VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Leerlijn Interculturalisatie en diversiteit Werkdocument Opdrachtgever: prof.dr. G. Croiset Opdrachtnemer: dr. S. Peerdeman Auteur: dr. Petra Verdonk Versie 12 februari 2014 Status: vorige versie 18-7-2013 voorgelegd aan Bachelor- en Masterraad 1 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Voorwoord Interculturalisatie van de gezondheidszorg is een actueel thema. Naast een grote culturele diversiteit van patiënten wordt ook de studenten- en de artsenpopulatie steeds diverser. Belangrijke reden om aandacht te besteden aan interculturalisatie en diversiteit is dan ook sociale rechtvaardigheid: het verbeteren van toegang en kwaliteit van zorg voor een diverse patiëntenpopulatie. In deze leerlijn wordt vastgelegd op welke wijze interculturalisatie en diversiteit longitudinaal door het onderwijs kunnen worden getrokken, op een wijze die aansluit bij vervolgopleidingen tot specialist. Het huidige onderwijs op het gebied van interculturalisatie en diversiteit in VUmc is zoveel mogelijk in kaart gebracht, en dit stuk geeft de visie en doelstellingen van interculturalisatie en diversiteit in het geneeskundeonderwijs in het VUmc weer. VUmc, februari 2014 Deze leerlijn is tot stand gekomen dankzij de bijdrage van: prof.dr. Henk Groenewegen, dr. Hester Daelmans, dr. Saskia Peerdeman, drs. Marian de Haan, dr. Marianne van Elteren, drs. Reina Steenwijk, drs. Margreet Stolper, dr. Veronica Selleger, prof.dr. Gerda Croiset, dr. Rashmi Kusurkar, dr. Arko Oderwald, prof.dr. Tineke Abma, prof.dr. Guy Widdershoven, dr. Franciska Koens, Veerle Krajenbrink, drs. Lina Issa, drs. Sandra Boer, prof.dr. Marie-Louise Essink-Bot, dr. Jeanine Suurmond, dr. Waiel Alkhateeb, en vele, vele anderen. Mijn dank is groot. 2 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Inhoudsopgave 1. Inleiding en visie 4 2. Algemene doelstellingen 5 2.1. Culturele competentie 2.2. Relatie met de competenties en eindtermen Raamplan 3. Framework 3.1. 3.2. 3.3. 3.4. 5 5 7 Literatuur Leerdoelen toegelicht Onderwijsmethoden Relatie tot de medische vervolgopleidingen 4. Curriculum nu en straks 7 8 12 12 14 4.1. Inleiding 4.2. Curriculum nu 4.3. Curriculum straks 4.3. Evaluatie en kwaliteitsborging 4.4. Conclusie 14 14 18 20 20 5. Literatuur 21 Appendix 23 1. 2. 3. 4. 5. 6. 23 26 29 31 32 33 Interviews met sleutelfiguren VUmc Interculturalisatie van het opleidingsklimaat en de zorg Gerealiseerd of in ontwikkeling Voorstel leerstofverdeling tekstboek Tijdlijn implementatie Evaluatie en kwaliteitsborging 3 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk 1. Inleiding en visie De leerlijn Interculturalisatie en diversiteit in het VUmc geneeskundeonderwijs is onderdeel van de onderwijslijn Professionele Ontwikkeling. Doel van deze onderwijslijn is een integratie tussen verschillende competenties van aanstaand artsen, omdat deze in de beroepsuitoefening gelijktijdig en geïntegreerd in een authentieke context moeten worden uitgeoefend (Peerdeman, 2013). De leerlijn Interculturalisatie en diversiteit is ingebed in het Raamplan 2009 en het VUmc-compas. In de VUmc Zelfevaluatie 2011 wordt interculturalisatie genoemd als een van de ambities voor de artsopleiding in VUmc. In deze leerlijn wordt de visie op interculturalisatie en diversiteit beschreven, welke thema’s in het onderwijs zijn opgenomen en eventueel moeten worden ingevlochten, op welke wijze, en in welke rol van de arts zij passen (competenties). Kwaliteit van zorg en toegang tot zorg voor een pluriforme patiëntenpopulatie en sociale rechtvaardigheid zijn belangrijke redenen om aandacht te besteden aan interculturalisatie in de gezondheidszorg (Kumagai & Lypson, 2009; Verdonk et al., 2009a). Naast een grote culturele diversiteit van de patiëntenpopulatie in Nederland, wordt ook de studentenpopulatie aan Nederlandse medische opleidingen steeds diverser. Op dit moment is de ratio vrouw-man onder geneeskundestudenten 2:1 en de etnische diversiteit onder studenten neemt toe in het bijzonder in het westen van Nederland (Abma & Tjitra, 2011). Veranderingen in de studentenpopulatie stimuleren medische opleidingen om aandacht te besteden aan onder andere culturele achtergrond in gelijke kansenbeleid (BMA, 2009) en de toenemende diversiteit onder zowel studenten en patiënten vraagt om een kritische analyse van de inhoud van het geneeskundeonderwijs (Saha et al., 2008). Het grote aantal vrouwelijke studenten op geneeskundeopleidingen en het toenemende aantal vrouwelijke artsen heeft positief bijgedragen aan de integratie van sekseverschillen in gezondheid en ziekte in het geneeskundeonderwijs (Verdonk et al., 2008, 2009b). Op vergelijkbare wijze zijn medische opleidingen met een grotere culturele diversiteit onder geneeskundestudenten eerder geneigd om aandacht te besteden aan interculturalisatie van het medische onderwijs, hoewel dit verband niet eenduidig is (Van Wieringen et al., 2003; Verdonk et al., 2009b). De culturele diversiteit van geneeskundestudenten hangt positief samen met de mate waarin studenten zichzelf in staat achten om gezondheidszorg te bieden aan patiënten uit minderheidsgroepen, en hoewel grotere studentenaantallen nodig zijn, is dat niet voldoende om aandacht voor cultuur bij aankomend artsen te bewerkstelligen. Bovendien blijft stereotypering een valkuil (Abma & Tjitra, 2010; Seeleman et al., 2011; Verdonk & Abma, 2013). Curriculumevaluaties in Nederland laten ook zien dat de integratie van gender en cultuur in het medische onderwijs veelal samengaat met het over het hoofd zien van het thema sociale rechtvaardigheid (Verdonk et al. 2009b; Abma & Tjitra, 2010) en geneeskundestudenten zien adequate en toegankelijke gezondheidszorg niet allemaal als mensenrecht (Saha et al., 2008). In VUmc is een lange traditie van aandacht voor culturele diversiteit, inclusief religieuze diversiteit. Andere belangrijke aspecten van diversiteit in het bijzonder zijn sekse/gender en sociaal-economische status/klasse. Andere aspecten zoals seksuele oriëntatie kunnen via deze hoofdthema’s worden meegenomen. Aandacht voor culturele en andere aspecten van diversiteit in de geneeskundeopleiding is noodzakelijk om goede kwaliteit van zorg te kunnen bieden aan een cultureel en anderszins diverse patiëntenpopulatie, en door een cultureel diverse artsenpopulatie. Competente artsen op dit gebied zijn in staat tot kritische zelfreflectie, hebben aandacht voor en kennis van culturele en andere verschillen in communicatie, beschikken over kennis van culturele, etnische en religieuze diversiteit en andere aspecten van diversiteit in relatie tot gezondheidsverschillen en sociale ongelijkheid, en kunnen dit toepassen in de praktijk. 4 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk 2. Algemene doelstellingen 2.1 Culturele competentie In het Raamplan 2009 wordt aandacht voor en kennis van culturele diversiteit gezien als aspect van professioneel gedrag, noodzakelijk om adequaat te kunnen functioneren als arts (Van Herwaarden et al., 2009). Omdat interculturalisatie een longitudinale leerlijn is van bachelor tot nascholing, is het van belang dat hier aandacht aan wordt besteed op verschillende niveaus: 1) het curriculum met als doelstelling de culturele competentie van aanstaand artsen te vergroten, 2) een inclusief opleidingsklimaat dat gelijke kansen biedt en waarin in- en uitsluitingsmechanismen worden opgeheven, en 3) interculturalisatie van de zorg in het VUmc voor de training in cultureel competente patiëntenzorg, rolmodellen, en voor een inclusief opleidingsklimaat voor co-assistenten en AIOS. In deze onderwijsleerlijn staat het eerste niveau, curriculuminhoud, centraal. De algemene doelstellingen van de leerlijn zijn het opleiden tot competente artsen die: 1) kennis hebben van de relatie tussen culturele, etnische en religieuze diversiteit en andere aspecten van diversiteit (m.n. gender en klasse) en gezondheid(sverschillen) en/of ongelijkheid en deze kunnen toepassen in de medische praktijk 2) aandacht hebben voor en kennis hebben van cultuur-, gender-, en klasseverschillen in communicatie en arts-patiëntinteractie, en deze kunnen hanteren in de medische praktijk, en 3) in staat zijn tot kritische zelfreflectie. Deze algemene doelstellingen worden in hoofdstuk 3 in detail uitgewerkt. 2.2 Relatie met de competenties en eindtermen Raamplan 2009 De leerlijn Interculturalisatie en diversiteit heeft nauwe relaties met alle rollen van het Raamplan en het VUmc compas, maar met enkele rollen in het bijzonder (zie tabel 1). Van de arts als Medisch Deskundige wordt verwacht dat hij/zij diagnostische, therapeutische, prognostische en op het individu gerichte preventieve vaardigheden kan toepassen op een effectieve en moreel verantwoordelijke wijze, waarbij rekening wordt gehouden met sekse, leeftijd, levensfase, en culturele achtergrond (Van Herwaarden et al., 2009). In de rol van Gezondheidsbevorderaar is interculturalisatie en diversiteit impliciet aanwezig. Afgestudeerde artsen tonen begrip voor factoren die gezondheid beïnvloeden, waaronder gedragsmatige factoren, genetische aspecten, psychosociale, economische en biologische factoren (‘herkent risicovolle determinanten van gezondheid op het niveau van het individu, patiëntengroepen en maatschappij’). Wat betreft de rol van Beroepsbeoefenaar kunnen artsen omgaan met etnische, culturele, en sociale achtergronden die invloed hebben op de gezondheidszorg voor individuen in de Nederlandse samenleving, als element van kwaliteit van zorg (Van Herwaarden et al., 2009). Als Communicator kan de arts omgaan met diverse patiëntengroepen: kinderen, ouderen, mannen en vrouwen, en patiënten met verschillende culturele achtergronden (Selleger, 2005). Ook het kunnen omgaan met interculturele situaties in de zorg, en het zich bewust zijn van etnische achtergronden en culturele en maatschappelijke thema’s zijn van belang voor de Communicator. Deze deelcompetentie is ook opgenomen in de Reflector en de Beroepsbeoefenaar. Als Reflector is de arts tevens in staat de eigen interpersoonlijke sterktes en zwaktes in cross-culturele situaties te evalueren (Selleger, 2005). Om als arts te kunnen samenwerken met cultureel diverse collega’s op verschillende niveaus en van verschillende disciplines toont de arts het vermogen om de mening van andere teamleden te accepteren, te overwegen, en te respecteren alvorens tot besluitvorming te komen. Daarom is ook in de Samenwerker interculturalisatie aan de orde. Verder valt het aan te bevelen dat studenten leren hoe diversiteit aan de orde gesteld kan worden (zie o.a. http://genderedinnovations.eu/) als Academicus in onderzoek zowel als in de rol van Organisator. 5 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Tabel 1 Diversiteit en de competenties van de arts (Van Herwaarden et al., 2009) Domein Competentie Medisch Deskundige kan diagnostische, therapeutische, prognostische en op het individu gerichte preventieve vaardigheden toepassen op een effectieve en moreel verantwoordelijke wijze, waarbij rekening wordt gehouden met sekse, leeftijd, levensfase, en culturele achtergrond, en te signaleren wanneer inzet van een tolk-vertaler nodig is en deze in te schakelen toont begrip voor factoren die gezondheid beïnvloeden, waaronder gedragsmatige factoren, genetische aspecten, psychosociale, economische en biologische factoren (‘herkent risicovolle determinanten van gezondheid op het niveau van het individu, patiëntengroepen en maatschappij’) kan omgaan met diverse patiëntengroepen: kinderen, ouderen, mannen en vrouwen, en patiënten met verschillende culturele achtergronden kan omgaan met interculturele situaties in de zorg, en is zich bewust van etnische achtergronden en culturele en maatschappelijke thema’s is in staat de eigen interpersoonlijke sterktes en zwaktes in cross-culturele situaties te evalueren kan samenwerken met cultureel diverse collega’s op verschillende niveaus en van verschillende disciplines, en toont het vermogen om de mening van andere teamleden te accepteren, te overwegen, en te respecteren alvorens tot besluitvorming te komen kan diversiteit aan de orde stellen in (re)productie van kennis (zie o.a. http://genderedinnovations.eu/) Gezondheidsbevorderaar Communicator Communicator Beroepsbeoefenaar Reflector Reflector Samenwerker Organisator Academicus 6 Artikel, bekwaamheid niveau 6.2.1, bekwaamheid niveau IV en V 6.2.1, bekwaamheid niveau 5 en 6.2.5, bekwaamheid niveau III, V 1, 6.2.2, bekwaamheid niveau IV en V 5, 6.2.7, bekwaamheid niveau IV en V 6.2.2, bekwaamheid niveau V 6.2.2, bekwaamheid niveau V 6.2.3, bekwaamheid niveau V 1, niet gespecificeerd 2, 4, 5, 5, 2, VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk 3. Framework 3.1 Literatuur In 1999 voerden Loudon en collega’s een internationale