Materieel Strafrecht = het geheel der rechtsregels

advertisement
Materieel Strafrecht
= het geheel der rechtsregels waardoor bepaalde gedragingen strafbaar
worden gesteld en gesanctioneerd. Er staan 2 begrippen centraal :
1) misdrijven (omschrijving van de strafbare gedraging)
2) straffen (bepaling van de straf)
Historisch Overzicht (blz. 6)
1. Archaïsche stelsels
° Talio recht -> oog om oog, tand om tand
° centraal = vergelding van het aangerichte kwaad
° men streeft ook naar verzoening tussen familie van dader & slachtoffer
° het strafrecht heeft een privé-karakter => wraakneming door slachtoffer
° overblijfselen = Duel & Vendetta -> nog steeds in Albanië
2. Middeleeuwen
1) Oud-Germaanse strafproces
->
overheid gaat bemiddelend optreden !
° verbod op privé wraakneming !
° Doel = vrede herstellen tussen dader & slachtoffers en hun families
° afkopen van de wraak :
1) compositio = bloedgeld -> privaatrechtelijk
2) fredus = vredegeld voor vorst -> publiekrechtelijk
° infamia-procedure
= men wou ontdekken hoe de betrokkene lag bij God en de
bevolking (het nagaan van de reputatie). => canoniek recht !
° irrationele bewijsvoering (godsoordelen) / ongelijke en wrede straffen -> openbaar
2) Inquisitoir strafproces
-> reactie op irrationele bewijsvoering
-> vervanging van de infamia-procedure
-> ingevoerd onder invloed van het canoniek recht
1
Ö Dit verschilt sterk met het Oud-Germaanse Strafproces ! Kenmerken =
1.
actieve rol van de rechter <-> passieve rol
2. doel = het vinden van de waarheid <-> nagaan van de reputatie
3. beklaagde = een object van het onderzoek <-> een subject
4. omkeer van de bewijslast = beklaagde moet niet langer zijn onschuld bewijzen
5. het proces verloopt grotendeels geheim
6. strikte bewijsreglementering <-> irrationele bewijsvoering
7. voorbehouden voor ernstige misdrijven
3. De Verlichting en de Franse Revolutie
° reactie van Montesquieu op Ancien Regime :
• willekeur van de rechters
• wrede onderzoeksmethodes (folteringen)
° Locke & Rousseau -> sociaal contract
• wrede en ongelijke straffen
= het misdrijf is de schending van dit contract, de overheid heeft het recht om te straffen
Ö ius puniendi
-> gebonden aan 3 principes : Magna Charta =
1. legaliteit = misdrijven en straffen moeten vastgelegd zijn in de wet
2. proportionaliteit = straffen moeten in verhouding zijn met de ernst van het misdrijf
3. subsidiariteit = de staat mag slechts optreden als het echt nodig is
Ö Beccaria publiceerde dit anoniem in 1764
° 1e codificaties van deze beginselen in strafwetboeken => Revolutionair Strafrecht !
1) Code Lepeletier (1791)
= het strafrecht en strafprocesrecht werden in 1 boek
samengebracht. Hij pleitte voor de afschaffing van het inquisitoir
systeem en voor de invoer van de jury.
2
2) Code Merlin (1795)
= dit werd gekenmerkt door zeer milde straffen. Er worden vaste
straffen bepaald, de rechter had dus geen keuze meer tussen
minimum en maximum straffen).
° 2 codificaties van Napoleon
1) Wetboek van Strafvordering (1808)
2) Code Pénal (1810)
4. Het huidig Belgisch Strafrecht
° 1830 -> herziening van de wetboeken => enkel materieel strafrecht werd herzien : 1867
° Strafwetboek (Code Pénal) -> belangrijke wijzigingen bv. verzachting van straffen (Haus !)
° Wetboek van Strafvordering -> nog steeds het oude wetboek van 1808 !
° 1878 -> gedeeltelijk vernieuwd : VT 1878
Ö Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering
° 1991 -> Commissie Franchimont
= oprichting van een nieuwe commissie onder voorzitterschap
van Franchimont. Dit bestond uit voorstellen voor de
hervorming van het vooronderzoek in strafzaken. Gevolg -> de
meest ingrijpende wetswijziging sinds Napoleon en de Wet
Franchimont in 1998.
° 1998 : Strafrechtshervorming !
° Bende van Nijvel
° dossiers rond mensenhandel
° de zaak Dutroux-Nihoul
Ö
publieke verontwaardiging ->
Witte Mars in Brussel in 1996 !
1) Rechtspositie van verdachte en slachtoffer verbeteren -> Wet Franchimont
2) dienstverlening van magistratuur aan de burger verbeteren -> Octopus-Overleg
3
Theorieën over het strafrecht (blz. 21)
Ö Vraag = waaruit haalt de maatschappij het recht om misdrijven te straffen ?
1. De Klassieke Leer
° neerslag van de ideeën uit de Verlichting
° misdrijf = de schending van het sociaal contract
° ius puniendi => vrij mensbeeld -> de mens kan zelf kiezen tussen goed & kwaad => schuldnotie
° zonder schuld geen straf => nullum crimen sine culpa
° kernprincipe = proportionaliteit !
° doel van de straf =
•
vergelding -> in de context van het sociaal contract (gebonden aan magna charta)
•
algemene preventie -> de mensen weten dat ze gestraft zullen worden
•
bijzondere preventie -> de delinquent zal ‘leren’ om geen nieuwe feiten meer te plegen
•
resocialisering -> men dacht dat ‘verbetering’ van de delinquent automatisch zou gebeuren
° humanisering => gevangenisstraffen i.p.v. wrede & vernederende straffen
2. Positivistische School en het Sociaal Verweer
° inductief denken <-> deductief denken van klassieke leer
° misdrijf = het resultaat van een aantal factoren die buiten de mens liggen => gedetermineerd !
° vertegenwoordigers -> Lombroso, Garofalo, Ferri, Lacassagne en Quetelet
° ius puniendi => gevaar dat de betrokkene betekent voor de maatschappij => gevaarsnotie
° het strafrecht wordt een instrument om een criminele politiek te voeren
° 1889 -> IKV
= Internationales Kriminalistisches Verein, opgericht in Wenen. Ze wilden het
strafrecht verwetenschappelijken. -> Gesammte Strafrechtswissenschaften :
1.
criminologie; 2. criminele politiek; 3. strafrecht & strafprocesrecht
4
° ‘straffen’ worden vervangen door penale vervangingsmaatregelen
° Doel van de straf =
•
vergelding -> dit is hier niet meer van toepassing, de mens heeft geen vrije wil
•
algemene preventie -> dit is niet van toepassing want delinquenten zijn voorbestemd
° Dit moet anders gebeuren -> armoedebestrijding, huisvesting,…
•
bijzondere preventie -> dit is het enige strafdoel dat voor positivisten zin heeft !
•
resocialisering -> de delinquent moet na verloop weer in de maatschappij belanden
3. Het Nieuw Sociaal Verweer
° belangrijkste vertegenwoordiger = Ancel => << Défense Sociale Nouvelle >> in 1954
° België = Vanhoudt, Calewaert en Versele
° reactie tegen gevolgen van het positivisme :
•
karakterschuld i.p.v. daad-schuld -> een persoon wordt gesanctioneerd voor zijn karakter
•
instrumentalisering
° verwerping van het determinisme van de positivisten
° ius puniendi => wettelijke verantwoordelijkheid
° tweesporenstelsel = normale delinquenten <-> geestesgestoorden & jongeren
° doel van de straf =
•
resocialisering -> moet mogelijk worden door de individualisering van de straftoemeting
Ö dankzij enkele bijzondere wetten =
1) Wet Lejeune 1888 => Probatiewet 1964 & Wet Voorwaardelijke Invrijheidsstelling 1998
2) Wet Carton de Wiart Kinderbescherming 1912 => Jeugdbeschermingswet 1965
3) Wet Vandervelde op de geestesgestoorden (Bescherming Maatschappij) => 1 juli 1964
4) Wet Vermeylen = Probatiewet 1964 => vervangt 1 luik van de Wet Lejeune
-> al deze wetten werden vervangen in de jaren ’60 onder minister van justitie Vermeylen !
5
4. Neoclassicisme
Ö reactie op positivisme & nieuw sociaal verweer
° Magna Charta op de helling !
1) legaliteit -> het strafrecht wordt onoverzichtelijk => blanco strafwetten
= de wetgevende macht gaat het algemeen kader bepalen
van de bestraffing, maar de verdere concrete invulling
gebeurt door de uitvoerende macht.
2) subsidiariteit -> het strafrecht is niet langer een ultimum remedium meer
-> vertakkingen : economisch en sociaal recht, milieurecht,…
3) proportionaliteit -> men houdt niet alleen rekening met de ernst van het misdrijf
-> persoonlijke omstandigheden, overbevolking, kans op resocialisering,…
° ontstaan nieuwe strekking => Nieuw Realisme
•
parketmagistraten hebben teveel discretionaire bevoegdheden -> geen vervolgingen meer
•
rechters hebben een te grote beoordelingsvrijheid -> geen proportionaliteit meer
Ö Sentencing Guidelines
•
de strafuitvoering heeft een te grote flexibiliteit -> ze zitten hun straf niet meer uit
Ö ‘Three strikes and you’re out’
1- Radicale strekking -> kritiek op netwidening-effect (instrumentalisering van het recht)
bv. op een bepaald moment waren statusdelicten (schoolverzuim) strafbaar
2- Due Process strekking -> kritiek op gebrek aan procedurele waarborgen :
• openbaarheid van de procedure
• het recht zich te verdedigen
• inzage in het strafdossier
• recht op bijstand van een raadsman
3- Justice Model -> nadruk ligt op het falen van het systeem : << nothing Works >>
6
Politieke dimensie (blz. 36)
1. Strafbaarstelling
° Wie beslist over de strafbaarstelling => de wetgevende macht !
• legaliteitsbeginsel
• scheiding der machten
Ö verbod op uitvoerende & rechterlijke incriminatie
• beginsel van de volkssoevereiniteit
° Wat => in principe enkel de aangelegenheden waarover een democratische consensus bestaat
2. Vervolging
1) vervolging door slachtoffer
= het slachtoffer brengt de zaak zelf voor de rechter en moet
zelf voor de bewijsvoering zorgen. De rechter treedt hier enkel
passief op als scheidsrechter.
+ -> verdachte en slachtoffer staan op gelijke voet
- -> zware last (financieel) en vrees voor wraak of bedreiging
2) vervolging door overheid
= de overheid is hier belast met het opsporen en het vervolgen.
+ -> het laat een beleid toe en het is doeltreffender
+ -> de last en kosten worden volledig door de overheid gedragen
- -> verdachte en slachtoffer staan hier niet op gelijke voet
Ö
° Hoe
in België voornamelijk inquisitoir !
¾ in welke omstandigheden mag men dwangmiddelen gebruiken ?
¾ hoe ver mag de overheid gaan in een huiszoeking, brief en telefoongeheim
¾ wat mag gebruikt worden bij verzameling van bewijsstukken (foltering, infiltratie)
¾ verbod op foltering en onmenselijke en vernederende straffen
Ö zelfs in het ‘tikkende bom scenario’ !
7
° al dan niet vervolgen ?
Ö tegenwoordig wordt er vaak helemaal niet vervolgd :
1- sepot -> de zaak wordt zonder gevolg gerangschikt
2- minnelijke schikking -> het OM stelt een geldsom voor
3- bemiddeling -> het parket bemiddelt tussen dader en slachtoffer
4- plea bargaining
= de beklaagde bekent een mindere aanklacht(manslaughter) en de
vervolgende partij laat als tegenprestatie de zwaardere aanklacht
(murder) vallen. Zo kunnen beklaagden in de VS de doodstraf ontlopen.
Dit komt nog niet voor in België. Wel in de VS, Italië en Polen.
In België is onderhandeling tussen parket en verdachte onmogelijk.
Ö consensualisering van strafrechtspleging <-> verplichte vervolging (Duitsland & Italië)
3. Straftoemeting & sanctionering
° Wie sanctioneert => de rechterlijke macht ! Discussiepunt -> de lekenjury (blz. 46)
° Welke straffen ?
•
Ancien Regime -> doodstraf, lijfstraffen, verminking, brandmerking, verbanning
•
nu -> verbod op vernederende en onmenselijke straffen => EVRM & IVBPR
•
discussiepunten :
1) mogen straffen zomaar worden vervangen door maatregelen ?
2) zouden kleinere misdrijven niet beter worden gedecriminaliseerd ?
= het gerechtelijk apparaat is momenteel overbelast door de
administratieve afhandeling van bagateldelicten zoals fiscale
en minder ernstige milieumisdrijven. In Duitsland heeft men
overtredingen gedecriminaliseerd -> overtreders krijgen nu
een administratieve sanctie.
3)
moet witteboordencriminaliteit zwaarder worden bestraft ?
8
° beoordelingsvrijheid van rechter
1) Strafwetboek 1810 -> invoer minimum en maximumstraffen
2) Strafwetboek 1867 -> invoer verzachtende omstandigheden
3) 20e eeuw -> verdere groei : ruimer sanctiepakket
Ö Discussiepunt : moet het terug worden ingeperkt ? => Sentencing Guidelines
= een systeem uit de VS die richtlijnen omvat
die rechters moeten leiden en begeleiden bij de
straftoemeting want volgens sommigen is de
beleidsvrijheid te groot geworden.
4. Strafuitvoering
° het O.M.
° mogelijkheden om de straf niet of slechts gedeeltelijk uit te voeren => Probatiewet
° Genaderecht van de Koning (art. 110 GW) -> wordt zeer veel gebruikt !
° in de VS strenger => << Three strikes and you’re out >>
= de mogelijkheid tot voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt voor
bepaalde misdrijven afgeschaft. Personen die een 3e maal worden
veroordeeld wegens een ernstig misdrijf, krijgen automatisch
levenslange gevangenisstraf.
Ö in België ook voorstellen voor bv. seksuele predatoren
° Welke instantie beslist hierover => Commissies voor Voorwaardelijke Invrijheidsstelling 1998
-> nu hebben de strafuitvoeringsrechtbanken deze functie overgenomen !
9
Het onderscheid tussen decriminalisering en depenalisering (blz. 52) -> examen !
1) decriminalisering -> de afschaffing van de inbreuk en de eraan verbonden sanctie
bv. landloperij & bedelarij, overspel
2) depenalisering -> men behoudt de inbreuk en vervangt enkel de strafrechtelijke sanctie :
Ö gebruik van vervangingsmechanismen :
•
administratieve afdoening
•
disciplinaire sanctionering
•
psychiatrische verzorging van delinquenten
bv. Wet 10 april 1990 op bewakingsondernemingen -> in 1997 werden een aantal inbreuken tegen
deze wet, die voordien strafrechtelijk
gesanctioneerd waren, met administratieve
sancties strafbaar gesteld.
Hoe verhouden het algemeen en bijzonder strafrecht zich met elkaar (blz. 61) -> examen !
•
algemene beginselen van het strafrecht uit boek I Strafwetboek
-> gelden automatisch t.a.v. de bepalingen in boek II
-> gelden niet automatisch t.a.v. bijzondere wetten
Ö deze materie wordt geregeld in art. 100
Art. 100 = het scharnier tussen het algemeen en bijzonder strafrecht
•
regel = alle beginselen van algemeen strafrecht zijn van toepassing op bijzondere wetten
Ö
2 uitzonderingen
1) de bijzondere wet kan zelf afwijken van het Strafwetboek
bv. Genocidewet -> poging wordt even zwaar bestraft als voltooid misdrijf
2) sommige bepalingen uit boek I zijn niet automatisch van toepassing op bijzondere wetten
bv. als de bijzondere wet het niet uitdrukkelijk bepaalt, gelden ze niet. Het betreft artikelen
over strafbare deelneming & toepassing van verzachtende omstandigheden bij wanbedrijven.
10
Bronnen van het strafrecht (blz. 53)
1. De Grondwet
1) Fundamentele rechten -> Titel II van de Grondwet
=> << De Belgen en hun rechten >>
• gelijkheidsbeginsel (art. 10)
• non-discriminatiebeginsel (art. 11)
• verbod op sommige straffen -> burgerlijke dood & algemene verbeurdverklaring (art. 17)
• recht op bevoegdheid van de natuurlijke rechter (art. 13)
Ö Het Arbitragehof kan sinds 2003 alle rechten uit Titel II toetsen!
2) Bepalingen i.v.m. de rechterlijke macht
•
uitzonderingsrechtbanken zijn verboden (art. 146)
•
openbaarheid van zittingen (art. 148)
•
motivering van vonnissen & arresten (art. 149)
•
inrichting van jury in criminele zaken, politieke en persmisdrijven (art. 150)
•
onafhankelijkheid van de magistratuur (art. 151-156)
•
oprichting Hoge Raad voor Justitie (art. 151) -> benoeming magistraten en korpschefs
3) Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van parlementsleden en ministers => onschendbaarheid
•
onschendbaarheid van federale en regionale parlementsleden
•
strafrechtelijke verantwoordelijkheid en vervolging van federale en regionale ministers
2. De Wet
°MATERIEEL°
1) Strafwetboek 1867
° Boek I -> algemene beginselen inzake misdrijven en bestraffing
° Boek II -> opsomming van afzonderlijke misdrijven en sancties
11
° Bijzonder Strafrecht = Boek II + Bijzondere wetten
= wetten die niet in het Strafwetboek staan en een aanvulling
vormen op boek II :
1. wetten van voor 1867 die niet opgenomen zijn
2. wetten die technische materies regelen bv. Prijzenwet
3. wetten gericht op bepaalde categorieën personen
4. sommige internationale misdrijven bv. vliegtuigkaping
! Opgelet ! -> Genocide staat wel vermeld in het Strafwetboek (art. 136)
° Complementaire wetten
= wetten die tot stand gekomen zijn onder invloed van het positivisme
en het nieuw sociaal verweer. Ze zijn een aanvulling van het
Strafwetboek. Het wetboek zelf is dus zuiver ‘klassiek’ gebleven.
