AARDRIJKSKUNDE – AANTEKENINGEN H1 PARAGRAAF 1 Wat staat centraal in dit hoofdstuk: - - Netwerksamenleving: alle elementen in de wereld functioneren als een samenhangend geheel. Globalisering (mondialisering): wereldwijd proces van integratie van landen door lagere kosten van transport en communicatie en een steeds grotere stroom goederen, diensten, investeringen, kennis en mensen. Internationalisering: ruimtelijke uitbreiding van economische activiteiten over de grenzen heen. Vanaf 1500: - Handelscontacten over grote afstanden Europeanisering: verspreiding van Europese technieken en ideeën Acculturatie: wederzijdse beïnvloeding van culturen Dit is een spontaan proces, dat ontstaat omdat mensen denken er voordeel van te hebben Het kan ook heel verwoestend werken. Voordelen van Eurazië: - Meer natuurlijke hulpbronnen aanwezig o IJzer (zwaarden) Oost - West as van Eurazië o Weinig hindernissen voor verspreiding uitvindingen Domesticeerbare planten met hoge voedingswaarde o Voedseloverschot => niet-agrarische beroepen Domesticeerbare dieren o Paard, geit, schaap, varken o Ziektekiemen Europa wordt rijker door technologische ontwikkelingen - - De agrarische samenleving verandert in een industriële samenleving (industriële revolutie) Toename vraag naar grondstoffen T Toename wereldhandel Internationale taakverdeling: o Periferie: leveranciers goedkope grondstoffen o Centrum: leveranciers dure industrieproducten Aanleg infrastructuur in koloniën (bron 12!) Ontwikkeling kapitaalintensieve productietechnieken en multinationale ondernemingen (MNO’s) Koloniale systeem schept een tegenstelling tussen centrum en periferie. Aardrijkskunde Aantekeningen Deze tegenstelling wordt steeds groter door cumulatieve causatie (economisch sneeuwbaleffect): - Spread effects: vermindering van onderontwikkeling door import van kennis en bedrijven Backwash effects: versterking van onderontwikkeling omdat periferie ‘economisch leeg wordt gezogen’ door het centrum, bijv. door ongunstige ruil van goedkope grondstoffen tegen dure eindproducten PARAGRAAF 2 1. Tegenstelling Oost - West - - Eind WOII: Duitsland en Japan worden verslagen door VS en Rusland (Sovjet Unie) Door wantrouwen komen VS (kapitalistisch) en SU (communistisch) tegenover elkaar te staan o Wie heeft de meeste invloed? o Wie heeft de meeste wapens? Koude oorlog (wapenwedloop, geen strijd) Bipolaire machtstructuur (twee wereldmachten) 2. Tegenstelling Noord - Zuid - Na WOII: Tegenstellingen tussen centrum en periferie worden als ongewenst beschouwd o Koloniën worden onafhankelijk o Aandacht voor ontwikkelingsproblematiek De wereld na 1950 is de overzichtelijke wereld (bron 20): - Eerste wereld: rijke geïndustrialiseerde landen. Tweede wereld: landen binnen invloedssfeer van Sovjet Unie. Derde wereld: ontwikkelingslanden Definities ontwikkelingslanden: 1. Landen met een zwakke economische structuur en ernstige armoede onder brede lagen van een snelgroeiende bevolking, die men ook bewust ervaart. 