systematische review uit naar onderwijsprogramma’s voor geneeskundestudenten op het gebied van interculturalisatie. Zij vonden weinig publicaties, en concludeerden dat: (1) de programma’s die wel waren geëvalueerd alleen in het eerste en tweede studiejaar waren geïmplementeerd, en; (2) dat er behoefte was aan interculturalisatie in het geneeskundeonderwijs en aan trainingsprogramma’s voor docenten. In Nederland verscheen in 2000 een rapport van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) waarin werd gepleit voor de interculturalisatie van het onderwijs van professionals in de gezondheidszorg, en voor het vaststellen van interculturele eindtermen voor de opleiding van professionals. In 2003 bleek uit een evaluatie van Nederlandse medische curricula dat slechts twee van de acht medische opleidingen een verplichte cursus culturele diversiteit aanbood, en dat op andere opleidingen interculturalisatie grotendeels afhing van de aanwezigheid van enthousiaste docenten en geïnteresseerde studenten in keuzeblokken (Van Wieringen et al., 2003). Vergelijkbare resultaten werden gevonden in een Britse inventarisatie (Dogra et al., 2005). Uit de Nederlandse evaluatie bleek dat een inbedding in het onderwijsbeleid ontbrak, er was behoefte aan docenttrainingen, en cultureel sensitief onderwijsmateriaal was niet beschikbaar. In het geneeskundeonderwijs zou een kritische houding moeten worden ontwikkeld door voorbeelden te laten zien van ongelijke behandeling, ongelijkheden in toegang tot gezondheidszorg en gezondheidsverschillen, door middel van een rode draad door het curriculum (Van Wieringen et al., 2003). Deze conclusies zijn vergelijkbaar met onderzoek naar de integratie van sekse/gender in het geneeskundig curriculum (Verdonk 2009a, 2009b). Geneeskundestudenten ontwikkelen hun klinische kennis in de loop der jaren. Een focus op de klinische aspecten van interculturalisatie en diversiteit kunnen binnen specifieke cursussen aan de orde worden gesteld. Aan het begin van de opleiding kan specifiek aandacht worden besteed aan sociaal-culturele aspecten van diversiteit en gezondheid (Loudon et al., 1999) en aan kritische zelfreflectie op de eigen cultuur, gender, en klasse. Vereisten voor het ontwikkelen van zo’n kritische houding zijn het leren in kleine groepen, een gelijkwaardige relatie tussen docenten en studenten, erkenning van de eigen ervaringen van studenten, en actieve betrokkenheid van studenten bij hun eigen ontwikkeling (Kumagai & Lypson, 2009). Interculturalisatie in VUmc kent een lange traditie. In eerdere geneeskundecurricula werd bijvoorbeeld een verplicht blok Gezondheidszorg en Cultuur aangeboden. Ook bij de ontwikkeling van het voorgaande curriculum is aandacht besteed aan interculturalisatie. In 2005-2006 nam VUmc deel aan het ZonMW project Integratie van Sekse in Geneeskundeonderwijs onder leiding van prof.dr. T. Lagro-Janssen, UMC St Radboud. In VUmc ging de integratie van sekse- en genderaspecten in ziekte en gezondheid in het onderwijs gelijk op met de integratie van cultuur. Een uitkomstevaluatie van dit project heeft niet plaatsgevonden; uit de procesevaluatie is wel gebleken dat het project volgens beleidsmakers en lokale trekkers voor grotere bewustwording op gebied van diversiteit heeft gezorgd (Verdonk et al., 2008; Verdonk et al., 2009b). Van een criteriumlijst voor de integratie van culturele competenties in het geneeskundeonderwijs, ontwikkeld door dr. J. Rademakers (2003) en gebruikt in het genoemde ZonMW-project, is tevens gebruik gemaakt bij het opstellen van de criteria voor deze leerlijn. Interculturalisatie van het curriculum moet, in overeenstemming met eerdere initiatieven (e.g. Verdonk et al., 2009b) als longitudinale rode draad door het onderwijs worden gevlochten, met gebruik van interactieve onderwijsvormen, structureel ingebed in het onderwijsbeleid, openlijk ondersteund door hoger management, en ondersteund met cultureel sensitief onderwijsmateriaal en docentprofessionalisering (e.g. Kripalani et al., 2006). Tevens dient aandacht te worden besteed aan een inclusief opleidingsklimaat en het stimuleren van culturele diversiteit onder studenten en opleiders (Kripalani et al., 2006). Bovendien is evaluatie belangrijk. 7 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Een longitudinale draad kan er als volgt uitzien:1 1. Kennis, attitudes en vaardigheden t.a.v. interculturalisatie en diversiteit zijn opgenomen in de eindtermen van het door de student gevolgde onderwijs 2. De student heeft onderwijs genoten waarin zowel aan biomedische als aan psychosociale achtergronden van interculturalisatie en diversiteit aandacht is besteed 3. De student heeft onderwijs genoten over interculturalisatie en diversiteit in verschillende studiejaren (minimaal twee) 4. De student heeft in tenminste 6-8 blokken (van 2 á 4 weken) van het kerncurriculum onderwijs genoten waarin expliciet aandacht is besteed aan interculturalisatie en diversiteit 5. De student is in de gelegenheid gesteld 1 extra keuzeblok interculturalisatie en diversiteit te volgen In 2011 is met negen sleutelfiguren op het gebied van interculturalisatie en diversiteit in het geneeskundeonderwijs van het VUmc, zoals docenten, blok- en rolcoördinatoren, beleidsmedewerkers, of onderzoekers op het gebied van interculturalisatie en diversiteit, gesproken over de vraag wat volgens hen het doel zou moeten zijn van interculturalisatie in het geneeskundeonderwijs, op welke wijze zij betrokken zijn bij interculturalisatie en wat volgens hen volgende stappen kunnen zijn, alsmede welke belemmeringen zij ervaren voor interculturalisatie. In appendix 1 zijn die thema’s beschreven. In het geneeskundeonderwijs moet aandacht besteed worden aan de culturele achtergrond van patiënten, waarbij vermeden moet worden dat alleen een ‘bijzondere patiënt’ een culturele achtergrond heeft, en dat benadrukt wordt dat studenten aandacht besteden aan culturele variatie. Dit moet stereotypering voorkomen. Gangbare stereotypen over migranten zijn bijvoorbeeld dat zij minder competent of betrouwbaar zijn, hoewel verschillende migrantengroepen verschillend worden bekeken (Lee & Fiske, 2006). Zo hangt de status van een bepaalde groep in de samenleving nauw samen met de beoordeling van de mate waarin leden van de groep competent worden geacht. In een Amerikaanse studie werden ongedocumenteerden bijvoorbeeld als incompetent gezien, en tegelijkertijd als ‘vijand’ beschouwd (Lee & Fiske, 2006). Het stimuleren van kritische reflectie op de eigen aannames en opvattingen over cultuur en culturele anderen, wordt belangrijk gevonden voor goede kwaliteit van zorg zowel voor allochtone als autochtone patiënten. Interculturalisatie en diversiteit in de onderwijsinhoud houdt in dat aandacht wordt besteed aan aspecten van identiteit en hun relatie tot gezondheid en ziekte, maar ook aan biomedische onderwerpen zoals culturele epidemiologie en gezondheidsproblemen met een hogere prevalentie in bepaalde culturele groepen. Tevens wordt het onderwijsklimaat genoemd en de motivatie en deskundigheid van docenten en tutoren. Bovendien is aandacht nodig voor loopbaanaspecten en doorstroming van allochtone studenten naar de specialismen en voor de specifieke ervaringen van allochtone studenten. Het onderwijscurriculum moet een afspiegeling zijn van de patiëntenzorg, en het docentenkorps is bij voorkeur een afspiegeling van de samenleving om voldoende rolmodellen te hebben voor studenten met diverse achtergronden. Vele andere sleutelfiguren zijn niet gesproken. Wel geeft dit overzicht een beeld van hoe over interculturalisatie wordt gedacht en welke thema’s genoemd worden. Met de bevindingen is rekening gehouden bij het ontwikkelen van deze leerlijn. In appendix 2 worden het belang van een inclusief opleidingsklimaat en interculturalisatie van de zorg kort beschreven. 3.2 Leerdoelen toegelicht De kenniselementen en vaardigheden van onderwijsprogramma’s in culturele en andere aspecten van diversiteit betreffen verschillende aspecten (e.g. Van Wieringen et al., 2003; Seeleman, Suurmond & Stronks, 2009; Verdonk et al., 2009a). Ten eerste, epidemiologische gezondheidsverschillen bestaan tussen etnische of culturele groepen, en tussen andere groepen. Bovendien wordt de relatie tussen religieuze, etnische en culturele achtergrond tot gezondheid en 1 Gebaseerd op Rademakers (2003) en Verdonk et al. (2009a,b) 8 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk ziekte van belang geacht. Deze twee elementen zijn in leerdoel 1 ondergebracht. Kennis hiervan is vaak (deels) aanwezig bij allochtone studenten vanwege eigen ervaringen en ook omdat er meer interculturele interactie plaatsvindt tussen allochtone studenten van verschillende afkomst onderling dan tussen allochtone en autochtone studenten (Abma & Tjitra, 2011). Hun kennis kan daarom bijdragen aan interculturalisatie van het geneeskundeonderwijs. Ten tweede wordt aandacht besteed aan cultuurverschillen in communicatiestijlen en arts-patiëntinteractie. Vaardigheden kunnen worden getraind in het communicatieonderwijs. Een derde leerdoel is kritische zelfreflectie. In tabel 2 worden de leerdoelen gepreciseerd. Leerdoel 1 De student is in staat verschillen tussen en binnen veel voorkomende culturele/etnische groepen, met name Nederlandse Nederlanders en Nederlanders van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse2 afkomst te herkennen en/of te verklaren ten aanzien epidemiologie, beloop, presentatie, diagnostiek en behandeling en ten aanzien van gezondheidszorg. Ook is de student in staat sekse- en klasseverschillen te herkennen (zie tabel 2). Leerdoel 2 Leerdoel 2 is er op gericht dat artsen aandacht hebben voor en kennis hebben van sekse-, cultuur- en klasseverschillen in communicatie en arts-patiëntinteractie, en deze kunnen hanteren in de medische praktijk (zie tabel 2). Naast medische kennis zijn derhalve ook gespreksvaardigheden nodig (Harmsen, 2003; Bruggeman & Busser, 2011; Dielissen, 2012). Taalbarrières, maar ook cultuurverschillen en verschillen in kennisniveau kunnen de communicatie met allochtone patiënten bemoeilijken (Seeleman et al., 2009). Open vragen over achtergrond, migratiegeschiedenis, en verwachtingen van de patiënt ten aanzien van de arts kunnen in toegespitst onderwijs zoals bijvoorbeeld een Cultureel Interview aan de orde komen. Artsen kunnen leren hun eigen deskundigheid in communicatie met anderstalige en cultureel andere patiënten goed in te schatten, en zo nodig de hulp van een tolk inschakelen (Seeleman et al., 2009). Ook het begrijpen van beperkingen van de communicatie via informele tolken, bijvoorbeeld familieleden, is belangrijk. In VUmc kunnen artsen onder andere gebruik maken van een tolkenpool waarin tweetalige medewerkers deelnemen; dit kan in het onderwijs aan de orde komen. In een inventarisatie van aanbevelingen voor cultureel competent communicatieonderwijs onder deskundigen en betrokkenen bij verschillende geneeskundeopleidingen in Nederland, wordt gevaar voor stereotypering in communicatieonderwijs een valkuil genoemd (Seeleman et al., 2011). Bovendien kan communicatieonderwijs niet los gezien worden van reflectieonderwijs en kennis, en dat belangrijke communicatievaardigheden belangrijke elementen zijn van patiëntgerichte communicatie. Leerdoel 3 Leerdoel 3 houdt in dat bij geneeskundestudenten tevens een kritische houding of kritische reflectie moet worden gestimuleerd (Kumagai & Lypson, 2009; Seeleman et al., 2009) (zie tabel 2). Deze auteurs bepleiten de ontwikkeling van een oriëntatie bij studenten die de geneeskunde in een sociale, historische en culturele context plaatst, en die oriëntatie hangt samen met het herkennen van maatschappelijke problemen en het streven naar doelmatige oplossingen van die problemen. De waardigheid en autonomie worden erkend van en een hoge kwaliteit van zorg wordt geboden aan alle leden van de samenleving ongeacht hun sekse, ras, etnische achtergrond, religie, seksuele oriëntatie, taal, geografische afkomst, of klasse (Kumagai & Lypson, 2009). Daarom is een nadruk op culturele competentie alleen niet genoeg, omdat vaak de doelen van interculturalisatie beperkt blijven tot het aanleren van kennis, vaardigheden en attitudes ten opzichte van minderheden, terwijl 2 Dit zijn de vier grootste groepen minderheden in Nederland. Daarnaast is het belangrijk dat studenten op de hoogte zijn van de wetgeving en rechten op het gebied van zorg voor ongedocumenteerden van diverse afkomst 9 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Tabel 2 Praktische uitwerking leerdoelen Leerdoel 1 Kennis Specifieke ziekten b.v. Chronische aandoeningen, self-management, leefstijlaspecten Psychosociale problematiek en psychiatrie (a) interculturalisatie (b) sekse/gender € klasse De student is in staat verschillen