Lotte Binder 16-10-2014 Avans Hogeschool Bedrijfskunde MER Kennisportfolio P3 Management Beschrijving: Keuning heeft dit model ontworpen omdat hij gelooft dat een bedrijf verschillende fases kent. Deze fases hebben allemaal hun eigen kenmerken. De stadia bestaan uit bestaansopbouw, overleven, succes, expansie, optimale verhoudingen, verstarring en nieuwe vormen van groei. Te gebruiken voor: Het analyseren van een organisatie. Beschrijving: Crisissen waarmee het management te maken krijgt in de loop van de organisatie. Te gebruiken voor: In de loop van de organisatie groeit een bedrijf op een bepaalde manier. Vervolgens loopt ze ergens tegen aan. Bijvoorbeeld de leiderschapscrisis. Dit model biedt direct de oplossing voor de crisissen namelijk de nieuwe groeifasen. Belastingrecht: Loonbelasting: Te gebruiken bij: Het uitrekenen van het af te dragen loonbelasting eindbalans - beginbalans - stortingen + Onttrekkingen + beperkt en niet aftrekbare posten (art. 3.14/3.15/3.16/3.17 wet IB) - vrijstellingen (art 3.11/3.12/3.13/ wet IB) - Investeringsaftrek (3.41/3.42/3.42a wet IB) - toevoeging OR - Ondernemersaftrek (art. 3.76/3.76lid 3/3.77/3.78/ wet IB) - MKB winstvrijstelling (14% van de winst) (art. 3.79a) Vennootschapsbelasting: Te gebruiken bij: Het berekenen van het af te dragen vennootschapsbelasting Eindvermogen - Beginvermogen + Onttrekkingen (art. 10 wet VPB) + Kapitaalstortingen Vermogensmutatie -objectieve vrijstellingen + niet op beperkt aftrekbare kosten (art. 9 wet VPB) + giften - Investeringsaftrek +/- Fiscale reserves (art. 3.53 1a) -/- Correctie deelnemingsvrijstelling (art. 13 lid 1 wet VPB) Fiscale winst -/- Aftrekbaar deel van de giften (Art. 16 wet VPB) Belastbaar winst -/- Te verrekenen verliezen (Art. 20 wet VPB) Belastbaar bedrag Bedrijfseconomie: Geen modellen deze perioden. Algemene economie: Productiefactor Kapitaal Ondernemerschap beloning Rente + huur Winst Natuur Arbeid pacht Loon Beschrijving: Beschrijft de verschillende geldstromen tussen de verschillende partijen. De actoren in dit schema zijn Gezinnen, Overheid, Bedrijven en Buitenland. De bank is geen actor maar wel een partij in dit schema omdat er ook geldstromen lopen van en naar de bank. Te gebruiken bij: C: Consumeren Y: loon B: belasting O:overheidsinvesteringen S: sparen I: Investeringen door bedrijven E: Export M: Import Het gaat hier om geldstromen! HRM: Beschrijving: Bepaald de behoefte aan personeel en maakt deel uit van hoe er met het personeel wordt omgegaan. Met betrekking tot instroom, uitstroom en doorstroom. Te gebruiken bij: Alle personeelszaken rondom een bedrijf. Het begint bij de missie en visie, deze moeten aansluiten op alle personeelszaken en personeel zelf. Algemene economie Omgevingsfactoren en participanten Beschrijving: participanten zijn de partijen rondom de organisatie (de lichtgroene blokjes). De organisatie staat hier direct mee in contact. De blauwe ring zijn de omgevingsfactoren, de organisatie heeft hier geen invloed op, maar moet hier wel altijd rekening mee houden en in meespelen. Te gebruiken voor: Met dit schema kan een organisatie afleiden met welke omgevingsfactoren en partijen een organisatie te maken krijgt. SWOT-analyse Beschrijving: In een SWOT-analyse worden de kansen en bedreigingen (deze zijn extern voor een bedrijf) en de sterktes en zwaktes (deze liggen intern voor een bedrijf) geformuleerd. Te gebruiken voor: De mogelijkheden, op bijvoorbeeld het gebied van uitbreiden, van een organisatie formuleren. Bedrijfseconomie Balans Auteur: A. Heezen Beschrijving: Een balans geeft een overzicht van de bezittingen en de financieringswijze hiervan. De bezittingen bestaan uit het vaste-, vlottende en liquide activa. De vaste activa bestaan uit bezittingen die langer dan een jaar mee gaan. De vlottende activa gaan minder lang dan een jaar mee, zoals bijvoorbeeld de voorraad. En de liquide middelen zijn middelen waar direct mee betaald kan worden, namelijk kas en bank. De financieringswijze bestaan uit eigen en vreemd vermogen. Het eigen vermogen is de eigen inleg in een bedrijf. Het vreemd vermogen bestaat uit leningen die langer mee gaan dan een jaar (lang vreemd vermogen) en leningen die korter meegaan dan een jaar (kort vreemd vermogen). Te gebruiken voor: Geeft een financieel inzicht in een organisatie en is overigens een verplicht onderdeel op de jaarrekening van een onderneming. Winst- en verliesrekening Auteur: A. Heezen Beschrijving: Geeft een overzicht op de kosten en opbrengsten van een organisatie en beïnvloed het eigen vermogen op de balans. Als een bedrijf winst maakt wordt het eigen vermogen groter en als een bedrijf verlies maakt wordt het eigenvermogen kleiner. Te gebruiken voor: Het