BeteoR en leergemeenschappen

advertisement
BeteoR en leergemeenschappen
Inleiding
“Als je beter wilt zijn, wees dan competitief. Als je exponentieel beter wilt zijn, wees dan
coöperatief” (Shakespeare)
Als we één gezamenlijk doel hebben houdt dat niet in dat we allemaal hetzelfde moeten denken en
doen, in tegendeel. Voor het bereiken van dat doel hebben we juist vele verschillende expertises en
vele verschillende inzichten nodig. Zoek naar andere visies, zorg voor tegenspraak en organiseer het
debat, de uiteindelijke beslissingen zullen er alleen maar beter van worden. Kortom, juist diversiteit
leidt tot betere prestaties. Samenwerken bij diversiteit is niet altijd makkelijker, maar kan wel tot
betere oplossingen leiden.
In het onderwijs staan we aan de vooravond van ingrijpende veranderingen. Het gaat niet om een
tijdperk van verandering, maar een verandering van tijdperk. Intrigerende vragen zijn bijvoorbeeld
hoe we elk talent de kans kunnen bieden zich maximaal te ontplooien, hoe we de leerresultaten
kunnen verbeteren en het leerplezier verhogen, hoe we vorm kunnen geven aan een permanent
proces van professionaliseren van onze docenten en hoe we ICT als een effectief didactisch
hulpmiddel kunnen benutten.
Tegen deze achtergrond en op basis van de overtuiging dat goed onderwijs niet alleen onmisbaar is
voor emancipatie, integratie en burgerschap maar minstens zozeer voor de toekomstige welvaart en
ons welzijn heeft BeteoR de laatste jaren lerende groepen geformeerd en begeleid, waarin
bestuurders, schoolleiders, teamleiders en docenten met en van elkaar leren rond een
gemeenschappelijk thema of vraagstuk.
In dit artikel gaan we dieper in op de vraag waarom we als BeteoR samen-leren van belang vinden.
Anders gezegd, welke theorieën de basis vormen voor het formeren van lerende groepen.
Vervolgens beschrijven we hoe het leren in groepen kan worden georganiseerd en wat volgens ons
de succesfactoren zijn.
Samen leren, leren als sociaal proces
“Kennis maak je met elkaar” (Loesje)
Voor het vinden van een theoretische basis voor lerende groepen sluiten we aan bij het
gedachtegoed van het (Sociaal) Constructivisme en de daarop gebaseerde Social Learning Theory.
Het (sociaal) constructivisme vindt zijn wortels in het werk van Piaget, Bartlett en Bruner en in de
onderwijsfilosofie van Dewey. Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze stroming is Lev
Semyonovich Vygotsky (1896 – 1934), een Russische ontwikkelingspsycholoog, die pas in de jaren 60
in de Westerse wereld bekend werd.
Het (sociaal) constructivisme is een leertheorie die ervan uitgaat dat mensen zelf betekenis verlenen
aan hun omgeving en dat sociale processen hierbij een prominente rol spelen. Kennis wordt door
ieder mens op een eigen wijze geconstrueerd, waarbij men sterk wordt beïnvloed door de reacties en
opvattingen in de sociale omgeving. Kennis wordt dus niet alleen individueel geconstrueerd, maar
wordt ook steeds weer gespiegeld aan de opvattingen van anderen. Kennis komt tot stand door
interpretatie van informatie. Omdat interpretatie afhankelijk is van de voorkennis en associaties van
de lerende, is deze per definitie subjectief van aard. Door eigen kennis te spiegelen aan de kennis van
anderen wordt deze niet alleen verrijkt, maar bereikt deze een hogere mate van intersubjectiviteit.
De Canadese psycholoog Albert Bandura (1925-1) is de grondlegger van de Social Learning Theory.
Volgens Bandura leer je in interactie met je omgeving en met de mensen om je heen. Leren door
naar anderen te kijken, een fenomeen dat hij observationeel leren noemt. Leren is zo bezien een
sociaal proces. Mensen leren door te kijken naar hoe anderen iets doen en te zien welke gevolgen
die andere persoon daarvan ondervindt (observationele bekrachtiging). De theorie van Bandura leert
ons vooral dat goed voorbeeld, goed doet volgen. Wil je iemand iets leren, dan moet je zelf het
goede voorbeeld geven.
