Gemaakt door J. Aarts, A. de Lange Inhoudsopgave • Driehoeken • Vierhoeken •Soorten driehoeken & rekenen met hoeken •De opp.van een parallellogram •Rekenvoorbeelden Hoekensom-regel •De opp. van een trapezium •Rekenvoorbeeld Gestrekte hoek. •Bijzondere vierhoeken •Gecombineerd rekenvoorbeeld •Vierhoeken puzzel •Oppervlakte van driehoeken • Hoeken berekenen •De algemene formule •Overstaande hoeken •De hoogte blijft binnen de driehoek •Z-hoeken •De hoogte valt buiten de driehoek •F-hoeken • Bijzondere lijnen •Bissectrices •Middelloodlijnen •Zwaartelijnen •Hoogtelijnen •Bijzondere lijnenpuzzel Als je mij ziet kun je op mij klikken om terug te keren naar de inhoudsopgave! • Kennen & Kunnen • Afsluitende sommen •VWO A27 blz. 50, HAVO A31 blz.50 •VWO A28 blz. 50 •VWO A29 blz. 50, HAVO A32 blz.50 • Einde presentatie 1 90o Eigenschap: Er is één rechte hoek 2 3 Eigenschappen: Eigenschappen: • 3 gelijke zijden • 2 gelijke benen • 3 gelijke hoeken van 60o • 2 gelijke basishoeken • 3 symmetrieassen • 1 symmetrieas (wit gestippeld) C A A + B + C = Spreek uit: Hoek … B o 180 C A 1 2 D B C Gegeven: A = 34o C = 22o A B Bereken: Oplossing: B A + C = 34o + 22o = 56o B = 180o – 56o B = 124o R Gegeven: P = 64o ΔPQR = gelijkbenig Bereken: P ● ● Q Oplossing: R P = Q (want PR = QR) P + Q = 128o R = 180o – 128o R = 52o M Gegeven: T1 = 74o Bereken: T2 1 2 K T L Oplossing: T12 = een gestrekte hoek T2 = 180o – 74o T2 = 106o Gegevens: C ● ●● 1 2 3 (zie tekening) Bereken: A 50o 1 2 D C1 =C2= C3 1 2 E 28o B Oplossing: C1 In ΔABC: A + B = 78o C123 = 180o – 78o C123 = 102o C1 = 102o : 3 = 34o Gegevens: C1 =C2= C3 Bereken: Bereken in ΔCDE alle hoeken. C C1 = 34o1●●2●3 34o A 50oo ?1 2 D 1 2 E 28o B Eerst D1 Oplossing: In ΔADC: A + C1 = 84o D1 = 180o – 84o D1 = 96o Gegevens: C1 =C2= C3 Bereken: Bereken in ΔCDE alle hoeken. C ● ●● 1o 2 3 34 A 50oo 961o ?2 D D1 = 96o 1 2 E 28o B Nu D2 D12 is een gestrekte hoek, dus: D2 = 180o – 96o = 84o C ● ●● A 1 284o C1 =C2= C3 Bereken: Bereken in ΔCDE alle hoeken. C2 = 34o 1 2 o3 34 50o Gegevens: ?1 2 D E D2 = 84o 28o B Nu E1 en E2 Oplossing: In ΔCDE: D2 + C2 = 118o E1 = 180o – 118o E1 = 62o E12 is een gestrekte hoek, dus: E2 = 180o – 62o = 118o De bissectrice of deellijn van een hoek deelt die hoek doormidden. Het maakt niet uit hoelang de benen van de hoek zijn! Een deellijn verdeelt de hoek altijd in 2 gelijke hoeken. In een driehoek snijden de drie deellijnen elkaar in één punt. Als de vorm van de driehoek veranderd zullen de deellijnen meeveranderen. Ze blijven elkaar in één punt snijden. B A De hoek tussen het lijnstuk AB en de middelloodlijn is altijd 90o. De middelloodlijn gaat altijd door het midden van lijnstuk AB. In een driehoek snijden de middelloodlijnen van de zijden elkaar in één punt. Als de vorm van de driehoek veranderd zullen de middelloodlijnen meeveranderen. Ze blijven elkaar in één punt snijden. Een zwaartelijn van een driehoek is een lijn die gaat door een hoekpunt en door het midden van de overstaande zijde. Als de vorm van de driehoek veranderd zullen de zwaartelijnen meeveranderen. Ze blijven elkaar in één punt snijden. Dit punt wordt het ZWAARTEPUNT van de driehoek genoemd. Als de vorm De hoogte van een driehoek is eenvan lijndedie door driehoekopveranderd zullen zijde staat. een hoekpunt gaat en loodrecht de overstaande de hoogtelijnen mee veranderen. Bijbehorende Zijde hoogte C De drie hoogtelijnen R P ∟ A snijden elkaar in een punt. Q AB CQ AC BP BC AR B De stippellijnen met de kleur: Blauw zijn …………..