° Jeugdbeschermingswet -> vervangt Wet op Kinderbescherming
° Wet Bescherming Maatschappij -> vervangt wet van 9 april 1930
° Probatiewet -> vervangt een deel van de Wet Lejeune
° Defederalisering ? Ja, vooral merkbaar in milieurecht & jeugdbeschermingsrecht :
•
Vlaams => Decreet Bijzondere Jeugdbijstand
•
Waals => Decreet Inzake Jeugdbijstand
° FORMEEL°
2) Wetboek van Strafvordering 1808
° dit is nog steeds het wetboek van Napoleon
° hierdoor werd het gemengd inquisitoir-accusatoir karakter overgenomen in het Belgisch recht
-> inquisitoir vooronderzoek & accusatoir onderzoek ten gronde
° aantal nauwkeurigheden en terminologische onduidelijkheden
12
° 1998 -> aanpassing door Wet Franchimont
° Bijzondere wetten
•
opsporingsonderzoek -> wettelijk geregeld
•
gerechtelijk onderzoek -> tegensprekelijk
= wetten die bijzondere materies regelen of betrekking hebben op
bijzondere categorieën personen. bv. Rechtspleging bij de Landmacht
° Complementaire wetten
= aanvullingen op Wetboek van Strafvordering :
1. Gerechtelijk Wetboek => belangrijke complementaire rechtsbron -> organisatie van parketten
2. Taalwet Gerechtszaken
3. Wet Voorwaardelijke Invrijheidsstelling => vervangt Wet Lejeune 1888
4. Jeugdbeschermingswet -> aanvullingen t.a.v. de gemeenrechtelijke strafrechtspleging
5. Wet Bescherming Maatschappij -> samenstelling & bevoegdheid Commissie
6. Probatiewet -> samenstelling & bevoegdheid van Probatiecommissie
7. Wet Verzachtende Omstandigheden -> ook bij onderzoeksgerechten & Procureur des Konings
8. Voorlopige Hechteniswet => de oude artikelen werden in 1990 opgeheven
9. Wet Politieambt 1992 => werd grondig aangepast door Wet Geïntegreerde Politiedienst 1998
° defederalisering ? Ja, gedeeltelijk, beperkter dan bij het materiële strafrecht ! (art. 11)
bv. de verjaring van bouwmisdrijven
Ö grondwetsherziening !
° gewoonte en gebruik :
1) materieel -> kan geen bron zijn want zou het legaliteitsbeginsel schenden
2) formeel -> een belangrijke bron => ontwikkeling van regels vanuit de praktijk
Ö op praetoriaanse wijze
• sepot in strafzaken (codificatie 1998)
• bemiddeling in strafzaken (codificatie 1994)
13
3. Het Internationaal Recht
1) Volkenrecht
= bevatten o.a. de regels inzake voorrechten en immuniteiten.
1. diplomatieke voorrechten & immuniteiten
2. consulaire voorrechten & immuniteiten
Ö ofwel geen vervolging ofwel beperkte vervolging !
Sedert 2002 -> ook ministers van buitenlandse zaken
2) Mensenrechten
1) EVRM = Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens
2) IVBPR = Internationaal Pact inzake Burgerlijke en Politiële Rechten
3) Mensenrechten Charter van de EU
4) IVRK = Conventie inzake de Rechten van het Kind + aanvullend protocol
° Conflict -> een direct werkend mensenrecht primeert op een interne wetsbepaling
° Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg -> individueel klachtrecht
° Materieel Strafrecht -> het verbod op onmenselijke en vernederende straffen (art. 3)
° Strafprocesrecht -> het recht op persoonlijke vrijheid (art. 5) en een eerlijk proces (art. 6)
Zaak Mentes vs. Turkije
= klacht tegen Turkse overheid omdat ze niets had ondernomen
tegen het optreden van de Turkse veiligheidsdienst. Die hadden hun
woningen platgebrand als straf voor hulp aan de terreurgroep PKK.
De klacht werd onderzocht door het OM en afgewezen.
3) Internationaal Strafrecht
Ö schending art. 13 EVRM !
1- materieel internationaal strafrecht
= de regels die bepaalde gedragingen strafbaar stellen : omschrijving foltering of genocide.
2- procedureel internationaal strafrecht
= rechtshulprecht, de procedureregels : bilaterale of multilaterale uitleveringsverdragen.
14
Internationaal Strafrecht (blz. 1164)
Ö komt tegenwoordig meer en meer in de belangstelling te staan !
¾
Zaak Pinochet
= in 1999 moest deze zaak voor Spaanse, Franse, Belgische, Engelse
en Chileense rechters verschijnen. Deze moesten uitspraak doen over
genocide, misdaden tegen de mensheid, foltering, terrorisme en
gedwongen verdwijningen.
¾
09/11 en daaropvolgende reacties van VS in Afghanistan en Irak
De 2 belangrijke taken van het Internationaal Strafrecht =
1.
het rechtsmachtrecht
2.
het rechtshulprecht
1. Misdrijven gepleegd op Belgisch grondgebied
Territorialiteitsbeginsel art. 3
= de Belgische strafwet is van toepassing op iedereen die een
misdrijf pleegt op Belgisch grondgebied.
° men houdt geen rekening met lex personae (nationaliteit dader of slachtoffer)
° de voorwaarde van dubbele incriminatie wordt hier niet gesteld
° de non bis in idem-regel geldt hier niet
-> men kan zowel in België als in het buitenland worden vervolgd voor hetzelfde misdrijf
° Grondgebied
•
grondgebied stricto sensu = het land
•
territoriale zee
•
luchtruim
•
schepen die varen onder Belgische vlag
•
in België geïmmatriculeerde vliegtuigen
15
Kaderbesluit
= een maatregel van de Europese Raad voor de aanpassing van de wettelijke
bepalingen van de EU-lidstaten. Het is verbindend voor de lidstaten t.a.v. het te
bereiken resultaat. De manier waarop zij dit resultaat bereiken, wordt aan de
lidstaten zelf overgelaten. (art. 34 Verdrag EU)
bv. kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel of kaderbesluit over terrorisme
Lokaliseringstheorieën (blz. 1208)
Vraag -> welk land is bevoegd voor een bepaald misdrijf ?
Ö drielandenpunt bij Valkenburg
= een man bevindt zich op Nederlands grondgebied met een revolver.
Hij schiet een vrouw neer die op Belgisch grondgebied staat. De vrouw
is gekwetst en wordt naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gevoerd
dat zich op Duits grondgebied bevindt. Enkele uren later overlijdt de
vrouw. Waar moet het strafbaar feit worden gelokaliseerd ?
1. leer van de lichamelijke gedraging -> plaats van fysieke handeling door de dader = Nederland
2. leer van het instrument -> waar het misdrijf ‘zijn werk doet’ = België
3. leer van het gevolg -> plaats waar het gevolg van de fysieke handeling zich uit = Duitsland
Ö elk land bepaalt zelf welke leer ze hanteren !
16
Ubiquiteitsleer
= het misdrijf situeert zich op al de plaatsen waar zich een gedraging voordoet
die een constitutief element van het misdrijf vormt. Er zijn dus 3 constitutieve
elementen :
° lossen van het revolverschot
° de impact ervan op het slachtoffer
° het uiteindelijke gevolg
Ö Alle 3 de landen zijn bevoegd en kunnen de strafvordering inzetten ! (België)
Effectenleer
= een ruimere leer die ervan uitgaat dat elk land die een effect ondervindt
van een misdrijf, bevoegd is voor dat misdrijf. Als iemand giftig afval loost in
de Noordzee, zullen Nederland en het VK daar ook gevolgen van ondervinden.
Al deze landen zijn dan bevoegd. (VS)
Leer van de ondeelbaarheid
= een misdrijf dat gedeeltelijk werd gepleegd op Belgisch
grondgebied en gedeeltelijk in het buitenland, kan op Belgisch
grondgebied worden gelokaliseerd. Dutroux heeft een Spaanse
handlanger. Deze handlanger pleegt feiten in Spanje die
verbonden zijn met de misdaden die in België gepleegd zijn door
Dutroux. Dan mag de rechter het buitenlands dossier inkijken.
België -> ubiquiteitsleer en de leer van de ondeelbaarheid
17
De volkenrechtelijke aanknopingspunten (blz. 1214)
1. beschermingsbeginsel
= een staat heeft recht om in het buitenland gepleegde aantastingen
van zijn staatsveiligheid te bestraffen.
Uitgangspunt = zelfbeschermingsrecht van de staat.
Het beginsel bevat misdrijven tegen de staatsveiligheid en misdrijven
waardoor de economie van het land wordt geschaad zoals valsmunterij.
2. actief personaliteitsbeginsel
= een staat kan gedragingen gepleegd door hun nationale
onderdanen in het buitenland, strafbaar stellen en vervolgen.
Sommige landen geven een bredere toepassing aan het actief
personaliteitsbeginsel: zij knopen het vast aan de
verblijfplaats van de dader i.p.v. aan zijn nationaliteit
(domiciliecriterium). In België zo sinds 2003.
3. passief personaliteitsbeginsel
= een staat heeft het recht om gedragingen, waarvan zijn
nationale onderdanen in het buitenland het slachtoffer zijn,
strafbaar te stellen. In België is de wet uitgebreid tot
buitenlandse slachtoffers met vast verblijf op het nationale
grondgebied t.a.v. zware schendingen van het internationaal
humanitair recht.
18
4. vertegenwoordigingsbeginsel
= het kan zijn dat een staat wiens strafwet in principe niet geldt m.b.t. een
bepaald in het buitenland gepleegd misdrijf, bereid is zijn strafwet op dit
misdrijf toe te passen op verzoek van de bevoegde staat. In dergelijke
situaties ‘vertegenwoordigt’ de staat die vervolgt de staat die normaal bevoegd
is, door in zijn plaats de strafprocedure of een gedeelte daarvan, op zich te
nemen. (Vaak wanneer uitlevering niet mogelijk of wenselijk is.)
5. universaliteitsbeginsel
= een staat heeft het recht, en zelfs de verplichting, bepaalde
internationale misdrijven te bestraffen, ongeacht de plaats waar zij
werden gepleegd, en ongeacht de nationaliteit van dader of
slachtoffer.
19
Het legaliteitsbeginsel (blz. 80)
° inhoud = enkel de wet kan gedragingen strafbaar stellen
° nullum crimen, nulla poena sine lege -> geen misdrijf, geen straf zonder wet => Von Feuerbach
° op verschillende plaatsen geformuleerd : 1) Strafwetboek
2) De Grondwet
3) EVRM => 1 van de absolute fundamentele rechten
4) IVBPR
° de wetgever moet in nauwkeurige woorden bepalen welke feiten strafbaar worden gesteld
° ‘wettelijk’ -> akten die uitgaan van de wetgevende macht :
Ö Lex Certa-beginsel
- federale (nationale) wetgever = wetten
- gemeenschappen & gewesten = decreten
- Brussels Gewest = ordonnanties
Ö
het Arbitragehof kan al deze wetten vernietigen !
° ‘krachtens een wet’ -> ook de uitvoerende macht kan legifereren op strafrechtelijk gebied :
-
Koning = koninklijke besluiten
-
ministers = ministeriële besluiten
-
gemeenschaps en gewestregeringen = besluiten
-
provincieraden = provinciale reglementen van inwendig bestuur & politieverordeningen
-
gemeenteraden = gemeentelijke reglementen en politieverordeningen
Nüremberg Clausule
= Duitse en Japanse oorlogsmisdadigers die terechtstonden in het internationaal
straftribunaal gebruikten als verdediging dat ze strafbaar werden gesteld op grond
van een wet die pas werd gemaakt na de feiten. Dit werd door beide tribunalen
verworpen omdat het geen afbreuk deed aan de strafbaarheid van de gedragingen
volgens het algemeen rechtsbewustzijn van de beschaafde volkeren.
20
Beperkingen t.a.v. de strafwet -> het EVRM (blz. 92)
1. strafbaarstellingen in strijd met het EVRM
° het vermoeden van onschuld
° recht op een eerlijk proces <-> een verdacht moet niet meewerken aan zijn eigen veroordeling
° Zaak Funke vs. Frankrijk
= een persoon was veroordeeld op grond van de Franse
Douanewetgeving omdat hij weigerde om bepaalde stukken die hem
konden bezwaren mee te delen aan de overheid. Volgens het Hof
was dit een schending van het zwijgrecht art. 6.
° recht op privacy -> recht op eerbiediging van het privé-leven (art. 8)
° Zaak Norris
= volgens de Ierse wetgeving waren homoseksuele gedragingen onder
volwassen toestemmende partners, strafbaar. Het Hof oordeelde dat de
klacht gegrond was en de Ierse strafwet art. 8 van het EVRM schond !
° SM-rechter
= SM gepleegd t.a.v. een persoon die er op wettige wijze mee instemt en die
niet schadelijk is voor de gezondheid, behoort tot het privé-leven. Toch werd
de SM-rechter veroordeeld. Dit werd niet in strijd bevonden met art. 8 !
° recht op vrije meningsuiting
Zaak Open Door / Zaak Dublin Well Woman vs. Ierland
= volgens de wet is infoverstrekking over
abortus strafbaar. Het Hof besliste dat dit
strijdig was met art. 10 EVRM.
-> een veroordeling wegens negationisme & revisionisme is niet in strijd met art. 10 !
° gelijkheidsbeginsel -> Discussiepunt => besnijdenis mannen en vrouwen ? (art. 409)
21
° recht op leven => decriminalisering van abortus & euthanasie
1) recht op leven = euthanasie moet strafbaar zijn
2) recht op een waardig leven = euthanasie zou niet strafbaar mogen zijn
Zaak Pretty vs. Verenigd Koninkrijk
= een ongeneeslijk zieke vrouw vroeg toestemming aan de
overheid om haar man te laten helpen bij euthanasie. Dit
werd afgewezen. Volgens het Hof was dit geen schending
van art. 2.
Ö het recht op leven houdt niet automatisch het recht om te sterven in !
2. straffen in strijd met het EVRM
° onmenselijke en vernederende straffen
Zaak Tyrer vs. Verenigd Koninkrijk
= zweepslagen aan een minderjarige is een vernederende
behandeling en daarom in strijd met art. 3 van het EVRM.
T&V vs. Verenigd Koninkrijk
= 2 jongeren werden vervolgd en veroordeeld wegens het
opzettelijk doden van een kind, Jamie Bulger. Het Hof oordeelde
dat de bestraffing van een kind geen schending was van art. 3.
° doodstraf
Ö niet per se in strijd met het EVRM art. 2
Death Row => jarenlang wachten op executie = een onmenselijke behandeling => schending art. 3
Soering vs. Verenigd Koninkrijk
= de uitlevering van geestesgestoorde minderjarigen aan de
VS is strijdig met art. 3 omdat het hier gaat om een
onmenselijke en vernederende behandeling.
-> examen !
° disproportionele straffen
Zaak Muller -> verbeurdverklaring van een kunstwerk => in strijd met art. 10 EVRM
22
Interpretatie van de strafwet (blz. 85)
1. letterlijke interpretatie
° Begrip : << goede zeden >>
1867 -> onzedelijk
-> de interpretatie van dit begrip is in de loop der jaren geëvolueerd
Nu -> totaal niet meer onzedelijk bv. prostitutie, gespecialiseerde tijdschriften, ontucht,…
° Begrip : << verkrachting >>
•
ook tussen 2 personen van hetzelfde geslacht ?
•
kunnen mannen ook het slachtoffer zijn ?
•
kan dit ook binnen het huwelijk ? -> Sinds de jaren ’80 => Ja ! (art. 375)
2. teleologische interpretatie -> doelgerichte interpretatie
-> examen !
De tekst is niet duidelijk -> de rechter mag de betekenis zoeken buiten de tekst !
Hij mag geen nieuwe regels scheppen.
2 voorwaarden :
1) het feit moet onder de wettelijke definitie kunnen worden gebracht
2) er moet zekerheid bestaan over de wil van de wetgever
De wil van de wetgever kan op 2 manieren worden geïnterpreteerd :
1. extensief -> valsheid in geschriften (wordt ook toegepast op vervalsing van nummerplaten)
2. evolutief -> openbare zedenschennis (kan ook worden verricht d.m.v. videocassettes)
3. verboden analogische interpretatie
Er moet altijd een wettekst zijn die de gedraging strafbaar stelt !
=> necrofilie
= een persoon verzamelt foto’s van kinderlijkjes en fotografeert
ze daarna op seksuele wijze. Dit gedrag valt niet onder de
strafwet dus men kon strafrechtelijk niets ondernemen. Dit feit
kan wel op grond van grafschennis worden vervolgd.
23
° afzetterij
= iemand gaat op bedrieglijke wijze eten op restaurant en betaalt daarna de
rekening niet. Dit is in veel landen niet omschreven als een misdrijf.
Oorspronkelijk kon het in België ook niet worden bestraft. Pas sinds de wet van
1936 werd afzetterij uitdrukkelijk omschreven.
° corruptie
= tot 1999 kon enkel een Belgisch openbaar ambtenaar worden gestraft voor
corruptie. Omkoping van een buitenlandse openbare ambtenaar was niet
strafbaar. Sinds de anti-corruptiewet van 1999 kan dit wel.