In de onderwijspraktijk zien we deze opvattingen terug in een aanpak als Coöperatief leren, een
onderwijsmethode die gebaseerd is op samenwerking. Kenmerkend voor coöperatief of
samenwerkend leren is de noodzaak voor leerlingen om bij het uitvoeren van een leertaak met elkaar
samen te werken. De klas wordt ingedeeld in kleine, heterogene groepen leerlingen. In deze
coöperatieve leergroepen moeten zij met elkaar discussiëren over de leerstof, elkaar uitleg en
informatie geven, elkaar overhoren en elkaars zwakke kanten aanvullen.
De achterliggende gedachte van deze vorm van leren is dat kinderen niet alleen leren van de
interactie met de leerkracht, maar ook en vooral van de interactie met elkaar. Coöperatief leren is
niet alleen gericht op de ontwikkeling van de eigen persoonlijkheid en kennis, maar juist ook bedoeld
om de ander verder te helpen. Binnen coöperatief leren worden de leerlingen uitgedaagd om zelf
initiatief te nemen, elkaar te helpen en problemen samen op te lossen.
In coöperatief of samenwerkend leren vinden wij de (theoretische) basis om lerende groepen te
formeren. Onderwijsprofessionals leren duurzaam individueel en samen en ontwikkelen daarmee
niet alleen hun eigen bekwaamheden maar helpen anderen om ook bekwamer te worden.
1
A. Bandura, (1977) Social Learning Theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall
Het met en van elkaar leren gebeurt door gezamenlijk betekenis toe te kennen aan de complexe
werkelijkheid om ons heen met als inhoudelijk voertuig de vraagstukken waarop het onderwijs in het
hier en nu én het daar en straks een antwoord dient te vinden. Doel is en blijft het onderwijs aan en
de resultaten van de leerlingen te verbeteren 2.
Succesfactoren voor leren in een groep
Niet op de automatische piloot…
Een groep als zodanig biedt geen garantie dat er ook geleerd wordt. Een lerende groep houdt meer
in dan professionals bij elkaar te plaatsen en hen te verzoeken samen te werken en te leren. Om tot
leren te komen moet worden voldaan aan een aantal randvoorwaarden en moeten er bepaalde
competenties aanwezig zijn.
Randvoorwaarden
We onderscheiden de volgende vijf randvoorwaarden om tot leren te komen:
• Positieve wederzijdse afhankelijkheid: het besef dat voor het succesvol functioneren van de
lerende groep de leden van elkaar afhankelijk zijn voor het succes van de groep.
• Individuele verantwoordelijkheid: ieder groepslid kan en wil worden aangesproken op zijn of haar
bijdrage aan het collectieve leerproces.
• Directe interactie: open en directe interactie is van groot belang voor het functioneren van de
lerende groep, bijvoorbeeld bij het omgaan met conflicten en voor de ontwikkeling van het
groepsproces (groepsdynamiek).
• Samenwerking: de leden van een lerende groep zijn bereid met elkaar samen te werken aan het
behalen van vooraf gezamenlijk geformuleerde doelstellingen. In dit samenwerkingsproces gaat
het om een voortdurend zoeken naar een evenwicht tussen het eigen belang en het
groepsbelang.
• Evaluatie van het groepsproces: de leden van een lerende groep bespreken regelmatig met
elkaar hoe zij de samenwerking ervaren hebben. Wat er goed ging en wat er in de toekomst
beter zou kunnen en zijn bereid hier tijd voor vrij te maken.
Positieve wederzijdse afhankelijkheid en individuele verantwoordelijkheid zien wij als de
belangrijkste randvoorwaarden. Uit internationaal onderzoek blijkt dat wanneer aan deze twee
randvoorwaarden wordt voldaan, het succes van de leergemeenschap het grootst is.
Competenties
Behalve dat er aan randvoorwaarden moet zijn voldaan moet er om tot leren te komen ook een
aantal competenties in de groep aanwezig zijn (Wenger, 1998):
• Zingeving: het vermogen (individueel en collectief )om het leven en de wereld als zinvol te
ervaren: Leren als ervaren.
• Praktijk: het vermogen met elkaar van gedachten te wisselen over opvattingen, overtuigingen en
aanpakken waarop de eigen praktijk is gebaseerd: Leren als doen.