2. Landen die gekenmerkt worden door fragmentarische modernisering als gevolg van duurzame maatschappelijke hindernissen van externe of interne aard. Verschillen meten – Indicatoren: 1 2 Gemiddelde inkomen (BNP) per hoofd - Voordelen: Één cijfer, Makkelijk meetbaar, Samenhang met andere indicatoren - Nadelen: Zegt niets over inkomensongelijkheid en over koopkracht (Wat kun je met een dollar doen?) Percentage onder de absolute armoedegrens (povertyline) Als mensen zich niet meer van basisbehoeften kunnen voorzien: - Voeding (calorieën per dag) - Huisvesting (krottenwijken) Aardrijkskunde Aantekeningen 3 4 - Gezondheid (zuigelingensterfte, aantal artsen) Koopkrachtvergelijking om te bepalen hoeveel dollar een andere munt eigenlijk waard is => Big Mac-index Human Development Index (HDI) Meetinstrument van de VN gebaseerd op verschillende indicatoren: - BNP per hoofd - Levensverwachting - Cultuur (onderwijs) PARAGRAAF 3 Geopolitieke transitie (landen die van politiek systeem veranderen) In november 1989 valt de Berlijnse Muur en hiermee het Communisme. Veel Oostblokstaten willen zich losmaken van Rusland - Aansluiting bij EU / NAVO? Alle communistische landen moeten overschakelen op markteconomie en democratie => vaak chaos - “Weeskinderen van de koude oorlog” Wie wordt de wereldmacht na 2000? - Multipolair (meerdere wereldmachten) of unipolair (VS als wereldmacht) Sinds 1950 is er een sterke verandering in de economische wereldkaart: - Van nationale economieën via… …internationalisering (alleen economisch)… …naar globalisering of mondialisering (allesomvattend). Kenmerken van globalisering: - Ontstaan door snelle ontwikkeling van informatie- communicatie- en transporttechnologie Liberalisering van de wereldmarkt Groeiende macht van MNO’s Er is hierdoor een mondiaal netwerk ontstaan (netwerksamenleving) Global Shift: de verschuiving van het economisch zwaartepunt in de wereld van de “Atlantic Rim” naar de “Pacific Rim” => ontstaan van het triadisch netwerk. Gemiddeld gesproken is de HDI tussen 1975 en 2000 verbeterd: - Levensverwachting: met 8 jaar toegenomen A Gemiddeld inkomen verdubbeld Aardrijkskunde Aantekeningen Maar… - De kloof tussen rijke en arme landen is groter geworden Binnen arme landen zijn de tegenstellingen tussen rijk en arm groter geworden (inkomensongelijkheid) Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) o 49 landen (33 in Afrika) o Sinds 1971 verdubbeld in aantal o 2,5 miljard inwoners Newly Industrialising Countries - NIC-landen zijn opgeschoven van de periferie naar de semi-periferie. Op termijn kunnen ze doorschuiven naar het centrum. Hoe hebben deze ontwikkelingslanden zich kunnen ontwikkelen tot nieuwe industrielanden? - - Fase 1: Importvervangende industrialisatie o Grenzen sluiten voor buitenlandse producten o Zelf eenvoudige producten produceren o Afhankelijkheid blijft o Afzetmarkt is te klein voor winstgevende industrie o Vaak mislukking Fase 2: Exportgeoriënteerde industrialisatie o Produceren voor de export o Met belastingvoordelen in Export Processing Zones wordt buitenlands kapitaal (bedrijven) aangetrokken o Vaak succesvol PARAGRAAF 4 Vraag gestuurde migratie - (Tijdelijke) vraag uit een rijk land met arbeidstekort Aanbod gestuurde migratie - - Pushfactoren in herkomstgebied (armoede, werkloosheid) Pullfactoren in vestigingsgebied (rijkdom, werkgelegenheid) Push en pullfactoren op drie niveaus: (clip 49) o Macro: welvaartsverschillen tussen landen o Meso: omstandigheden in het herkomstland die leiden tot migratie o Micro: individuele beslissing Vier fasen o Tijdelijke migratie van jonge arbeidskrachten o Verlengde verblijfsduur o Toenemende oriëntatie op vestigingsgebied (gezinshereniging en huwelijksmigratie) o Permanente vestiging Migratieoptimisten: Aardrijkskunde Aantekeningen - Migranten zijn motoren van verandering en innovatie Maken geld, nieuwe ideeën, kennis en andere ontwikkelingen over naar herkomstland Migratiepessimisten: - Model van cumulatieve causatie: backwash-effects overtreffen de spread-effects. Migratie versterkt de onderontwikkeling: o Verlies arbeidskrachten o Braindrain o Toename ongelijkheid tussen migranten en niet-migranten families o Cultuur gaat verloren PARAGRAAF 5 Fasen productlevenscylcus: 1. Introductiefase Een bedrijf heeft een nieuw product ontwikkeld. 