berekenen van het resultaat van een organisatie. Liquiditeitsoverzicht Auteur: B. Heezen Beschrijving: Geeft een overzicht van de ontvangsten en uitgaven van een organisatie en beïnvloed de liquide middelen (kas/bank) op de balans. Als het liquiditeitsoverzicht een saldo heeft aan de ontvangsten kant, wordt de omvang van de liquide middelen kleiner. Als het liquiditeitsoverzicht een saldo heeft aan de uitgaven kant, wordt de omvang van de liquide middelen groter. Te gebruiken voor: Inzicht krijgen op de ontvangsten en uitgave van een onderneming. Communicatie Corporate identity mix Beschrijving De corporate identity mix beschrijft de persoonlijkheid (bestaand uit de missie, visie en doelstelling) van een organisatie en uit zicht in gedrag, symboliek en communicatie. Met het gedrag wordt bedoeld de manier waarop de organisatie zich gedraagt, bijvoorbeeld de klantvriendelijkheid. Bij symboliek kun je denken aan de huisstijl van een organisatie. Met de communicatie kan een bedrijf zijn persoonlijkheid ook uiten door bijvoorbeeld de reclame. Te gebruiken voor Het kan worden toegepast worden op het beleid van de organisatie voert om de doelstellingen naar buiten te laten treden. Het communicatieplan: Beschrijving Met het communicatie plan gaan we een probleem van een organisatie oplossen of verbeteren. Je begint dus altijd bij het probleem. Dit wordt altijd geformuleerd in een vraag. Bijvoorbeeld “hoe kunnen we het imago van dit bedrijf verbeteren?” Daarna volgt de analyse die bestaat uit de externe- en interne analyse. De externe analyse geeft een inzicht op de ontwikkelingen in de omgeving en welke ingrijpende gevolgen dit heeft voor de organisatie. De interne analyse geeft inzicht op het functioneren van de organisatie zelf. Daarna ga je de doelgroepen vaststellen en deze ga je verder segmenteren (onderverdelen). De communicatiedoelstellingen worden SMART geformuleerd. De doelstellingen kunnen ondernemend, markt of communicatief gericht zijn. De boodschap kun je vergelijken met de belofte die wordt gedaan aan de klant en wordt afgestemd op de kernwaarde van een bedrijf. In de communicatiestrategie wordt er in gegaan op de vraag hoe de boodschap wordt overgebracht aan de doelgroep. Vervolgens wordt er bepaald welke middelen hiervoor het beste gebruikt kunnen worden. Alle communicatieactiviteiten kosten veel tijd om af te stemmen binnen de organisatie. Daarom moet er een goede tijdsplanning gemaakt worden. Vervolgens wordt er nog gekeken naar hoeveel een onderneming wil uitgeven en daarna wordt het proces geëvalueerd. Meestal begin je vanaf deze fase weer bij het begin of ergens in het midden. Het communicatieplan: 1. Probleem 2. Analyse 3. Communicatiedoelgroepen 4. Communicatiedoelstellingen 5. Boodschap 6. Communicatiestrategie 7. Communicatiemiddelen 8. Tijdsplanning 9. Budget 10. Evaluatie Management 7-s model Auteur McKinsey Beschrijving Het 7-s model bestaat uit onderdelen die in het geval van een goede organisatie sterk met elkaar samenhangen. Vandaar lopen ook de lijnen tussen de verschillende bollen in het 7-s model. Als iedereen op de hoogte is van de bepaalde doelstelling en iedereen de activiteiten op elkaar afstemt krijg je een goed lopende organisatie volgens McKinsey. Te gebruiken bij Je kunt het 7-s model gebruiken bij het analyseren of een organisatie op het gebied van management goed loopt. Wordt alles goed met elkaar gecommuniceerd en zijn de verschillende afdelingen op de hoogte van dezelfde doelstellingen? ISO-systeem Beschrijving Een kwaliteitssysteem waarvoor een bedrijf een certificaat kan halen. Waarbij er steeds opnieuw wordt geanalyseerd en verbeterd in hetzelfde proces. Te gebruiken bij Het beoordelen van de kwaliteit INK-systeem Beschrijving Ook een kwaliteitssysteem. Is er erg op gericht op de mening van klanten. Dus de externe partijen hebben veel invloed Te gebruiken bij Beoordelen van de kwaliteiten Recht Rechtsbronnen Beschrijving Bronnen van het recht Te gebruiken bij Het opzoeken van het recht 1. Jurisprudentie 2. Wet 3. Verdragen 4. Gewoonten Sociaal of klassiek? Beschrijving Sociale grondrecht: Vereiste optreden van de staat, ontwikkeling van de burger, alleen verticale werking, opdracht aan de regering. Klassieke grondrecht: Vereisen terughoudendheid van de staat, bescherming van de burger, verticale en horizontale werking, rechtsbescherming. Te gebruiken bij Onderscheiden van rechten Stappenplan casus Beschrijving Stap 1: Wie zijn de partijen? Stap 2: Wat is het juridisch leerstuk? (in maximaal 5 woorden) Stap 3: Wat is of zijn de relevante artikelen? Stap 4: Benoemen en toepassen van de criteria Stap 5: Wat is de conclusie? Verwerk in je conclusie het antwoord op de vraag. Te