=> verspreiding van gruwelvideo’s behoort niet tot openbare zedenschennis
analogia in malam partem & analogia in bonam partem
1) verboden -> uitbreiding van strafwet -> nadelig voor beklaagde
2) toegelaten -> beperking van strafwet -> voordelig voor beklaagde: afpersing familieleden
Toepassing van de strafwet in de tijd (blz. 99)
° Beginpunt = inwerkingtreding -> vermoeden dat iedereen wordt geacht de wet te kennen
° Eindpunt =
1) opheffing door de wetgever -> wanneer een nieuwe wet onverenigbaar is met de oude wet
2) opheffing door onbruik -> in principe onmogelijk => Staking abortus wetgeving
= tussen ’70 en ’80 werden de vervolgingen voor abortus gestaakt
omdat men zat te wachten op een wettelijke oplossing. Begin jaren
’80 werd het opnieuw vervolgd. Maar artsen hadden ter goede trouw
abortus toegepast omdat ze dachten dat het niet meer strafbaar
was. Ze konden beroep doen op onoverwinnelijke dwaling.
3) vernietiging door Arbitragehof (art. 142 Grondwet)
24
° conflicten in de tijd
= verschil tussen wetgeving als het feit zich voordeed en wetgeving op moment van vervolging
Beginsel = <<De wet beschikt alleen over het toekomende, ze heeft geen terugwerkende kracht>>
2 mogelijkheden :
1) de nieuwe wet is strenger dan de oude wet
2) de nieuwe wet is minder streng dan de oude wet
Ö
Uitzondering => lex militor
Beginsel van niet-terugwerkende kracht (niet retro-activiteit)
= de nieuwe wet is strenger dan de oude wet. De straf zal dus hoger
zijn. Toch krijgt men de lagere straf die men kreeg bij de oude wet.
Hier is er dus wel sprake van terugwerkende kracht.
1. niet retroactiviteit
¾
¾
¾
wetten die nieuwe misdrijven omschrijven :
•
afzetterij -> 1936
•
mensenhandel -> 1995
•
Anti-corruptiewet 1999
wetten waarbij straffen worden verzwaard :
wetten die het toepassingsgebied van een bestaande strafbaarstelling uitbreiden
Ö uitbreiding begrip ‘corruptie’ & ‘verkrachting’
¾
wetten die het toepassingsgebied van bestaande straffen uitbreiden -> confiscatie
= vroeger konden enkel worden verbeurd verklaard :
3. het voorwerp van een misdrijf
4. het middel waarmee het gepleegd werd
5. de zaken die uit het misdrijf voortkwamen
Nu : ook de vermogensvoordelen uit het misdrijf
Ö Kaalplukwet
¾
wetten waarbij een nieuwe straf wordt ingevoerd -> voordeelsontneming & werkstraf
25
Zaak Agusta-Dassault
= enkele Belgische politici stonden in de jaren ’80 terecht voor
corruptie i.v.m. legeraankopen. De feiten dateerden van voor de wet
op de verbeurdverklaring van vermogensvoordelen (1990). De
verbeurdverklaring kon enkel worden uitgesproken m.b.t. de
steekpenningen en niet m.b.t. de vermogensvoordelen.
Ö Beperkingen -> wel retroactief !
° niet-strafrechtelijke sancties -> beveiligingsmaatregelen, bijdragen voor het Slachtofferfonds
Zaak Welch
= volgens het Engels recht is een confiscatiesanctie een niet-strafrechtelijke
sanctie. Dus mag ze niet met terugwerkende kracht worden toegepast. Het Hof
besliste dat het hier wel om een strafrechtelijke sanctie ging en dus retroactief
mag worden toegepast.
° procedurewetten -> wijzigingen in de procedureregels (bv. regels rechtspleging en bevoegdheid)
° interpretatieve wetten -> wetten die worden gebruikt om de wet te verduidelijken -> weinig !
2. wel retroactiviteit
¾
afschaffing van een misdrijf -> overspel, landloperij en bedelarij, staking,…
¾
verlaging van de strafmaat -> 1974 : boete voor overspel i.p.v. gevangenisstraf
¾
voorwaarden voor strafbaarheid wordt gewijzigd -> algemeen en bijzonder opzet
Ö Beperkingen
° vervangingswetten -> een nieuwe wet vervangt een oude wet
Ö Wet Vandervelde 1910 -> Wet Vergunningsrecht Sterke Drank 1983
° gelegenheidswetten
= wetten die gemaakt worden voor bepaalde, voorbijgaande
omstandigheden zoals een besluitwet in oorlog of economische crisis.
26
° tijdelijke wetten
= gelegenheidswetten waarin de geldigheidsduur duidelijk is beschreven zoals
de varkenspest of dioxinecrisis.
=> blanco-strafwetten
° uitvoeringsreglementen
= de wetgevende macht gaat het algemeen kader bepalen
van de bestraffing, maar de verdere concrete invulling
gebeurt door de uitvoerende macht. (K.B’s)
Toepassing van de strafwet naar de persoon (blz. 125)
° Wie -> gelijkheidsbeginsel en non-discriminatiebeginsel << Alle Belgen gelijk voor de wet >>
1. natuurlijke personen = schuldbekwaam of schuldonbekwaam :
•
minderjarigen -> Jeugdbeschermingswet
•
geesteszieken -> Wet Bescherming Maatschappij
Ö zij krijgen een niet-repressieve vervangingsmaatregel
2. rechtspersonen
= BVBA’s, VZW’s, NV’s, de overheid, instellingen, … deze kunnen sedert 1999 berecht worden.
° Wie niet -> immuniteiten & voorrechten
1) volksvertegenwoordigers
2) ministers
Ö de strafwet is van toepassing op hen, maar via een andere procedure !
Discussiepunten omtrent rechtspersonen
a) kan een rechtspersoon ‘opzettelijk’ handelen?
-> de beslissing komt meestal van een orgaan van de
rechtspersoon en gebeurt dikwijls via geheime stemming.
Men kan onmogelijk bepalen welke natuurlijke personen de
beslissing hebben genomen.
27
b) kan een rechtspersoon worden gestraft?
Î geen gevangenisstraffen, maar wel patrimoniale straffen zoals geldboetes en
confiscatie. Art. 7 bis : geldboete en bijzondere verbeurdverklaring. In criminele en
correctionele zaken : ontbinding, sluiting, verspreiding van de beslissing, verbod om
een werkzaamheid te verrichten.
c) ware schuldigen worden niet gestraft !
-> wel onschuldige werknemers, aandeelhouders, cliënten,… als een
vennootschap een schadevergoeding moet betalen, dan worden ook
andere personen getroffen dan degene die de organen van de
vennootschap vormen.
Ö
Aquiliaans aansprakelijkheidsrecht
d) is het strafrecht wel een aangepast mechanisme om gedrag van rechtspersonen te controleren
-> zou een burgerlijke of administratieve afhandeling niet
volstaan? Een burgerlijke sanctionering heeft niet echt een
repressief karakter. Ze heeft niet het stigmatiserend effect als
een strafrechtelijke sanctionering en ze zal dus minder
afschrikkend zijn.
e) hebben rechtspersonen ook rechten van verdediging ?
-> Ja, ze hebben dezelfde rechten als natuurlijke
personen. Daardoor kunnen ze ook het voorwerp
uitmaken van strafrechtelijke sancties.
Rechtspersonen in het Belgisch Strafrecht
= rechtspersonen worden geassimileerd met natuurlijke personen.
Rechtspersonen kunnen ook fouten maken. Rechtspersonen kunnen dus
schuldig worden bevonden aan opzettelijke gedragingen of aan
gedragingen uit onachtzaamheid.
28
Ö
strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen ! (art. 5)
1) puliekrechtelijke rechtspersonen -> de staat, provincies, gemeenten, O.C.M.W’s
2) privaatrechtelijke rechtspersonen -> VZW’s, BVBA’s, NV’s,…
3) groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid -> burgerlijke vennootschappen
4) rechtspersonen en verenigingen die immuun blijven voor strafvervolgingen
Cumulatieve aansprakelijkheid
<< Cumul>>
= zowel rechtspersoon als natuurlijke persoon kunnen worden
vervolgd voor hetzelfde misdrijf. Als de natuurlijke persoon
niet wetens en willens handelde, dan is er decumul: dan wordt er
-> examen !
1 van beiden gestraft. Het gaat dan om degene die de zwaarste
fout heeft gepleegd. Dit kan enkel als de strafbare gedraging
aan een ‘geïdentificeerde natuurlijke persoon’ kan worden
toegerekend. -> strafuitsluitende verschoningsgrond (art. 5)
Ö Treinongeval Pécrot
= de zwaarste fout lag hier bij de rechtspersoon. Diverse werknemers
hadden verkeerd gereageerd in een crisissituatie. Dat wijst op een
gebrek aan een passende opleiding.
Dus : enkel van toepassing als het misdrijf wetens en willens werd gepleegd ! ! !
Is cumulatieve aansprakelijkheid mogelijk bij reglementaire misdrijven ? -> examen !
-> Neen ! De meeste misdrijven die gepleegd zijn door rechtspersonen zijn
reglementaire misdrijven. Moest cumul hier mogelijk zijn, dan zou het
merendeel van de misdrijven die gepleegd zijn door rechtspersonen in
aanmerking komen voor cumulatieve aansprakelijkheid.
29
Wetten betreffende de toepassing van de strafwet in de ruimte (blz. 112)
Ö de extraterritoriale werkingssfeer van de strafwet kan niet retroactief worden toegepast !
-> geldt niet voor internationele misdrijven zoals genocide of foltering
Zaak Pinochet
Ö Nüremberg-clausule
= hij werd verdacht van folteringen en gedwongen verdwijningen van politieke
tegenstanders. Dit situeerde zich tussen 1972 en 1978. Volgens de Brusselse
onderzoeksrechter ging het hier om misdaden tegen de mensheid. Dit werd pas
uitdrukkelijk omschreven in de wet in 1993.
Zaak Yerodia
= werd verdacht van aanzetting tot genocide en toespraken op radio en televisie.
Dit dateert van 1998, dus van voor de verruiming van het toepassingsgebied van
de Genocidewet 1999.
Zaak Sharon
= werd verdacht mede-verantwoordelijk te zijn voor de slachtingen in de
vluchtelingenkampen tijdens de Libanese burgeroorlog in 1982. Ze werden verricht
door de Christelijke Libanese milities maar toch werd hij mede verantwoordelijk
geacht als minister van Defensie van Israël omdat hij het niet had verhinderd.
Het internationaal strafrecht mag feiten retroactief bestraffen ! (blz. 116) -> examen !
•
legaliteit -> voorkomt dat de wetgever regels kan opleggen met terugwerkende kracht
•
Maar : art. 7 (2) EVRM & art. 15 (2) IVBPR zijn een uitzondering ! (Nüremberg-clausule)
•
Voorwaarde : het moet een misdrijf zijn overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen
welke door de beschaafde volken worden erkend. Zoals bv. de
kernmisdrijven van het internationaal strafrecht : oorlogsmisdaden,
genocide en misdaden tegen de mensheid.
30
Deel 2 : Het misdrijf
(blz. 146)
1. een gedraging -> de strafwet is enkel toepasselijk op handelingen, niet op voornemens
•
handeling
•
verzuim : schuldig hulpverzuim (art. 422bis), familieverlating (art. 391) & kinderverlating
2. door de wet omschreven -> enkel de wet kan gedragingen strafbaar stellen
3. waarop een straf is gesteld -> gedragingen strafbaar gesteld met een strafrechtelijke straf
Ö deze misdrijven genieten bescherming van de algemene principes van het strafrecht !
Constitutieve elementen van een misdrijf
(1) materieel element
= de uiterlijke waarneembare verschijningsvorm van het misdrijf. Het
materieel element bij diefstal (art. 461) is het wegnemen van
andermans zaak en bij misbruik van vertrouwen (art. 491), het
verduisteren van een toevertrouwde zaak. Bij moord (art. 394) is het
materieel element de levensberoving van het slachtoffer.
Ö Wat is het verschil tussen diefstal, misbruik van vertrouwen en oplichting (art. 496) ?
° diefstal -> bedrieglijk toe-eigenen van andermans zaak
° misbruik van vertrouwen -> bedrieglijk verduisteren van andermans zaak
° oplichting -> bedrieglijk doen afgeven van andermans zaak
-> het moreel element (bedrieglijk opzet) is bij alle 3 de gevallen hetzelfde!
(2) moreel element
= de psychologische band tussen dader en gedraging, de schuld /
verwijtbaarheid. Het bestaan van schulduitsluitingsgronden (dwaling,
dwang, jeugdige leeftijd en geestesziekte) heeft tot gevolg dat de
dader niet wordt veroordeeld. => nullum crimen sine culpa
31
(3) wederrechtelijkheid
= er is enkel een wederrechtelijk karakter als er geen
rechtvaardigingsgronden zijn. bv. een chirurg die een operatie
doet. Zowel het materieel als moreel element zijn aanwezig.
1.
slagen en verwondingen (materieel element)
2. opzettelijk (moreel element)
Maar er is een rechtvaardigingsgrond -> art. 70, een
therapeutische behandeling op grond van wettelijk voorschrift !
Indeling van misdrijven (blz. 153)
Ö drieledige
1) misdrijven die strafbaar zijn met een criminele straf = misdaden (moord art. 394)
° vrijheidsstraffen van meer dan 5 jaar (opsluiting en hechtenis)
° geldboetes vanaf 26 euro
2) misdrijven die strafbaar zijn met een correctionele straf = wanbedrijven (diefstal art. 462)
° vrijheidsstraffen die in principe de 5 jaar niet overtreffen -> art. 25
° geldboetes vanaf 26 euro
° werkstraffen van 46 tot 300 uur
3) misdrijven die strafbaar zijn met een politiestraf = overtredingen (nachtlawaai art. 561)
° vrijheidsstraffen van 1 tot 7 dagen
° geldboetes van 1 tot 25 euro
° werkstraffen van 20 tot 45 uur
Straf in abstracto = straffen die in de wet bepaald zijn
Straf in concreto = straffen die door de rechter worden opgelegd
Ö komen niet noodzakelijk overeen !
° correctionaliseren = criminele straf => correctionele straf (verzachtende omstandigheden)
° contraventionaliseren = correctionele straf => politiestraf (verzachtende omstandigheden)
32
Belang van het onderscheid
-> examen !
Ö technisch (Strafwetboek / Wetboek van Strafvordering)
a) materieel strafrecht
•
poging
° poging tot misdaad (art. 52) -> altijd strafbaar
° poging tot wanbedrijf (art. 53) -> slechts strafbaar in bepaalde gevallen
° poging tot overtreding (art. 51) -> niet strafbaar
•
opzet -> enkel vereist bij misdaden en wanbedrijven
•
deelneming -> slecht mogelijk bij misdaden en wanbedrijven (art. 66-67)
•
werkstraf (art. 37 ter) is slecht mogelijk in correctionele en in politiezaken
•
internering is slechts mogelijk voor misdaden & wanbedrijven
•
verjaring van de straf
b) formeel strafrecht
• bevoegdheid
° misdaden -> Hof van Assisen
° wanbedrijven -> Correctionele Rechtbank
° overtredingen -> Politierechtbank
Indeling van misdrijven volgens de Grondwet (blz. 159)
a) achtergrond
Art. 150 GW -> politieke en persmisdrijven worden niet berecht door gewone rechtbanken
Ö Hof van Assisen
¾
Voor de Franse Revolutie -> politieke misdrijven werden zeer zwaar bestraft
¾
eind 18e eeuw -> ‘volkshelden’
¾
Hollands Bewind (1815-1830) -> veel journalisten werden vervolgd
Ö 1 van de oorzaken van de Belgische Revolutie
33
¾
terug speciale procedurele waarborgen
=> gunstregime !
° invoer van jury voor politieke en persmisdrijven
° niet-vernederende procedure -> ongeboeid verschijnen & eervolle plaats in de gerechtszaal
Ö tijdsgebonden gunstregime
¾
19e en 20e eeuw -> rechtscolleges gaan de termen eng gaan interpreteren
•
Gevolg = er kwamen bijna geen misdrijven meer in aanmerking voor het gunstregime
Waarom ?
1. politiek => nieuwe generaties politieke delinquenten (anarchisten & terroristen)
2. pers => vooral zedenschennende publicaties (oorspronkelijk politieke dissidentie)
¾ Wet Racisme & Xenofobie -> niet voor het Hof van Assisen !
b) politieke misdrijven
° niet door de Grondwet gedefinieerd -> ‘misdrijven met een politiek karakter’
° wel herkenbaar -> misdrijven met politiek karakter :
1. politieke vrijheidsstraf ‘hechtenis’
2. bevoegdheid ligt bij het Hof van Assisen
Zuivere politieke misdrijven
= dit zijn politieke misdrijven die de politieke orde op
rechtstreekse wijze aantasten. Je kunt ze herkennen :
1. de straf -> hechtenis
2. bevoegdheidstoekenning aan het Hof van Assisen
bv. spionage (art. 116) & beledigingen aan de Koning
3. interpretatie van de wettekst
Ö Zaak Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding
= 3 organisaties van het Vlaams Blok werden gedagvaard voor de
correctionele rechtbank wegens een schending van art. 3 Wet Racisme en
Xenofobie.
34
Vlaams Blok zelf kon niet worden gedagvaard (feitelijke vereniging :
politieke partij). Zowel correctionele rechtbank als Hof van Beroep
verklaarden zich onbevoegd.
-> Hof van Assisen
Maar : Hof van Assisen verklaarde zichzelf ook onbevoegd.