2. Expansiefase Product is geslaagd en poging om nieuwe afzetmarkt te vinden in het buitenland. Er komen concurrenten. 3. Verzadigingsfase of rijpheidsfase Thuismarkt verzadigd, pogingen afzet in het buitenland. Lage lonenlanden is ook een optie. 4. Teruggangfase Vraag naar product daalt + productie thuismarkt stopt. Productie in zijn geheel naar het buitenland. Kenmerken multinationale ondernemingen zijn: - Grote knowhow en veel kapitaal Strategisch handelen, bv. samenwerken met bedrijven voor het vergroten van de markt. MNO’s hebben grote verschillen in de wijze waarop ze de productieketen hebben georganiseerd. (bron 65) Ondernemingen kunnen hun winst vergroten door: - Schaalvergroting: meer van hetzelfde tegen lagere kosten Specialisatie: vergroting van de toegevoegde waarde per eenheid product. Drie hoofdvormen van globalisering door bedrijven: - De start van nevenvestigingen (bron 63) Internationale subcontracting (uitbesteding van de productie) Strategische allianties (samenwerkingsverbanden) Offshoring: Wanneer een bedrijf zijn productie compleet verhuist naar het buitenland en daar precies hetzelfde product produceert tegen lagere kosten. - Voorbeeld: kledingproductie in Zuidoost Azië Aardrijkskunde Aantekeningen - Voorwaarden: lage lonen, belastingvoordelen, subsidies Outsourcing: Een specifieke maar beperkte dienst van een bedrijf laten doen door een ander bedrijf en het daarna weer integreren in het eigen product. - Voorbeeld: research, telefoondiensten, administratie laten doen in India Voorwaarden: snelle internetverbindingen, betrouwbaarheid, geen taalbarrières PARAGRAAF 6 Comparatief voordeel: Een voordeel dat een land heeft waardoor het land producten of diensten goedkoper en/of beter kan produceren => wederzijds voordeel Landen specialiseren zich => opdeling van fabricage => wereldhandel Ruilvoetverslechtering: Ruilvoetverslechtering tussen Angola en Duitsland 2000 - Angola: exporteert 40.000 ananassen à € 1,50 = € 60.000,Duitsland: exporteert 3 auto’s à € 20.000 per stuk = € 60.000,Ruilvoet: 3 auto’s = 40.000 ananassen 2000 – 2008: Ontwikkelingen op de wereldmarkt - Prijs ananassen is gedaald naar € 1,20 Prijs auto’s is gestegen naar € 25.000 2008 - Angola: exporteert 40.000 ananassen à € 1,20 = € 48.000,Duitsland : exporteert 3 auto’s à € 25.000 per stuk = € 75.000,Ruilvoet: Angola moet nu (75.000:1,20) = 62.500 ananassen exporteren om 3 auto’s te kunnen kopen Internationale organisatie: - Organisatie die zich over minstens drie landen uitstrekt Kan akkoorden afsluiten met staten of andere organisaties: politiek, economie, milieu, …. Noodzakelijk in geglobaliseerde wereld Gebruikelijk is de indeling: - Intergouvernementele organisaties (IGO's): leden zijn hoofdzakelijk staten: Aardrijkskunde Aantekeningen - o VN, EU, Wereldbank, IMF, WTO Internationale niet-gouvernementele organisaties (INGO's): leden zijn individuen, partijen of bedrijven: o Amnesty International, Greenpeace, Rode Kruis, … Aardrijkskunde Aantekeningen