gebruiken bij Het beantwoorden van een casus P4 Innovatie Het BMC-model: Dit model helpt om te analyseren hoe de omgeving van een bedrijf verandert (trends!) en hoe het bedrijf daarmee kan omgaan teneinde een structureel competitief voordeel te behalen. Zo kan je waarde blijven creëren. Het BMC is een manier om relevante informatie met betrekking tot het business model overzichtelijk in kaart te brengen. Op deze manier worden complexe verbanden zichtbaar. Aan de hand van dit model kunnen nieuwe strategische alternatieven gecreëerd worden. Het business model kan het beste worden beschreven aan de hand van negen basisbouwstenen. Deze negen bouwstenen omvatten de vier hoofdgebieden van een onderneming: klanten, aanbod, infrastructuur en financiële levensvatbaarheid(winst). De 9 bouwstenen: 1. Klantsegmenten (KS): Een bedrijf kan niet blijven bestaan zonder klanten. Om klanten beter tevreden te stellen kan een bedrijf ze groeperen in verschillende segmenten met gemeenschappelijke behoeften, gedragingen of andere attributen. Het boek hanteert de volgende klantsegmenten: Massamarkt: Deze maken geen onderscheid tussen verschillende klantensegmenten. Iedereen kan er dus klant van zijn. De groep klanten heeft in grote lijnen dezelfde behoeften of problemen. Voorbeelden: Jumbo, Action, Aldi, Kruidvat, Hema, Albert Heijn en www.bol.com. Nichemarkt: Deze markten bedienen specifieke, gespecialiseerde klangsegmenten. De distributiekanalen en klantrelaties zijn afgestemd op de specifieke eisen van een nichemarkt. Voorbeelden: Ferrari en andere aanbieders van speciale autoonderdelen. Gesegmenteerd: Deze markten maken onderscheid tussen marktsegmenten met niet iets verschillende behoeften en problemen. De segmenten hebben vergelijkbare, maar verschillende behoeften en problemen. Deze markt biedt elk segment ietwat verschillende waardeproposities. Voorbeelden: Renault biedt auto’s voor gezinnen, sportliefhebbers, ouderen en bedrijven. Allemaal geïnteresseerd in auto’s, maar net andere wensen. Gediversifieerd: Deze markt biedt twee niet met elkaar samenhangende klantsegmenten met zeer verschillende behoeften en problemen aan. Bijvoorbeeld: Honda en Ansof Multi-sided platforms: Deze markten bedienen twee of meer onderling afhankelijke klantsegmenten. Beiden segmenten zijn belangrijk wil het business model werken. Vaak zijn de doelgroepen: gebruikers en adverteerders. Bijvoorbeeld: Google, rtl4, metro en VISA. Deze bedrijven bieden gratis diensten of producten aan maar kunnen alleen blijven bestaan door adverteerders. 2. Waarde proposities (WP): De waardeproposities beschrijft de bundel van producten en diensten die waarde creëert voor een specifiek klantsegment. Je kant dit zien als bepaalde sleutelvaardigheden. Hoe beter je je aanbod (waarde voor de klant) afstemt op de klant, hoe succesvoller je bent. Waarde kunnen kwantitatief zijn (bijv. prijs, snelheid of service) of kwalitatief (bijv. ontwerp en klantervaring). In het boek komen de volgende aanbod: - Nieuwheid (bijv. de IPAD) - Performance/ het constant verbeteren van producten en diensten (bijv. snellere pc) - Customization/ op maat maken naar de wens van klant (bijv. online schoen ontwerpen) - Klus klaren/ producten die je helpen om dingen sneller en handiger te doen - Een mooi ontwerp (bijv. meubelstuk) - Status (bijv. automerk en kledingmerk) - Lage prijs (bijv. huismerk, discounters) - Gemak (bijv. mobiele telefoon) 3. Kanalen(KN): Deze bouwsteen beschrijft hoe een bedrijf met zijn klantsegmenten communiceert en ze bereikt om een waardeproposities te leveren. Kanalen vervullen verschillende functies: - Awareness (bekendheid) vergroten bij klanten over de producten en diensten van een bedrijf. - Klanten helpen de waardeproposities van een bedrijf te beoordelen - Het voor klanten mogelijk maken specifieke producten en diensten aan te schaffen. - Een waardeproposities leveren aan klanten. - Klantsupport bieden ná aankoop. 4. Inkomstenstromen = Verdienmodellen: Op welke manieren kun je geld verdienen aan je klanten? Verkoop = overdracht van eigendom fysiek product Bijvoorbeeld supermarkt Gebruikersfee= dienstverlening naar gebruik Abonnementsgelden= vast tarief Abonnementen telefoon Uitleen/huur/lease Verhuren van woonhuisjes Licentieverlening = auteursrecht/patenten Bij computerprogramma’s betaal je voor Exel, maar je krijgt niet alles ervan, maar je kunt het toepassen. Brokerage fee = commissie percentage Makelaar verdient door percentage van de verkoopprijs. Reclame: Advertenties in tijdschift of op je website een banner te laten plaatsen. 