tussen en binnen veel voorkomende culturele/etnische groepen, met name Nederlandse Nederlanders en Nederlanders van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse3 afkomst te herkennen en/of te verklaren ten aanzien epidemiologie, beloop, presentatie, diagnostiek en behandeling en ten aanzien van gezondheidszorg:4 Sikkelcelanemie Ziekte van Behçet5 Brucellosis6 Thalassemie Familiale mediterrane koorts7 Vitamine D-deficiëntie Tuberculose Amoebeninfecties en andere (tropische) infectieziekten Hart- en vaatziekten, kanker, diabetes, chronische aandoeningen Leefstijlaspecten: voeding, alcohol, roken, druggebruik, bewegen De student is in staat om sekse en genderverschillen te herkennen en verklaren op de volgende thema’s (Verdonk et al., 2008): De student is in staat om klasseverschillen (naar inkomenspositie en arbeidsmarktpositie) te herkennen en verklaren op de volgende thema’s (Mackenbach & Van der Maas, 2008): Overgangsfasen zoals menopauze, adolescentie Urineweginfecties en andere mictieproblemen, urine-incontinentie Groei en ontwikkeling Farmacotherapie Hart- en vaatziekten Psychosociale klachten Ziektepresentatie en ziektebeleving, pijn Psychiatrische ziektebeelden zoals schizofrenie Omgaan met handicap/verstandelijke beperking Eetstoornissen en overgewicht Verslaving: alcohol en benzodiazepinen Depressie en angststoornissen Posttraumatische stressstoornis Lichamelijke beperkingen en chronische aandoeningen zoals chronische longziekten, harten vaatziekten, diabetes, rugaandoeningen, Reumatische klachten Levensverwachting (DALY’s en QALY’s) Leefstijlaspecten: roken, bewegen, voeding Psychosociale factoren: mastery, depressiviteit Blootstelling aan ongunstige arbeidsomstandigheden 3 Dit zijn de vier grootste groepen minderheden in Nederland. Daarnaast is het belangrijk dat studenten op de hoogte zijn van de wetgeving en rechten op het gebied van zorg voor ongedocumenteerden van diverse afkomst 4 Grotendeels gebaseerd op Rademakers (2003). Kenmerken van een geslaagde integratie van cultuur/etniciteit in het medisch basiscurriculum. Utrecht: Onderwijsinstituut UMCU. 5 De ziekte van Behcet is een auto-immuunziekte (onbekende oorzaak) die voorkomt bij mensen afkomstig uit mediterrane landen (m.n. Turkije), en even vaak maar wel ernstiger bij mannen vergeleken met vrouwen. Behcet kenmerkt zich door o.a. recidiverende stomatitis, genitale ulcera, oog- & huidafwijkingen (zie https://www.nhg.org/sites/default/files/content/nhg_org/uploads/huisartsenbrochure_behcet.pdf) 6 Brucellose of Maltakoorts is een bacteria die behoort tot de zoönose (van dier op mens overdraagbaar), geeft griepachtige verschijnselen en kan bij zwangere vrouwen leiden tot een miskraam. Werknemers in de vleesverwerkende industrie hebben grotere risico’s (inhalatie), en mensen die ongepasteuriseerde zuivel consumeren. Vroegtijdige behandelen met antibiotica. Zie ook http://www.cdc.gov/brucellosis/index.html 7 Familiale mediterrane koorts is een autosomaal recessieve aandoening, die vooral gezien wordt bij allochtone Nederlanders afkomstig uit het Middellandse-Zeegebied, iets vaker bij jongens dan bij meisjes. Klachten zijn veelal buikpijn en koorts in aanvallen, die 1-4 dagen aanhouden en vanzelf weer overgaan, maar er is wel veel kans op amyloïdose en uiteindelijk zelfs een niertransplantatie. Bij adequate behandeling kunnen patiënten een normaal leven leiden (zie bv klinische les H&W 2007; http://www.henw.org/archief/id325-familiaire-mediterrane-koorts-in-de-huisartsenpraktijk.html) 10 VUmc, versie 13 februari 2014 Seksuele seksualiteit dr. P. Verdonk gezondheid, Consanguïniteit (verhoogd voorkomen van autosomaal recessieve aandoeningen) Seksualiteit en seksuele problemen (met name seksuele leefstijlaspecten, maagdelijkheid, uithuwelijking, (vrouwen-)besnijdenis) Voortplanting (met name anticonceptie, screening baarmoederhalskanker/HPV-vaccinatie, ongewenste zwangerschap en abortus, alleenstaand moederschap), HIV/SOA, infertiliteit Seksueel misbruik en geweld, kinderen partnermishandeling Reproductie, m.n. anticonceptie, seksueel overdraagbare aandoeningen, (sub-/in-)fertiliteit Seksueel misbruik en geweld, kindermishandeling, partnergeweld Seksualiteit en seksuele problemen, seksuele identiteit Specifieke achtergronden van gezondheid, gezondheidszorg Migratie, stigma en discriminatie Zorg aan ongedocumenteerden Religieuze gebruiken en gezondheid (Ramadan, vasten) Gender en cultuur (bv. Zorg door arts van de andere sekse) Familie en cultuur (mantelzorg) Levenseinde, palliatieve zorg Ethische dilemma’s Verwachtingen ten aanzien van de zorgverlener, gezondheidszorg Consultatie religieuze leiders (bv. Dominee, imam) Ouder worden Communicatie Gender en cultuur/etnische achtergrond Seksespecifieke gezondheidszorg en kwaliteit van zorg Health literacy/gezondheidsvaardigheden Verklaringen voor klasseverschillen: selectie en causatie Leerdoel 2 Communicatie de student heeft kennis en is zich bewust van cultuurverschillen in communicatie en de artspatiëntinteractie en is in staat op adequate wijze met allochtone patiënten te communiceren (omgaan met taalbarrières/tolken/tolkentelefoon) De student heeft aandacht voor en kennis van sekse/genderverschillen in communicatie en artspatiëntinteractie en kan hier op adequate wijze mee omgaan De student heeft oog voor en kennis van klasseverschillen in communicatie en artspatiëntinteractie, en kan op adequate wijze omgaan met klasseverschillen in communicatie Leerdoel 3 Kritische reflectie De student bezit een open attitude ten opzichte van patiënten met een andere culturele/etnische achtergrond De student is in staat cultuurspecifieke hulpverlening/kwaliteit van zorg te bieden De student is in staat tot kritische zelfreflectie t.a.v. culturele aspecten in ziekte en gezondheid De student is in staat seksespecifieke hulpverlening/kwaliteit van zorg te bieden De student is in staat tot kritische zelfreflectie De student is in staat tot kritische zelfreflectie 11 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk het doel zou moeten zijn het continu verfijnen en stimuleren van een manier van denken (Kumagai & Lypson, 2009). Bovendien gaat het niet alleen om kunnen omgaan met niet-Westerse allochtonen, en neemt het aantal Westerse allochtonen in Nederland toe (bijvoorbeeld Poolse migranten), maar ook is respect en aandacht geboden voor religieuze diversiteit onder de Nederlandse bevolking. Machtsverschillen, privileges en ongelijkheden zijn ingebed in relaties, tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen, sociale klassen, etnische groepen, en hun interacties ofwel intersecties (Verdonk et al., 2009a; Kumagai & Lypson, 2009; Hankivsky et al., 2010). Voor geneeskundestudenten is het belangrijk dat zij begrijpen hoe deze machtsverschillen en privileges een rol spelen in interacties met anderen, in het bijzonder met patiënten (Van Herwaarden et al., 2009). Belangrijk is cultureel inlevingsvermogen; het kunnen voelen dat culturele aspecten een rol spelen, en dat cultuur bepaalde dingen bemoeilijkt of noodzakelijk maakt. Dit speelt vooral een rol bij ziekteperceptie en beleving (Alkhateeb, schriftelijke communicatie 21 mei 2013). Dit begrip vereist een kritische zelfreflectie op de aannames, bias, waarden, en gewoonten die in interactie met anderen plaatsvinden. Zo’n kritische houding ten opzichte van zichzelf zou in het bijzonder nodig zijn bij Nederlandse studenten en docenten, om vooroordelen en stereotypen ten opzichte van allochtone patiënten en studenten bij zichzelf te herkennen (Abma & Tjitra, 2011). Uiteraard is ook voor allochtone artsen kritische zelfreflectie van belang in het omgaan met patiënten en collega’s die een andere achtergrond hebben dan zijzelf. 3.3 Onderwijsmethoden In de introductiesectie van eerdere screeningsrapporten voor de integratie van sekse en cultuur in het VUmc, met daarin aanbevelingen voor het integreren van cultuur in het onderwijsmateriaal, wordt een ‘rode draad van aandacht voor cultuur’ voorgesteld door middel van practica (Verdonk & Van Elteren, 2006). In een evaluatie van een Brits onderwijsprogramma met als doel het ontwikkelen van inzicht in en reflectie op hun eigen aannames ten aanzien van diversiteit (leeftijd, gender, cultuur, seksualiteit, en disability) wordt beschreven hoe professionele ontwikkeling van studenten wordt bewerkstelligd door middel van seminars (Thistlethwaite & Ewart, 2003). In de seminars werden maatschappelijke organisaties betrokken, en de seminars werden geëxamineerd door middel van een essay waarin zij moesten beschrijven wat ze hadden geleerd en waarom dat relevant was voor hun toekomstig functioneren als arts (Thistlethwaite & Ewart, 2003). Bovendien verdient de toetsing aandacht, en zal zowel formatief als summatief getoetst moeten worden. Bij formatieve toetsing gaat het om het verkrijgen en leren van feedback; bij summatieve toetsing krijgen studenten een (eind)beoordeling. Summatieve toetsing beïnvloedt de houding van geneeskundestudenten ten aanzien van de curriculuminhoud, vanwege de boodschap dat dat wat wordt getoetst kennelijk van belang is. Tegelijkertijd zullen zij in hun latere beroepsuitoefening ook moeten blijven leren zonder dat ze geëxamineerd worden. Cultureel sensitief onderwijsmateriaal zoals patiëntencasus is noodzakelijk om zowel kennis aan te bieden als kritische reflectie te stimuleren, culturele aspecten van gezondheid en ziekte onder de aandacht te brengen, en tegelijkertijd stereotypering te vermijden (Van Wieringen et al., 2003; Dijkstra et al., 2008; Abma & Tjitra, 2011). Een intersectionele benadering kan behulpzaam zijn bij het laten zien en uitleggen hoe sociale ongelijkheden en verschillen op het gebied van culturele diversiteit en andere aspecten van diversiteit zich tot elkaar verhouden en in samenhang gezondheidsverschillen en ongelijkheid bewerkstelligen tussen cultureel diverse groepen. Creatieve methoden worden gezocht om culturele competentie bij studenten te bewerkstelligen (i.s.m. ArtPartners). 3.4 Relatie tot de medische vervolgopleidingen Interculturalisatie is (nog) niet ingebed in de eindtermen van specialistenopleidingen, hoewel aandacht voor genderdiversiteit de laatste jaren is toegenomen, met name in de huisartsopleidingen (Dielissen, 2012). Ook is interculturele communicatie in de huisartspraktijk onderzocht (Harmsen, 2003). Aanbevelingen voor vervolgopleidingen zijn onder andere meer onderwijs in 12 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk cultuurverschillen en gezondheid, alsmede de consequenties van cultuurverschillen voor de interactie tussen arts en patiënt. Training in interculturele communicatie, waarbij patient-centered communicatie betekent dat in communicatiestijlen rekening wordt gehouden met de culturele achtergrond van de patiënt zijn eveneens aanbevolen (Harmsen, 2003). Specifieke leerdoelen ten aanzien van interculturalisatie kunnen worden toegesneden op de inhoud van de specialismen (bv. klasse- en sekseverschillen in leefstijl bij sociale geneeskunde, cultuur- en sekseverschillen in hart- en vaatziekten in de cardiologie). 13 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk 4. Curriculum nu en straks 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden aanbevelingen gedaan om interculturalisatie in de bachelor en master verder te integreren. Integratie in het huidige curriculum is noodzakelijk voor de longitudinale effecten van de leerlijn, waarbij studenten gaandeweg steeds meer competentie ontwikkelen op het gebied van cultuur. Daarnaast zijn duidelijk zichtbare momenten nodig waarin voor studenten wordt verhelderd dat interculturalisatie specifiek de focus heeft. Onderzoek naar de integratie van genderdiversiteit in het basiscurriculum (Verdonk, 2009a, 2009b) en in de huisartsopleiding (Dielissen, 2012) laat zien dat een mainstreaming methode zonder helder gemarkeerde onderwijsmomenten ook een keerzijde kan hebben, met enerzijds het risico op stereotypering, en anderzijds onvoldoende diepgang en een eenzijdige nadruk op biomedische aspecten. Een open houding van docenten is noodzakelijk om een inclusief klimaat te bewerkstelligen op medische opleidingen (BMA, 2009). Bovendien zijn rolmodellen van belang. Daarom is docentontwikkeling nodig, het actief faciliteren van docenten, hen feedback geven en reflectie stimuleren, zodat zij voorleven hoe een klimaat van respect kan worden bewerkstelligd in het klaslokaal. In zo’n training is het zelf kritische leren reflecteren van de docent nuttig. Medisch expertise wordt in reguliere toetsen en examens meegenomen, maar voor het toetsen van culturele competentie waarin kennis, vaardigheden, en attitude geïntegreerd in de praktijk worden gehanteerd is vooralsnog geen instrument voor handen. De ontwikkeling van een instrument verdient aanbeveling, in navolging van de criteria voor het meten van genderdiversiteit in de arts-patiëntcommunicatie (Dielissen, 2012). 