Gemengd politieke misdrijven
= gemeenrechtelijke misdrijven die omwille van de
omstandigheden of bedoelingen van de dader als politieke
misdrijven worden beschouwd. Bijna geen enkel
gemeenrechtelijk misdrijf komt daarvoor in aanmerking.
bv. valsheid in geschriften met als doel de samenstelling van het kiezerskorps te wijzigen
Voorwaarde -> rechtstreeks causaal verband tussen misdrijf & aantasting van de politieke orde
Ö sinds 1900 is er geen meer voor het Hof van Assisen gebracht !
° gunstregime
1. voorlopige hechtenis voor politieke wanbedrijven is niet toegestaan
2. eervolle behandeling -> ongeboeid en eervolle plaats
3. de straf voor politieke misdadigers is hechtenis i.p.v. opsluiting
4. jury kan beter oordelen over politieke misdrijven
uitleveringsexceptie
= dit is een bijzonder aspect van het gunstregime. Politieke delinquenten
komen niet in aanmerking voor uitlevering. Dit staat niet in de Grondwet,
maar wel in de Uitleveringswet.
Ö Verdrag van Dublin -> afschaffing van uitleveringsexceptie binnen EU
Ö Zaak Erdal
35
= Turkije diende een uitleveringsverzoek in. De Turkse studente Erdal werd
ervan verdacht deelgenomen te hebben aan aanslagen tegen 3 Turkse
industriëlen. De Kamer van Inbeschuldigingstelling in Gent wees het verzoek af.
De Minister van Justitie volgde dit advies niet en leverde haar uit aan Turkije.
Ze tekende hiertegen beroep bij de Raad van State.
c) persmisdrijven
° ook niet gedefinieerd in de Grondwet
° laster, eerroof (art. 443), beledigingen (art. 448), pornografische publicaties (art. 383)
° toepassingsvoorwaarden (blz. 166) :
1) het moet gaan om een meningsuiting
2) deze meningsuiting moet strafbaar zijn
3) het misdrijf moet gepleegd zijn via de drukpers
° gunstregime
4) er moet sprake zijn van daadwerkelijke openbaarheid
1. jury kan beter oordelen over persmisdrijven dan beroepsrechters
2. parketten deinzen ervoor terug om persdelicten te vervolgen => loodzware procedure
3. voorlopige hechtenis voor perswanbedrijven is uitgesloten
4. een eervolle behandeling
5. kortere verjaringstermijnen
Trapsgewijze verantwoordelijkheid (art. 25 GW)
= een bijzonder aspect van het gunstregime. Er wordt bij persmisdrijven slechts 1
persoon vervolgd. Als de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België is, dan
genieten uitgever, drukker en verspreider van een strafrechtelijke immuniteit! Ook
als ze op de hoogte zijn van het strafbaar karakter. Als de schrijver onbekend is of
zijn woonplaats niet in België heeft, wordt de uitgever vervolgd. Indien wederom
onbekend of zonder woonplaats in België, wordt de drukker vervolgd.
36
Indeling van de misdrijven volgens het moreel element
1) opzettelijke en onopzettelijke misdrijven
•
opzettelijke misdrijven
Î
gedragingen zijn slechts strafbaar als ze met opzet
worden gesteld : diefstal, verkrachting en openbare
zedenschennis. Als de dader niet met opzet handelde, dan
is het constitutief element van het misdrijf, het moreel
element, niet voltrokken.
•
onopzettelijke misdrijven
Î
deze gedragingen zijn sowieso strafbaar, los van de vraag
op ze met opzet werden gepleegd of niet : de onopzettelijke
slagen en verwondingen en de meeste verkeersovertredingen
zoals door het rood licht rijden of de maximumsnelheid
overschrijden.
2) onachtzaamheidsmisdrijven en reglementaire misdrijven
•
onachtzaamheidsmisdrijven
Î
misdrijven waarvoor de wet de onachtzaamheid als schuld bepaalt
(art. 418). Dit is een gebrek aan voorzichtigheid of voorzorg.
Zoals de onopzettelijke brandstichting.
•
reglementaire misdrijven
Î
dit is de schuld door wetsinbreuk . Dit zijn de meeste verkeers –
overtredingen. Het maakt niets uit of de dader opzettelijk of niet
handelde. De straf is in beide gevallen hetzelfde. Soms noemt men deze
wanbedrijven ook technische wanbedrijven.
Ö in deze categorie bevinden zich de meeste overtredingen en wanbedrijven !
37
Indeling van de misdrijven volgens de uitvoeringswijze -> materieel element
1) handelings en verzuimmisdrijven
•
handelingsmisdrijf
Î
het materieel element is een positieve gedraging, het
stellen van de door de wet strafbaar gestelde handeling :
aanranding der eerbaarheid, slagen en verwondingen,
diefstal -> dit bestaat uit een positieve gedraging (een
handeling) : het wegnemen van andermans goed.
Ö men noemt dit ook soms commissiedelicten
•
verzuimmisdrijf
Î het materieel element is een negatieve gedraging. Bij schuldig
hulpverzuim is de negatieve gedraging het nalaten hulp te verlenen aan
een persoon in nood. Familieverlating, kinderverlating en het niet
vervullen van de kiesplicht.
Ö men noemt dit ook soms ommissiedelicten of nalatigheidsmisdrijven
Î
dit is niet hetzelfde als onachtzaamheidsmisdrijven.
Onachtzaamheid verwijst naar het moreel element
van het misdrijf en nalatigheid verwijst naar het
materieel element van het misdrijf.
Overzicht van de verzuimsdelicten
In de loop van de 20e eeuw werd dit uitgebreid door de Wet op de Kinderbescherming =
¾
kinderverlating
¾
niet-naleving van een rechterlijk bevel inzake ouderlijk gezag
¾
familieverlating
¾
onthouden van voedsel en verzorging aan minderjarigen of behoeftigen
38
Wet 6 januari 1961 -> ‘schuldig hulpverzuim’
Î
als een arts ter kennis wordt gebracht van een groot gevaar,
dan moet hij automatisch hulpverlening bieden. De arts die in
zo’n omstandigheden niet optreedt in geval van
kindermishandeling is schuldig aan hulpverzuim.
Î een jeugdmonitor die ziet dat een groepje scholieren tijdens een
treinreis een meisje verkrachten en niet ingrijpt, pleegt schuldig
hulpverzuim.
•
de oneigenlijke verzuimsdelicten
Ö dit zijn handelingsmisdrijven die worden gepleegd door verzuim. Men
spreekt over commissie door ommissie. Het is het plegen van een misdrijf
door een niet handelen. Het gaat hier om een vorm van strafbare
deelneming waarbij de uitvoering van het misdrijf door een andere
persoon gebeurt. Een vrouw wordt veroordeeld omdat ze niets had
ondernomen als de grootmoeder het kind aan het verstikken was.
Het doden van iemand door na te laten hem een levensnoodzakelijk middel
toe te dienen.
Î
bij eigenlijke verzuimsdelicten bestaat er verzuim,
los van de gevolgen die uit dat verzuim kunnen
voortvloeien. Bij oneigenlijke verzuimsmisdrijven is
het verzuim slechts een middel om het misdrijf te
verwezenlijken.
Ö deze rechtsfiguur wordt in de praktijk zeer weinig toegepast !
39
2) aflopende en voortdurende misdrijven
•
aflopend of ogenblikkelijk misdrijf
Î het misdrijf houdt op als alle constitutieve bestanddelen voltrokken
zijn. Diefstal wordt voltrokken zodra het gestolen goed is weggenomen.
Van zodra de slagen en verwondingen toegebracht zijn is het misdrijf
afgelopen, bigamie en heling -> art. 505
•
voortdurend misdrijf
Î
de strafbare gedraging is een ononderbroken delicte
toestand : het niet betalen van onderhoudsgeld,
kinderverlating, de vereniging van misdadigers, de
wederrechtelijke vrijheidsberoving en het
wederrechtelijk dragen van eretekens, witwassen ?!
1. voortdurend permanente misdrijven
Î
als de delicte toestand in het leven geroepen is, is
er geen verdere tussenkomst van de dader meer
-> bouwmisdrijven
2. voortdurend opeenvolgende misdrijven
Î
de delinquente wil van de dader moet zich telkens
opnieuw manifesteren : het telkens niet betalen van
onderhoudsgeld, het steeds opnieuw niet afgeven van
een kind aan die ouder die bezoekrecht heeft.
40
3) enkelvoudige en voortgezette of collectieve misdrijven
•
enkelvoudige misdrijven
Î
dit is 1 strafbare gedraging (handeling of verzuim) op 1
moment, die ofwel aflopend of voortdurend kan zijn :
diefstal van 1 boekdeel is een enkelvoudig misdrijf. De
diefstal van een encyclopedie elke dag is een voortgezet
misdrijf.
•
voortgezette misdrijven
Î dit zijn verscheidene strafbare gedragingen die op zich 1 geheel vormen
en 1 misdrijf uitmaken omdat er 1 misdadige opzet is : meerdere slagen
en verwondingen (art. 65). Het kan ook gaan om verschillende misdrijven
die 1 misdadig doel vormen -> stalking, diefstal en brandstichting om
iemand het leven zuur te maken.
4) gelegenheidsmisdrijven en gewoontemisdrijven
•
gelegenheidsmisdrijven
Î het misdrijf is voltrokken door een enkelvoudige en eenmalige
wetsovertreding.
•
gewoontemisdrijven
Î
misdrijven die minstens 2 keer worden gepleegd : een woekeraar, een
kwakzalver. Het bestaat uit verscheidene feiten die afzonderlijk niet
strafbaar zijn. Iemand die 1 keer zorgen verstrekt bij een ongeval is
niet strafbaar, maar wie daar een gewoonte van maakt kan worden
gestraft. Waarzeggerij als beroep is ook strafbaar.
41
Zaak Yerodia
= tijdens de genocide in Rwanda, zit de Belgische Minister van Buitenlandse Zaken
in Congo. Congo trok naar het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Congo
daagt daarvoor België voor de rechtbank. Volgens Congo gaat de rechtsmacht van
België te ver. België maakt een fout tegen de wet van Wenen.
Het gevolg is een arrest.
42
Rechtvaardigingsgronden
(blz. 198)
-> het misdrijf verliest zijn wederrechtelijk karakter
-> het misdrijf wordt ‘gerechtvaardigd’
-> een in principe ontoelaatbare gedraging, wordt toelaatbaar
-> ze zijn facultatief & discretionair
-> ze werken in rem
Î
wanneer verscheidene personen deelnemen aan
een gerechtvaardigd misdrijf, dan gaan zij
allen vrijuit.
•
wettige verdediging (art. 416)
•
het wettelijk voorschrift (art. 70)
•
het hoger bevel (art. 70)
•
noodtoestand -> deze werd niet door de wet bepaald, maar door de rechtspraak
Ö
ze zijn algemeen, ze kunnen in principe worden ingeroepen voor elk misdrijf.
° Onderscheid met Schulduitsluitingsgronden (art. 71)
¾
geen betrekking op de wederrechtelijkheid van de gedraging
¾
ze rechtvaardigen de gedraging niet
¾
ze maken de gedraging niet toelaatbaar
¾
ze werken in personam
° Onderscheid met Verzachtende omstandigheden
¾
het misdrijf blijft strafbaar
¾
het heeft enkel een strafverlaging tot gevolg
¾
niet in de wet bepaald
¾
moeten niet verplicht door de rechter worden toegepast
43
° Onderscheid met Verschoningsgronden (art. 78)
= omstandigheden waarbij de straf verminderd kan worden
(strafverminderende) of uitgesloten kan worden (strafuitsluitende). bv.
iemand verliest zijn zelfbeheersing bij een caféruzie en brengt slagen en
verwondingen toe. Provocatie kan hier worden ingeroepen als
verschoningsgrond.
Ö ze zijn specifiek en gelden enkel voor bepaalde misdrijven!
¾
hebben enkel betrekking op de straf
¾
geen betrekking op het bestaan van het misdrijf
¾
ze zijn specifiek
¾
ze zijn limitatief in de wet opgesomd
1. Wettige verdediging / noodweer (art. 416)
= wanneer een persoon ter verdediging van zichzelf of een ander, een
onrechtmatige aanval afweert d.m.v. slagen & verwondingen of doodslag.
De wettige verdediging is in België geen algemene maar een bijzondere
rechtvaardigingsgrond => de toepassing is beperkt tot slagen &
verwondingen en doodslag.
Ö voorwaarden om te kunnen spreken van wettig noodweer :
1) voorwaarden i.v.m. de aanvalsdaad
•
de aanval moet onrechtmatig zijn
-> een arrestatie door een politieofficier is wel rechtmatig !
•
de aanval moet nakend of onafwendbaar zijn => ogenblikkelijke noodzakelijkheid !
•
het moet gaan om een aanslag tegen personen (verdediging van goederen mag niet)
44
2) voorwaarden i.v.m. de afweringsdaad
•
subsidiariteit
Î
als men andere middelen heeft om men te verweren zoals de hulp
inroepen van de overheid, dan is er geen sprake van
ogenblikkelijke noodzakelijkheid !
proportionaliteit
Î
de afwering moet in verhouding zijn met de aanval. Als slagen en
verwondingen volstaan om een aanval af te weren, dan is
doodslag een disproportionele afweringsdaad.
•
voor of tijdens de aanval, niet erna ! -> geen verdediging tegen inbrekers die weglopen !
2 vermoedens van wettige verdediging (Art. 417)
Ö de wet vermoedt dat de dader zich in een staat van wettige verdediging bevond
° afwering bij nacht van de inklimming in een bewoond huis
Î
als er ’s nachts een inbreker in je huis zit, mag je
ervan uit gaan dat hij kwade bedoelingen heeft. Je
bevindt je dan in een staat van wettige
verdediging !
° verdediging tegen diefstal of plundering met geweld tegen personen
Bijzondere gevallen :
1) noodweerexces / noodweeroverschrijding
= dit is het geval waarin de afweringsdaad niet aan de eisen
voldoet. bv. ze staat buiten verhouding tot de aanvalsdaad of ze
slaat zelf om in een aanvalsdaad. Er is dus sprake van teveel
afwering en teveel geweld ! => geen proportionaliteit !
45
Waarop kan men dan wel beroep doen in dit geval ?
1) morele dwang -> schulduitsluitingsgrond (art. 71)
2) uitlokking -> strafverminderende verschoningsgrond (art. 411)
2) putatieve noodweer
= iemand verweert zich tegen iemand die geen kwade bedoelingen
heeft. bv. een politieman schiet een journalist neer omdat hij
dacht dat de camera een wapen was. Hij kan hier geen beroep doen op
wettige verdediging. Wel : dwaling -> schulduitsluitingsgrond
2. Noodtoestand
= een conflict tussen 2 rechtsgoederen waar bewust voorrang wordt
gegeven aan het hogere rechtsgoed, ook al wordt de strafwet hierbij
geschonden. Het is een algemene rechtvaardigheidsgrond. Het kan in
principe voor alle misdrijven worden ingeroepen.
Het heeft geen wettelijke basis !
1) de therapeutische abortus
2) de verkeersovertredingen van de ziekenwagen
3) vernieling van afsluiting door brandweer bij een brandend huis
4) geneesheer die 1 kind moet kiezen van een Siamese tweeling
Ö voorwaarden om te kunnen spreken van noodtoestand :
•
subsidiariteit -> de vrijwaring van het beschermde rechtsgoed moet noodzakelijk zijn
•
proportionaliteit -> het beschermde rechtsgoed moet ofwel meer ofwel gelijke waarde
hebben als het geschonden rechtsgoed !
46
Voorbeelden
° een dokter die een misdadiger aangeeft aan de overheid en zijn beroepsgeheim schendt
° een moeder die het bezoekrecht negeert omdat ze vreest voor mishandeling van de kinderen
° een automobilist die een verboden manoeuvre uitvoert om een ongeval te vermijden
° werknemers die hun werkgever gijzelen => geen noodtoestand !
Persoonlijke vrijheid van de werkgever > geldelijke belangen van de werknemersfamilies
Twistvragen
De voorafgaandelijke fout
Ö Er is een persoon die door onachtzaamheid een brand
veroorzaakt en die brand slaat over naar de flat van zijn
buurman. Hij betreedt vervolgens de flat van zijn buurman
(inbeuken van de deur) en hij blust de brand (waterschade). Hij
kan dan geen beroep doen op noodtoestand !
Î hij zal worden vervolgd wegens
woonstschennis en wegens het
toebrengen van materiële schade aan de
woning.
Ö Maar : nu wordt gesteld dat de fout van de dader de noodtoestand niet verhindert! -> wel
Wettelijke verplichting
Î Bij de aantasting van het eigendomsrecht : je wordt gedwongen
uit je huis te gaan of een inbeslagneming, ben je wettelijk
verplicht om deze maatregel te ondergaan. Als hij ter vrijwaring
van zijn rechtsgoed een misdrijf pleegt, zal hij geen beroep
kunnen doen op de noodtoestand.
47
Ö Kan de noodtoestand worden ingeroepen bij alle misdrijven ?
Neen
Ö het is een algemene rechtvaardigingsgrond. Het kan dus in principe worden
ingeroepen voor alle misdrijven. Maar bekeken vanuit het internationaal recht,
zijn er toch beperkingen !
Î
het kan niet worden ingeroepen bij
folteringen, oorlogsmisdaden, genocide en
misdaden tegen de mensheid
3. Wettelijk voorschrift (art. 70)
= als het feit door de overheid bevolen is, dan is er geen
misdrijf. Het gaat dus in principe om een conflict tussen 2
regels (van de overheid en van de wet). De ene laat de
handeling toe en de andere niet.