5. Klantenrelaties = Hoe ga je met je klant om, zodat hij naast de tevredenheid over jouw product/dienst tevreden is over je bedrijf met als doel: · Nieuwe klanten aantrekken (Klantacquisitie) · Bestaande klanten behouden (klantretentie) · Meer verkopen aan bestaande klanten (upselling) Soorten klantrelaties: Persoonlijke hulp= Een verkoopmedewerker helpt je Toegewezen persoonlijke hulp= Continu dezelfde accountmanager helpt je. Self Service= Trekmuur van de frietzaak, zelfscanner bij AH- To GO Geautomatiseerde diensten= Bij AH-ToGo kun je zelf de producten pakken, scannen en betalen, kaartje bij de trein kopen Communities= Jeep heeft bijeenkomsten dat ze samen tochten gaan maken. Groep waar je bij hoort. Dus een erg nauwe relatie met de klanten. Co-creatie= Dat je klant eigenlijk mede het product mag maken. Pickwick heeft theedrinkers die mee smaken kunnen bepalen. Of net zoals Lays die wedstrijden heeft voor nieuwe smaken. 6. Kernactiviteiten= De belangrijkste dingen die een bedrijf moet doen om te zorgen dat een businessmodel werkt. De processen die centraal staan in de branche moet het bedrijf het beste organiseren en moet de meeste management aandacht hebben. 3 soorten Key Activities: - Productie= ontwerpen, maken en leveren Produceren bijvoorbeeld BMW. -Probleem oplossen= Alle kernactiviteiten onder om problemen op te lossen. Denk hierbij aan tandartsen, dokters, automonteur. - Platform of netwerk= Dat je partijen met elkaar verbind. Denk aan Metro: adverteerders + lezers. 7. Key Resources= De belangrijkste assets die een bedrijf nodig heeft om te zorgen dat een businessmodel werkt. Assets = resources = productiemiddelen. 1. Fysieke resources = vaste activa,infrastructuur Tastbare middelen, zoals kasten, computers, machines. NS, productiebedrijven 2. Intellectuele resources = Kennis, informatie, patenten Licenties, wijsheid wat een bedrijf heeft, zoals het recept voor Coca-Cola Uitgeverijen, electronica bedrijven 3. Human resources= Kennis en kunde Hier zit het niet zoals bij 2 op papier, maar puur in de hoofden van mensen. Voor een ziekenhuis zijn dit bijvoorbeeld de chirurgen die alles weten en kennen. Universiteiten en hogescholen 4. Financiële resources Je hebt geld nodig om het Businessmodel nodig om te werken. Geld nodig om je werk mee uit te voeren. Wil je lening uitgeven of rente uitbetalen, dit zijn hun werkzaamheden en kan dus niet zonder geld. Banken (funding), verzekeraar. 8. Key Partners= Het netwerk van leveranciers en partners die zorgen dat het businessmodel werkt. Er zijn nauwelijks nog bedrijven die geen samenwerking aangaan met andere partijen om hun businessmodel te realiseren. Het kiezen van de juiste strategische partnerships is dan ook van levensbelang voor het optimaliseren van het businessmodel. Klant/leverancier: transportbedrijf Norbert Dentressangle en Ikea hebben strategische alliantie voor distributie en warehousing. RR levert al sinds jaar en dag vliegtuigmotoren voor Boeing. Ontwerpen worden op elkaar afgestemd. Strategische Allianties= Samenwerking tussen niet-concurrenten om samen strategisch voordeel te behalen. Werk op elkaar aansluiten zodat je samen het verschil kan maken. Senseo: philips (apparaten) en Douwe Egberts (koffiepads) Joint venture= Twee verschillende bedrijven die samen strategisch voordeel willen halen, maar dan ook samen een nieuwe organisatie en identiteit oprichten. Vanuit deze samenwerking komt 1 naam te liggen. Lipton is JV van Pepsico en Unielever Coöptatie= Samenwerken met je concurrent. Op deze manier kun je financieel voordeel behalen. BMW levert de motoren voor Saab (concurrenten leveren aan elkaar) 9. Kostenstructuur = Wat is de structuur van de belangrijkste kosten die inherent zijn aan het businessmodel. De keuzes die worden gemaakt bij de inrichting van het interne bedrijfsmodel hebben grote invloed op de kostenstructuur van het bedrijf. Een belangrijk element is om de kosten zo laag te krijgen maar een minstens zo belangrijk argument is om de kosten flexibel te houden zodat de organisatie wendbaar blijft voor veranderende marktomstandigheden en marktbehoeften. Een derde element die van belang is, is de vraag of het bedrijfsmodel gericht is op innovatie en kwaliteit of dat de nadruk ligt op lage prijs. 1. Waardegestuurde businessmodellen versus kostengestuurde businessmodellen: = Kies je ervoor om zoveel mogelijk waarde aan te bieden, of juist zo goedkoop mogelijke producten. Dit is een basiskeuze, waar wil je staan? 