.
Onder auteursrecht valt ook het portretrecht. Dit wil zeggen dat men niet zomaar
jou portret mag overnemen.
Artikel 20: auteur is niet bevoegd om een portret openbaar te maken indien er sprake
is van:
·
Een portret
·
In opdracht
·
Tenzij anders overeengekomen
Artikel 21: auteur is niet bevoegd om een portret openbaar te maken indien sprake is
van:
·
Een portret
·
Zonder opdracht
·
Voor zover een redelijk belang zich verzet.
(Wanneer je alleen achter door een filmbeeld loopt is dit geen redelijk belang.
Wanneer er privé foto’s van je geworden heb je een redelijk belang en mag de maker
deze dus niet zomaar openbaar maken)
In artikel 2.1 BVIE staat het begrip merk beschreven:
Een merk: is een teken (woord, naam, afbeelding etc.) waarmee de
handelswaren/diensten van een onderneming onderscheiden worden van
handelswaren/ diensten van concurrenten.
Wat zijn de functies van een merk?
-
Herkomstfunctie: je praat over een merk en iedereen weet waar je het over hebt.
Het is
herkenbaar.
-
Garantiefunctie: Je praat over een merk en iedereen weet dat het een goede
kwaliteit heeft.
-
Reclamefunctie: Je praat over een merk en andere willen het hierdoor ook
kopen.
Welke type merken onderscheiden we?
-
Woordmerken à Lidl
-
Beeldmerken à Shell
-
Vormmerken à Grolsch heeft haar eigen vorm flesje.
-
Kleurmerken à Zwitsal heeft haar eigen kleur, babygeel
-
Slagzinnen à Nespresso. What else?
Hoe zit het met de totstandkoming van een beschermd merk?
1.
Men dient een aanvraag in bij BBIE
2.
BBIE toets onder andere aan eisen deugdelijkheid en geoorloofdheid (art. 2.11
BVIE)
3.
Uitspraak van het bureau: beschermt of onbeschermd
4.
Het merk wordt ingeschreven (gedeponeerd)
Aan een merk zijn een aantal materiële vereisten gesteld:
Een teken kan alleen worden beschermd als hij:
-
Deugdelijk is
o
Een merk leent zich ertoe de waren of diensten te onderscheiden
o
Een merk mag in beginsel niet beschrijvend zijn. (geen beschrijving geven van
het product of dienst dat het aanbied.)
o
Geoorloofd is
Niet in strijd met de goede zegen (bijv. geen scheldwoorden of persoonlijkheden
zoals Hitler)
o
o
Mag niet misleidend zijn
Rechtmatig is (art. 2.20 wet BVIE)
Een merk mag niet gelijk zijn aan een ander merk, voor dezelfde waren gebruikt
worden en afbreuk doen aan de functie van het merk. Dus slechtere kwaliteit zijn
etc. (lid 1 sub a)
o
Een merk mag niet gelijk zijn of heel erg lijken op een bestaand merk dat
dezelfde soort waren aanbied en waardoor verwarring ontstaat bij het publiek (lid 1
sub b)
o
Een merk mag niet gelijk zijn of heel erg lijken op een bestaand erg bekend merk
dat een ander soort waren aanbiedt. Waardoor het nieuwe merk profijt doet aan de
merknaam van het bekende merk. Of wat de reputatie van het bestaande merk
schaad. (lid 1 sub c)
o
Een merk mag niet gebruikt worden voor iets anders dan het aanbieden van
waren of diensten, waardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken of wat
afbreuk doet aan de reputatie van het merk. (lid 1 sub d)
Een handelsnaam is de naam waaronder de onderneming wordt gedreven (art.
1 HNW)
-
Doel is het onderscheiden van een onderneming (en dus niet het goed/product)
-
Iedere ondernemer is vrij om een handelsnaam te kiezen, de wet geeft slechts
een aantal verbodsbepalingen
-
Ontstaat door gebruik! Hoef je dus niet aan te vragen.
Eisen aan een handelsnaam:
- Er mag geen misleiding zijn omtrent eigendom (art. 3 HNW). Je mag dus niet de naam
van een bekende Nederlander gebruiken ofzo.
- Er mag geen misleiding zijn omtrent de rechtsvorm (art. 4 HNW)
- Er mag geen overige misleiding zijn (art. 5b HNW) (je mag niet liegen!)
- Het is verboden een handelsnaam te voeren die:
o Reeds door een andere onderneming wordt gevoerd
o Deze door de ander rechtmatig werd gevoerd
o Indien sprake is van verwarringsgevaar door:
 plaats vestiging of
 aard onderneming.