Î het wettelijk voorschrift of het hoger
bevel geldt niet voor genocide,
oorlogsmisdaden en misdaden tegen de
mensheid !
1) Expliciet wettelijk voorschrift
Î dit gaat over uitzonderingen die in de wet vermeld staan. bv. een man
die op heterdaad wordt betrapt kan geen beroep doen op
wederrechtelijke vrijheidsberoving. Dit wordt gerechtvaardigd door de
voorlopige hechteniswet. Schending van het beroepsgeheim is in
principe strafbaar, behalve in 2 uitzonderingen :
1) getuigenis voor parlementaire onderzoekscommissie
2)
geneesheren moeten soms meldingen doen bij noodzaak
48
2) Impliciet wettelijk voorschrift
Î dit gaat over uitzonderingen die niet in de wet vermeld staat. Het
wettelijk voorschrift is hier impliciet. Het wordt toegepast in de
volgende situaties :
° Ouderlijk kastijdingsrecht of iusta fustigatio
Î lichte slagen (oorveeg) gepleegd door de ouders kunnen
worden gerechtvaardigd. Het gaat hier eigenlijk om
schending van art. 398 (opzettelijke slagen), maar ouders
zijn ook verplicht tot bewaking en opvoeding.
Ö
° Heelkundige ingrepen
Î
Burgerlijk Wetboek
een chirurg die een operatie uitvoert pleegt eigenlijk inbreuk op
art. 398 : opzettelijke slagen en verwondingen aan de patiënt.
Maar geneesheren krijgen de toelating om de fysieke integriteit
van de patiënten aan te tasten. Dit kan wel enkel op 2
voorwaarden :
1) toestemming van de patiënt
2) preventief of curatief doel -> nooit experimenteel !
Ö
Wet Uitoefening Geneeskunst
° sportactiviteiten
Î dit geldt bij bepaalde sporten (boksen) en is gebonden aan enkele
voorwaarden :
- toestemming van het slachtoffer
- de spelregels moeten worden gevolgd
Een bokser die een oor afbijt tijdens de match is dus strafbaar.
Ö Burgerlijk Wetboek, wettigheid van sportmanifestaties
49
° Oorlogsdaden
Î sommige omstandigheden die normaal strafbaar zijn, zijn in het kader
van een gewapend conflict niet strafbaar : het nemen van
krijgsgevangenen, vernielen van militaire installaties, het toebrengen
van lichamelijke letsels, doodslag en moord.
Ö het internationaal oorlogs en humanitair recht
Î
Nüremberg Clausule
4. Hoger bevel (art. 70)
Ö
wie een misdrijf pleegt op hoger bevel van de overheid, is niet
strafbaar. De beul is niet strafbaar. De gerechtsdeurwaarder die in
een woning overspel komt vaststellen is niet strafbaar voor
woonstschennis. De boer die een afsluiting kapot rijdt voor de
hulpdiensten is niet strafbaar voor vernieling van afsluitingen. De
telecommunicatiedienst die een GSM aftapt voor de politie is niet
strafbaar voor het afluisteren van privé communicaties.
Ö voorwaarden om te kunnen spreken van hoger bevel
(1) het bevel moet rechtmatig zijn
Ö
als een politieman een huiszoeking uitvoert met een huiszoekingsbevel
dat achteraf nietig blijkt te zijn, dan kan dit niet gerechtvaardigd
worden.
Î
Als een bevel op het 1e zicht rechtmatig lijkt en
achteraf onrechtmatig blijkt te zijn, dan gaat het om
een schijnbaar rechtmatig bevel. Dit is niet
gerechtvaardigd door art. 70, maar door art. 152 &
260.
(2) het moet uitgaan van de Belgische wettelijke overheid
50
Onrechtmatig hoger bevel -> zeer belangrijk !
Ö
als een ondergeschikte een misdrijf pleegt in uitvoering van een
onrechtmatig hoger bevel, dan blijft hij vrij van straf als hij kan
bewijzen dat hij heeft gehandeld op bevel van zijn meerderen.
Als hiërarchisch ondergeschikte moest hij gehoorzamen aan zijn
meerderen. De meerdere, die het bevel heeft gegeven, zal dan
worden gestraft ! -> art. 152 en 260
Î
het is geen rechtvaardigingsgrond,
maar het is wel een verschoningsgrond
Voorwaarden
¾
het bevel moet uitgaan van een wettige overheid
¾
er moet een hiërarchische relatie bestaan
¾
de ondergeschikte is gehoorzaamheid verschuldigd aan zijn overste
¾
onder invloed van dwang
¾
een toestand van onoverwinnelijke dwaling
¾
het bevel mag niet manifest onwettig zijn
Î
niet in de wet, door de rechtspraak !
als een bevel duidelijk (manifest) onwettig
is, dan heeft de ondergeschikte niet alleen
het recht, maar ook de plicht om de
uitvoering van dit manifest onwettig bevel
te weigeren !
BOM
Î magistraten die een machtiging geven en burgerinfiltranten die helpen
bij de opdracht worden eveneens vrijgesteld van straf.
51
5. toestemming van het slachtoffer = geen rechtvaardigingsgrond !
Î
soms is een misdrijf niet strafbaar omdat het
slachtoffer er toestemming voor gegeven heeft. Zoals
bv. bij een gynaecologische ingreep (aanranding der
eerbaarheid) of heelkundige ingrepen (opzettelijke
slagen en verwondingen). Deze toestemming zou het
misdrijf rechtvaardigen. -> volenti non fit iniuria
<< als de persoon toestemt, doet men hem geen onrecht>>
1) rechtsgoederen waarover men vrij kan beschikken
= de eigendom, de seksualiteit vanaf 16 jaar. De toestemming van het slachtoffer
zorgt er hier voor dat er geen misdrijf is. Een meisje van 16 jaar die een
gynaecoloog bezoekt kan geen beroep doen op ‘aanranding van de eerbaarheid’
omdat ze instemt met het onderzoek. ! Opgelet ! : -> zeer belangrijk !
1. aanranding van de eerbaarheid -> altijd strafbaar onder de 16 jaar (art. 372)
2. verkrachting = penetratie -> altijd strafbaar onder de 14 jaar (art. 375)
2) rechtsgoederen waarover men niet vrij kan beschikken
= het leven, de fysieke integriteit, de seksualiteit onder de 16 jaar. Het misdrijf is
dan voltrokken ongeacht de toestemming van het slachtoffer.
° Aantasting van de fysieke integriteit (verminking & tatoeages) (art. 398)
Î wie een tatoeage of een piercing
aanbrengt is in principe strafbaar voor
slagen en verwondingen.
° euthanasie en genitale verminking en SM
52
Zaak Laskey, Jaggard en Brown vs. Verenigd Koninkrijk
= ze werden veroordeeld voor SM-praktijken. Ze hadden fysieke letsels
toegebracht (verminking van geslachtsdelen en zweepslagen). Het slachtoffer kon
de agressie altijd stop zetten en het enige doel was seksueel plezier. Ze werden
toch veroordeeld omdat de beschikking over het eigen lichaam niet onbeperkt is.
De beklaagden gingen naar Straatsburg omdat ze vonden dat de wetgeving in strijd
was met art. 8 EVRM.
Ö het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stelde echter geen schending vast !
53
verschoningsgronden (blz. 239)
-> dit zijn wettelijk bepaalde verzachtende omstandigheden.
-> ze hebben betrekking op de straf
-> ze hebben geen betrekking op het misdrijf of de schuld van de dader
-> ze zijn verplicht
-> ze zijn specifiek
-> ze zijn limitatief in de wet opgesomd
° de uitlokking of provocatie (art. 411)
Ö
dit is een strafverminderende verschoningsgrond bij
doodslag en slagen & verwonding. Ze zijn verschoonbaar
als ze onmiddellijk worden uitgelokt door zware
gewelddaden. Deze verschoning is dus specifiek.
Î
een lichte kaakslag in het openbaar
is verschoonbaar omwille van het
beledigend karakter.
° aangifte van misdrijven aan overheid
-> zowel strafvermindering als strafuitsluiting
Ö dit is bedoeld om mededaders en medeplichtigen te doen bekennen. Ze
krijgen dan een beloning voor hun medewerking. Het zijn dus
kroongetuigen, ze worden zelf ook verdacht van het misdrijf. Hun
medewerking bestaat uit infoverstrekking. Soms krijgen ze zelfs een
financiële vergoeding en een nieuwe identiteit om represailles te
vermijden. = spijtoptanten
Ö de figuur van de kroongetuige bestaat voorlopig nog niet in het Belgisch positief recht.
54
° onderwerping aan overheid
= hier gaat het over misdrijven die zich situeren in de sfeer van
de verstoring van de openbare orde en veiligheid. Personen die
zich vrijwillig aan de overheid onderwerpen krijgen een
strafuitsluitende verschoningsgrond. Het gaat over leden van
bendes tegen de veiligheid van de staat (art. 134) en
samenscholing (art. 273). Dit geldt niet voor bendeleiders!
° het onrechtmatig hoger bevel -> art. 152 en 260
° sommige gevallen van bloed en aanverwantschap
1) bepaalde vermogensdelicten tussen familieleden
2) bepaalde gevallen van strafbare hulp aan familieleden
Het gaat hier om een strafuitsluitende verschoningsgrond.
° herstel van schade
Ö
als het misdrijf voltooid is, kan er geen spontane terugtred meer
optreden. De dader kan dan de bestraffing niet meer ontlopen. Het kan
wel zijn dat hij daarna tot inkeer komt en besluit om de schade te
vergoeden en herstellen.
Î Hij kan dan een strafverminderende
verschoningsgrond krijgen. We spreken
hier van het actief berouw.
° decumul
Î De rechter moet kiezen tussen wie de zwaarste fout heeft gepleegd :
de rechtspersoon of de natuurlijke persoon. Degene die de lichtste fout
heeft gepleegd wordt dus niet gestraft. Deze niet-bestraffing is een
strafuitsluitende verschoningsgrond.
55
Verzachtende Omstandigheden (blz. 248)
¾
een strafvermindering
¾
een lagere straf dan de wettelijk bepaalde minimumstraf
¾
ze betreffen enkel de straf
¾
ze zijn discretionair -> ze zijn niet wettelijk bepaald
¾
ze zijn facultatief
¾
ze zijn persoonlijk -> ze slaan op de persoon van de dader
¾
afgeschaft in de Code Pénal in 1810 , terug ingevoerd in 1867
Î
het is een automatisme geworden in ons strafrecht. De
verzachtende omstandigheden vormen de rechtsfiguur bij
uitstek ! Er zijn talrijke voorbeelden :
1) de dader heeft de schade onmiddellijk hersteld
2) de jeugdige leeftijd van de dader
3) de dader toont berouw
4) de dader heeft een blanco strafblad
Ratio Legis
Î ze liggen in het verlengde van de schulduitsluitingsgronden. Waar
schulduitsluitingsgronden de schuld uitsluiten en de vrijspraak door de
rechter met zich meebrengen, hebben verzachtende omstandigheden
vaak te maken met een vermindering van de schuld wat in een lagere
straf wordt uitgedrukt.
56
Verzwarende Omstandigheden (blz. 249)
¾
een strafverzwaring
¾
een straf die het wettelijke maximum overtreft
¾
limitatief in de wet opgesomd
¾
ze zijn verplicht
1) verzwarende omstandigheden die een misdrijf uitmaken
Ö we zouden ‘roofmoord’ eigenlijk kunnen opsplitsen in 2
misdrijven : diefstal en doodslag. Maar de doodslag wordt
gezien als een verzwarende omstandigheid van de diefstal. De
feiten worden dan tot 1 geheel versmolten en worden dan
gekwalificeerd als roofmoord.
Î
Er is dan geen splitsing meer mogelijk !
2) verzwarende omstandigheden die op zichzelf geen misdrijf vormen
Î de familiale relatie tussen dader en slachtoffer bij
oudermoord. Enkel moord is een misdrijf. Bij
loondiefstal is ook enkel diefstal een misdrijf, de
relatie tussen werkgever en werknemer is geen
misdrijf op zich.
1) subjectieve verzwarende omstandigheden -> in personam
Î
de hoedanigheid van werknemer bij loondiefstal, de hoedanigheid
van politie of rechter bij corruptie, het bloedverwantschap bij
oudermoord. Zij kleven aan de persoon van de dader en gelden
niet voor mededaders en medeplichtigen.
57
2) objectieve verzwarende omstandigheden -> in rem
Î
dit kan gaan over de omstandigheden van het misdrijf (bij
nacht) of over de gebruikte middelen (valse sleutels) of over
de gevolgen van het misdrijf (de dood als gevolg). Deze
gelden voor alle personen die hebben deelgenomen aan het
misdrijf.
De zaak Goktepe -> zeer belangrijk !!!
Ö
bij objectieve verzwarende omstandigheden krijgen de deelnemers van
het misdrijf ook verzwarende omstandigheden, ook al hadden zij dit niet
voorzien of niet gewild. <-> de subjectieve verzwarende omstandigheden
zijn persoonlijk, ze hebben geen weerslag op de mededaders &
medeplichtigen. Dit kwam echter onder druk te staan door het arrest in
de zaak Goktepe !
1) theorie van de zelfstandige deelneming -> alle deelnemers plegen een afzonderlijk misdrijf
2) theorie van de onzelfstandige deelneming -> alle deelnemers plegen eenzelfde misdrijf
Ö in België volgt men de theorie van de onzelfstandige deelneming waarbij
beide deelnemers schuldig geacht worden aan hetzelfde strafbare feit.
Men spreekt men van relatief onzelfstandige deelneming omdat het
enkel geldt voor de objectieve en niet voor de subjectieve verzwarende
omstandigheden.
Î
doodslag om diefstal te vergemakkelijken :
de doodslag gepleegd door 1 van de
deelnemers wordt aan alle mededaders en
medeplichtigen toegerekend.
58
Het arrest Goktepe
Het was een zaak over diefstal met dodelijk geweld.
Er waren verschillende daders bij berokken.
Het was duidelijk welke dader de dodelijke verwondingen had toegebracht.
De rechter weigerde om aan de jury afzonderlijke vragen te stellen over de schuld van de andere
daders.
Volgens de theorie van de onzelfstandige deelneming hoefde dit ook niet !
Ö
het Hof van Assisen weigert individuele vragen te stellen over de
verzwarende omstandigheden en de jury kan zich hierover slechts ten
opzichte van alle beschuldigden uitspreken, zonder de
strafrechtelijke verantwoordelijkheid van elke van hen individueel te
bepalen
Î
het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens heeft geoordeeld dat dit een schending
is van art. 6 EVRM. Een individualisering van de
straf is niet voldoende, ook de vragen moeten
geïndividualiseerd kunnen worden.
Î schending van het recht op een
eerlijk proces -> ze laat niet toe
om elke dader afzonderlijk zijn
aandeel in het misdrijf aan te
tonen
59
De strafrechtelijke verantwoordelijkheid (blz. 254)
¾
niet uitdrukkelijk in de wet geregeld
¾
nullum crimen sine culpa
¾
de objectieve aansprakelijkheid wordt in het strafrecht afgewezen
Î een louter materiële gedraging waardoor
de strafwet wordt overtreden, maar
waarbij de dader geen schuld treft, kan
¾
schulduitsluitingsgronden
Î
niet tot bestraffing leiden.
dit zijn dwang en dwaling. Dwaling betekent dat de dader niet
wist dat hij een misdrijf pleegde. Dwang betekent dat hij tot
het plegen van het misdrijf werd gedwongen. Dwang en dwaling
sluiten opzet en onachtzaamheid uit. Moreel element
en schulduitsluitingsgronden staan dicht bij elkaar.
Dwang = overmacht !
Rechtspersonen
Vroeger konden rechtspersonen in België niet strafrechtelijk vervolgd worden.
Ze werden gesanctioneerd via civielrechtelijke of administratieve sancties.
Uitgangspunt -> rechtspersonen kunnen geen misdrijven plegen.
Nu -> een algemene assimilatie van natuurlijke personen & rechtspersonen (1999)
Î de verantwoordelijkheid wordt beperkt tot misdrijven die een verband
hebben met de activiteiten van de rechtspersoon. Volgens art. 5 is
een rechtspersoon verantwoordelijk voor :
1. misdrijven m.b.t. de verwezenlijking van zijn doel of waarneming van zijn belangen
2. misdrijven die voor zijn rekening werden gepleegd
60
Schuld en objectieve aansprakelijkheid
° burgerlijk aansprakelijkheidsrecht
Ö
de fout is nog steeds het criterium voor de beoordeling
van de verantwoordelijkheid van de persoon die aan een
ander schade heeft berokkend.
° men kan op vele vlakken een verschuiving vaststellen naar de objectieve aansprakelijkheidsleer
dit is de foutloze aansprakelijkheid. Het is niet langer de
Ö
fout van de persoon die de schade heeft berokkend, maar
het risico dat met zijn gedraging gepaard ging wordt het
criterium voor de aansprakelijkheid. De
hoofdbekommernis is ervoor te zorgen dat het
slachtoffer wordt vergoed.
° in het strafrecht wordt objectieve aansprakelijkheid afgewezen
° strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor louter materiële feiten
Ö
niet verenigbaar met het beginsel nullum crimen sine culpa
Î
dit zou betekenen dat gedragingen zouden kunnen worden
gestraft los van de schuld van de dader. Ook louter toeval
zou tot strafrechtelijke verantwoordelijkheid kunnen
leiden !