2. Vaste versus variabele kosten: Vaste kosten: investeringen in efficiënte productie. Voordelen: weet van te voren waar je aan toe bent Variabele kosten: flexibiliteit t.a.v. niveau van productie. Zelf doen (efficiënt) versus uitbesteden (flexibel). Voordelen: wanneer je omgeving heel dynamisch is en je niet goed weet hoe je hier op in moet spelen. Ik wil in mijn waarde flexibel zijn. 3. Schaal en scope voordelen: Schaalvoordelen: Met een product veel volume. Korting op dezelfde deuren die je besteld. Scopevoordelen: Met meerdere verschillende producten kunnen componenten gedeeld worden waardoor toch efficiencyvoordeel wordt behaald. Gaat het erom dat je gaat kijken of er niet toch taken zijn die je vaker doet. Als je 100 verschillende keukens moet zetten, komt er op een gegeven moment toch meer efficiëntie/hogere APT, omdat de keuken wel ander is, maar de handeling is vergelijkbaar. Intulecutele Eigendoms Recht Intellectueel eigendomsrecht betekend: het beschermen van iets wat iemand creatief heeft bedacht. Je krijgt het recht om in je eentje bepaalde handelingen te verrichten. Ofwel, je hebt geestelijk eigendom. We kennen verschillende vormen: - Merkenrecht - Recht op handelsnaam - Octrooirecht - Auteursrecht - Portretrecht In art 1. Auteurswet staat het begrip auteursrecht uitgelegd. Hierbij zijn verschillende dingen van belang: - Maker: de geestelijke schepper/ degene die iets bedenkt. Dit is bij een huis de architect en bij een boek de schrijver. Let op artikel 4: Op het moment dat je naam op een werk staat, mag de rechter er in het beginsel vanuit gaan dat jij de maker bent. Tenzij de ander kan aantonen dat je dit niet bent! Let op artikel 6/7: Als je in dienst van iemand anders iets maakt, doe je dit in dienst van iemand anders. Degene waarvan je in dienst bent is dan de ‘’maker’’. Behalve als je iets doet wat totaal niet in opdracht was van de baas. - Werk: Ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst. (moet wel ook origineel zijn!!) Let op artikel 10 lid 1: in dit artikel zie je wanneer iets een werk is en wanneer niet. - Openbaar maken: ter beschikking stellen van het publiek. Dit begrip staat beschreven in artikel 12 Auteurswet. Let op artikel 12 lid 5! - Verveelvoudigen: handelingen die het origineel reproduceren en het bewerken van het origineel. Dit staat beschreven in artikel 13 Auteurswet. Let op artikel 14: Hierin staan de beperkingen van verveelvoudiging beschreven. - Beperkingen: Alleen in hele bijzondere omstandigheden is inbreuk op het auteursrecht toegestaan. Er mag dan geen afbreuk zijn aan de normale exploitatie. We kijken hierbij naar de auteursrichtlijnen. Let op artikel 15: Het overnemen van nieuwsberichten etc. is toegestaan. Let op artikel 16a: Op gebied van onderwijs zijn dingen over auteursrecht anders geregeld Auteursrecht is overdraagbaar. Ook kan je auteursrecht gedeeltelijk overdragen. Denk hierbij aan licenties. Iemand betaald ervoor om tijdelijk gebruik te maken van een deel van je werk. Wat doe je nu bij inbreuk van de handhaving? - Verbod aanvragen - Een dwangsom opeisen - Een schadevergoeding eisen - Een winstafdracht vragen - En strafrecht inschakelen Hoelang is auteursrecht geldig? Auteursrecht is niet oneindig geldig. De geldigheid staat beschreven in artikel 37 Auteurswet. Auteursrecht vergaat 70 jaar na het overleiden van de maker. Hoe kom je aan auteursrecht? Als je een werk hebt gemaakt, krijg je gelijk auteursrecht. Je hoeft je hier niet voor in te schrijven, maar krijgt dit automatisch. Onder auteursrecht valt ook het portretrecht. Dit wil zeggen dat men niet zomaar jou portret mag overnemen. Artikel 20: auteur is niet bevoegd om een portret openbaar te maken indien er sprake is van: · Een portret · In opdracht · Tenzij anders overeengekomen Artikel 21: auteur is niet bevoegd om een portret openbaar te maken indien sprake is van: · Een portret · Zonder opdracht · Voor zover een redelijk belang zich verzet. (Wanneer je alleen achter door een filmbeeld loopt is dit geen redelijk belang. Wanneer er privé foto’s van je geworden heb je een redelijk belang en mag de maker deze dus niet zomaar openbaar maken) In artikel 2.1 BVIE staat het begrip merk beschreven: Een merk: is een teken (woord, naam, afbeelding etc.) waarmee de handelswaren/diensten van een onderneming onderscheiden worden van handelswaren/ diensten van concurrenten. Wat zijn de functies van een merk? - Herkomstfunctie: je praat over een merk en iedereen weet waar je het over hebt. Het is herkenbaar. - Garantiefunctie: Je praat over een merk en iedereen weet dat het een goede kwaliteit heeft. - Reclamefunctie: Je praat over een merk en andere willen het hierdoor ook kopen. Welke type merken onderscheiden we? - Woordmerken à Lidl - Beeldmerken à Shell - Vormmerken à Grolsch heeft haar eigen vorm flesje. - Kleurmerken à Zwitsal heeft haar eigen kleur, babygeel - Slagzinnen à Nespresso. What else? Hoe zit het met de totstandkoming van een beschermd merk? 1. Men dient een aanvraag in bij BBIE 2. BBIE toets onder andere aan eisen deugdelijkheid en geoorloofdheid (art. 2.11 