IP - Europa EU

advertisement
IP/99/918
Brussel, 1 december 1999
Het verslag van Helsinki over sport : de Commissie
pleit voor een nieuwe benaderingswijze
Op verzoek van de commissaris voor sport, mevrouw Viviane Reding, heeft
de Commissie vandaag een verslag goedgekeurd over de bescherming van
de bestaande sportstructuren en het behoud van de sociale functie van sport
op communautair niveau. Het verslag zal tijdens de Europese Raad van
Helsinki aan de staatshoofden en regeringsleiders worden overhandigd en
roept de Gemeenschap, de lidstaten en de sportbonden op in het licht van
een aantal nieuwe economische ontwikkelingen een samenhangend beleid te
voeren ter vrijwaring van de sociale rol van sport.
Sport is een sector waarbij de burgers van de Europese Unie zich intens betrokken
voelen: meer dan de helft van alle EU-burgers doet geregeld aan sport en bijna
twee miljoen vormingswerkers en vrijwilligers stellen zich ten dienste van de 700
000 sportclubs die de Europese Unie rijk is.
Het verslag van de Commissie aan de Europese Raad analyseert een aantal
recente ontwikkelingen in de Europese sportsector, waarbij vooral de toenemende
commercialisering van de sport wordt belicht. Enerzijds hebben deze
ontwikkelingen positieve gevolgen gehad. Zo is het aantal banen in de sportsector
de afgelopen tien jaar met 60% gestegen. Anderzijds dreigen deze ontwikkelingen
de educatieve en sociale functie van sport te ondermijnen, vooral als diegenen die
het in de sportsector voor het zeggen hebben, onvoldoende aandacht schenken
aan verontrustende verschijnselen als de explosieve toename van het
dopinggebruik.
De sociale en educatieve functie van sport moet worden beschermd
en versterkt
Sport vervult in Europa een educatieve functie die gebaseerd is op een aantal
ethische waarden: fair play, gelijke kansen en loon naar sportieve verdienste.
Bovendien staat de sport in dienst van de sociale democratie: dankzij sport raken
achtergestelde groepen sociaal geïntegreerd en kunnen racisme en
vreemdelingenhaat
worden
bestreden.
Voorts
berust
de
Europese
benaderingswijze van sport op het beginsel van financiële solidariteit tussen
amateur- en beroepssport.
Om de educatieve en sociale functie van sport te vrijwaren – functies die in de aan
het Verdrag van Amsterdam gehechte Verklaring betreffende sport uitdrukkelijk
worden vermeld – stelt de Commissie voor de rol van sport op het vlak van
onderwijs en opleiding te herwaarderen. Concreet betekent dit dat sport op basis
van communautaire programma's steviger in het onderwijssysteem moet worden
verankerd.
Voorts moeten maatregelen worden genomen om de reïntegratie van sportlui op
de arbeidsmarkt na afloop van hun sportcarrière te vergemakkelijken en de
systemen voor de opleiding van sportfunctionarissen in de lidstaten nauwer op
elkaar te doen aansluiten. Bovendien wil de Commissie de strijd tegen
dopinggebruik opvoeren (zie IP99/917).
Het juridische kader voor de sport moet worden verduidelijkt
Ten slotte vraagt de Commissie het juridische kader voor de sport te
verduidelijken. Op die manier kan de sportsector zich aan de nieuwe economische
omstandigheden aanpassen zonder dat de waarden van het Europese sportmodel
verloren gaan. Hoewel het Verdrag geen specifiek artikel over sport bevat, is het
gemeenschapsrecht – en met name het mededingingsrecht en de beginselen van
de interne markt – wel degelijk van toepassing op de sportsector. Het feit dat de
spanningen tussen het gemeenschapsrecht en de sport toenemen (de collectieve
verkoop van televisierechten, het arrest-Bosman), maakt in elk geval duidelijk dat
de Gemeenschap op juridisch vlak meer rekening moet houden met het specifieke
karakter van de sport. Het verslag wijst erop dat de regels van het Verdrag de
sportbonden er niet van weerhouden maatregelen te nemen. Voorwaarde is wel
dat deze maatregelen billijk en noodzakelijk zijn, niet tot discriminatie leiden en in
verhouding tot het nagestreefde doel staan. Voorts preciseert het Verdrag welke
praktijken op grond van de mededingingsregels in principe verboden zijn. Bedoeld
zijn onder meer sponsorovereenkomsten die een bepaald marktsegment
monopoliseren, en internationale transfersystemen waarbij spelers worden
getransfereerd tegen een transfersom die niet in verhouding tot de kosten van hun
opleiding staat. Anderzijds kunnen een aantal praktijken waarop de
mededingingsregels van toepassing zijn, in aanmerking komen voor een
vrijstellingsregeling. Voorbeelden zijn transfersystemen op basis van objectief
berekende transfersommen en in tijd en omvang beperkte exclusieve
uitzendrechten. De Commissie vraagt ook na te gaan in hoever een verband kan
worden gelegd tussen de collectieve verkoop van uitzendrechten enerzijds en de
financiële solidariteit tussen amateur- en beroepssport en de opleiding van jonge
sportlui anderzijds.
Ook de lidstaten en de sportorganisaties moeten maatregelen nemen om het
juridische kader voor de sport te verduidelijken.
2
Download