Ö
men vindt in het strafrecht toch regels die als toepassingen van de objectieve
aansprakelijkheid worden beschouwd : 1) de equivalentieleer
= deze leer wordt toegepast t.a.v. gevolgdelicten.
Op grond van deze leer kunnen personen
verantwoordelijk worden gesteld voor niet
gewilde gevolgen van hun gedragingen.
61
2) de theorie van de accessoriteit
= bij strafbare deelneming worden de objectieve verzwarende
omstandigheden op rekening van alle deelnemers aan het misdrijf
geschreven, ook al hadden zij deze omstandigheden niet gewild.
3) de culpa in causa leer -> misdrijven veroorzaakt in een toestand van dronkenschap
= Personen die een misdrijf plegen onder invloed van alcohol
of drugs, kunnen slechts in uitzonderlijke omstandigheden
dwang als schulduitsluitingsgrond aanvoeren. Er is sprake
van dwang als de dader in dergelijke toestand werd
gebracht buiten zijn wil zoals bij een chronische
ziektetoestand. Als hij heel bewust drugs of alcohol tot zich
nam, is dit een voorafgaandelijke fout en kan hij geen
beroep doen op een schulduitsluitingsgrond.
Schuld en vermoeden van onschuld
° nullum crimen sine culpa <-> het vermoeden van onschuld -> procedurele tegenhanger
Î
het bewijs van schuld moet worden geleverd door
de vervolgende partij. Het Openbaar Ministerie
moet dus zowel het materieel als het moreel
element van het misdrijf bewijzen.
° een afwijking van deze regel => omkering van de bewijslast -> art. 43 quater
Î in bepaalde gevallen van georganiseerde criminaliteit. Criminelen slagen
er dikwijls in om de vermogensvoordelen die voortkomen uit het
misdrijf te verbergen. Het is voor het Openbaar Ministerie dan
onmogelijk hiervan bewijs te leveren. -> bewijslast bij de betrokkene
62
° de had moeten weten test / het potentiële weten
Ö het is soms moeilijk voor het Openbaar Ministerie om positief
bewijs te leveren dat de beklaagde bewust een bepaalde
gedraging heeft gesteld. Bij sommige misdrijven geldt het
criterium dat de dader moest weten of had moeten weten.
Î
het misdrijf belaging of stalking is
voltrokken wanneer de belager wist of had
moeten weten dat hij door zijn gedrag de
rust van de beklaagde ernstig zou
verstoren.
° witwassen
° subsidiefraude
° hormonenmisdrijven
Schuld en causaliteit
° morele causaliteit
Î de causaliteit voor de daad, wat heeft de dader ertoe gebracht om
deze daad te plegen. Wat heeft er zich in de dader afgespeeld?
° materiële causaliteit
Î de causaliteit na de daad. Wat doet er zich voor buiten de dader?
Stel : een vrouw gooit een glas naar haar man en die valt bewusteloos neer.
Ze belt de ambulance en hij wordt naar het ziekenhuis gevoerd.
De ambulance wordt op weg naar het ziekenhuis aangereden.
De wagen rijdt in het water en de man sterft door verdrinking.
Heeft de vrouw de dood van haar man veroorzaakt ?
Î
hoe maakt men het onderscheid tussen een
antecedent (een feit die vroeger gebeurd is) en
een werkelijke oorzaak ?
63
1. Gevolg = een constitutief element
Î de causaliteitsvraag is essentieel om uit te maken of men
al dan niet met een misdrijf te doen heeft.
2. Gevolg = een verzwarende omstandigheid
Î de causaliteitsvraag is essentieel voor de eventuele strafverzwaring
Oplossing in de rechtspraak
1) equivalentieleer
¾
houdt rekening met alle antecedenten
¾
alle antecedenten van een gevolg zijn gelijkwaardig als oorzaak
¾
men bekijkt het hele proces als een keten
Î Zou het gevolg zich hebben voorgedaan als de
gedraging niet had plaatsgevonden ?
Dus =
° de vrouw gooit geen glas naar het hoofd van haar man
° de man is niet bewusteloos
Causaal verband
° er moet geen ambulance gebeld worden
° de ambulance heeft geen aanrijding
° de man verdrinkt niet !
Stel
Jan heeft een speldenprik aan Piet.
Piet lijdt aan hemofilie, maar Jan wist dit niet.
er is een causaal verband tussen de
speldenprik en de dood van Piet !
Piet overlijdt.
¾
in de praktijk wordt vooral de equivalentieleer toegepast
64
¾
succes -> de gelijkschakeling van de strafrechtelijke en de burgerlijke fout
¾
een slachtoffervriendelijke leer
¾
kritiek uit de rechtsleer :
•
onbillijke resultaten
•
onverenigbaar met het beginsel van nullum crimen sine culpa
Î
volgens de equivalentieleer worden ook de
niet-gewilde gevolgen van een gedraging
aan het opzet van de dader toegerekend.
2) adequatieleer
¾
houdt slechts rekening met bepaalde antecedenten
¾
er wordt enkel rekening gehouden met de gevolgen die waren voorzien
¾
er wordt een selectie tussen de antecedenten doorgevoerd
Î
Kon de daad normalerwijze tot het
resultaat leiden ?
Stel
Jan heeft een speldenprik aan Piet. Piet lijdt aan hemofilie, maar Jan weet dit niet.
Piet overlijdt.
Jan wist niet dat Piet hemofilie had dus hij had niet voorzien dat Piet zou overlijden. Hij kan niet
aansprakelijk worden gesteld !
¾
er zijn verschillende zaken die de keten van oorzaken kunnen verbreken =
1. toevallige predispositie van het slachtoffer (zoals bij Jan & Piet)
2. het toeval
3. de fout van een derde (aanrijding van de ziekenwagen)
65
Strafrechtelijke schuld en aquiliaanse fout
Ö als een slachtoffer schade heeft ondervonden van een misdrijf,
dan heeft dat slachtoffer recht op een schadevergoeding op
grond van art. 1382 uit het Burgerlijk Wetboek. Het misdrijf
maakt dan een fout uit die recht geeft op de schadevergoeding.
Î om van foutaansprakelijkheid te kunnen spreken
moeten er 3 voorwaarden voldaan zijn :
1.
iemand moet een onopzettelijke fout begaan hebben
2.
er moet schade ontstaan zijn
3.
die schade moet in oorzakelijk verband staan met de fout
1) Aquiliaanse aansprakelijkheid
Î elke schadeveroorzakende fout wordt gesanctioneerd
Î toepassingsdrempel = culpa levissima -> de lichtste fout
Culpa-levissima drempel
2) strafrechtelijke aansprakelijkheid
Î de fout die een uitdrukkelijk als strafbaar omschreven gedraging is
Î toepassingsdrempel = culpa levissima -> de lichtste fout
¾
gelijkschakeling van de strafrechtelijke en aquiliaanse fout
¾
de strafvordering primeert op de burgerlijke vordering
Î de beslissing van de strafrechter bepaalt of het slachtoffer aanspraak
zal kunnen maken op een schadevergoeding of niet en hoeveel deze
schadevergoeding zal bedragen. Er wordt een eenvoudig foutcriterium
toegepast met als toepassingsdrempel de culpa levissima.
66
Voordeel
Î eenvoud = de strafrechter doet in éénzelfde beslissing uitspraak over de
strafrechtelijkeen de burgerlijke kant van de zaak.
Nadeel
Î gelet op het subsidiariteitsbeginsel zou het strafrecht enkel de zware
fout (culpa lata) en niet de lichtste fout (culpa levissima) mogen
bestraffen.
Ö le criminel tient le civil en état
Het moreel element van het misdrijf
Schuld
1) opzet -> dolus
2) onachtzaamheid -> culpa
3) schuld door wetsinbreuk
Ö
is er geen opzet, dan is er geen misdrijf !
Opzet
De doelgerichte wil de gedraging te stellen die de wet verbiedt.
¾
2 elementen =
1. kenniselement = ‘wetens’ -> hij weet dat hij de strafwet overtreedt
2. wilselement = ‘willens’ -> hij wil de strafwet overtreden
¾
kwaadwillige opzet (dolus malus) is niet vereist
¾
de opzet is niet gelijk aan het motief of de beweegreden
Î
dit is de verder bedoeling van de dader, de redenen die
hem tot het misdrijf hebben geleid. De wet houdt geen
rekening met het motief, wel met de opzet. De
altruïstische motieven van een moderne Robin Hood
maken geen verschil uit bij diefstal. Euthanasie blijft
moord, ook al helpen ze de persoon in kwestie.
67
Graden van opzet
1) algemeen opzet -> dolus generalis
Î dat de dader wetens (hij weet dat hij de wet overtreedt) en willens (hij
wil de wet overtreden) gehandeld heeft, volstaat dat hij strafbaar is.
Er is hier geen kwaadwillige opzet vereist.
2) bijzonder opzet -> dolus specialis
Î de wet vereist dat de dader bij het plegen van een misdrijf kwaadwillig
handelde of met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden. Het
algemeen opzet de verboden gedraging te stellen, geldt hier niet, de
dader moet een kwade bedoeling gehad hebben.
° diefstal -> opzettelijk iets wegnemen
° laster en eerroof -> iemand kwaadwillig belachelijk maken
Î
wie een andere persoon in het
belachelijke trekt om hem eens te
plagen kan niet strafbaar worden
gesteld
° valsheid in geschriften
Î
wie voor de grap een geschrift
namaakt kan ook niet strafbaar
worden gesteld
3) gans bijzonder opzet
Î de dader moet bij het plegen van een misdrijf een bepaalde
beweegreden hebben. Bij gijzeling is het doel het slachtoffer borg te
laten staan. Terrorisme onderscheid zich van moord omdat het de
bedoeling is de bevolking of de overheid schrik aan te jagen.
68
Modaliteiten van opzet
1) rechtstreeks opzet
¾
de dader wil zowel de gedraging als haar gevolgen
Î een huurmoordenaar die een bekend politicus vermoordt, handelt met
een bepaald opzet : hij wil een bepaalde persoon doden. Hij voert dit
voornemen uit. Er is een onbepaald opzet als een terrorist een bom in
een bus steekt en hij weet niet welke personen op die bus zitten.
2) onrechtstreeks opzet (potentieel willen)
¾
een opzetvorm die kan worden toegepast bij gevolgdelicten :
Î misdrijven waarbij een bepaald
gevolg wordt strafbaar gesteld
¾
1.
als constitutief element
2.
als verzwarende omstandigheid
eventueel opzet / kansopzet / dolus eventualis
Een gevangene wil ontsnappen uit de gevangenis.
Bij een ontsnappingspoging blaast hij een muur op met springstof.
Er komt hierbij een gevangenisbewaker om het leven.
Opzet van de gevangene
Î de gevangenismuur opblazen om uit de gevangenis te geraken, niet de
dood van de gevangenisbewaker
Maar -> hij heeft het risico genomen dat iemand zou gekwetst raken of sterven bij zijn poging
Î dit is het bewust nemen van een
risico waarbij men deze gevolgen
eigenlijk niet wilt
69
Voorbeeld
Het toebrengen van slagen en verwondingen zonder het oogmerk te doden maar met de dood als
gevolg -> art. 401
° onbepaald opzet -> de dader wil rechtstreeks de gevolgen van zijn misdrijf
° onrechtstreeks -> opzet -> de dader wil de gevolgen van zijn misdrijf niet rechtstreeks
3) de had moeten weten test / het potentiële weten
Ö
het is soms moeilijk voor het Openbaar Ministerie om positief bewijs
te leveren dat de beklaagde bewust een bepaalde gedraging heeft
gesteld. Bij sommige misdrijven geldt het criterium dat de dader
moest weten of had moeten weten.
Î
het misdrijf belaging of stalking is voltrokken
wanneer de belager wist of had moeten weten dat
hij door zijn gedrag de rust van de beklaagde
ernstig zou verstoren.
° witwassen
° subsidiefraude
° hormonenmisdrijven
Onachtzaamheid
¾
fout, culpa, schuld
¾
gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid = de fout -> foutcriterium
¾
de dader heeft niet de bedoeling de strafwet te overtreden
¾
niet hetzelfde als nalatigheid
Î
nalatigheid verwijst naar het materieel element van
een misdrijf, onachtzaamheid verwijst naar het
moreel element van een misdrijf !
70
¾
de meeste hebben betrekking op het leven of de fysieke integriteit
° het veroorzaken van de dood of lichamelijk letsel door onachtzaamheid -> art. 418-422
° het veroorzaken van brand uit onachtzaamheid -> art. 519
a) culpa lata of culpa levissima
Î men past dezelfde foutdrempel toe als in het burgerlijk
aansprakelijkheidsrecht : de lichtste fout volstaat om strafrechtelijke
verantwoordelijkheid en burgerlijke aansprakelijkheid op te leveren.
b) subjectief of objectief foutcriterium
Î er wordt een objectief criterium gehanteerd : om uit te maken of de
dader een fout maakt, wordt hetzelfde criterium toegepast als in het
burgerlijk aansprakelijkheidsrecht. Men vertrekt van de culpa levissima
in abstracto.
Î
er wordt niet uitgegaan van de persoonlijke
situatie van de persoon op het moment dat hij
de feiten pleegt, maar van de gemiddelde
redelijke en voouitziende persoon.
Onachtzaamheidsmisdrijven en rechtspersonen
Î
wanneer de rechtspersoon een misdrijf
veroorzaakt door een gebrekkige interne
organisatie zoals onvoldoende
CUMUL -> opzettelijk
veiligheidsmaatregelen
1. de rechtspersoon wordt vervolgd
2. de natuurlijke persoon die heeft opgetreden in naam van de rechtspersoon wordt vervolgd
DECUMUL -> niet opzettelijk -> degene die de zwaarste fout heeft begaan wordt vervolgd
71
Schulduitsluitingsgronden (blz. 292)
Î
omstandigheden die ervoor zorgen
dat het misdrijf niet aan de dader
kan verweten worden.
1. dwang of overmacht -> art. 71
2. dwaling of onwetendheid -> niet uitdrukkelijk bepaald in de strafwet
1) dwang of overmacht
¾
wilselement (willens)
¾
onderscheid met dwaling -> slaat op het kenniselement (wetens)
1. fysieke dwang
Ö een motorrijder wordt overvallen door een zwerm bijen. Hierdoor
veroorzaakt hij een verkeersongeval met gekwetsten. Hij kan hier fysieke
dwang aanvoeren.
Î
hij werd overvallen door een
onweerstaanbare fysieke kracht die heeft
geleid tot het misdrijf.
2. morele dwang
Ö
men gaat niet naar het stembureau om te stemmen. Men vervult zijn
kiesplicht niet (misdrijf). Maar dit komt door overmacht : er is een
overstroming (men wordt bedreigd met een ernstig kwaad). Dit kwaad (de
overstroming) kan dus enkel worden vermeden door een misdrijf te
plegen (niet vervullen van de kiesplicht).
Toepassingsvoorwaarden
(1) de dwang moet onweerstaanbaar zijn
Î men had niet meer de mogelijkheid om het
misdrijf te omzeilen. Men kon niet anders dan het
misdrijf plegen.
72
(2) de wil van de dader moet volledig uitgeschakeld zijn
dit is het verschil tussen dwang en noodtoestand. Bij
Ö
noodtoestand is er een bewuste keuze van de dader
aanwezig. Er wordt bij noodtoestand bewust voorrang
gegeven aan een hoger rechtsgoed.
(3) de dwang mag niet aan de dader te wijten zijn -> afwezigheid van een voorafgaandelijke fout
Ö
een zeeman wordt aangehouden wegens openbare dronkenschap.
Hij kan zich hierdoor niet tijdig naar zijn schip begeven. Hij
wordt daarna vervolgd voor desertie (weglopen uit de
krijgsdienst). Hij kan dan geen beroep doen op dwang of
overmacht.
Î
er is een voorafgaandelijke fout
aanwezig (een culpa in causa) : zijn
dronkenschap.
Bijzondere gevallen
(a) dwang en onachtzaamheidsmisdrijven
Ö
een autobestuurder krijgt een motordefect. Hij
veroorzaakt daardoor een ongeval. Een fietser wordt
gekwetst.
Er is geen gebrek aan voorzorg of onachtzaamheid.
Er is dan geen voorafgaandelijke fout.
Hij kan dan beroep doen op fysieke dwang.
Dit is een schulduitsluitingsgrond.
73
b) dwang en alcohol of drugintoxicatie
Ö
een man zit urenlang op café pintjes te drinken. Daarna
stapt hij in zijn auto en op de terugweg naar huis komt hij
een ongeval tegen waarbij hij een fietser omverrijdt.
De man verkeert in een toestand van alcohol of drugsintoxicatie.
Hij heeft de alcohol bewust tot zich genomen.
Hij heeft dus een voorafgaandelijke fout gemaakt.
Hij kan dan geen beroep doen op dwang als schulduitsluitingsgrond.
Ö een man lijdt aan een chronische ziekte en moet
daarvoor medicatie nemen (drugs). Als hij in de auto
zit rijdt hij een fietser omver.
De man verkeert in een toestand van alcohol of drugsintoxicatie.
Hij heeft de medicatie buiten zijn wil tot zich genomen.
Hij heeft geen voorafgaandelijke fout gemaakt.
Hij kan beroep doen op dwang als schulduitsluitingsgrond !
c) persoonlijke noodtoestand
Ö een persoon moet kiezen tussen :
1. het beschermen van het eigen belang
2. het plegen van een misdrijf
° de 2 drenkelingen aan de redplank
° de overlevenden van de scheepsramp en de koksjongen
° de brandende bioscoop en de verpletterde cinemabezoekers
74
2) dwaling of onwetendheid
¾
niet uitdrukkelijk in het Strafwetboek bepaald
¾
cognitief aspect <-> volitief aspect (dwang)
1. feitelijke dwaling -> de zaak Morgan
Ö Morgan had een aantal vrienden wijsgemaakt dat zijn echtgenote er
plezier in had om onder dwang te worden ‘genomen’. De vrienden
begaven zich in het gezelschap van Morgan, naar de echtgenote en
dachten dat haar tegenstribbelingen uitingen van genot waren.