BVIE) 3. Uitspraak van het bureau: beschermt of onbeschermd 4. Het merk wordt ingeschreven (gedeponeerd) Aan een merk zijn een aantal materiële vereisten gesteld: Een teken kan alleen worden beschermd als hij: - Deugdelijk is o Een merk leent zich ertoe de waren of diensten te onderscheiden o Een merk mag in beginsel niet beschrijvend zijn. (geen beschrijving geven van het product of dienst dat het aanbied.) o Geoorloofd is Niet in strijd met de goede zegen (bijv. geen scheldwoorden of persoonlijkheden zoals Hitler) o o Mag niet misleidend zijn Rechtmatig is (art. 2.20 wet BVIE) Een merk mag niet gelijk zijn aan een ander merk, voor dezelfde waren gebruikt worden en afbreuk doen aan de functie van het merk. Dus slechtere kwaliteit zijn etc. (lid 1 sub a) o Een merk mag niet gelijk zijn of heel erg lijken op een bestaand merk dat dezelfde soort waren aanbied en waardoor verwarring ontstaat bij het publiek (lid 1 sub b) o Een merk mag niet gelijk zijn of heel erg lijken op een bestaand erg bekend merk dat een ander soort waren aanbiedt. Waardoor het nieuwe merk profijt doet aan de merknaam van het bekende merk. Of wat de reputatie van het bestaande merk schaad. (lid 1 sub c) o Een merk mag niet gebruikt worden voor iets anders dan het aanbieden van waren of diensten, waardoor ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken of wat afbreuk doet aan de reputatie van het merk. (lid 1 sub d) Een handelsnaam is de naam waaronder de onderneming wordt gedreven (art. 1 HNW) - Doel is het onderscheiden van een onderneming (en dus niet het goed/product) - Iedere ondernemer is vrij om een handelsnaam te kiezen, de wet geeft slechts een aantal verbodsbepalingen - Ontstaat door gebruik! Hoef je dus niet aan te vragen. Eisen aan een handelsnaam: - Er mag geen misleiding zijn omtrent eigendom (art. 3 HNW). Je mag dus niet de naam van een bekende Nederlander gebruiken ofzo. - Er mag geen misleiding zijn omtrent de rechtsvorm (art. 4 HNW) - Er mag geen overige misleiding zijn (art. 5b HNW) (je mag niet liegen!) - Het is verboden een handelsnaam te voeren die: o Reeds door een andere onderneming wordt gevoerd o Deze door de ander rechtmatig werd gevoerd o Indien sprake is van verwarringsgevaar door: plaats vestiging of aard onderneming. - Het is verboden een handelsnaam te voeren die: o Een beschermd merk bevat o De handelsnaam lijkt teveel op het merk o Waarbij verwarringsgevaar over herkomst is te duchten. H1 Klant MARCOM stappen marketingcommunicatie plan stappen die ingevuld moeten worden in MarComplan Marketing Reacties van de koper: Kenmerken die van invloed zijn op consumentengedrag bestaan uit: Het besluitvormingsproces van de consument: Maslow: De reacties van de afnemer : Invloeden bij besluitvorming van bedrijven: Koopproces organisaties: D.m.v. het winkelkompas – de vijf retail W’s: wie, wat, waar, waarom, waarde! Prijsmethodes, gebaseerd op kosten, perceptie van consument en prijzen van concurrent: Kostengeoriënteerde prijszetting Kostprijsplusmethode – standaardopslag wordt opgeteld bij de kosten van het product. Break-evenprijszetting – prijs bepalen waarbij respectievelijk het precies quitte speelt of de gewenste winst of een gewenst rendement haalt (BE: TO = TK) Vraaggeoriënteerde prijszetting op basis van perceived value: de waarde in de ogen van de klant vormt het uitgangspunt, niet de kosten van de aanbieder (waardeprijszetting of prijszetting op basis van toegevoegde waarde). Concurrentiegerichte prijszetting oordeel van de waarde van het product baseren op wat de concurrenten voor soortgelijke producten rekenen Mis = marketinginformatiesysteem = mensen, apparatuur en procedures om benodigde, tijdige en exacte informatie te verzamelen, sorteren, analyseren, evalueren en verspreiden onder de marketingbeslissers: Management 5 basis onderdelen van een organisatie Kleine strategische top, breed uitlopend middenkader, grote, platte uitvoerende kern. Vloeiende overgang: verbonden via één lijn van formeel gezag. Andere 2 aan weerszijden: stn los van de gezagslijn en hebben slechts indirect invloed op de uitvoerende kern. Eenvoudige structuur Structurele configuratie Eenvoudige structuur Primair coördinatiemechanisme Direct toezicht Voornaamste deel van de organisatie Strategische top Type decentralisatie Verticale en horizontale decentralisatie Machinebureaucratie Machinebureaucratie Standaardisatie van werkprocessen Technostructuur Beperkte horizontale decentralisatie Standaardisatie van vaardigheden Uitvoerende kern Verticale en horizontale decentralisatie Standaardisatie van output Middenkader Beperkte verticale decentralisatie Professionele bureaucratie Professionele bureaucratie Divisiestructuur Divisiestructuur