- Het is verboden een handelsnaam te voeren die:
o Een beschermd merk bevat
o De handelsnaam lijkt teveel op het merk
o
Waarbij verwarringsgevaar over herkomst is te duchten.
H1 Klant
MARCOM
stappen marketingcommunicatie plan
stappen die ingevuld moeten worden in MarComplan
Marketing
Reacties van de koper:
Kenmerken die van invloed zijn op consumentengedrag bestaan uit:
Het besluitvormingsproces van de consument:
Maslow:
De reacties van de afnemer :
Invloeden bij besluitvorming van bedrijven:
Koopproces organisaties:
D.m.v. het winkelkompas – de vijf retail W’s: wie, wat, waar, waarom, waarde!
Prijsmethodes, gebaseerd op kosten, perceptie van consument en prijzen van concurrent:
Kostengeoriënteerde prijszetting
Kostprijsplusmethode – standaardopslag wordt opgeteld bij de kosten van het product.
Break-evenprijszetting – prijs bepalen waarbij respectievelijk het precies quitte speelt of de gewenste
winst of een gewenst rendement haalt (BE: TO = TK)
Vraaggeoriënteerde prijszetting op basis van perceived value: de waarde in de ogen van de klant
vormt het uitgangspunt, niet de kosten van de aanbieder (waardeprijszetting of prijszetting op basis
van toegevoegde waarde).
Concurrentiegerichte prijszetting oordeel van de waarde van het product baseren op wat de
concurrenten voor soortgelijke producten rekenen
Mis = marketinginformatiesysteem = mensen, apparatuur en procedures om benodigde, tijdige en
exacte informatie te verzamelen, sorteren, analyseren, evalueren en verspreiden onder de
marketingbeslissers:
Management
5 basis onderdelen van een organisatie
Kleine strategische top, breed uitlopend middenkader, grote, platte uitvoerende kern. Vloeiende
overgang: verbonden via één lijn van formeel gezag. Andere 2 aan weerszijden: stn los van de
gezagslijn en hebben slechts indirect invloed op de uitvoerende kern.
Eenvoudige structuur
Structurele
configuratie
Eenvoudige structuur
Primair
coördinatiemechanisme
Direct toezicht
Voornaamste deel
van de organisatie
Strategische top
Type decentralisatie
Verticale en horizontale
decentralisatie
Machinebureaucratie
Machinebureaucratie
Standaardisatie van
werkprocessen
Technostructuur
Beperkte horizontale
decentralisatie
Standaardisatie van
vaardigheden
Uitvoerende kern
Verticale en horizontale
decentralisatie
Standaardisatie van output
Middenkader
Beperkte verticale
decentralisatie
Professionele bureaucratie
Professionele
bureaucratie
Divisiestructuur
Divisiestructuur
Adhocratie
Adhocratie
Onderlinge aanpassing
Ondersteunende
diensten
Selectieve decentralisatie
Recht
Reclame
Vergelijking
(art. 6:194a
BW)
Misleiding (art. 6:194 BW)
Goederen/diensten
Elke vorm van reclame
Hem/degene t.b.v. wie hij handelt in
uitoefening van beroep/bedrijf
Waarbij concurrent/dan wel door concurrent
Worden aangeboden
Goederen/diensten
Mededeling
Uitdrukkelijk/impliciet
Openbaar maken
Duidelijk/onbezinnig
Wegens een ander
In 1 of meer opzichten
Consumentenkoop
Kopen van onroerende zaak (art. 7:2 + 7:3 BW)
Koop met eigendomsvoorbehoud (art. 7:9 lid 3 BW)
De verkoper blijft eigenaar van de afgeleverde zaak totdat de totale koopsom door de koper is
voldaan.
Koop op proef (art. 7:45 e.v. BW)
Koop op afstand (art. 7:46A e.v. BW)
Wordt gesloten door een consument die zich thuis bevindt en een leverancier die zich elders bevindt.
Onderhandse en openbare verkoop
Bij onderhandse verkoop bepalen partijen zelf de voorwaarden waaronder zij de koopovereenkomst
willen aangaan.
Bij openbare verkoop worden zaken bij opbod verkocht op een veiling
Colportage
Er is sprake van een bepaald persoon die roerende zaken of diensten te koop aanbiedt door
persoonlijk bezoek aan particulieren of daartoe samengebrachte groepen personen. 3 soorten:
Afbetalingscolporteur
Contantcolporteur
Kredietcolporteur
De rechten van de verkoper zijn de verplichtingen van de koper! Wat kan de koper eisen? (art. 7:26
BW) : betalen van de koopprijs, tenzij anders afgesproken.