Daarna werden ze veroordeeld voor verkrachting. Ze zeiden dat ze
hadden gedwaald (ze wisten niet dat ze een misdrijf pleegden). Ze
gingen ervan uit dat de vrouw toestemde.
Î
de dader is op de hoogte van de
strafbaarstelling : verkrachting, maar
meent dat dit niet van toepassing is op zijn
gedrag.
2. juridische dwaling - rechtsdwaling
Ö een persoon denkt dat een bepaalde wetsregel niet meer van toepassing is
(decriminalisering). Hij denkt dat de wetsregel in onbruik geraakt is. Maar
de rechtspraak heeft beslist dat de strafwet niet in onbruik kan raken.
Î
er was een tijdje een stilstand in de abortus.
Sommige geneesheren dachten dat de wetten
inzake abortus in onbruik waren geraakt. Zij
konden achteraf beroep doen op dwaling die
leidde tot een vrijspraak.
75
Toepassingsvoorwaarden
(1) de dwaling moet onoverwinnelijk zijn / niet-foutief
Ö
bij de dwang wordt een subjectief criterium gebruikt. Bij de
dwaling wordt een objectief criterium gebruikt. Een vrouw vergist
zich over het hoedrecht van haar kinderen na een echtscheiding. Ze
wil de kinderen niet afgeven op het gestelde tijdstip. De vrouw
heeft hierover juridisch advies ingewonnen en meent dat zij gelijk
heeft. Dit is dus ter goeder trouw.
Î het gaat om een dwaling die zou worden
begaan door elke gemiddelde burger die
zich in dezelfde positie bevindt
(2) de dwaling moet slaan op een constitutief element van het misdrijf
Bijzondere gevallen
a) dwaling en onachtzaamheidsmisdrijven
Ö
een apotheker heeft op voorschrift van de dokter een
bereiding klaargemaakt. De patiënt sterft als gevolg van
een abnormaal hoge hoeveelheid van een product. De
apotheker heeft hier een dwaling begaan. Hij kende de
bijzondere toestand van de patiënt niet. De geneesheer
had de nodige voorzorgen moeten nemen. De apotheker
gaat vrijuit.
76
b) dwaling en rechtvaardigingsgronden
1) putatieve noodweer
° een slachtoffer van een nachtelijke overval
° hij schiet op een ter hulp snellende politieman
° hij had de bedoeling om op de inbreker te schieten
° hij kan geen beroep doen op wettige verdediging
° eventueel wel op dwaling
2) putatieve noodtoestand
° een geneesheer wordt opgeroepen om een ingebeelde ziekte te komen verzorgen, voor de grap
° de dokter probeert om zo snel mogelijk bij de patiënt te zijn
° hij pleegt hierbij een verkeersovertreding
° hij kan hier geen beroep doen op noodtoestand
° eventueel wel op dwaling
3) putatief hoger bevel
Strafbare poging (blz. 310)
° een louter voornemen om een misdrijf te plegen is niet strafbaar
° dit is enkel een moreel element, er moet ook een materieel element aanwezig zijn
° iter criminis
Î de weg die wordt afgelegd tussen de conceptie en de uiteindelijke
voltooiing van het misdrijf. Er worden hier 3 stadia onderscheiden :
1) het voornemen -> niet strafbaar
2) het begin van uitvoering -> er is sprake van poging -> art. 51
3) voltooid misdrijf -> altijd strafbaar
77
De objectivistische of subjectivistische pogingsleer
Î
waar moet men de grens leggen
tussen de niet-strafbare
voorbereidingshandeling en de
1. objectivistische theorie
strafbare poging ?
Î de klemtoon ligt op de daad en de aantasting van het door de
strafbepaling beschermde rechtsgoed.
Er kan slechts van poging worden gesproken als het voornemen een
misdrijf te plegen zich heeft geuit in een uitwendige daad die een begin
van uitvoering van het misdrijf vormt. Louter voorbereidingsdaden
leveren geen poging op.
2. subjectivistische theorie
Î de klemtoon ligt op het inzicht van de dader en het gevaar dat hij
betekent voor de maatschappij.
Er wordt van poging gesproken als er een uitwendige daad is die geen
twijfels over de bedoelingen van de dader laat bestaan.
Î
men spreekt van poging in
een vroeger stadium van de
Stel
iter criminis !
Een man loopt een vrouw achterna op een verlaten landweg en randt haar aan met de bedoeling
haar te verkrachten. Hij grijpt haar vast en werpt haar op de grond.
Hij verscheurt haar kleren en hij raakt haar aan.
De vrouw kan vluchten.
Is de man schuldig aan poging tot verkrachting of is het enkel aanranding van de eerbaarheid ?
78
° objectivistische theorie
Î er is hoogstens sprake van aanranding. Er is geen sprake van poging tot
verkrachting. Er is strikt genomen geen begin van uitvoering geweest.
Er is geen penetratie geweest dus het is geen poging tot verkrachting.
° subjectivistische theorie
Î er is wel sprake van poging tot verkrachting : de dader heeft op
duidelijke wijze zijn voornemen laten kennen : hij wou haar
overduidelijk verkrachten.
Bestraffing
De subjectivistische theorie zegt dat een poging tot een misdrijf even zwaar moet worden
bestraft als een voltooid misdrijf. De poging toont de gevaarlijkheid aan van de delinquent.
De objectivistische theorie zegt dat een poging tot een misdrijf minder zwaar moet worden
bestraft dan een voltooid misdrijf. De schade die voortkomt uit een poging is minder ernstig dan
de schade die voortkomt uit een voltooid misdrijf.
Ö
bij ons heerst er een gemengde theorie, het is niet puur
objectivistisch. Het is voornamelijk objectivistisch met enkele
subjectivistische trekken. Er is sprake van strafbare poging als
er begin van uitvoering van het misdadig voornemen bestaat. De
poging wordt minder zwaar bestraft als het voltooid misdrijf.
Stel
3 mannen staan enkele uren voor een bankkantoor.
Ze zijn gewapend, ze zijn gemaskerd en ze zitten in een gestolen wagen.
Ze worden gearresteerd.
° objectivistisch -> er is geen begin van uitvoering
Ze werden schuldig bevonden aan poging tot diefstal met geweld. -> het was overduidelijk !!!
79
Constitutieve elementen van de strafbare poging
1. het moreel element -> het voornemen een welbepaald misdrijf te plegen
Ö
er wordt ’s nachts iemand in een huis aangetroffen. Er zijn
verschillende voornemens voorhanden :
1) een terrorist die de dochter wil ontvoeren
2) een dief
3) een vriend van de dochter des huizes
4) iemand die zijn trui was vergeten
Î
het voornemen is hier niet duidelijk. Er
is slechts sprake van poging als er
specifiek kan worden aangetoond dat
het gaat om een welbepaald misdrijf
(diefstal).
2. het materieel element -> een uitvoeringshandeling
3. het specifiek element -> staking of mislukking onafhankelijk van de wil van de dader
•
de onvoltooide poging
Ö
de dader wordt verhinderd het misdrijf te plegen omdat hij op het
laatste moment wordt overmeesterd door een derde of door het
slachtoffer. Dit is dus buiten de wil van de dader.
Î
een vrouw wil haar rivale vermoorden. Ze
staat klaar om de trekker over het halen.
Plots komt ze tot inzicht en heeft
medelijden met het slachtoffer. Ze doet
het pistool weg. Ze zal dan niet gestraft
worden !
80
•
de voltooide poging
Ö dit is het mislukt misdrijf. De dader bereikt zijn doel niet : door
bv. een technisch defect aan het wapen. Er is hier geen
spontane terugtred meer mogelijk. Door toevallige
omstandigheden is er geen misdrijf.
Error personae of persoonsverwisseling
° Jan wil Piet doden
° Jan vergist zich en doodt Geert die erg lijkt op Piet
° dit is een voltooid misdrijf
° Jan zal worden veroordeeld voor moord of doodslag op Geert
Aberratio Ictus -> de misslag
° Jan wil Piet doden
° Jan schiet per ongeluk naast Piet en treft Eric, een toevallige voorbijganger
° dit is een voltooid misdrijf
Wanneer is de poging niet strafbaar?
1) wanbedrijven en overtredingen
Î poging tot misdaad is altijd strafbaar (art. 51). Poging tot wanbedrijf en
tot overtreding is slechts strafbaar als dit uitdrukkelijk in de wet
bepaald is. Men moet dus steeds Boek II van het Strafwetboek
raadplegen.
2) spontane terugtred
Î de dader stopt net voor de voltooiing van het misdrijf. Dit is een
vrijwillig gestaakte poging. Men wordt dan niet gestraft. Dit werd
ingevoerd omdat men de dader wil aansporen tot op het laatste ogenblik
om zijn misdadig plan te stoppen. Er zijn 3 voorwaarden :
81
1) het moet spontaan zijn
Î
als de dader plotseling in paniek raakt (bv. omdat zijn
slachtoffer bewusteloos raakt) en daardoor op de vlucht
slaat, zal er geen sprake zijn van spontane terugtred.
2) het moet definitief zijn
Î
als je voor de bank staat met een pistool om een
bankoverval te plegen en je steekt het wapen eventjes
terug weg in je zak omdat de politie passeert om het
daarna terug uit te halen is er geen sprake van spontane
terugtred !
3) het moet zijn voordat het misdrijf is voltooid
Î de spontane terugtred kan enkel gebeuren voor het misdrijf. Daarna
kan de dader ook nog spijt hebben van zijn daden, maar dit noemen we
dan actief berouw. Dit heeft geen enkele invloed tenzij de wet er
uitdrukkelijk in voorziet (zoals in art. 490bis en art. 509).
82
Strafbare deelneming (blz. 328)
° art. 66 - 67
° mededader -> dezelfde straf als de dader -> art. 66
1)
de dader hebben aangezet tot het plegen van het misdrijf
2)
middelen hebben verschaft waarmee het misdrijf werd gepleegd
3)
advies of inlichtingen verstrekt
° medeplichtigen -> een lagere straf als de dader -> art. 69
¾
medeplichtig aan een misdaad -> onmiddellijk lagere straf -> art. 80 en 81
¾
medeplichtig aan een wanbedrijf
De accessoriteit van de strafbare deelneming
1. theorie van de zelfstandige deelneming -> elk een afzonderlijk misdrijf
2. theorie van de onzelfstandige deelneming / accessoriteit -> eenzelfde misdrijf
Ö in België volgt men de theorie van de onzelfstandige deelneming waarbij
beide deelnemers schuldig geacht worden aan hetzelfde strafbare feit.
Men spreekt men van relatief onzelfstandige deelneming omdat het
enkel geldt voor de objectieve en niet voor de subjectieve verzwarende
omstandigheden.
Î
doodslag om diefstal te vergemakkelijken :
de doodslag gepleegd door 1 van de
deelnemers wordt aan alle mededaders en
medeplichtigen toegerekend.
Ö de Zaak Goktepe !
Constitutieve elementen van de strafbare deelneming
83
(1) wilsovereenstemming
Î de deelnemer moet weten dat hij deelneemt aan een strafbaar feit. Een
student vraagt aan een vriend om hem te komen helpen bij een verhuis.
In werkelijkheid gaat het om een diefstal. De vriend is zich van geen
kwaad bewust en helpt mee aan de ‘verhuis’. Hij zal niet medeplichtig
zijn aan diefstal.
(2) er moet een misdrijf zijn waaraan wordt deelgenomen
a. een misdrijf
° zelfmoord is geen misdrijf, dus deelneming aan zelfmoord is niet strafbaar
° prostitutie is geen misdrijf, dus deelneming aan prostitutie is niet strafbaar
° er zijn rechtvaardigingsgronden -> alle deelnemers gaan vrijuit
° er zijn schulduitsluitingsgronden -> niet alle deelnemers gaan vrijuit
Î
een chauffeur krijgt een pistool in zijn nek en moet terroristen
voeren naar de plaats van het misdrijf. De chauffeur werkt dus
eigenlijk mee aan het misdrijf. Hij gaat vrijuit wegens dwang, hij
werd gedwongen door de terroristen. De andere zullen niet vrijuit
gaan !
b. een misdrijf dat daadwerkelijk wordt gepleegd
Î
persoon A, B en C spreken af om persoon D te vermoorden.
(= conspiracy) Persoon A komt tot inzicht en bedenkt zich.
Persoon A wil niet meer meewerken aan het misdrijf. A
trekt zich terug. Er is dan geen misdrijf dus persoon B en
C zijn dan geen deelnemers !
(3) een positieve deelnemingsdaad
84
Deel 5 : Sanctie
Straf
= een leed dat door de rechterlijke macht wordt opgelegd als sanctie voor een misdrijf.
1) het leedtoevoegend karakter
2) het stigmatiserend effect
Kenmerken van de strafrechtelijke sancties =
•
wettelijk -> enkel de wet kan een strafrechtelijke wet invoeren
•
rechterlijk -> kan enkel door de rechter worden opgelegd
•
persoonlijk & individueel -> niet aan derden & geen collectieve straffen
Î
er werd vroeger afgeleid uit het persoonlijk en individueel
karakter van de straffen dat rechtspersonen niet konden
worden gestraft. Sinds 1999 kunnen rechtspersonen ook
worden gesanctioneerd, ze worden geassimileerd met
Strafsancties en het EVRM
natuurlijke personen. Societas non puniri potest
Zaak Welch vs. VK
Ö
dit ging over het legaliteitsbeginsel. De Engelse wetgever had in de
Drugwet een confiscatiesanctie opgenomen die met terugwerkende kracht
kon worden toegepast. Volgens de rechter ging het om een maatregel, niet
om een straf.
Î
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
oordeelde dat dit in strijd was met het
legaliteitsbeginsel. De confiscatiesanctie moet als
een straf worden beschouwd ! Waarom ?
1) de maatregel wordt opgelegd na een strafrechtelijke veroordeling
2) het doel = repressief en niet preventief
85
Er zijn verschillende soorten niet-strafrechtelijke sancties :
Ö
° Minnelijke schikking
= geen straf, het is een sanctie zonder strafrechtelijke karakter die aan
een strafbaar feit verbonden is. Ze wordt opgelegd door de Procureur
des Konings. Ook de bemiddeling valt in deze categorie. (art. 216 Sv)
° Maatregelen
= dit is voor bepaalde categorieën personen zoals bv. minderjarigen en
geestesgestoorden. Ze worden door de rechter opgelegd maar hebben geen
strafrechtelijk karakter. Dit komt omdat ze niet repressief bedoeld zijn
(leedtoevoegend) maar ze hebben een opvoedend doel.
° Wettelijke ontzettingen
= ze hebben geen strafrechtelijk karakter omdat ze niet de
bestraffing tot doel hebben, maar de bescherming van de
maatschappij. bv. Wet Beroepsuitoefeningverbod. Ook sommige
verbeurdverklaringen.
° Schadevergoeding
= dit wordt opgelegd door de rechter. Het is geen strafrechtelijke straf
n.a.v. een aquiliaanse fout. Het doel is vergoeding van de schade. Het gaat
om een civielrechtelijke sanctie.
° Disciplinaire sancties
= opgelegd door een tuchtrechtelijk orgaan n.a.v. de overtreding van de
deontologische regels van bepaalde beroepen (ambtenaren) of
verenigingen (leden van sportclubs), zijn niet strafrechtelijk !
° administratieve sancties
= opgelegd door de overheid n.a.v. een wettelijke of bestuurlijke
regel. bv. fiscale boetes opgelegd door de Financiën en de sociale
straffen zoals uitsluiting uit de werklozensteun.
86
Indeling van de straffen
1) indeling van de straffen volgens praktisch oogpunt
° criminele straffen, correctionele straffen en politiestraffen
° hoofdstraffen en bijkomende straffen
Î hoofdstraffen kunnen apart worden opgelegd zoals vrijheidsstraffen
(opsluiting & gevangenisstraf), werkstraf en boete. Bijkomende
straffen kunnen enkel worden opgelegd met de hoofdstraf, niet
afzonderlijk zoals geldboete, bijzondere verbeurdverklaring, afzetting,
ontzetting en publicatie van vonnissen & arresten
° vervangende straffen
Î straffen die in de plaats komen van een andere straf zoals een
boetevervangende gevangenisstraf of een geldboete in plaats van een
werkstraf.
2) Indeling van de straffen volgens leed
° lijfstraffen
° vrijheidsstraffen & vrijheidsbeperkende straffen
° vernederende & patrimoniale straffen
° vrijetijdsstraffen
De doodstraf
= dit bestond tot in 1996 voor de zwaarste misdrijven zoals moord. België heeft
als 1 van de laatste landen in Europa de doodstraf afgeschaft. Vanaf 1867 met
de totstandkoming van het Strafwetboek, werd de doodstraf omgezet in
levenslange dwangarbeid. Uitzondering -> in 1917 werd tijdens WO I een
soldaat onthoofd voor verkrachting. Een guillotine en beul moesten worden
overgebracht uit Frankrijk.
Î
Zaak Ferfaille
87
Voordelen & nadelen
+ : principe van ‘oog om oog, tand om tand’, iemand het leven beroven voor moord
+ : de afschrikwekkende werking -> dit is echter nooit bewezen !