Adhocratie Adhocratie Onderlinge aanpassing Ondersteunende diensten Selectieve decentralisatie Recht Reclame Vergelijking (art. 6:194a BW) Misleiding (art. 6:194 BW) Goederen/diensten Elke vorm van reclame Hem/degene t.b.v. wie hij handelt in uitoefening van beroep/bedrijf Waarbij concurrent/dan wel door concurrent Worden aangeboden Goederen/diensten Mededeling Uitdrukkelijk/impliciet Openbaar maken Duidelijk/onbezinnig Wegens een ander In 1 of meer opzichten Consumentenkoop Kopen van onroerende zaak (art. 7:2 + 7:3 BW) Koop met eigendomsvoorbehoud (art. 7:9 lid 3 BW) De verkoper blijft eigenaar van de afgeleverde zaak totdat de totale koopsom door de koper is voldaan. Koop op proef (art. 7:45 e.v. BW) Koop op afstand (art. 7:46A e.v. BW) Wordt gesloten door een consument die zich thuis bevindt en een leverancier die zich elders bevindt. Onderhandse en openbare verkoop Bij onderhandse verkoop bepalen partijen zelf de voorwaarden waaronder zij de koopovereenkomst willen aangaan. Bij openbare verkoop worden zaken bij opbod verkocht op een veiling Colportage Er is sprake van een bepaald persoon die roerende zaken of diensten te koop aanbiedt door persoonlijk bezoek aan particulieren of daartoe samengebrachte groepen personen. 3 soorten: Afbetalingscolporteur Contantcolporteur Kredietcolporteur De rechten van de verkoper zijn de verplichtingen van de koper! Wat kan de koper eisen? (art. 7:26 BW) : betalen van de koopprijs, tenzij anders afgesproken. Bij weigering moet de koper voor het behoud van de zaak zorgen Wanneer dit niet mogelijk is, moet de koper de zaak verkopen Gevolgen voor niet nakomen van (consumenten)koopovereenkomst (art. 7:26 e.v. BW): Dan gelden de algemene regels van het verbintenissenrecht. Ontbindingsrecht (art. 7:33 + 7:34 BW) ICT Er zijn drie soorten overeenkomsten via internet: B2C = business to consumer B2B = business to business C2C = cunsumer to consumer Privacy Bescherming privacy door regels te stellen ten aanzien van het verwerken van persoonsgegevens. Sleutelbegrippen Wbp zijn ‘persoonsgegevens’ en ‘verwerken’ (art. 1 WBP). Rechtsbeschermingsmogelijkheden: Een burger kan stappen ondernemen (schade). Art. 49 Wbp. Het openbaar ministerie kan vervolgen (straf). Art. 75 Wbp. Het Cbp kan actie ondernemen (bestuursdwang/dwangsom). Art. 65 Wbp. H2 Leverancier Administratieve organisatie Wat is AO? Administratieve organisatie → “Voorkomen van een puinhoop”. Vier begrippen van belang: 1. Besturen → “de gewenste richting geven” 2. Doen functioneren → “de tent moet draaien” 3. Beheersen → “activiteiten verlopen volgens plan” 4. Verantwoording afleggen → zowel intern als extern Administratieve organisatie Administratieve organisatie is het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens ten behoeve van het verstrekken van informatie t.b.v. het besturen en doen functioneren van een organisatie en t.b.v. de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. Cruciaal begrip in AO : Betrouwbare informatie Juist Volledig à Klopt het wat er staat? à Staat alles er wat er moet staan? (volledigheid van opbrengsten) Tijdig à Is de informatie tijdig? Gereedschapskoffer: 7 maatregelen die genomen kunnen worden om risico's in het bedrijf de voorkomen of te verbeteren. Algemene economie (MESO) Concurrentie intensiteit: Is er veel concurrentie ja/nee binnen een bedrijfstak en wat voor soort concurrentie is dat? Bestaat uit 3 onderdelen: SGR-model: inkoop . Inkoop & Logistiek: Kraljic-matrix: Leveranciersbeoordelingssysteem: Het systematisch beoordelen van de prestaties van de huidige leveranciers en/of de organisatie van de huidige en/of potentiële leveranciers, ten einde te komen tot een verbetering van het niveau van de prestaties van die huidige leveranciers òf tot een optimale leverancierskeuze. Methoden: 1. Compensatorische (selectieproces, op zoek naar een nieuwe leverancier) 2. Niet-compensatorische (selectieproces, op zoek naar een nieuwe leverancier) 3. Semi-compensatorisch (nazorg) logistiek Definitie logistiek: Alle voorbereidingen en handelingen die nodig zijn om de troepen op de meest doeltreffende wijze van goederen en voorraden te voorzien en onder de gunstige omstandigheden te doen strijden. Logistieke doelstellingen: Differentiatie (veel verschillende producten, breed aanbod) of Kostenleiderschap(lage kosten) Bij de drie doldwaze dagen bij de Bijenkorf wil je veel verschillende producten verkopen, dan heb je gekozen voor Differentiatie. Bij de Lidl gaat het om laagste kosten, kostenleiderschap. Het KOOP-concept: Klant Order Ontkoppel Punt Voorraadbeheer in één voorraadpunt. Waarom heb je eigenlijk voorraden: - Om op tijd te kunnen leveren - Je hebt een inkoop, een opslag en een verkoop. Het