4.2 Curriculum nu Ten tijde van dit schrijven is het curriculum vernieuwd; jaar 1 en 2 zijn voor het eerst geëvalueerd, jaar 3 heeft voor het eerst plaatsgevonden (2012-2013). Voor onderstaand overzicht is gebruik gemaakt van het overzicht van Oderwald (2011) en van een recente screening van het beschreven curriculum (Krajenbrink, Peerdeman & Verdonk, in preparation). Hiertoe is het onderwijsmateriaal bekeken dat beschikbaar is via Blackboard, en de bijbehorende literatuur. Behalve de vraag of desbetreffende thema’s genoemd worden, is ook gekeken naar hóe zij in het onderwijs voorkomen: expliciet (indien een leerdoel is opgesteld, of een specifieke vraag over dit thema is opgenomen), of meer impliciet (indien aspecten alleen genoemd worden zonder verdere uitwerking, verdieping, of verklaring). In het huidige curriculum is de literatuur van Helman (2007) verplicht gesteld en daarnaast wordt gebruik gemaakt van ‘Een arts van de wereld’, met daarin casuïstiek toegesneden op de Nederlandse spreekkamer (Suurmond, Seeleman, Stronks & Essink-Bot, 2012). Hoofdstukken uit het boek van Helman worden voornamelijk in de vijf Leren Dokteren cursussen bestudeerd. Bachelor Bachelor Jaar 1 Op het gebied van medische kennis (leerdoel 1) wordt in jaar 1 in verschillende studieopdrachten impliciet of expliciet verwezen naar de achtergrond van patiënten, bijvoorbeeld in cursus 1.1.2. Bouw en Bewegen een opdracht over vitamine D-deficiëntie bij gesluierde vrouwen (cultuur en sekse/gender), of naar risicogroepen voor lage rugklachten (klasse). Epidemiologische verschillen worden het meest genoemd, bijvoorbeeld over alcoholgebruik bij allochtone vs autochtone jongeren (cursus 1.1.3 Metabole systemen). Ook wordt in enkele opdrachten expliciet verwezen naar het feit dat het gangbare medische perspectief bij verschillende groepen niet altijd aansluit, zoals bij groepen allochtonen, maar ook bij mensen met minder gezondheidsvaardigheden (cultuur en klasse) (cursus 1.1.5 Leren dokteren 1). In deze cursus komt sekse/gender bijvoorbeeld aan bod in een practicum 14 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk over symptoomperceptie. Leerdoel 2 interculturele communicatie wordt gedoceerd onder andere in het practicum Interculturele gespreksvoering, waar ook gereflecteerd wordt op eigen vooroordelen (leerdoel 3) (cursus 1.2.3 Metabole systemen, PR Interculturele gepspreksvoering). Ook in diverse colleges komt interculturalisatie aan de orde (bijvoorbeeld het openingscollege in 1.2.4 Leren dokteren 2). Met name in de Leren Dokteren cursussen is aandacht voor diversiteit, en komen (verklaringen voor) cultuurverschillen en niet-biomedische aspecten zoals symptoomperceptie, culturele aspecten van de reguliere geneeskunde en de constructie van ziekte, of lijden aan bod. Tevens gaan veel studenten in jaar 1 voor de praktijkstage Zorg naar het buitenland. Bachelor Jaar 2 In jaar 2 wordt klinisch redeneren steeds meer een onderdeel van de studieopdrachten. In verschillende studieopdrachten wordt aandacht besteed aan thema’s als consanguïniteit (PR Preconceptiezorg in cursus 2.1.2 Start van het leven), familiale mediterrane koorts (SO Een Turkse man met hepatosplenomegalie en uiwit in de urine in cursus 2.1.1 Schade, afweer en herstel), en hemoglobinopathieën (PR Microcytaire anemie in 2.2.4 Hematologie en oncologie). In practicum Gezondheidsbevordering moet (cursus 2.1.1 Schade, afweer en herstel) wordt aandacht besteed aan cultuurverschillen in communicatie in een gesprek met adolescenten met een andere culturele achtergrond (en meer of minder voorkeur voor een paternalistische arts-patiëntrelatie). In het college Kindermishandeling in cursus 2.1.4 Leren dokteren 3 wordt vrouwenbesnijdenis besproken. De praktijktaak Diversiteit in cursus 2.2.6, behorende bij de praktijkstage huisartsgeneeskunde, heeft tot doel dat de student verschillen vormen van diversiteit leert herkennen en de invloed hiervan op de consultvoering begrijpt, alsmede het ervaren van ‘het cultuurverschil’ tussen de student zelf en de patiënt (leerdoelen 2 en 3). Studenten reflecteren hier op een ervaring tijdens de stage. Hoewel een brede definitie van diversiteit wordt gehanteerd, wordt sekse/gender expliciet buiten beschouwing wordt gelaten en alleen daar wordt meegenomen waarin sekse ‘onlosmakelijk verbonden is met andere cultuurverschillen’. Door cursus 2.1.2 Start van het leven, 2.1.3 Groei en ontwikkeling, en 2.2.1 Sekse, seksualiteit en relaties is met name in dit jaar aandacht voor sekse/gender, en dus vooral voor reproductieve aspecten en sekseverschillen: subfertiliteit, seksualiteit, seksuele oriëntatie, zwangerschap, teratogeniteit van geneesmiddelen gedurende de zwangerschap. Ook is er in deze cursussen aandacht voor thema’s zoals kindermishandeling, seksuele intimidatie en seksueel misbruik, bevalling en borstvoeding, levensfasen zoals puberteit en menopauze, abortus, genderidentiteit en genderdysforie, en zoals eerder genoemd besnijdenis. In colleges wordt onder andere de menstruele cyclus besproken en de Westerse context waarin die kan worden begrepen. In cursus 2.2.2. Leefstijl en medische interventies komt klasse meer aan bod, zoals arbeidsgerelateerde aandoeningen en blootstelling aan ongunstige arbeidsomstandigheden (gehoorverlies), en arbeidsongeschiktheid. Ook worden klasseverschillen in levensverwachting besproken, met als doelen bewustwording van de ‘eigen blinde vlek bij diagnostiek en behandeling’ (leerdoel 3), en het integreren van het biopsychosociale model als uitgangspunt bij het klinisch redeneren (PR 2.2.5.3 MCV Klinisch redeneren specialist, huisarts en bedrijfsarts). Er lijkt enige overlap te zijn met betrekking tot de thema’s HPV (zowel besproken in 2.1.3 SO HPVinfectie in de puberteit als in 1.1.5 SO Preventie, risicoperceptie en communicatie), vitamine Ddeficiëntie (besproken in 2.1.3.3 SO1 Voeding en energiebalans en 1.1.2.4. SO2 Een vrouw met botpijn en spierzwakte). Bachelor Jaar 3 Een PR Medische zorg voor illegalen, met tevens aandacht voor sekse en arbeidsgerelateerde risico’s (klasse) is geplaatst in cursus 3.1.1. Infectie en Inflammatie; in deze cursus wordt ook tuberculose besproken, en urineweginfecties (zie ook jaar 2). Tropische infectieziekten worden besproken in een college in 3.1.2 Spijsvertering en stofwisseling. In cursus 3.1.3 (Circulatie en cardiovasculaire 15 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk stoornissen) wordt een college gegeven over hart- en vaatziekten waarin sekseverschillen in mortaliteit (meer vrouwen dan mannen) aan de orde komen; er lijkt hierbij vooral aandacht te zijn voor enkele epidemiologische verschillen. In 3.1.4 Urologie, gynaecologie en nefrologie komen de menopauze, prostaatkankerscreening en urine-incontinentie in relatie tot urineweginfecties aan de orde. In 3.1.5 Horen, zien en voelen komt genderidentiteit opnieuw aan de orde vanuit een ethisch perspectief. Psychische problematiek wordt besproken in cursus 3.2.2 Psychisch functioneren: sekseverschillen in prevalentie van PTSS, kindermishandeling, en sekse- en etnische verschillen in de prevalentie van depressie. Tevens komen sekse- en cultuurverschillen in depressie aan de orde in SO 3.2.2 Ik heb nergens zin in en voel me vaak somber. Grensoverschrijdend gedrag op seksueel gebied (patiënt naar vrouwelijke zorgverlener, mannelijke zorgverlener naar vrouwelijke cliënt) wordt in deze cursus besproken in het practicum Grensoverschrijdend gedrag, en eetstoornissen in de SO Maatje 34. Leerdoel 2 communicatie komt aan de orde in practicum 3.1.3. PR Regie gesprek patiënt – dominante partner, waarin een voorbeeld wordt genoemd van een dochter die tolkt voor haar Turkse vader. In jaar 3 worden tevens stages begeleid van geneeskundestudenten die onderzoek doen in ontwikkelingslanden en doen studenten korte projecten gedurende het KOW keuzeonderwijs, profiel Gezondheidszorg en Cultuur. Overlap lijkt er vooral te zijn t.a.v. urineweginfecties (in 3.1.1.1. SO Mictieklachten, in 3.1.4.3 SO5 Een vrouw met urineweginfecties en incontinentie, in 3.2.3. PR Klinisch redeneren 3 De complexe patiënt, terwijl in jaar 2 urineweginfecties in de SO1 De zwangere met harde buiken in cursus 2.1.2.4 is opgenomen). Concluderend kunnen we over de bachelor zeggen dat interculturalisatie en diversiteit vooral aan bod komen in de Leren Dokteren cursussen, waarbij ziektebeleving, ziektepresentatie en pijn aandacht krijgen. In studieopdrachten lijken erg veel mogelijkheden te liggen om diversiteit zonder veel kunstgrepen onder de aandacht te brengen, en toegespitst op de Nederlandse gezondheidszorg. Hoewel de gepresenteerde casuïstiek in bachelorjaar 3 complexer is en meer gevarieerd, is de vraag in hoeverre aspecten van diversiteit ook expliciet aan de orde komen in de onderwijsgroepen. Hier is voor de tutoren (en middels de tutorinstructies) een taak weggelegd. Ten aanzien van sekse/gender zijn vooral urineweginfecties een veel voorkomend thema, terwijl urine-incontinentie nauwelijks aan bod komt. Ook ontbreekt aandacht voor partnergeweld, alsmede sekseverschillen in verslavingsproblematiek. Wel is er veel aandacht voor (sekse en) reproductieve gezondheid en seksualiteit: puberteit en menarche, menopauze, zwangerschap, waarbij anticonceptie weinig aan bod lijkt te komen. Sekse- en cultuurverschillen in chronische aandoeningen alsmede psychische problematiek lijken niet te worden genoemd, een enkele keer wel epidemiologische verschillen. Klasse lijkt veelal impliciet aanwezig, vooral in de vorm van blootstelling aan arbeidsomstandigheden. De gezondheidseffecten van armoede, en gebrekkige gezondheidsvaardigheden verdienen meer aandacht. In communicatieonderwijs wordt op verschillende plekken expliciet aandacht besteed aan cultuursensitieve communicatie. Toch kan ook hier nog een slag worden gemaakt: omgaan met informele tolken/tolkentelefoon/professionele tolk/VUmc tolkenpool kan wellicht worden opgenomen, communiceren over moeilijke thema’s zoals partner- of seksueel geweld in de voorgeschiedenis is relevant, en omgaan met sekseverschillen in communicatiestijlen kan worden getraind. Dit komt later bij het bespreken van de master aan de orde. Aan reflectie wordt op verschillende manieren aandacht besteed, zoals in een practicum waar aandacht is voor stereotypering, in studieopdrachten waarin aandacht wordt besteed aan de mate waarin de biomedische insteek van de geneeskunde wel aansluit bij verschillende patiënten(groepen), en reflectie op diversiteit in de praktijkstage Zorg in jaar 1. Recentelijk is door Art Partner (drs. Lina Issa) interculturalisatie en reflectie ingebed in het practicum Preventie en ethiek in jaar 1 (LD1) en wordt met haar gezocht naar mogelijkheden voor verdere inbedding in het practicum Autonomie en diversiteit (LD2) en andere ethiekpractica in B2 en B3. 