+ : ernstige misdadigers worden uitgeschakeld als bedreiging voor de maatschappij
- : ook gevangenisstraf kan deze functie vervullen -> bewerkstelliging van delinquenten
- : het intrinsiek inhumaan karakter
- : de doodstraf laat niet toe om gerechtelijke dwalingen te herstellen bij onschuld !
Vrijheidsstraffen
(a) gevangenisstraf = kan worden opgelegd voor overtredingen en wanbedrijven :
•
een politiegevangenisstraf -> 1 tot 7 dagen (art. 28)
•
een correctionele gevangenisstraf -> 8 dagen tot 5 jaar (art. 25)
•
gecorrectionaliseerde misdaad -> kan oplopen tot 10 jaar (art. 25)
(b) opsluiting = is voorbehouden voor misdaden en kan tijdelijk of levenslang zijn. (art. 9)
-> in Portugal is levenslange opsluiting verboden ! (<-> art. 3 EVRM)
(c) hechtenis = dit is een speciale straf voor politieke misdaden, kan tevens tijdelijk of
levenslang zijn. Dit komt in de praktijk niet voor!
Ö
! Let op ! -> Voorlopige hechtenis
Î
een maatregel die kan worden opgelegd in
het kader van een opsporingsonderzoek.
Dit kan door de onderzoeksrechter worden
opgelegd als er gevaar is voor de openbare
veiligheid.
88
Ter Beschikking stelling van de Regering
• ingevoerd door Wet Bescherming Maatschappij
• Doel -> maatschappij beschermen tegen gevaarlijke delinquenten
• bijkomende straf die wordt uitgevoerd na de gevangenisstraf
• minister van Justitie kan hierover beslissen
• oorspronkelijk bedoeld als een veiligheidsmaatregel
• uitgesproken door het vonnisgerecht (20 jaar of 5-10 jaar)
Ö Toepassingsgebied =
° recidivisten -> personen die zich in staat van wettelijke herhaling bevinden
° gewoontemisdadigers = personen die in 15 jaar minstens 3 misdrijven gepleegd hebben
met een correctionele straf van minstens 6 maand en die een
neiging hebben tot wetsovertreding.
° daders van bepaalde seksuele misdrijven
De geldboete
een patrimoniale straf die bestaat uit de inning van een geldsom ten
Ö
voordele van de Staat. Het kan zowel opgelegd worden als hoofdstraf
als bijkomende straf.
1. Criminele & correctionele straffen -> een bijkomende straf
2. Politiestraffen -> een hoofdstraf of bijkomende straf
• politiegeldboete = 1 tot 25 euro
• correctionele of criminele geldboete = 26 euro of meer
Wat met rechtspersonen ?
Ö
rechtspersonen kunnen geen gevangenisstraf krijgen. Daarom
moet deze gevangenisstraf worden omgezet in een geldboete. Dit
noemen we het conversiemechanisme (art. 41 bis).
89
Î
bij veroordeling tot levenslange opsluiting is
de minimumgeldboete 240 000€ en de
maximumboete 720 000€.
1) minimum boete -> het aantal min. maanden van de vrijheidsberoving x 500€
2) maximum boete -> het aantal max. maanden van de vrijheidsberoving x 2000€
Î
de bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn van toepassing op
de rechtspersonen :
° algemene regels inzake verzachtende omstandigheden
° verzwarende omstandigheden
° poging & deelneming
° verschoningsgronden
Administratieve sancties
¾
niet door de rechter opgelegd -> de overheid -> geen gerechtelijke tussenkomst
¾
voordeel = geen tijdrovende procedures
¾
de principes van het materieel strafrecht gelden niet voor administratieve sancties :
Î het beginsel nullum crimen sine culpa moet niet onverkort worden toegepast
Î de regels inzake samenloop & verzachtende omstandigheden gelden niet
Î ze worden niet met de opdeciemen verhoogd
Î de Probatiewet kan niet worden toegepast
Î niet op het strafblad
Administratieve boete
Î het wordt rechtstreeks door de administratie aan de overtreder
opgelegd. Het is geen voorstel. Hij heeft de mogelijkheid om de
boete te betwisten, maar daarvoor moet hij zelf initiatief nemen :
een stadionverbod (Voetbalwet).
90
Administratieve transactie
Ö dit is het gevolg van een aanbod tot minnelijke schikking door de
administratie aan de persoon die verdacht wordt een
strafbaar feit te hebben gepleegd. Als hij dit aanvaard, dan
vervalt de strafvordering. Als hij dit niet aanvaardt wordt de
zaak voortgezet en kan het zijn dat de zaak voor de
strafrechter wordt gebracht.
Î
het essentieel verschil is dat bij het
stilzitten van de betrokkene de boete
definitief wordt en bij de transactie komt
het voor de strafrechter.
Ö conclusie = de administratieve boete is voordeliger voor de overheid dan de transactie !
De werkstraf
Ö
dit is een autonome straf in politiezaken en correctionele zaken. (art. 7)
De wetgever wil een alternatief bieden voor de korte gevangenisstraf
(-> detentieschade & overbevolking beperken) of voor de boete.
Het is niet mogelijk bij misdaden !
Men ziet het als een soort symbolisch herstel tegenover de samenleving
Î restorative justice model
•
arbeid verrichten in vrije tijd -> niet tijdens werk of schooluren
•
bij openbare diensten van Staat, gemeenten, provincies, gewesten & gemeenschappen
•
ook : vzw’s of stichtingen met een sociaal, wetenschappelijk of cultureel oogmerk
91
•
20 uren – 300 uren (art. 37)
•
Werkstraf > 45 uur => een correctionele straf / werkstraf < 45 uur => politiestraf
° verwijderen van zwerfvuil
° helpen bij archeologische opgravingen
° keukenhulp in een verzorgingstehuis
° helpen uitbouwen van internetsites
•
er is altijd instemming van de betrokkene nodig (<-> art. 4 EVRM verbod op dwangarbeid)
•
het kan niet samen met een gevangenisstraf worden toegepast (wel bij meerdaadse)
•
het is een hoofdstraf
•
ook correctionaliseerbare misdaden
•
sommige misdaden komen nooit in aanmerking =
¾ gijzelneming
¾ verkrachting & aanranding van de eerbaarheid
¾ bederf van de jeugd en prostitutie met minderjarigen
¾ doodslag
•
tenuitvoerlegging -> Justitieassistent onder toezicht van de probatiecommissie
De leerstraf
Î dit is het volgen van een bepaalde opleiding als maatregel of
probatievoorwaarde. De leerstraf werd niet omgevormd tot autonome
straf! Het gaat om verkeerscursussen, lessen in budgetbeheer, cursus
omgaan met agressie. Dit blijkt echter niet zo succesvol !
Ze kan worden toegepast als :
1. modaliteit van de bemiddeling door het parket
2. probatievoorwaarde voor uitstel of opschorting
De confiscatie of verbeurdverklaring
(art. 42)
92
¾
rechterlijke beslissing
¾
ontneming van het eigendomsrecht over zaken die verband houden met een misdrijf
¾
bijkomende straf
¾
de algemene verbeurdverklaring is door de Belgische Grondwet verboden (art. 17)
Ö ! Let op ! Dit is niet hetzelfde als inbeslagneming
= een maatregel die wordt genomen
binnen het vooronderzoek, dit heeft
geen eigendomsoverdracht tot gevolg !
Uitbreiding
1. klassieke confiscatie
Vroeger konden enkel worden verbeurdverklaard
1) het voorwerp van het misdrijf
2) het middel waarmee het gepleegd werd
3) de zaken die uit het misdrijf voortkwamen
2. confiscatie van criminele vermogensvoordelen in 1990
3. bijzondere verbeurdverklaring voor goederen in het buitenland in 1997
4. 2002 -> Kaalplukwet
Ö
de confiscatie kan nu ook in bepaalde gevallen worden uitgesproken
ten aanzien van vermogensvoordelen die werden verworven uit
andere misdrijven dan diegene waarvoor de betrokkene
veroordeeld werd. De bewijslast van deze vermogensvoordelen
wordt gedeeld tussen het openbaar ministerie en de veroordeelde.
Î
de wet voert een aparte
ontnemingprocedure in. Er wordt een
Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming
Zaak Agusta Dassault
en de Verbeurdverklaring opgericht.
93
Ö
in de jaren ’80 stonden enkele Belgische politici terecht voor
corruptie m.b.t. legeraankopen. De wet confiscatie van criminele
vermogensvoordelen kwam pas tot stand in 1990. De feiten
dateerden dus van voor de wet.
Î in de zaak konden enkel
verbeurdverklaringen worden uitgesproken
voor de steekpenningen en niet voor de
vermogensvoordelen. Deze confiscatiewet
mag niet retroactief worden toegepast !
1) de gewone confiscatie
Welke zaken kunnen worden geconfisceerd ?
¾
objectum sceleris
zaken die het voorwerp van een misdrijf uitmaken, het
Î
corpus delicti. Dit is het voorwerp waarop een misdrijf
werd gepleegd zoals bv. een vervalste akte, een vervalste
identiteitskaart, steekpennen en ten onrechte verkregen
subsidies.
¾
instrumentum sceleris
Î
zaken die gediend hebben om het misdrijf te plegen,
zaken waarmee het misdrijf gepleegd werd zoals bv.
inbrekerstuig, wapens, valse sleutels.
¾
productum sceleris
Î
zaken die uit het misdrijf voortkomen, het ‘product’ van
het misdrijf zoals bv. valse bankbiljetten, een vals
schilderij, vervalste voedingswaar. Geldsommen die
Voor welke misdrijven ?
voortkomen uit handel in verdovende middelen -> niet !
94
¾
misdaden en wanbedrijven -> bijzondere verbeurdverklaring wordt altijd uitgesproken !
¾
overtreding -> confiscatie slechts mogelijk in de gevallen door de wet bepaald (art. 43)
¾
de gewone confiscatie is altijd verplicht
Ö als de rechter de beklaagde schuldig bevindt aan de feiten is hij
bijgevolg verplicht de confiscatie uit te spreken
Î een persoon die veel te snel reed in de
Visserij in Gent, heeft daarbij
opzettelijk een kat doodgereden. Zijn
BMW werd in beslag genomen omdat
de rechter het beschouwde als een
gevaarlijk wapen.
¾
de confiscatie van vermogensvoordelen is facultatief
1. objectum sceleris -> het voorwerp van een misdrijf
2. instrumentum sceleris -> zaken die gediend hebben tot het plegen van een misdrijf
kunnen worden verbeurd verklaard als ze eigendom zijn van de veroordeelde
3. productum sceleris
kan worden geconfisqueerd als het geen eigendom is van de veroordeelde
Uitzondering -> witwassen en heling
Î
deze vermogensvoordelen worden verplicht verbeurd
verklaard, ook als ze geen eigendom zijn van de
veroordeelde op voorwaarde dat de verbeurd
verklaring de rechten van derden niet schaadt.
2) de confiscatie van vermogensvoordelen of voordeelsontneming
95
Ö
in 1990 werd de mogelijkheid inzake confiscatie aanzienlijk
uitgebreid : verbeurdverklaring van vermogensvoordelen. Dit is
een buitgerichte aanpak
Î
het doel is om te verhinderen dat
delinquenten zouden profiteren van de
voordelen die zij hebben gehaald uit de
misdrijven waarvoor ze werden
veroordeeld. -> lucra sceleris
Welke zaken kunnen worden geconfisceerd ?
•
primaire vermogensvoordelen
Î
de vermogensvoordelen die de dader rechtstreeks uit het
misdrijf, bij het plegen ervan, heeft gekregen :
¾ onrechtmatige winsten
¾ de prijs van de misdaad
¾ de levensverzekering opgestreken door de moordenaar
¾ meerinkomsten door de bouw van een illegaal terras (zonder vergunning)
•
vervangingsgoederen
Î
de zaken en waarden die in de plaats zijn gesteld van de
primaire vermogensvoordelen : zaken die met het gestolen
geld worden aangekocht of het geld dat met de opbrengst
van de gestolen zaken werd verkregen
•
inkomsten uit de belegde voordelen
Î
de bankrenten, de dividenden en de diverse
opbrengsten die voortvloeien uit de primaire
vermogensvoordelen of vervangingszaken.
° klassieke confiscatie -> alleen roerende zaken
96
° voordeelsontneming -> roerend of onroerend
als er ernstige en concrete aanwijzingen bestaan dat de
Ö
verdachte een vermogensvoordeel heeft verkregen en de
onroerende zaken die dit vermogensvoordeel
vertegenwoordigen kunnen niet meer in het vermogen van de
verdachte aangetroffen worden, dan kan de Procureur des
Konings beslag leggen op andere zaken
Î in 1997 werd een bewarend onroerend
beslag in strafzaken ingevoerd -> art. 35
bis Sv. -> inbeslagneming per equivalent
Ö de rechter raamt de geldwaarde van de vermogensvoordelen
2002 -> invoer van een apart ontnemingsonderzoek
A) de procedure betreffende het misdrijf dat aanleiding geeft tot de toepassing van confiscatie
B) de procedure betreffende de ontneming van vermogensvoordelen
Ö
procedure B wordt afgesplitst van de hoofdprocedure A.
Voor procedure A wordt de normale bewijslast behouden
-> het Openbaar Ministerie zal hier het bewijs moeten
leveren. Voor procedure B (bewijs van oorsprong van de
vermogensvoordelen) wordt de bewijslast gedeeld tussen
Openbaar Ministerie & veroordeelde.
Î
dit is niet strijdig met het vermoeden van
onschuld. De veroordeelde krijgt de kans
om de legale oorsprong van zijn goederen
Voor welke misdrijven ?
te bewijzen.
97
¾
gewone confiscatie -> misdaden & wanbedrijven
¾
confiscatie van vermogensvoordelen -> alle misdrijven, zelfs overtredingen
¾
de confiscatie van vermogensvoordelen is altijd facultatief
art. 505 Sw
Persoon A -> steelt diamanten en koopt met de opbrengst een huis van makelaar B
Persoon B -> de makelaar weet dat het geld gestolen is
Persoon A -> veroordeeld voor diefstal
Persoon B -> veroordeeld voor heling van vermogensvoordelen -> art. 505, 2e lid
De gestolen diamanten bevinden zich niet meer in het bezit van persoon A.
Î
de rechter kan de vermogensvoordelen die in de plaats
gekomen zijn van de diamanten verbeurd verklaren dus het
huis kan worden verbeurd verklaard -> facultatief
De makelaar wist dat hij het huis kocht met misdaadgeld.
De makelaar maakt zich dus schuldig aan witwassen.
Î als hij wordt schuldig bevonden zal de verkoopsom
worden verbeurd verklaard, deze is dan het
voorwerp van het door hem gepleegde misdrijf. De
verbeurdverklaring is hier dan verplicht !
-> art. 34
3) de verruimde voordeelsontneming -> de kaalplukwet
98
° ingevoerd door de wet van 19 december 2002
° mogelijkheden tot verbeurdverklaring van vermogensvoordelen worden uitgebreid
Ö
dit was een oplossing voor de praktische
problemen met de bewijslast : door een
buitgerichte procedure in te richten die
wordt afgesplitst van de hoofdprocedure
Î vanaf nu kunnen ook vermoedelijke vermogensvoordelen, verworven uit
andere misdrijven dan datgene dat werd bewezen verklaard,
geconfisqueerd worden.
° oprichting van een Centraal Orgaan
° de bewijslast wordt verdeeld tussen het Openbaar Ministerie en de verdachte
Waarin bestaat de verruiming ?
¾
gewone confiscatie
Î
enkel zaken die verband houden met het misdrijf waarvoor
men werd veroordeeld
¾
art. 43 quater
Ö
wanneer de veroordeelde over een relevante periode
Î een periode van 5 jaar voorafgaand aan de
inverdenkingstelling van de persoon, tot
aan de datum van de uitspraak.
verdere vermogensvoordelen ontvangen heeft, terwijl er ernstige en
concrete aanwijzingen bestaan dat deze voordelen voortspruiten uit :
1- het misdrijf waarvoor hij werd veroordeeld
2- identieke feiten = feiten die vallen onder dezelfde kwalificatie
Welke veroordelingen -> limitatief
99
(1)
ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht
(2)
misdrijven in het kader van criminele organisaties
(3)
ernstige en georganiseerde fiscale fraude
Bewijslast
¾
gewone confiscatie en confiscatie van vermogensvoordelen -> Openbaar Ministerie
¾
verruimde confiscatie van vermogensvoordelen -> Openbaar Ministerie & Verdachte
4) confiscatie als beveiligingsmaatregel
Î
in bepaalde gevallen wordt de verbeurdverklaring niet
toegepast als straf, maar als beveiligingsmaatregel. Het
doel is niet de bestraffing van de dader, maar het uit de
omloop nemen van schadelijke en/of verboden voorwerpen.
Ze kan dus ook worden bevolen als de beklaagde wordt
vrijgesproken. Het is mogelijk als de zaken geen eigendom
zijn van de beklaagde. Het is ook enkel mogelijk als een
wettelijke bepaling daarin voorziet.
Zoals art. 17 van de Wapenwet.
De afzetting
° een rechterlijke beslissing
° titels, graden, openbare ambten, bedieningen en betrekkingen worden afgenomen -> art. 19
° een onterende straf -> de veroordeelde wordt geraakt in zijn eer & waardigheid
° ze werkt met terugwerkende kracht
° het is een bijkomende criminele straf
° het is niet mogelijk na correctionalisering
100
Samenvatting door Julie Vandewalle voor het vak ‘Materieel Strafrecht’ door
Prof. Dr. Gert Vermeulen (2007-2008) Mondeling & Schriftelijk examen
101
Download