is een ophoping van producten. De aanvoer is groter dan de afvoer. Er wordt dus meer ingekocht dan verkocht. Bestelmethoden: Formule van Camp (= wiskundig) - Wat is de optimale bestelgrootte per keer bestellen? Waar gaat het met deze formule precies om? - Het gaat om het vinden van de optimale bestelgrootte bij de leverancier. De formule berekent het punt waarbij de totale kosten (bestel- en voorraadkosten) zo laag mogelijk zijn. leidt tot de meest optimale bestelgrootte Q D = Demand, jaarvraag/jaarafname Cb = kosten van het bestellen per kéér Q = Quantity, bestelhoeveelheid per keer Cv = Voorraadkosten per product (over een bepaalde periode) Economic order quantity (EOQ) andere naam voor deze formule Reverse Logistics: Reverse logistics omvat de beheersing van de logistieke processen bij het inzamelen, transporeren en verwerken van gebruikte (eind-)producten en verpakkingen. H3 kennisportofolio Recht Rechtsfeiten Logistiek Functionele fabricage Het productieproces is op basis van functies ontworpen en ingericht, sprake van KOOP 4/5. Groepsgewijze fabricage (mengvorm) Het ontwerp en de inrichting van het productieproces is volgens orderstroom. Continue fabricage Het productieproces is van te voren vastgesteld en ingericht. Productie gaat volgens een vaste wijze, sprake van KOOP 1. BOM BOM is de Bill of Material. Het is een stukslijst, een lijst met alle materialen die verwerkt zitten in het product en waaruit het artikel bestaat. MRP-I Vroeger werd alles handmatig gepland = cardex systeem; voorraadaanvulsysteem. Dit werd een steeds complexer wordende papierstroom. Tegenwoordig gaat alles via geautomatiseerde systemen. Echter, hierbij ontstond het probleem dat al die systemen los van elkaar werden gebruikt en dat er dus gemakkelijk fouten gemaakt werden en het een grote chaos werd. Daarom werd er een overkoepelend systeem ontworpen: het MRP-I systeem. Dit systeem is een veel uitgebreider systeem, dan een standaard aanvul systeem. Supply Chain Vroeger was er meer sprake van een supply chain (leveringen/aanbod): PUSH Demand Chain Tegenwoordig is er meer sprake van een demand chain (vraag): PULL H4 kennisportofolio Bedrijfseconomie * Voor dit vak zijn geen modellen of figuren gebruikt. Landenanalyse * Valutarisico (vormen) Pretransactierisico = ‘offerterisico’ Transactierisico = ‘kredietermijnrisico’ Translatierisico = ‘omrekenrisico (vaste) activa op de balans’ Economisch of structureel risico = ‘concurrentierisico * fasen economische groei 1. Factorgedreven (afhankelijk van grondstoffen etc. vb is Afrika) 2. Investeringsgedreven (investeringen stimuleren verdere groei vb is China) 3. Innovatiegedreven (innovatie zorgt voor groei vb is VS) * Internationaliseringsvormen Een bedrijf kan internationaliseren op diverse manieren. Wanneer het kiest voor Export kan dit direct (zonder tussenpersoon) en indirect (met tussenpersoon). Uiteraard kan er ook gekozen worden voor productie ter plekke. Hier kan gebruik gemaakt worden van licentieverlening, een joint venture (samenwerking) en directe investering. * Keuze internationaliseringsvorm De keuze van een bepaalde vorm van internationalisatie is afhankelijk van de te vormen doelstelling. Wanneer er voor kostenvoordeel wordt geëxporteerd en er geen eigendomsvoordeel is, is verkopen op thuismarkt het best. Wanneer er geen landenvoordelen zijn, is direct investering niet aan de orde. Er kan dan het best gekozen worden voor indirect of direct export. Het schema hieronder licht dit verder toe. Internationale marketing *EPRG-Model van Perlmutter Het EPRG model geeft de focus van een bepaalde organisatie weer. Zo kan een organisatie erg ethnocentrisch zijn. Hierbij is het vooral gericht op het eigen land en beschouwd het zichzelf als superieur. Polycentrische organisaties kijken ook naar verschillen tussen andere markten. Regiocentrisch is het kijken naar overeenkomsten en geocentrische organisaties zien de gehele wereld als één markt. * Abell diagram Het abell diagram zorgt voor een marktdefinitie door de aspecten Wie, Wat en Hoe te beantwoorden. Wie is de afnemer, wat is de behoeften die zij hebben en hoe is de technologieën die daarvoor gebruikt gaan worden. Een voorbeeld hieronder. * DESTEP model Bij het destep model wordt de macro omgeving in kaart gebracht aan de hand van Demografische-, Ecologische-, Sociaal-culturele-, Technologische-, Economische- en Politiek-Juridische factoren. Aan de hand van deze factoren wordt de aantrekkelijkheid van een bedrijfstak duidelijk gemaakt. * 5krachtenmodel Porter Via dit model kijken we naar de interne concurrentie binnen een markt. De factoren concurrentie, substituten, toetreders, leveranciers en afnemers worden hierbij nader onderzocht.