Bij weigering moet de koper voor het behoud van de zaak zorgen
Wanneer dit niet mogelijk is, moet de koper de zaak verkopen
Gevolgen voor niet nakomen van (consumenten)koopovereenkomst (art. 7:26 e.v. BW):
Dan gelden de algemene regels van het verbintenissenrecht.
Ontbindingsrecht (art. 7:33 + 7:34 BW)
ICT
Er zijn drie soorten overeenkomsten via internet:
B2C = business to consumer
B2B = business to business
C2C = cunsumer to consumer
Privacy
Bescherming privacy door regels te stellen ten aanzien van het verwerken van persoonsgegevens.
Sleutelbegrippen Wbp zijn ‘persoonsgegevens’ en ‘verwerken’ (art. 1 WBP).
Rechtsbeschermingsmogelijkheden:
Een burger kan stappen ondernemen (schade). Art. 49 Wbp.
Het openbaar ministerie kan vervolgen (straf). Art. 75 Wbp.
Het Cbp kan actie ondernemen (bestuursdwang/dwangsom). Art. 65 Wbp.
H2 Leverancier
Administratieve organisatie
Wat is AO?
Administratieve organisatie → “Voorkomen van een puinhoop”.
Vier begrippen van belang:
1. Besturen → “de gewenste richting geven”
2. Doen functioneren → “de tent moet draaien”
3. Beheersen → “activiteiten verlopen volgens plan”
4. Verantwoording afleggen → zowel intern als extern
Administratieve organisatie
Administratieve organisatie is het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens ten behoeve
van het verstrekken van informatie t.b.v. het besturen en doen functioneren van een organisatie en t.b.v. de
verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
Cruciaal begrip in AO : Betrouwbare informatie
Juist
Volledig
à Klopt het wat er staat?
à Staat alles er wat er moet staan?
(volledigheid van opbrengsten)
Tijdig
à Is de informatie tijdig?
Gereedschapskoffer:
7 maatregelen die genomen kunnen worden om
risico's in het bedrijf de voorkomen of te verbeteren.
Algemene economie (MESO)
Concurrentie intensiteit:
Is er veel concurrentie ja/nee binnen een bedrijfstak en wat voor soort concurrentie is dat?
Bestaat uit 3 onderdelen:
SGR-model:
inkoop
.
Inkoop & Logistiek:
Kraljic-matrix:
Leveranciersbeoordelingssysteem:
Het systematisch beoordelen van de prestaties van de huidige leveranciers en/of de organisatie van de huidige
en/of potentiële leveranciers, ten einde te komen tot een verbetering van het niveau van de prestaties van die
huidige leveranciers òf tot een optimale leverancierskeuze.
Methoden:
1. Compensatorische (selectieproces, op zoek naar een nieuwe leverancier)
2. Niet-compensatorische (selectieproces, op zoek naar een nieuwe leverancier)
3. Semi-compensatorisch (nazorg)
logistiek
Definitie logistiek:
Alle voorbereidingen en handelingen die nodig zijn om de
troepen op de meest doeltreffende wijze van goederen
en voorraden te voorzien en onder de gunstige
omstandigheden te doen strijden.
Logistieke doelstellingen:
Differentiatie (veel verschillende producten, breed aanbod)
of Kostenleiderschap(lage kosten)
Bij de drie doldwaze dagen bij de Bijenkorf wil je veel verschillende producten verkopen, dan heb je gekozen voor
Differentiatie. Bij de Lidl gaat het om laagste kosten, kostenleiderschap.
Het KOOP-concept:
Klant Order Ontkoppel Punt
Voorraadbeheer in één voorraadpunt.
Waarom heb je eigenlijk voorraden:
- Om op tijd te kunnen leveren
- Je hebt een inkoop, een opslag en een verkoop. Het is een ophoping van producten. De aanvoer is groter dan
de afvoer. Er wordt dus meer ingekocht dan verkocht.
Bestelmethoden:
Formule van Camp (= wiskundig)
- Wat is de optimale bestelgrootte per keer bestellen?
Waar gaat het met deze formule precies om?
- Het gaat om het vinden van de optimale bestelgrootte bij de leverancier.
De formule berekent het punt waarbij de totale kosten (bestel- en voorraadkosten) zo laag mogelijk zijn.
leidt tot de meest optimale bestelgrootte Q
D = Demand, jaarvraag/jaarafname
Cb = kosten van het bestellen per kéér
Q = Quantity, bestelhoeveelheid per keer
Cv = Voorraadkosten per product (over een bepaalde periode)
Economic order quantity (EOQ) andere naam voor deze formule
Reverse Logistics:
Reverse logistics omvat de beheersing van de logistieke processen bij het inzamelen, transporeren en verwerken
van gebruikte (eind-)producten en verpakkingen.