16 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Master Master jaar 1 In de master wordt gebruik gemaakt van een zorggebonden praktijktaak (M1.1) waarbij de student geacht wordt een eigen interculturele praktijksituatie in te brengen en daarop te reflecteren. Ook wordt de seksuele anamnese getraind. Mogelijk wordt hier ook seksuele diversiteit getraind. In M1.4 is aandacht voor levenseinde en palliatieve zorg, waarin ook interculturele problematiek wordt genoemd als ‘te verwachten vraagstukken’ die aan de orde komen. In M1.4 worden de verschillende typen urine-incontinentie besproken, maar niet helemaal duidelijk is over sekseverschillen in urineincontinentie aan bod komen (wel wordt er gesproken over een patiënt(e) met incontinentieklachten). Ook wordt in M1.4 bij de lijkschouwing genoemd of er culturele aspecten zijn aan de situatie rond het overlijden die ‘je raken als persoon’, en hoe hiermee om te gaan. Vaardigheidstraining (anamnese, detectie van SOA en procedures m.b.t. kweek, gynaecologisch onderzoek, cervixcytologie) komen aan de orde in M1.5, waarmee thema’s als onvervulde kinderwens, seksualiteit tussen partners, menstruele problemen en climacterium aan de orde komen. Master jaar 2 Tijdens de intervisiebijeenkomsten in M2 wordt eveneens met regelmaat ingegaan op culturele aspecten (Selleger, persoonlijke communicatie april 2013). In M2 is tevens het coschap huisartsgeneeskunde. Niet duidelijk is of en hoe in dit coschap aandacht wordt besteed aan diversiteit. Master jaar 3 In M3 vinden symposia plaats onder andere over Interculturalisatie (zoals in 2012 over consanguiniteit en genetica). Een interculturalisatiesymposium vindt niet ieder jaar plaats. Verder lijkt de master een ‘black box’ ten aanzien van specifieke aandacht voor diversiteit. Niet duidelijk is of tijdens bepaalde co-schappen specifiek aandacht wordt besteed, en op welke wijze, en hoe docenten omgaan met culturele en andere aspecten van diversiteit. Internationalisering De studenten gaan op diverse momenten tijdens de geneeskundeopleiding naar het buitenland. In bachelorjaar 1 gaat een deel van de studenten naar Aruba, Suriname, of Engeland in het kader van de Praktijkstage Zorg, en ook in bachelorjaar 2 gaat een deel van de studenten naar het buitenland. Tijdens de master kunnen studenten voor hun wetenschappelijke stage naar het buitenland, of naar Sint Maarten, België, Zuid-Afrika of Aruba voor een regulier coschap heelkunde, huisartsgeneeskunde, kindergeneeskunde, of verloskunde/gynaecologie. Ook kunnen studenten naar het buitenland voor een keuzecoschap aan het eind van M1 of M2. Acht keer per jaar wordt een verplichte voorbereiding gegeven voor de studenten die vertrekken. In de voorbereidende cursus komen o.a. aan bod organisatorische zaken zoals verzekeringen of beroepsaansprakelijkheid, de taal die gesproken wordt op de stageplek, maar ook cultuurverschillen zoals omgaan met hiërarchie, schaamtecultuur, gewoonten en werkwijzen, of omgaan met privacy. Hier wordt een selectie uit gemaakt. Als de studenten terugkeren hebben zij een exit-gesprek over hun ervaringen. Een aantal studenten komt iets over deze ervaringen vertellen op een bijeenkomst voor het volgende cohort studenten dat zal vertrekken. De Tropenstage is een keuzestage van tien weken, die een specifieke voorbereiding kent: een cursus van vier bijeenkomsten en genoemde voorbereiding ‘cultural awareness’. Hoewel zeer veel studenten naar het buitenland gaan, is er geen helder beeld in hoeverre deze buitenlandervaringen bijdragen aan de leerdoelen ter ontwikkeling van culturele competentie: kennis, communicatievaardigheden, en reflectie. Het is niet vanzelfsprekend dat de studenten cultureel 17 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk competent worden van buitenlandervaring. Bovendien maakt het verschil of de studenten een coschap volgen of een onderzoek gaan uitvoeren. Een nadere inventarisering van de bijdrage van buitenlandervaringen aan culturele competentie verdient aanbeveling om het onderwijs te kunnen aanpassen. Hiertoe wordt een werkgroep ingesteld. 4.3 Curriculum straks Er zijn veel mogelijkheden om het bachelor en masteronderwijs verder te interculturaliseren. Hiertoe zijn reeds diverse activiteiten in gang gezet (appendix 3). Om interculturalisatie en diversiteit te laten ‘landen’ bij geneeskundestudenten moet het belang daarvan duidelijk aan studenten worden gecommuniceerd. Dat betekent dat de zichtbaarheid van diversiteit hoog moet zijn, en op diverse momenten in het curriculum. De focus in bacheloronderwijs ligt meer op kennis en casuïstiek (inhoudelijke thema’s) en in de master meer op toegepaste kennis en op grotere complexiteit. Voor de bachelor is de context van een student anders (binnenschools opleiden) dan voor de master (werkplek leren). Kennisaspecten worden in de thematische cursussen en in de leren dokterencursussen opgenomen. Leerdoelen 2 en 3 (communicatie en kritische reflectie) kunnen verder binnen de onderwijslijn Professionele Ontwikkeling worden ondergebracht. Bachelor Bachelor Jaar 1 In jaar 1 wordt de basis gelegd vanuit biomedisch perspectief en vanuit psychosociaal perspectief. Door hier diversiteit aan toe te voegen, verrijken zowel het biomedische als het psychosociale model en wordt casuïstiek meer relevant voor patiënten van verschillende achtergronden en interessanter voor studenten van verschillende achtergronden. Wanneer dit niet wordt gedaan, wordt de indruk gewekt dat er neutrale basiskennis bestaat die de grondslag vormt voor kennis over gezondheid en ziekte die geldig is voor alle patiënten. Het leren reflecteren op bestaande kennis (zoals deels wordt gedaan in de Leren Dokteren cursussen) en reflectie op de eigen aannames over diversiteit (zoals deels wordt gedaan in een practicum) wordt verder uitgebreid. Tijdens de introductiedag vindt een ‘intermezzo’ over cultuur plaatst (o.l.v. Art Partners, Lina Issa). Dit krijgt een vervolg in minimaal twee ethiekpractica in jaar 1 (Preventie en ethiek in LD1, en Autonomie en diversiteit in LD2). Bachelor Jaar 2 In jaar 2 kan het bespreken van gehoorproblemen als gevolg van arbeidsomstandigheden een aanleiding zijn om seksesegregatie op de arbeidsmarkt te bespreken en de gevolgen voor gezondheid (mannen vaker gehoorproblemen als gevolg van werk in fabrieken en industrie; vrouwen als gevolg van werk in onderwijs en kinderopvang). Vitamine D-deficiëntie komt vaker voor bij allochtone vrouwen als gevolg van etniciteit (donkere huid), cultuur en religie (gesluierd zijn, voedingsgewoonten), gender (aan vrouwen toegeschreven rol binnenshuis) en klasse (gezondheidsvaardigheden, armoede). Bij kindermishandeling kunnen sekse- en cultuurverschillen besproken worden. Ook kan partnergeweld als vorm van kindermishandeling worden opgenomen indien dit nog niet het geval is. En niet alleen sociaal-economische gezondheidsverschillen en levensverwachting, maar ook sekseverschillen en levensverwachting zijn relevant, en kunnen eenvoudig aan de orde worden gesteld bij het bespreken van leefstijl en preventie. Ook hier wordt kritische zelfreflectie op gebied van diversiteit in twee ethiekpractica ingebed. Bachelor Jaar 3 In verschillende cursussen in jaar 3 zijn eveneens veel mogelijkheden. In 3.1.1 (Infectie en inflammatie) kan wellicht aandacht besteed worden aan sekse- en cultuurverschillen in autoimmuunziekten. Sekse-, cultuur- en klasseverschillen in chronische aandoeningen zoals hart- en vaatziekten en leefstijl kunnen in cursus 3.1.3 Circulatie en cariovasculaire stoornissen worden 18 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk besproken, waar nu alleen in een college sekseverschillen in de prevalentie van mortaliteit lijken te zijn opgenomen. Casus over hart- en vaatziekten zijn nu standaard mannen van 50+, daar waar de relatieve sterfte aan hart- en vaatziekten bij vrouwen hoger is, zoals vermeld in het college. In cursus 3.2.2 Psychisch functioneren kunnen sekse- en culturele verschillen in psychische klachten worden besproken, alsmede partnergeweld. Ook lijken eetstoornissen er met één studieopdracht wat mager vanaf te komen ten opzichte van hun vóórkomen in de bevolking. Sekseverschillen en culturele aspecten en sekse- en cultuurverschillen in verslaving aan bijvoorbeeld benzodiazepines en alcohol behoeven eveneens aandacht. Ook in cursus 3.2.3 Leren dokteren 5 bestaan mogelijkheden om aandacht te besteden aan diversiteit, t.a.v. bijvoorbeeld palliatieve zorg/levenseinde problematiek, urine-incontentinentie, mantelzorg, sekse en veroudering en migranten en ouder worden, cultuursensitieve zorg voor ouderen, of consultatie van religieuze leiders. Wederom wordt kritische reflectie in twee ethiekpractica ingebed. Het geheel herziene studieboek voor geneeskundestudenten getiteld ‘Culturele diversiteit in de gezondheidszorg. Kennis, attitude en vaardigheden’ (Wolffers, Van der Kwaak en Beelen, 2013) wordt op de kernboekenlijst opgenomen en de hoofdstukken worden over de desbetreffende cursussen verdeeld (zie voorstel appendix 4). Op dit moment is nog niet exact bekend hoe de bachelor er uit komt te zien na de herziening, en het voorstel zal daarna worden aangepast. Over kennishiaten zal contact worden opgenomen met semestercoördinatoren. Het verdient tevens aanbeveling dat VUmc een abonnement neemt op het Kenniscentrum Sekse en Diversiteit in het Medisch Onderwijs van UMC St Radboud, waar onderwijsmateriaal inclusief zelfstudieopdrachten, toetsvragen en videomateriaal ter beschikking staan. Master In de master is het belangrijk dat verschillende thema’s worden ingebed: een culturele ‘ontmoeting’, communiceren met anderstaligen, communiceren met patiënten met weinig gezondheidsvaardigheden, partnergeweld, culturele competentie en (wetenschappelijke) stages in het buitenland, en beroepskeuze en loopbaanoriëntatie. In een symposium over interculturalisatie in M3 kan op actuele thema’s worden ingegaan. Master jaar 1 In M1 kan met het Culturele Interview/culturele ontmoeting worden gewerkt, waarin de culturele en sociale context van een patiënt en wat dit betekent voor gezondheid en ziekte op persoonlijke wijze onder de aandacht wordt gebracht (e.g. Van Dijk, Beijers & Groen, 2012). Een onderwijsmodule hierover wordt ontwikkeld i.s.m. Art-Partners (drs. Lina Issa). Docent worden getraind. Tevens kan in M1 aandacht worden besteed aan het communiceren met anderstaligen zoals het omgaan met informele tolken, het gebruik maken van de tolkentelefoon, het werken met een professionele tolk, en het werken met de VUmc-tolkenpool. Ook kan aandacht worden besteed aan sekseverschillen in communicatiestijlen en aan het communiceren met mensen met weinig gezondheidsvaardigheden. Eenderde van de Nederlandse bevolking heeft zo weinig kennis van het eigen lichaam en gezondheid, dat dit besluitvorming over behandeling en shared decision making bemoeilijkt. Bekeken moet worden op welk moment in de master het beste aandacht kan worden besteed aan partnergeweld: de directe en indirecte gezondheidsproblemen daarvan, signalering, en doorverwijzing. Een koppeling met het coschap Verloskunde en gynaecologie is wellicht mogelijk en logisch gezien de prevalentie van partnergeweld bij zwangere vrouwen (Devries et al., 2009). Master jaar2 In M2 kan in het TPO2 eveneens aandacht worden besteed aan interculturalisatie en diversiteit, met name op het gebied van beroepskeuze en loopbaanoriëntatie. Zowel sekse- als cultuurverschillen als structurele belemmeringen spelen een rol in de verdeling van mannen en vrouwen van verschillende 19 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk afkomst over de specialismen, hun voorkeuren voor een werk-privébalans, en de doorgroei naar hogere posities. Studenten kunnen zich van hun eigen sekse- en cultuurgerelateerde voorkeuren bewust worden, en leren hoe structurele belemmeringen te hanteren. Tegelijkertijd ligt er voor het geneeskundeonderwijs en de praktijk een taak weggelegd om deze structurele belemmeringen weg te nemen. Een voorstel voor een onderwijsmodule is voorgelegd aan de desbetreffende coördinatoren. In het co-schap huisartsgeneeskunde kunnen interculturele consulten of andere consulten waarin diversiteit een rol speelt met studenten worden (na)besproken. Master jaar 3 Een symposium over interculturalisatie kan worden georganiseerd in M3. Internationalisering Bij werk- en onderzoeksstages in het buitenland wordt culturele competentie expliciet als leerdoel opgenomen en geëvalueerd. In de voorbereidende bijeenkomst zal hier aandacht aan worden besteed. Gebruik gemaakt kan worden van de nieuwe website Interculturalisatie die binnenkort als hulpmiddel via intranet beschikbaar zal zijn voor medewerkers van VUmc en voor masterstudenten (commissie Interculturalisatie VUmc, Reina Steenwijk). Appendix 5 biedt een overzicht van geplande implementatie in de tijd. 4.4 Evaluatie en kwaliteitsborging Leerdoel 1 kennis wordt getoetst in cursusgebonden toetsen. De competenties communicatievaardigheden en kritische reflectie (leerdoelen 2 en 3) kunnen worden getoetst in communicatieonderwijs en in de STAT. Dit behoeft verdere ontwikkeling van (onderwijs)materiaal, en docenttraining. Om te kunnen beoordelen of de leerlijn daadwerkelijk bijdraagt aan culturele competentie van artsen-in-wording zullen evaluaties plaatsvinden en het curriculum kan gemonitord worden. Evaluatie moet passen binnen de evaluatie van de onderwijslijn Professionele Ontwikkeling, en aansluiten bij de wijze waarop andere leerlijnen worden geëvalueerd, zoals bijvoorbeeld een vragenlijst aan het eind van B3. Evaluatie van de leerlijn is verder mogelijk op verschillende manieren: studentevaluaties van de onderwijsonderdelen, zelfevaluaties van studenten op culturele competentie, een analyse van de summatieve toetsresultaten van studenten, docentevaluaties (kwantitatief en kwalitatief), focusgroepen/interviews, exitgesprekken (voorbeelden zie appendix 6). In een jaarverslag kunnen de resultaten van het onderwijs dat past binnen de leerlijn worden opgenomen en besproken met cursuscoördinatoren. 4.5 Conclusie Door studenten consequent de vraag te stellen in hoeverre sekse, culturele achtergrond, klasse, of andere aspecten van diversiteit een rol spelen bij dit specifieke gezondheidsprobleem, kunnen zij getraind worden in het herkennen of en hoe dit het geval zou kunnen zijn. Dit is van belang voor hun klinische redeneren en in hoeverre door deze vragen te beantwoorden de diagnostiek, beloop, of het beleid moet worden gewijzigd en hoe gezondheidsklachten kunnen worden begrepen. Toetsing van culturele competentie van studenten en evaluatie van de leerlijn worden in de komende jaren verder ontwikkeld. Deze aanpassingen zullen bijdragen aan een inclusief curriculum dat bijdraagt aan de ontwikkeling van cultureel competente artsen. 