……? bissectrices. Rood zijn …………..……..? middelloodlijnen. De groene lijnen zijn ………...…...? zwaartelijnen. Goed kijken De snijpunten en eerst zelf van de proberen!!! drie soorten bijzondere lijnen liggen niet op dezelfde plaats in de driehoek !!! ∟ ∟ ∟ ∟ Hoeken Zijden Diagonalen 4 rechte hoeken 4 gelijke zijden Snijden elkaar loodrecht Delen elkaar doormidden De 2 diagonalen zijn gelijk ∟ ▲ ∟ Zijden 4 rechte hoeken Overstaande zijden evenwijdig Overstaande zijden gelijk ▲ Diagonalen Als je een Delen elkaar doormiddenlanger vierkant maakt ontstaat er De 2 diagonalen een zijnrechthoek. gelijk. ∟ Hoeken • • ∟ Als je een vierkant vervormt kun je er een ruit van maken. Hoeken Zijden Diagonalen Overstaande hoeken zijn gelijk Vier gelijke zijden Snijden elkaar loodrecht Overstaande zijden evenwijdig Delen elkaar doormidden •• •• ▲ Als je een rechthoek vervormt kun je er een parallellogram van Hoeken maken. Zijden Overstaande hoeken zijn gelijk Overstaande zijden evenlang Overstaande zijden evenwijdig ◦ x • Diagonalen Delen elkaar doormidden • x ◦ ▲ ◦ • x Hoeken De 2 bovenste hoeken zijn gelijk De 2 basishoeken zijn gelijk • In een gelijkbenig trapezium Zijden lopen Diagonalen twee zijden De bovenste De 2 diagonalen De zijdeevenwijdig. en onderste zijn gelijk zijde zijn andere twee zijden evenwijdig zijn gelijk. De linker- en rechterzijde zijn gelijk • ◦ • x Een gewoon trapezium heeft géén gelijke benen. Hoeken Zijden De bovenste zijde en onderste zijde zijn evenwijdig ◦ ◦ Diagonalen ▲ Hoeken Zijden Diagonalen De linker- en rechter hoek zijn gelijk De 2 bovenste zijden zijn gelijk snijden elkaar loodrecht Door een ruit te 2 De onderste zijden zijn veranderen kun gelijk je er een vlieger maken. De verticale diagonaal snijdt de horizontale middendoor • •▲ Alle eigenschappen van een: • ruit gelden voor ...................................? géén van de andere vierhoeken. • Parallellogram gelden ook voor een ………….? ruit. Een vierkant is een bijzonder soort …………………….? ruit. Een rechthoek is een bijzonder soort …………………..? parallellogram. Bij twee snijdende lijnen zijn de overstaande hoeken gelijk. •Twee snijdende lijnen •Gelijke overstaande hoeken In een Z-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en zijn de Z-hoeken gelijk. •Twee evenwijdige lijnen • Twee paren gelijke Zhoeken In een Z-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en zijn de Z-hoeken gelijk. •Twee evenwijdige lijnen •Gelijke Z-hoeken Z-hoeken In een F-figuur zijn twee lijnen evenwijdig en zijn de F-hoeken gelijk. •Twee evenwijdige lijnen •Gelijke F-hoeken Gegeven: •Vierhoek ABCD D C > 42o 2 •AB // PR // CD 1 46o •CQ = CR P 2 1 > 4 1 2 A 3 2 1 Q > > 2 1 R B •C1 = 46o •D = 42o Gevraagd: a) P2 b) C2 c) Q1 Eerst: a) P2 D C > 42oo 2 1 46o P 2 > 1 42o 4 1 2 A 3 2 1 Q > > 2 1 R CD // PR B D = P1 = 42o D = P1 = 42o F-hoeken Eerst: a) P2 D C > 42o 2 1 46o 180o - 42o P 2 > 1 42o 4 1 2 A 3 2 1 Q > > 2 1 R CD // PR B D = P1 = 42o D = P1 = 42o F-hoeken P2 = 180o – 42o = 138o Gestrekte hoek Dan: b) D C > 42o C2 2 1 46o P 2 > 1 42o 4 3 2 1 Q 1 2 A > > 2 1 R B C QRC is gelijkbenig Q2 = R2 Gelijke basishoeken. 