• Respect voor verschil: het vermogen om te gaan met diversiteit en die als waardevol te
beschouwen: Leren als horen bij.
2
Verbiest & Timmerman, 2008
•
Identiteit: het vermogen zich kwetsbaar op te stellen en aan te geven wat de leereffecten zijn op
individueel niveau: Leren als worden (wie je bent).
Het onderscheiden van randvoorwaarden en competenties biedt lerende groepen enerzijds
handvatten bij de start en anderzijds een venster om de ontwikkeling en het resultaat te bekijken en
begrijpen.
Vormen van leren in groepen
Eigen kennis spiegelen aan kennis van anderen
Er zijn verschillende vormen van lerende groepen te onderscheiden. Bijvoorbeeld de Community of
practice en de Professionele leergemeenschap.
Community of Practice
Een Community of Practice (CoP) bestaat uit een groep mensen die voor hetzelfde onderwerp een
passie koesteren, die daarover met elkaar kennis uitwisselen en zo van elkaar leren. Een CoP
vertoont overeenkomsten met de gildes van vroeger waarin gezel, meester en gildeleden onderling
hun kennis uitwisselden en zo met en van elkaar leerden.
Leren ontstaat vanuit het principe ‘halen en brengen’ en ‘deelnemen en creëren’. Een CoP kan alleen
succesvol zijn als elk lid participeert en zijn inbreng heeft. Geen omstandersgedrag. De overtuiging is
daarnaast dat mensen het beste leren als zij zich in de situatie bevinden waar zij iets over willen
leren. Deelnemen aan de praktijk waartoe zij behoren, zorgt voor een gevoel van betrokkenheid wat
de leerervaring groter maakt. Zo wordt niet alleen geleerd over de inhoud van ‘het vak’, maar ook
over de gemeenschap waar het vak wordt uitgeoefend. Leren leidt dan tot persoonlijke én
professionele ontwikkeling.
Professionele leergemeenschap
Naast de Community of Practice onderscheiden we de professionele leergemeenschap (PLG). Deze
vorm van leren in groepen zien we in het bijzonder in het onderwijs.
Een professionele leergemeenschap bestaat dus uit onderwijsprofessionals die voortdurend
reflecteren op hun eigen praktijk om daarvan te leren en hun praktijk te verbeteren. Hiervoor is een
gezamenlijke visie op het leren van leerlingen nodig, moeten de professionals bereid zijn zich open te
stellen, vindt de interactie plaats in de vorm van een dialoog en voelen de deelnemers aan de
gemeenschap zich met elkaar verantwoordelijk voor het verloop en de resultaten van het collectieve
leerproces.
Een professionele leergemeenschap verschilt van een Community of Practice omdat er naast het
delen van ervaringen ook wordt gereflecteerd op en kritisch gekeken naar wat er in de eigen praktijk
gebeurt. Dit sluit aan op de omschrijving van Allison Skerett3. Een voortdurende gemeenschappelijke
betrokkenheid in die praktijk, een zorgvuldig ontwerp van de groep en een focus op leren is
noodzakelijk om een PLG zich te laten ontwikkelen tot een lerende gemeenschap.
En BeteoR?
BeteoR kiest heel bewust voor de context van het onderwijs, omdat de ambitie is een bijdrage te
leveren aan de kwaliteitsontwikkeling en de -verbetering van de onderwijspraktijk. De overtuiging is
dat de bekwaamheden van de onderwijsprofessionals de belangrijkste pijler vormen onder
onderwijskwaliteit. Daarom wil BeteoR het individueel en collectief leren van professionals in het
onderwijs faciliteren en kiest daarvoor de vorm van de professionele leergemeenschap. Dat betekent
dat het leren in de leergemeenschap betrekking heeft op de eigen onderwijspraktijk. Dat het gaat om
een reflectieve dialoog waarin verschillende ervaringen worden uitgewisseld. Op basis van die
uitwisseling kennen de deelnemers aan die ervaringen betekenis toe, wat leidt tot nieuwe inzichten,
nieuw handelen en nieuwe bekwaamheden.
Wat doet BeteoR
Niet het ‘Baron van Munchhausen-model’
Uitgangspunt is dat net als het leren van leerlingen, het leren van professionals begeleiding behoeft.
Niet in de laatste plaats om ‘het Baron van Munchhausen-model’, de baron moest zich aan het eigen
haar uit het moeras trekken, te voorkomen.