H3 kennisportofolio
Recht
Rechtsfeiten
Logistiek
Functionele fabricage
Het productieproces is op basis van functies ontworpen en ingericht, sprake van KOOP 4/5.
Groepsgewijze fabricage (mengvorm)
Het ontwerp en de inrichting van het productieproces is volgens orderstroom.
Continue fabricage
Het productieproces is van te voren vastgesteld en ingericht. Productie gaat volgens een
vaste wijze, sprake van KOOP 1.
BOM
BOM is de Bill of Material. Het is een stukslijst, een lijst met alle materialen die verwerkt
zitten in het product en waaruit het artikel bestaat.
MRP-I
Vroeger werd alles handmatig gepland = cardex systeem; voorraadaanvulsysteem. Dit werd
een steeds complexer wordende papierstroom. Tegenwoordig gaat alles via
geautomatiseerde systemen. Echter, hierbij ontstond het probleem dat al die systemen los
van elkaar werden gebruikt en dat er dus gemakkelijk fouten gemaakt werden en het een
grote chaos werd. Daarom werd er een overkoepelend systeem ontworpen: het MRP-I
systeem. Dit systeem is een veel uitgebreider systeem, dan een standaard aanvul systeem.
Supply Chain
Vroeger was er meer sprake van een supply chain (leveringen/aanbod): PUSH
Demand Chain
Tegenwoordig is er meer sprake van een demand chain (vraag): PULL
H4 kennisportofolio
Bedrijfseconomie *
Voor dit vak zijn geen modellen of figuren gebruikt.
Landenanalyse
*
Valutarisico (vormen)
Pretransactierisico
= ‘offerterisico’
Transactierisico
= ‘kredietermijnrisico’
Translatierisico
= ‘omrekenrisico (vaste) activa op de balans’
Economisch of structureel risico
= ‘concurrentierisico
* fasen economische groei
1. Factorgedreven (afhankelijk van grondstoffen etc. vb is Afrika) 2.
Investeringsgedreven (investeringen stimuleren verdere groei vb is China) 3.
Innovatiegedreven (innovatie zorgt voor groei vb is VS)
* Internationaliseringsvormen
Een bedrijf kan internationaliseren op diverse manieren. Wanneer het kiest voor Export
kan dit direct (zonder tussenpersoon) en indirect (met tussenpersoon). Uiteraard kan er
ook gekozen worden voor productie ter plekke. Hier kan gebruik gemaakt worden van
licentieverlening, een joint venture (samenwerking) en directe investering.
* Keuze internationaliseringsvorm
De keuze van een bepaalde vorm van internationalisatie is afhankelijk van de te vormen
doelstelling. Wanneer er voor kostenvoordeel wordt geëxporteerd en er geen
eigendomsvoordeel is, is verkopen op thuismarkt het best. Wanneer er geen
landenvoordelen zijn, is direct investering niet aan de orde. Er kan dan het best gekozen
worden voor indirect of direct export. Het schema hieronder licht dit verder toe.
Internationale marketing *EPRG-Model van Perlmutter
Het EPRG model geeft de focus van een bepaalde organisatie weer. Zo kan een
organisatie erg
ethnocentrisch zijn. Hierbij is het vooral gericht op het eigen land en beschouwd het
zichzelf als superieur. Polycentrische organisaties kijken ook naar verschillen tussen
andere markten. Regiocentrisch is het kijken naar overeenkomsten en geocentrische
organisaties zien de gehele wereld als één markt.
* Abell diagram
Het abell diagram zorgt voor een marktdefinitie door de aspecten Wie, Wat en Hoe te
beantwoorden. Wie is de afnemer, wat is de behoeften die zij hebben en hoe is de
technologieën die daarvoor gebruikt gaan worden. Een voorbeeld hieronder.
* DESTEP model
Bij het destep model wordt de macro omgeving in kaart gebracht aan de hand van
Demografische-, Ecologische-, Sociaal-culturele-, Technologische-, Economische- en
Politiek-Juridische factoren. Aan de hand van deze factoren wordt de aantrekkelijkheid
van een bedrijfstak duidelijk gemaakt.
* 5krachtenmodel Porter
Via dit model kijken we naar de interne concurrentie binnen een markt. De factoren
concurrentie, substituten, toetreders, leveranciers en afnemers worden hierbij nader
onderzocht.
Download