20 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk 5. Literatuur Abma, T., Tjitra, J. (2011). ‘En ze heten altijd Mohammed’. Ervaringen van allochtone studenten met het geneeskundecurriculum. Hoofdstuk 7 in: Pionieren in diversiteit. Filosoferen met het oog op anderen (red: E. Koster & B. Musschenga). Amsterdam: VU University Press, pp. 121-141. Aronson, L. (2011). Twelve tips for teaching reflection at all levels of medical education. Medical Teacher, 33, 200-205. British Medical Association (2009). Equality and diversity in UK medical schools. London: BMA Equal Opportunities Committee. Download 23 August 2011 from http://www.bma.org.uk/images/eocreport_tcm41192128.pdf Bruggeman, L., Busser, G. Huisartsen worden cultureel vaardig. Cultureel interviewen onderdeel van huisartsopleiding. PHAXX, 3, 12-13. Devries, K.M., Kishor, S., Johnson, H., Stöckl, H., Bacchus, L.J., Garcia-Moreno, C., Watts, C. (2010). Intimate partner violence during pregnancy: analysis of prevalence data from 19 countries. Reproductive Health Matters, 19(36), 158-170. Dielissen, P. (2012). Gender medicine in GP training. Design, evaluation and development. Nijmegen: Radboud University Nijmegen Medical Centre. PhD-thesis. Dijkstra, A.F., Verdonk, P., Lagro-Janssen, A.L.M. (2008). Gender bias in medical textbooks. Examples from coronary heart disease, depression, alcohol abuse and pharmacology. Medical Education, 42(10), 1021-1028. Dogra, N., Connin, S., Gill, P., Spencer, J., Turner, M. (2005). Teaching of cultural diversity in medical schools in the United Kingdom and Republic of Ireland: cross sectional questionnaire survey. BMJ 330(7488), 403–404. Doi 10.1136/bmj.38336.661493.AE Frank, J.R. (Ed.) (2005). The CanMEDS 2005 Physician Competency Framework. Ontario: The Royal College of Physicians and Surgeons of Canada, Office of Education. Dowload 1 August 2011 from http://meds.queensu.ca/medicine/obgyn/pdf/CanMEDS2005.booklet.pdf Ghorashi, H. (2010). Naar de universiteit van de toekomst. Hoofdstuk 3 in: Pionieren in diversiteit. Filosoferen met het oog op anderen (red: E. Koster & B. Musschenga). Amsterdam: VU University Press, pp. 39-56. Hankivsky, O., Reid, C., Cormier, R., Varcoe, N., Benoit, C., Brotman, S. (2010). Exploring the promises of intersectionality for advancing women’s health research. International Journal for Equity in Health, 9, 5. Harmsen, H. (2003). When cultures meet in medical practice. Improvement in intercultural communication evaluated. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam. PhD-thesis. Helman, C.G. (2007). Culture, Health and Illness (5th Ed). London: Hodder Education. Krajenbrink, V., Peerdeman, S.M., Verdonk, P. (in preparation). Diversity scan: cultural competence in a curriculum. Kripalani, S., Bussey-Jones, J., Katz, M.G., Genao, I. (2006). A Prescription for Cultural Competence in Medical Education. J Gen Intern Med, 21, 1116–1120. DOI: 10.1111/j.1525-1497.2006.00557.x Kumagai, A.K., Lypson, M.L. (2009). Beyond cultural competence: Critical consciousness, social justice, and multicultural education. Academic Medicine, 84(6), 782-787. Lee, T.L., Fiske, S.T. (2006). Not an outgroup, not yet an ingroup: Immigrants in the Stereotype Content Model. International Journal of Intercultural Relations, 30, 751-768. Loudon, R.F., Anderson, P.M.; Singh Gill, P., Greenfield, S.M. (1999). Educating medical students for work in culturally diverse societies. JAMA, 282(9), 875-880. Mackenbach, J.P., Van der Maas, P.J. (2008). Volksgezondheid en gezondheidszorg. Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg. Oderwald, A. (2011). Interculturalisatie in de bachelor van het medisch curriculum VUmc. Amsterdam: VUmc, afd. Metamedica. Unpublished. Peerdeman, S.M. (2013) Onderwijslijn Professionele Ontwikkeling Competenties van de arts. Onderwijs in leerlijnen 2010-2014, werkdocument versie 2.3. Amsterdam: VUmc. Powell Kennedy, H., Fisher, L., Fontaine, D., Martin-Holland, J. (2008). Evaluating diversity in nursing education. Journal of Transcultural Nursing, 19, 363-370. Rademakers (2003). Kenmerken van een geslaagde integratie van cultuur/etniciteit in het medisch basiscurriculum. Utrecht: Onderwijsinstituut UMCU. Unpublished. Saha, S., Guiton, G., Wimmers, P.F., Wikerson, L. (2008). Student body racial and ethnic composition and diversity-related outcomes in US medical schools. JAMA, 300(10),1135-1145. 21 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Seeleman, C., Selleger, V., Essink-Bot, M.L., Bonke, B. (2011). Teaching communication with ethnic minority patients: ten recommendations. Medical Teacher, 33, 814-819. DOI: http://dx.doi.org/10.3109/0142159X.2011.600646 Seeleman, C., Suurmond, J., Stronks, K. (2009). Cultural competence: a conceptual framework for teaching and learning. Medical Education, 43, 229-237. Selleger, V. (2005). Het VUmc profiel van de basisarts: 8 rollen. Inventarisatie van interculturalisatie in het VUmc profiel 05. Amsterdam: VUmc afd. Medische Psychologie. Unpublished. Sen, G., Östlin, P. (2008). Gender inequity in health: why it exists and how we can change it. Global Public Health, 3( S1), 1-12 G. Shields, S. (2008). Gender: An intersectionality perspective. Sex Roles, 59(5-6), 301-311 Stegers-Jager, K.M., Steyerberg, E.W., Cohen-Schotanus, J., Themmen, A.P.N. (2012). Ethnic disparities in undergraduate pre-clinical and clinical performance. Medical Education, 46, 575-585. Suurmond, J., Seeleman, C., Stronks, K., Essink-Bot, M.L. (2012). Een arts van de wereld. Etnische diversiteit in de medische praktijk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Thistlethwaite, J.E., Ewart, B.R. (2003). Valuing diversity: helping medical students explore their attitudes and beliefs. Medical Teacher, 25(3), 277-281. Van Dijk, R., Bijers, H., Groen, S. (2012). Het Culturele Interview. In gesprek met de hulpvrager over cultuur en context. Utrecht: Pharos. Van Herwaarden, C.L.A., Laan, R.F.J.M., Leunissen, R.R.M. (2009). The 2009 Framework for Undergraduate Medical Education in the Netherlands. Utrecht: Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra. Download 1 August 2011 from http://www.vsnu.nl/Media-item/Raamplan-Artsopleiding-2009.htm Van Tongeren-Alers, M., Van Esch, M., Verdonk, P., Johansson, E.E., Hamberg, K., Lagro-Janssen, T. (2011). Are new medical students’ specialty preferences gendered? Related motivational factors at a Dutch medical school. Teaching and Learning in Medicine, 23(3), 263-268. Van Wieringen, J.C.M., Kijlstra, M.A., Schulpen, T.W.J. (2003). Medisch onderwijs in Nederland: weinig aandacht voor culturele diversiteit van patiënten. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 147(17), 815-819. Verdonk, P., Abma, T. (2013). Intersectionality and reflexivity in medical education research. Medical Education, 47, 752-759. Verdonk, P., van Elteren, M. (2006). Screeningsdocumenten VUmc geneeskundeonderwijs. Amsterdam/Nijmegen: VUmc en UMC St Radboud. Verdonk, P., Benschop, Y.W.M., de Haes, J.C.J.M., & Lagro-Janssen, A.L.M. (2008). Making a gender difference. Case studies of gender mainstreaming in medical education. Medical Teacher, 30:7, e194-e201. Verdonk, P., Benschop, Y.W.M., de Haes, H.C.J.M., Lagro-Janssen, A.L.M. (2009a). From gender bias to gender awareness in medical education. Advances in Health Sciences Education, 14(1), 135-152. Verdonk, P., Benschop, Y., de Haes, H., Mans, L., Lagro-Janssen, T. (2009b). ‘’Should you turn this into a complete gender matter?’ Gender mainstreaming in medical education’. Gender and Education, 21(6), 703 — 719. Warner, L. (2008). A best practices guide to intersectional approaches in psychological research. Sex Roles, 59(5-6), 454-463. Wolffers, I., Van der Kwaak, A., Van Beelen, N. (Red.) (2013). Culturele diversiteit in de gezondheidszorg. Bussum: Coutinho. Zimmerman, M.K., Hill, S.A. (2000). Reforming gendered health care: an assessment of change. International Journal of Health Services, 30, 771-795. Links www.forum.nl/gezondheidsverschillen www.huisarts-migrant.nl https://www.umcn.nl/Research/Departments/medischevrouwenstudies/Pages/KenniscentrumSDM O.aspx (Kenniscentrum Sekse en Diversiteit in Medisch Onderwijs) www.pharos.nl http://www.doktersvandewereld.org/ http://www.nivel.nl/nieuwsarchief/migrant http://mighealth.net/nl/index.php/Hoofdpagina 22 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Appendix 1 Interviews met sleutelfiguren VUmc Welke factoren spelen een rol bij interculturalisatie in het geneeskundeonderwijs in het VUmc? Tien interviews met docenten, onderzoekers, en beleidsmakers zijn gehouden in de periode van april tot juli 2011. Een gespreksverslag is ter goedkeuring aan de geïnterviewden voorgelegd. Deze gespreksverslagen zijn geanalyseerd. Hieronder worden de resultaten beschreven. In tabel 2 zijn de resultaten van de gesprekken met sleutelfiguren samengevat. Conclusies naar aanleiding van deze gesprekken zijn verwerkt in de leerlijn. Thema 1 Interculturalisatie De geïnterviewden hanteren verschillende definities van interculturalisatie. Kennis van en begrip voor verschillende culturen zijn belangrijke kenmerken. Cultuur omvat groepen mensen die bepaalde kenmerken met elkaar delen, die mede de identiteit van de groepsleden bepalen. Sommige geïnterviewden geven de voorkeur aan het begrip diversiteit, en noemen daarbij dat aandacht voor sekse, seksuele oriëntatie en andere aspecten van sociale identiteit eveneens een rol spelen. Interculturalisatie vraagt om zelfreflectie, en de geïnterviewden vinden het faciliteren van het omgaan met mensen uit verschillende culturen een taak van het geneeskundeonderwijs. Sommigen benadrukken de positieve kant van interculturalisatie, omdat het bij kan dragen aan innovatie. Volgens anderen is interculturalisatie een ‘moeizaam’ onderwerp en zou het weerstand oproepen onder docenten. Een risico van interculturalisatie is stereotypering en stigmatisering. Aandacht voor cultuur kan namelijk ook een valkuil zijn, bijvoorbeeld wanneer gezondheidsverschillen tussen groepen aan cultuurverschillen worden toegeschreven terwijl het eigenlijk om klasse gaat. Thema 2 Waarom interculturalisatie? Diverse redenen worden aangevoerd waarom interculturalisatie van het geneeskundeonderwijs belangrijk is. Behalve dat het gewoon ‘moet’ want het is een speerpunt van het VUmc, waar vragen over identiteit van oudsher goed passen, krijgt iedere arts te maken met culturele verschillen. Ook sociale rechtvaardigheid wordt genoemd, maar een krachtiger argument volgens de geïnterviewden om docenten mee te krijgen is de business case: interculturalisatie zou financieel onderbouwd moeten zijn. Bijvoorbeeld omdat goede communicatie ook met allochtone patiënten minder geld hoeft te kosten. Innovatie en kwaliteit van zorg zijn eveneens genoemd. Integraal aandacht besteden aan interculturalisatie, zowel op het gebied van HRM waarbij het personeel een afspiegeling zou moeten zijn van de samenleving, de instroom-doorstroom van studenten, de inhoud van het curriculum en het onderwijsklimaat heeft volgens sommigen de voorkeur. Thema 3 Interculturalisatie van het geneeskundeonderwijs De geïnterviewden vinden het belangrijk dat studenten leren kritisch naar zorg te kijken, en dat de aandacht niet alleen uitgaat naar de ‘bijzondere’ patiënt maar naar culturele variatie, omdat anders het risico bestaat dat studenten juist leren stereotyperen, met alle negatieve gevolgen van dien. Niet alleen het personeel moet een afspiegeling zijn van de samenleving, en dat betekent dus dat rolmodellen in het onderwijs nodig zijn, maar ook het curriculum moet een afspiegeling zijn van de patiëntenzorg. Cultuur kan worden gezien als soft thema, zoals identiteitsaspecten, en kunnen door studenten en docenten snel als niet-geneeskunde’ worden afgedaan. Maar ook de biomedische aspecten zoals culturele epidemiologie mag van sommige geïnterviewden meer aandacht krijgen in het onderwijs. Voor wat betreft de culturele diversiteit van de studentenpopulatie valt op dat er sprake is van segregatie, waarbij de Nederlandse studenten en de niet-Nederlandse en allochtone studenten weinig integreren. De allochtone vrouwelijke studenten doen het volgens sommigen heel goed in het onderwijs, met name in de bachelorfase, waarbij zorg bestaat dat het tijdens de coschappen mogelijk minder goed gaat. In die fase is sprake van een culturele mismatch die bij hen het grootst is: oudere Nederlandse mannen die jonge allochtone vrouwen opleiden. Op interculturalisatie tijdens de co-schappen is moeilijker grip te krijgen, omdat de studenten zich in verschillende ziekenhuizen