BeteoR wil het leren in professionele leergemeenschappen ondersteunen, zowel procedureel en
inhoudelijk als ook op procesniveau (het leerproces). Om daarnaast op een betrouwbare wijze vast te
stellen of de gekozen aanpak heeft gewerkt en de geformuleerde doelstellingen zijn bereikt wordt
onderzoek gedaan, wordt op een zorgvuldige en systematische manier nagegaan ‘wat er werkt en
wat niet’ en waarom. Het onderzoek richt zich zowel op het verloop van het leerproces als op de
resultaten daarvan en de onderzoeksresultaten worden ‘in proces’ gebruikt om waar nodig bij te
sturen, en aan het eind van een cyclus om beslissingen te nemen over het vervolg. Waar het gaat om
resultaten, bedoelen we ook de leerresultaten van de PLG.
In schema:
Onderwijs
Ondersteuning
Onderzoek
De procedure
Met de procedure bedoelen we de aanpak, het plan, volgens welk de PLG aan het werk gaat. De
aanpak baseren we enerzijds op de fasen in het proces van collectief leren: reflecteren op
ervaringen, verdiepen op basis van theorieën en modellen, betekenis toekennen (praktische
implicaties) en ten slotte uitproberen en experimenteren. Anderzijds wordt de aanpak afgestemd op
het onderwijsvraagstuk. Als een PLG zich bijvoorbeeld richt op het vernieuwen van een curriculum,
biedt BeteoR een daartoe speciaal ontwikkeld stappenplan aan.
Het proces
Met proces bedoelen we het verloop van het leerproces. BeteoR gebruikt hierbij als referentiekader
de onderscheiden randvoorwaarden om tot leren te komen en de groepscompetenties die
ontwikkeld moeten worden en gebruikt dat kader om samen met de groep te reflecteren op het
proces en de kwaliteit ervan te evalueren.
De inhoud
De onderwijspraktijk vormt het inhoudelijk voertuig voor het leren in de professionele
leergemeenschap. Uitgangspunt is dat in een onderwijsorganisatie heel veel deskundigheid aanwezig
is, die overigens niet altijd optimaal wordt benut4. De inzet van BeteoR is er primair op gericht de
aanwezige deskundigheid op te sporen en maximaal te benutten. Daar waar het gaat om heel
specifieke deskundigheid die niet in de groep aanwezig is, bijvoorbeeld onderwijskundig of
pedagogisch/didactisch, zoekt BeteoR externe specialisten die een inhoudelijk bijdrage aan het
collectieve leerproces leveren. Bijvoorbeeld een hoogleraar die een lezing geeft of een lector die een
workshop verzorgt.
Faciliteiten
Aan de ‘voorkant’, de start van een professionele leergemeenschap voelt BeteoR zich ook
verantwoordelijk voor de aanwezigheid van de noodzakelijke faciliteiten. Hierbij moet in de eerste
plaats gedacht worden aan tijd, ruimte en middelen5. Wanneer er in de beleving van de leden van de
professionele leergemeenschap onvoldoende tijd beschikbaar is zal het participeren een lage
prioriteit krijgen. Daarnaast behoeft het nauwelijks een betoog dat een professionele
leergemeenschap een ruimte nodig heeft om te kunnen overleggen en werken. En ten slotte is er ook
budget nodig om bijvoorbeeld externe deskundigheid ‘in te kunnen huren’. Ondanks dat het voor de
hand liggende faciliteiten betreft, leert de ervaring dat niet elke onderwijsorganisatie deze
ondersteuning ook daadwerkelijk in de praktijk biedt, met alle gevolgen voor de kwaliteit van het
proces en de resultaten6.
BeteoR richt zich dus, naast het organiseren van professionele leergemeenschappen in het
onderwijs, op het ondersteunen van die leergemeenschap en het doen van onderzoek naar het
verloop van het leerproces en de resultaten. De ondersteuning richt zich zowel op de procedure, het
proces als de inhoud.
4
Joseph Kessels, Gespreid leiderschap in de professionele ruimte, 2012
Skerett, 2010 & Culver, 2004. Verbiest en Vandenberghe, 2003
6
G. Kamphof & J.K. van der Waals, Stagnerende schoolontwikkeling, 2008
5
Download