Casuïstiek Palliatieve Sedatie. Casus 1: Mijnheer W. (1933), weduwnaar, heeft een neustumor, met uitbreiding naar bij- en kaakholten. Recent is tevens het gebied onder het rechter oog bij het proces betrokken. Behandeling, anders dan het verwijderen van neus en delen van de kaak, bleek niet mogelijk. In verband met de uitbreiding van het tumorweefsel onder het rechter oog is geadviseerd het oog operatief te laten verwijderen. Mijnheer wil geen behandeling meer. Hij wil geen euthanasie, maar gesedeerd worden, zodat hij in zijn slaap kan overlijden. Zijn dochter staat hier volledig achter. In eerdere gesprekken is deze optie met hen besproken en zowel mijnheer als zijn dochter zijn volledig geïnformeerd over wat sedatie inhoudt. De dochter dringt er op aan dat het op korte termijn gebeurt, echter ze willen wachten tot de zoon terug komt uit Amerika. Zij wil wel samen met de wijkverpleegkundige haar vader zolang blijven verzorgen. Mijnheer heeft een geschatte levensverwachting van minder dan drie maanden. Mijnheer eet matig, maar drinkt nog redelijk. Ondanks onderstaande medicatie heeft hij nog pijn. Medicatie: Morfine retard 2dd 30 mg; Midazolam 7,5 mg an (hierop slaapt mijnheer 6 uur); Haloperidol 2dd 1 mg ivm angstige dromen. Vragen: 1. Is het juist om in deze situatie diepe sedatie als mogelijkheid aan te bieden? 2. Welke argumenten zijn aan te voeren om palliatieve sedatie en euthanasie bij iedere terminale patiënt door de behandelende arts aan de orde te stellen? En welke argumenten pleiten daar tegen? 3. Wat is hier de aard van het lijden denk je? In het weekend wordt de HAP gebeld: mijnheer hoest bloed op en is heftig benauwd. De dienstdoende huisarts treft een man aan in wilde paniek, grote spatten bloed liggen door de kamer en mijnheer dreigt te stikken. Na 15 mg midazolam subcutaan verandert er niet veel aan de situatie. Na 10 minuten herhaalt de huisarts de midazolam en voegt 20 mg morfine subcutaan toe, waarna patiënt snel wegzakt. Tot verrassing kleurt hij echter langzaam bij en de bloeding is gestopt. Diezelfde nacht moet de huisarts opnieuw langskomen wegens onrust zonder dat mijnheer bijgekomen is. Hij dient dan 25 mg levomepromazine toe plus 15 mg midazolam. Als je ’s ochtends zelf komt kijken slaapt hij rustig en lijkt comfortabel. Als je ’s middags visite doet is het net op tijd. Mijnheer is weer onrustig maar niet aanspreekbaar. Zijn dochter denkt dat hij pijn heeft , maar 10 mg morfine heeft geen effect. Pas na midazolam en levopromazine ontstaat er weer rust. De dochter weet het niet meer. Vader was bijna gestikt en ligt nu in coma. Ze wil niet dat hij nog pijn lijdt, maar ze wil ook graag dat haar broer nog afscheid kan nemen. De verpleegkundige stelt je voor om te beginnen met een pomp om op de komende nacht en problemen te anticiperen. Vragen: 4. Welke keuzes maakt je zelf en wat overlegt je met de dochter en verpleegkundige? 5. Wat zijn je medische overwegingen? 6. Wat is de morele onderbouwing van je keuze? 7. Wat ga je concreet doen, welke opdracht geef je aan de verpleegkundige?