bevinden en zelf casuïstiek inbrengen. Wel worden ook daar 23 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk mogelijkheden gezien die tot nut toe onbenut lijken. Aandacht voor de doorstroming van allochtone studenten naar de specialismen is volgens sommigen geboden. Thema 4 Human Resource Management De meeste geïnterviewden noemen HRM issues die van belang zijn voor interculturalisatie: allochtone rolmodellen, aandacht voor cultuur bij werving, selectie, behoud en beoordelen van personeel, de organisatiecultuur en moeilijkheden met het bespreken van cultureel verschil of problemen hiermee, alsmede de mogelijkheid tot een koppeling van interculturalisatie en moreel beraad, omdat beide onderwerpen reflectie willen stimuleren. Tabel 2 Samenvatting thema’s interculturalisatie volgens sleutelfiguren in het VUmc Interculturalisatie Respect voor andere levensovertuigingen en culturen en terugvragen (wederkerigheid) Begrijpen van verschillende culturen, omgang faciliteren d.m.v. begrip Cultuur is een verbindende factor, een groep mensen met bepaalde kenmerken, identiteitsgevoelig. Maar ook allerlei variatie: tot en met straatcultuur/levensfilosofie Sommigen prefereren de term diversiteit: man/vrouw, hetero/homo, verschillende groepen waar discriminatie speelt. Maar waar houdt diversiteit op? Eindigt bij het individu! Anderen noemen het liever niet diversiteit: cultuur ‘verdwijnt’ als het ook over gender gaat Cultuur verandert en is veranderbaar. Problemen van nu zijn over 30 jaar verdwenen Cultuur is leuk, het positieve moet benadrukt. Innovatief, een oneindig proces Niet iedereen vindt het leuk: een ‘moeizaam’ onderwerp, ervaring dat collega’s er ‘ongemakkelijk’ mee zijn, of het roept ‘weerstand’ of ‘vermoeidheid’ op bij zorgverleners. Interculturalisatie vraagt om zelfreflectie. En daarom lastig aan de orde te stellen Stigmatisering is een risico, cultuur is een valkuil, bijvoorbeeld als het eigenlijk om SES gaat Waarom interculturaliseren? - Speerpunt van het VUmc: het moet gewoon. Is interessant Iedereen loopt er tegenaan. Wat te doen als vrouwen niet door mannen onderzocht mogen worden? Akkoord gaan of doorverwijzen? Moet VUmc-breed besproken Sociale rechtvaardigheid. Maar: dat is mooi maar onvoldoende. Moet wel efficiënt zijn Businesscase: interculturalisatie moet financieel onderbouwd worden, rendabel zijn, kwantificeren. Uit de softe sfeer trekken. Goede communicatie levert geld op Oog voor verschil krijgen, de patiëntenpopulatie is divers Vragen over identiteit passen binnen het VUmc Innovatie Personeel moet een afspiegeling zijn van de populatie Kwaliteit van zorg. Ook de niet-Nederlandse patiënt moet de beste zorg ontvangen. Kwaliteit van de patiëntenzorg i.r.t. culturele competentie? Artsen moeten kennis hebben van manieren van tegen het leven aankijken, leven, sterfte en ziekte, maar wel neutraal blijven: bewustwording over variatie, kennis, en toepassen. Afstand nemen van de gevoelens die ‘cultuur’ in je oproepen. Bewust handelen vraagt om een professionele houding t.o.v. cultuur. Integraal aandacht nodig voor cultuur: personeel als afspiegeling, instroom-doorstroom van studenten, inhoud curriculum etc. Vervolg op pagina 25 24 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Het onderwijs Studenten leren kritisch te kijken naar de zorg, signaleren Culturele variatie moet het uitgangspunt zijn, niet de ‘bijzondere’ patiënt Visieontwikkeling, leerdoelen, praktisch uitwerken Meten is weten. Is het onderwerp echt niet op niveau? Curriculum moet patiëntenzorg afspiegelen Onderwijsmateriaal moet niet stereotyperen Spanningsveld tussen cultuur als soft thema en cultuur als biomedisch thema Biomedische aspecten van interculturalisatie mogen meer aangezet: culturele epidemiologie Tutoren lijken onvoldoende deskundig of zelfs onvoldoende gemotiveerd Allochtone rolmodellen nodig die géén interculturalisatie-onderwijs geven Voorkeur voor een geïntegreerde lijn, niet concentreren in één blok Segregatie onder studenten. Volgens de een geen structurele problemen met hun integratie, volgens anderen wel Allochtone studenten zijn goed, vooral de meisjes, m.n. in bachelor, zorg de M-fase Culturele mismatch tussen hen en de opleiders in de klinische fase is het grootst: oudere witte mannen leiden jongere allochtone vrouwen op In de klinische fase komen ze ermee in aanraking. Moeilijk grip te krijgen op co-schappen. Studenten brengen zelf casuïstiek in. Mogelijkheden: o Patiëntencontacten voor- en nabespreken, farmacotherapie-onderwijs o Leerstages in M1 en M2, en de semi-artsstage in M3 o De buitenlandstages benutten o Deskundigheid van allochtone studenten benutten o Een belemmering: in M-fase veel locaties, veel docenten Zorg over doorstroming van allochtone studenten naar de specialismen; mogelijk spelen de taal, het hebben van een netwerk, vooroordelen een rol. Quota nodig? Human Resource Management Werving en selectie Behoud van personeel Competenties van leidinggevenden Allochtone rolmodellen Organisatiecultuur lastig bespreekbaar vanwege machtsverschillen Moreel beraad en interculturalisatie niet eenvoudig Casuïstiek waarin culturele diversiteit een rol speelt benutten in moreel beraad 25 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Appendix 2 Interculturalisatie van het opleidingsklimaat en de zorg Om te voorkomen dat allochtone patiënten en studenten tot de etnische ‘Ander’ worden gemaakt, is een intersectioneel perspectief nuttig (Ghorashi, 2010). Ook witte Nederlandse studenten en artsen hebben een etnische achtergrond, een huidskleur, en behoren tot een culturele groep. Intersectionaliteit is een centraal uitgangspunt in genderstudies (Shields, 2008; Sen & Östlin, 2008), en stelt dat groepen zoals mannen en vrouwen, of culturele en religieuze groepen, niet uit homogene categorieën bestaan. Mensen identificeren zich met meerdere sociale identiteiten, - aan hen worden meerdere identiteiten toegeschreven – , gebaseerd op bijvoorbeeld religieuze affiliatie, sekse, opleidingsniveau, leeftijd, seksuele oriëntatie, of gezondheid/validiteit. Geen van deze aspecten heeft meer waarde dan een andere. Bijvoorbeeld, een focus op sekse mag niet de betekenis van culturele identiteit verhullen, want de persoonlijke betekenis van deze sociale identiteiten herdefiniëren elkaar (Hankivsky et al., 2010). Een homoseksuele mannelijke student uit een middenklasse Nederlandse atheïstische familie heeft andere ervaringen dan een homoseksuele mannelijke student uit een islamitisch Turks-Nederlandse familie. Ondanks het feit dat ze allebei man en allebei homoseksueel zijn, worden ervaringen cultureel verschillend ingekleurd. Deze unieke ervaringen kunnen behulpzaam zijn om gezondheidsverschillen tussen groepen te begrijpen (Verdonk & Abma, 2013). In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van factoren die een rol kunnen spelen t.a.v. de sociale identiteiten van geneeskundestudenten en hun ervaringen in het geneeskundeonderwijs. Geneeskundestudenten leren respect voor patiënten via de wijze waarop aandacht aan culturele diversiteit wordt besteed binnen hun opleiding. Een indicator voor dat respect is bijvoorbeeld een klimaat van (gebrek aan) respect voor bijvoorbeeld vrouwen of allochtonen (Zimmerman & Hill, 2000). Uit Abma en Tjitra’s evaluatie van interculturalisatie van het VUmc-curriculum bleek opnieuw het belang van respect voor culturele en religieuze diversiteit. In het bijzonder bleek dat Nederlandse autochtone studenten weinig respect toonden voor religie, blijkend uit grapjes of opmerkingen. Het maken van grappen doet allochtone studenten zwijgen, en de auteurs stellen dan ook dat deze vorm van humor vooroordeel versterkt (Abma & Tjitra, 2010). Andere indicatoren voor respect zijn zichtbaar in de curriculuminhoud (Powell Kennedy, Fisher, Fontaine & Martin-Holland, 2008) en de samenstelling van het personeelsbestand. Behalve de compositionele diversiteit ofwel de proportie allochtone studenten in een medische opleiding, moet ook interactionele diversiteit worden bewerkstelligd (Saha et al., 2008). Hiermee wordt bedoeld de mate waarin opleidingen positieve interactie tussen studenten van diverse achtergronden bevorderen. In hun studie vonden zij evidentie voor het bestaan van een ‘kritische massa’, waarbij een bepaalde proportie allochtone studenten nodig is om positieve effecten te kunnen zien van diversiteit (Saha et al., 2008). Verschillen en ongelijkheden kunnen bestaan tussen verschillende groepen studenten in hun ervaringen, hun voorkeuren voor taken of specialismen, of hun academische voortgang. Studenten uit verschillende etnische of culturele groepen worden verschillend beïnvloed door ouders of familie in hun studievoortgang of keuzes, hebben andere ambities, verschillen in deelname aan activiteiten naast de studie, of exclusiemechanismen kunnen een rol spelen bij hun voortgang of welbevinden (BMA, 2009). Ook in Nederland blijken allochtone studenten met name in de masterfase lagere cijfers te halen (Stegers-Jager, Steyerberg, Cohen-Schotanus & Themmen, 2012). Bias in de beoordeling speelt mogelijk een rol, maar ook kunnen studentfactoren bijdragen aan een lagere beoordeling tijdens de co-schappen zoals minder vaardig zijn, of cultuurverschillen in communicatiestijlen tussen studenten en patiënten of tussen studenten en hun begeleiders. Volgens Stegers-Jager et al. (2012) is verder onderzoek naar oorzaken van deze verschillen in beoordeling geboden, maar propageren zij wel proactieve ondersteuning van allochtone studenten, en training in culturele competentie van zowel docenten als studenten. Een beter begrip van ervaringen van studenten met het geneeskundeonderwijs kan bijdragen aan een betere doorstroming van allochtone en buitenlandse artsen. Een focusgroepstudie onder Amerikaanse geneeskundestudenten toonde dat studenten uit minderheidsgroepen succes anders definiëren: studenten uit 26 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk minderheidsgroepen leggen vaker prioriteiten bij ‘iets terug doen voor hun familie of gemeenschap’ (Odom et al., 2007). Verschillen in interesses zijn ook gevonden tussen Nederlandse mannelijke en vrouwelijke studenten. Eerstejaars mannelijke studenten hebben bijvoorbeeld een grotere voorkeur voor chirurgie; vrouwelijke studenten meer interesse hebben in kindergeneeskunde (Van TongerenAlers et al., 2011). Het is belangrijk dat het geneeskundeonderwijs de studenten niet bij voorbaat en op basis van hun sekse of culturele achtergrond in specialismen voorsorteert of erg vroeg laat voorsorteren. Ook omgaan weerstand tegen aandacht voor interculturalisatie en diversiteit bij studenten behoeft aandacht, bijvoorbeeld in docenttrainingen. Tabel 3: Inclusief opleidingsklimaat Ethnicity and cultural diversity, e.g. Cultural consciousness Relatively large groups (Western-European, Surinam, Morocco, Turkey, Indonesian) as well as perceptions of group relations Access to medical education and status of medicine in different groups Parental/familial influences on education decisions Students’ preparedness to care for underserved populations Attitudes towards access to health care Gender and class gaps in ethnic groups Class, e.g. Class awareness Access to medical education (lower grades, aspirations, advice and support, perceptions, material aspects such as funding or student jobs) Age, e.g. Participation of older students, non-traditional students (refugee or migrant physicians) Gender, e.g. Gender awareness Access: grades, changing nature of the profession, rigid career paths Work-life balance Gender difference in skills, competences assessment Male students’ underachievement Compatibility of medical education with femininity-masculinity norms Overt and covert sexism, harassment, subtle and indirect discrimination Reinforcement of stereotypes in specialties: tracking genders in different specialties Disability, e.g. Disability awareness and disability equality Working patterns, responses of colleagues, discrimination, adjustments, disclosure, confidentiality Role models Career guidance Sexual orientation and trans issues, e.g. Harassment and discrimination, prejudice and stereotype, homophobia Workplace culture (specialties) Role models, care & counseling Meaning of being outside the binary of male/female, man/woman Religion and belief, e.g. Religious awareness Faith-based discrimination Clashing religious events with educational obligations, scheduling of assessments Wearing religious dress, headscarves/veils Drinking culture among students Reflections about medical ethics and care issues Source: e.g. BMA, 2009; Saha et al., 2008; Verdonk et al., 2008 27 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk In VUmc vinden diverse activiteiten plaats op het gebied van interculturalisatie en diversiteit van de zorg, gecoördineerd door drs. R. Steenwijk en de commissie Interculturalisatie VUmc. Zo heeft een programma Interculturalisatie tot doel de culturele competentie van medewerkers te vergroten, en activiteiten binnen dit programma zijn onder andere workshops en trainingen voor medewerkers en leidinggevenden. In het project getiteld ‘Moreel Beraad & Interculturalisatie’ wordt thematisch moreel beraad aangeboden, met specifieke aandacht voor culturele dilemma’s in de zorg. Onder leiding van een getrainde facilitator vindt moreel beraad plaats door middel van de dilemmamethode, een methode om een gezamenlijke afweging te maken in morele dilemma’s van een deelnemer aan het moreel beraad en te komen tot een afgewogen besluit. Diverse andere projecten hebben in de loop der jaren plaatsgevonden, zoals het invoeren van een ‘wereldkeuken’, de ontwikkeling van een tweetalige tolkenpool, en in het najaar van 2013 de lancering van een website met achtergrondinformatie over culturele diversiteit in de gezondheidszorg voor zorgpersoneel van VUmc. Deze website is ook toegankelijk voor masterstudenten. 