46o < Q2 2 Q R = (180o – 46o) : 2 = 134 : 2 = 67o Dan: b) D C > 42o P 2 C2 67o2 1 46o 3 2 4 1 > 1 42o 67o Q 1 2 A > > Q2 = 67o 2 1 R B C2 = Q2 = 67o Z-hoeken Dan als laatste D C > 42o 2 c) 1 Q1 46o P 2 1 3 2 4 1 > 67o Q 1 2 A > > 2 1 R Q2 = 67o B Q1 = 180o – 67o = 113o Gestrekte hoek VWO HAVO Opgave 29 bladzijde 50 Opgave 32 bladzijde 50 ∠D12 = 180-69 = 111° ∠E1 = ∠C1 = 40° 69° D F -hoek a bereken ∠D12 b bereken ∠E1 ∆ABD is gelijkbenig c bereken ∠S1 1 C 2 42° 40,0 ° 69° 1 2 98° 4 Z -hoek 3 2 1 S 98° 69,0 ° 2 A E E 1 40° 42° 1 2 B ∟ Bekijk twee soorten driehoeken Teken er rechthoeken omheen Vul de lege ruimtes met nieuwe driehoeken ∟ De oppervlakte van de GELE driehoek = De oppervlakte van de WITTE driehoek ∟ De oppervlakte van de driehoek, is precies de HELFT van het rechthoek hoogte Breedte hoogte Breedte ∟ ∟ Lengte = zijde Lengte = zijde De oppervlakte van de driehoek, Opp. = ½ x zijde x bijbehorende hoogte is precies de HELFT van het rechthoek Als één zijde en de bijbehorende hoogte bekend is, Kun je de oppervlakte van de driehoek uitrekenen. Zijde C R P ∟ A Q Bijbehorende hoogte AB CQ AC BP BC AR B Er zijn drie zijden. Er zijn drie bijbehorende hoogten. Er zijn drie manieren om de oppervlakte te berekenen Zijde C R P ∟ A Q Bijbehorende hoogte AB CQ AC BP BC AR B Er zijn drie zijden. Er zijn drie bijbehorende hoogten Eerste Manier: Zijde C Breedte AB A Q Bijbehorende hoogte CQ B Opp. ABC = ½ x zijde x Bijbehorende hoogte = ½ x AB x CQ Er zijn drie zijden. Er zijn drie bijbehorende hoogten Tweede manier: C Zijde Bijbehorende hoogte P AC A BP B Opp. ABC = ½ x zijde x Bijbehorende hoogte = ½ x AC x BP Er zijn drie zijden. Er zijn drie bijbehorende hoogten Derde manier: C Zijde R BC A Bijbehorende hoogte AR B Opp. ABC = ½ x zijde x Bijbehorende hoogte = ½ x BC x AR Opp. ABC = ½ x zijde x C P ∟ A Bijbehorende hoogte R Q B Opp. ABC = ½ x AB x CQ Opp. ABC = ½ x AC x BP Opp. ABC = ½ x BC x AR Opp. ABC = ½ x zijde x Bijbehorende hoogte C ∟ hoogte L A B M K Opp. ABC = ½ x AC x BL Opp. ABC = ½ x AB x CK Opp. ABC = ½ x BC x AM VWO HAVO Opgave 27 bladzijde 50 Opgave 31 bladzijde 50 C 2 bereken ∠D1 bereken ∠C2 bereken ∠D2 bereken ∠E2 1 30,0 ° E a b c d CD // DE 1 2 2 54,0 ° A 1 3 D 68,0 ° B Kopiëer het trapezium Draai het trapezium om. Aansluiten!! Er ontstaan 2 paren evenwijdige lijnen! Er ontstaat een parallellogram De oppervlakte van het parallellogram is twee keer zo groot als de oppervlakte van het oorspronkelijke trapezium. a a De onderste zijde van het oorspronkelijke trapezium noemen we a. a b a b De bovenste zijde van het oorspronkelijke trapezium noemen we b. a hoogte b a b De hoogte van het parallellogram is gelijk aan de hoogte van het oorspronkelijke trapezium. De zijde a = (a + b) hoogte b a b Opp. Parallellogram = (a zijde + b) x hoogte a hoogte b a b Opp. Parallellogram trapezium De opp. van het trapezium is de helft van de oppervlakte van het = parallellogram ½ x (a + b) x hoogte a hoogte b a b De algemene formule: Opp. Trapezium = ½ x (a + b) x hoogte b 2. hoogte 1. 3. Tel de lengten van de onderste en de bovenste zijden bij elkaar op Vermenigvuldigen met de hoogte! Vermenigvuldigen met ½! Het resultaat levert je de oppervlakte van het trapezium op. a De algemene formule: Opp. Trapezium = ½ x (a + b) x hoogte Oppervlakte parallellogram • Vierhoek • Overstaande zijden evenwijdig • Overstaande zijden even lang Oppervlakte parallellogram Oppervlakte parallellogram = zijde x bijbehorende hoogte hoogte zijde Oppervlakte parallellogram hoogte zijde Oppervlakte parallellogram Oppervlakte parallellogram = zijde x bijbehorende hoogte hoogte zijde Oppervlakte driehoek = ½ x zijde x bijbehorende hoogte