28 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Appendix 3 Gerealiseerd of in ontwikkeling De leerlijn als visie document wordt in maart 2014 ingediend bij het PLO Een beleidsplan Diversiteit VUmc, met daarin aandacht voor in- en doorstroom van biculturele medewerkers wordt in juni 2014 door de commissie Interculturalisatie van VUmc aangeboden aan de Raad van Bestuur. In de onderwijsvisie VU (2013) is expliciet aandacht voor diversiteit en voor de instellingsaudit van de VU-faculteiten is een beleidsnotitie gemaakt over diversiteit. Dit behoeft verdere uitwerking in een beleidsplan, met daarin aandacht voor diversiteit op de verschillende niveaus, zoals in- en doorstroom (en studievoortgang/studieuitval) van studenten met verschillende culturele achtergronden, of diversiteit bij docenten. Er is nieuw onderwijs ontwikkeld, vooruitlopend op de implementatie van de leerlijn in de visie op Interculturalisatie en diversiteit o Practicum Medische zorg voor illegalen B3.1.1 cursus Infectie en Inflammatie o Symposium Consanguiniteit M3, december 2012 en symposium Vaccinaties en interculturalisatie M3, september 2013 Een 29bundel met essays getiteld ‘Looking beneath the surface. Medical ethics from Islamic and western perspectives’ over thema’s zoals 29eptember29, orgaandonatie, of reproductieve technologieën is verschenen in s29eptember 2013 (Red. H. Vroom, M. Cornel, P. Verdonk, M.A. Abdellah). De essays zijn geschikt voor gebruik in het medisch onderwijs. Handboek Vrouwspecifieke Geneeskunde (Red. B. Fauser, T. Lagro-Janssen, A. Bos) voor professionals is gepubliceerd in december 2013. De commissie Interculturalisatie VUmc, in samenwerking met ErasmusMC, lanceerde op 3 oktober 2013 een website op intranet over gezondheidszorg en cultuur, voor artsen en verpleegkundigen, en voor geneeskundestudenten (master) Lina Issa, kunstenares, heeft onderwijsmateriaal ontwikkeld n.a.v. het intermezzo over diversiteit bij de oratie van Gerda Croiset, januari 2013. Dit materiaal wordt momenteel gepilot. Tevens doet zij vooronderzoek naar mogelijkheden om interculturalisatie op creatieve wijze in te vlechten in het geneeskundeonderwijs. Tijdens de introductiedag B1 wordt aandacht besteed aan het belang van interculturalisatie in VUmc; dit heeft een follow-up gekregen in een practicum in jaar 1 (Preventie en ethiek in LD1) en zal worden voortgezet in het ethiekpracticum Autonomie en diversiteit in LD2 alsmede in andere practica in de bachelor. Verder is Issa betrokken bij de ontwikkeling van een ‘culturele ontmoeting’ in masterjaar 1. Eerste aanzet tot formeren van een Inspiratieteam of studentenwerkgroep Interculturalisatie die als klankbordgroep kritisch meekijkt en gevraagd en ongevraagd van advies voorziet. Deze studenten hebben iets voorbereid voor de introductiedag voor eerstejaars op 29 augustus 2013. Dit krijgt een vervolg in 2014. De derde Multiculturele vrouwendag voor geneeskundestudenten en hun vrouwelijke verwanten is georganiseerd op 11 januari jl. Leerboek van Wolffers et al. (2013) vervangt het leerboek van Helman op de kernboekenlijst, dat gericht is op cultuur in de Nederlandse gezondheidszorg, en integratie in de bijbehorende onderwijsonderdelen (m.n. Leren Dokteren cursussen) Integratie van activiteiten t.b.v. internationalisering in de leerlijn: voorafgaand aan buitenlandbezoek (bv reguliere en keuzestages, of de wetenschappelijke stage) krijgen alle studenten een training. Criteria voor de ontwikkeling van culturele competentie bij wetenschappelijke stages en co-schappen in het buitenland worden ontwikkeld. Hiertoe is een eerste aanzet gegeven. Docenttrainingen: (a) Twee docenttrainingen zijn georganiseerd door Art-Partners (Lina Issa) in november 2013, t.b.v. het practicum Preventie en Ethiek. Bij de trainingen waren docenten van Metamedica en Medische Psychologie aanwezig, alsmede een docent van AMC-UvA (afd. Sociale Geneeskunde) en studenten (bacheloren en master); (b) door de NFU is een SoFoKles subsidie verleend voor docenttrainingen (o.l.v. Gerda Croiset, Reina Steenwijk). Dit project wordt binnenkort afgerond, en (c) een EU-project (C2ME) voor de ontwikkeling van een online teach29 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk the-teachertraining door de afd. Metamedica i.s.m. AMC-UvA afd. Sociale Geneeskunde is gestart in oktober 2013. Het team Docentprofessionalisering van het IOO wordt hierbij betrokken. In het voorjaar 2015 zal een lokale docenttraining gepilot worden en na evaluatie in het reguliere aanbod worden opgenomen. Ontwikkeling toetsing, m.n. STATionstoets. Dit wordt meegenomen in de herziening van de bachelor. Een koppeling is gemaakt van tussen onderzoek en onderwijs: onderzoek van interculturalisatie en diversiteit in het medisch onderwijs. o Een onderzoeksvoorstel naar vertogen van derdejaars geneeskundestudenten over ongedocumenteerde patiënten is goedgekeurd door de wetenschapscommissie van EMGO. Doel van het onderzoek is bij te dragen aan kennis over de ontwikkeling van culturele competentie bij geneeskundestudenten. Het onderzoek is gestart in september 2013. o Mogelijkheden voor het meten van de ontwikkeling van culturele competentie door middel van de Coassistenten Vragenlijst Cultureel Competente zorg (Seeleman et al., 2012) i.s.m. AMC-UvA afd. Sociale Geneeskunde. o Hannah Leyerzapf is o.l.v. prof.dr. Tineke Abma gestart met onderzoek naar diversiteit in klinische teams en in- en doorstroom van allochtone AIOS. o De screening van het VUmc-curriculum op diversiteit wordt in een publicatie omgezet (in preparation). o Een studie naar stress bij co-assistenten vanuit een genderperspectief (Verdonk et al., submitted) is gepresenteerd tijdens AMEE, medisch onderwijscongres, augustus 2013, en gepresenteerd tijdens de interne refereerbijeenkomst VUmc IOO (september 2013). o Een masterstudent gezondheidswetenschappen (Hajar Rifi) is gestart met een studie naar vrouwelijke Islamitische geneeskundestudenten en hun ervaringen met het onderwijs, o.b.v. dr. P. Verdonk. 30 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Appendix 4 Voorstel leerstofverdeling leerboek Wolffers et al. (2013) Wolffers I, van der Kwaak A, van Beelen N (2013). Culturele diversiteit in de gezondheidszorg. Bussum: Uitgeverij Coutinho. 1.1.4 Leren dokteren 1 Hst Naam hoofdstuk Blz Wolffers et al. (2013) 9 Gezondheidsbevordering en diversiteit 13 15 Allochtonen op het spreekuur van de huisarts 11 16 Allochtonen en geneesmiddelengebruik 11 1.2.4 Leren dokteren 2 Hst Naam hoofdstuk Blz Wolffers et al. (2013) Inleiding 9 1 Allochtoon, autochtoon: waar praten we over 14 2 Migratie en migranten in Nederland 13 3 Van nadruk op verschillen naar begrip voor etnische diversiteit 14 4 Migratie, gezondheid en kwetsbaarheid 11 5 Interculturele communicatie in de zorg 19 6 Insluiting en uitsluiting van migranten in de gezondheidszorg 11 7 Religie in de praktijk van de gezondheidszorg 17 8 Etnische verschillen in gezondheid 11 17 Hulpverleners en voorlichting in de eigen taal 10 18 Tolken in de gezondheidszorg 6 2.1.3 Groei en ontwikkeling Hst Naam hoofdstuk Blz Wolffers et al. (2013) 10 Gezondheid van migrantenjeugd 17 2.2.1 Sekse, seksualiteit en relaties Hst Naam hoofdstuk Blz Wolffers et al. (2013) 11 Reproductieve en seksuele gezondheid en migranten 18 2.2.2 Leefstijl en medische interventies Hst Naam hoofdstuk Blz Wolffers et al. (2013) 12 Arbodienstverlening en diversiteit 7 3.2.2 Psychisch functioneren Hst Naam hoofdstuk Blz Wolffers et al. (2013) 14 Migratie en geestelijke gezondheidszorg 19 3.2.3 Leren dokteren 5 Hst Naam hoofdstuk Blz Wolffers et al. (2013) 13 Interculturele ouderenzorg 16 31 Communicatiepracticum? Ethiekpracticum arts-patiëntrelatie? Communicatiepracticum? Communicatiepracticum? VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Appendix 5 Tijdlijn Stappen Leerboekverdeling m.n. in LD cursussen Integratie kennisleerdoelen semesters i.s.m. sem-/cuco’s Integratie kritische zelfreflectie ethiekpractica Ontwikkeling culturele ontmoeting Ontwikkeling communicatiepractica partnergeweld, omgaan met de tolk, gezondheidsvaardigheden Ontwikkeling voorbereidingsbijeenkomst internationalisering Integratie beroepskeuze en loopbaanoriëntatie in TPO2 Structurele inbedding symposium Interculturalisatie Toetsing (m.n. STAT) Kwaliteitsborging Docentprofessionalisering C2MEproject (Erasmus LLP) Bachelor 1-3 Ism ArtPartners Ism Artpartners Master Tijdpad gelijktijdig met herziening bachelor 1-3 gelijktijdig met herziening bachelor 1-3 gereed dec 2014 pilot oktober 2014 Ism ArtPartners 1-2 studiejaar 2014-2015 1-3 start oktober 2014 2 pilot herfst 2014 3 studiejaar 2014-2015 gelijktijdig met herziening bachelor studiejaar 2014-2015 lokale pilot voorjaar 2015 Ism AMCUvA & IOO 32 VUmc, versie 13 februari 2014 dr. P. Verdonk Appendix 6 Evaluatie en kwaliteitsborging Bachelor 1. Studentevaluaties studieonderdelen: beoordeling practica 2. Zelfevaluatie culturele competentie: eind B3 kunnen vragen worden gebruikt uit de Coassistenten Vragenlijst cultureel competente zorg (Seeleman et al., 2012, AMC-UvA), die specifiek is ontwikkeld om zelfgerapporteerde culturele competentie bij co-assistenten te meten. Voor de bachelor worden de openingsvraag gebruikt alsmede een vraag over de mate waarin studenten zich adequaat voorbereid voelen om zorg te verlenen aan patiënten van niet-Nederlandse herkomst: 1. Culturele competentie wordt omschreven als de kennis, attituden en vaardigheden die nodig zijn om adequate zorg aan patiënten van niet-Nederlandse herkomst te leveren. Kunt u op een schaal van 1 tot 10 aangeven hoe cultureel competent u zich voelt? (Van 1=helemaal niet cultureel competent tot 10=volledig cultureel competent) 2. In hoeverre bent u het eens met de volgende uitspraken: a. Ik voel mij goed voorbereid om zorg te verlenen aan patiënten van nietNederlandse herkomst b. in mijn studie is er voldoende aandacht besteed aan de competenties die nodig zijn voor goede zorg aan patiënten van niet-Nederlandse herkomst 1=helemaal oneens tot 5 helemaal eens 3. Antwoorden van studenten op specifieke vragen over genoemde thema’s in CAT en PAK kunnen mogelijk geclusterd worden tot een geheel waarmee inzicht wordt verkregen in het kennisniveau. 4. I.s.m.IOO wordt een projectgroep opgericht die het toetsen van PO door middel van de STAT verder helpt ontwikkelen. 5. De ontwikkeling van een evaluatieformulier voor practica, waarmee de inhoud en het leereffect van het practicum kwalitatief geëvalueerd kan worden 6. Kwalitatief onderzoek naar practica zoals eerder genoemd onderzoek naar vertogen van derdejaars geneeskundestudenten over ongedocumenteerde patiënten 7. Evaluatie met het ‘Inspiratieteam’ en hun ervaringen met het onderwijs Master 1. Zelfevaluatie culturele competentie in M3: hiervoor kan de Coassistenten Vragenlijst Cultureel Competente Zorg als geheel worden gebruikt (Seeleman et al., 2012). Deze vragenlijst is opgebouwd uit drie dimensies (kennis, gedrag, en vermogen tot reflectie) en bestaat uit vier onderdelen: o consultvoering o theorie o leren en functioneren in de praktijk o persoonlijke kenmerken Voor de dimensie Reflectie wordt in deze vragenlijst de Groningen Reflection Ability Scale (Aukes et al., 2007) gebruikt. Voor gender awareness kan de Nijmegen Gender Awareness in Medicine Scale (Verdonk et al., 2008) worden gebruikt, een vragenlijst die drie subschalen heeft: gender sensitiviteit, gender stereotypen t.a.v. patiënten en gender stereotypen t.a.v. dokters. 2. Studentbeoordelingen van docenten gedurende de co-schappen: culturele competentie wordt geïntegreerd net als Professioneel Gedrag in de beoordelingsboekjes 3. Evaluatie met het ‘Inspiratieteam’ 33