Redekundig ontleden

advertisement
Redekundig ontleden
Over waarom, wat en hoe...
Wat is redekundig ontleden?
Redekundig ontleden is een vorm van taalbeschouwing.
Het is dus een bepaalde manier waarop je naar
taal kunt kijken om het Nederlands beter te
begrijpen.
Wat is redekundig ontleden?
Bij het redekundig ontleden verdeel je de zin in
zinsdelen en geef je elk zinsdeel een redekundige
naam.
Elk zinsdeel vind je door een bepaalde vraag aan
delen van de zin te stellen.
Waarom ontleden?
Taal is een belangrijke vorm van communicatie. In het
onderwijs heeft taal daarom ook een belangrijke plek. In
je latere beroep, maar ook daarbuiten, ben je elke dag
bezig met taal!
Daarom moet je weten hoe het Nederlands in elkaar zit:
wat kun je er mee? Wat kun je er niet mee? Waarom is er
toch nog miscommunicatie? Natuurlijk zou deze kennis
onderdeel moeten zijn van de algemene ontwikkeling,
maar dat is helaas niet altijd zo.
Wat zijn zinsdelen?
Woorden of woordgroepen die je kunt verplaatsen:
Vandaag moet ik de droge plantjes water geven.
Moet ik vandaag de droge plantjes water geven?
Ik moet vandaag de droge plantjes water geven.
De droge plantjes moet ik vandaag water geven.
Water moet ik de droge plantjes vandaag geven.
Geef ik vandaag de droge plantjes water?
Zinsdelen in categorieën
Vandaag / moet / ik / de droge plantjes / water / geven.
Vandaag
=
moet
=
ik
=
de droge plantjes=
water
=
geven
=
categorie tijd
categorie werkwoord
categorie persoon
categorie ding
categorie ding
categorie werkwoord
De zinsdelen

Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Bijvoegelijke bepaling





De zinsdelen

Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
= categorie werkwoord
= categorie persoon
= categorie werkwoord
= categorie persoon, ding
= categorie persoon, ding
= categorie plaats, tijd

Bijvoegelijke bepaling
= categorie eigenschap





De persoonsvorm

Wat is het?
Altijd een werkwoord, dus ook altijd onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.

Hoe vind je hem?
Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat dan verandert is de
persoonsvorm. LET OP: in een zin kunnen ook twee of zelfs meer
persoonsvormen staan! Kijk maar:
Mijn moeder houdt van bloemen, maar mijn vader vindt daar niets aan.
Ik vind het niet leuk dat je mijn favoriete poster hebt verscheurd.

Meest gemaakte fout
Bij de wat langere zinnen, lezen sommigen niet de hele zin, waardoor ze een
persoonsvorm vergeten op te schrijven. Veel mensen vergeten 'is'.
Het onderwerp

Wat is het?
Meestal mensen of dingen: 'Mijn opa', 'De auto van de buren', 'Die bank', etc.

Hoe vind je hem?
Je stelt de vraag: WIE/WAT + PERSOONSVORM
Elke donderdag haalt hij een goulashkroket bij de snackbar op de hoek.
Vanmiddag merkte ik dat mijn nieuwe tv nú al kuren vertoont!

Meest gemaakte fout
Sommigen stellen de vraag niet alleen aan de PERSOONSVORM, maar meteen
ook aan het LIJDEND VOORWERP, waardoor je een verkeerd antwoord krijgt op
de vraag.
Het werkwoordelijk gezegde

Wat is het?
Alle werkwoorden bij elkaar!

Hoe vind je hem?
Je speurt de hele zin woord voor woord af en je controleert bij elk woord of het
gaat om een handeling of activiteit (= werkwoord). Bijvoorbeeld: slapen,
schilderen, denken, twijfelen, eten, gaan, zijn, willen etc.
In dat drukke winkelcentrum heb ik m'n broer niet meer kunnen vinden.

Meest gemaakte fout
Sommige woorden zien er uit als werkwoorden, maar zijn het niet. Kijk maar:
1. Dit is niet jouw fiets, maar zijn fiets. (zijn = geen werkwoord!)
2. Zijn verkorte broek ligt klaar op tafel. (verkorte = geen werkwoord!)
Het lijdend voorwerp

Wat is het?
Net als het onderwerp: meestal mensen of dingen: 'Het schrift', 'De trap', etc.

Hoe vind je hem?
Je stelt de vraag: WIE/WAT + ALLE BOVENSTAANDE ZINSDELEN
Dit gebouw heeft een mooi ontwerp.
Gisteren heb ik bijna die dure jas gekocht.

Meest gemaakte fout
Sommige mensen verwarren dit zinsdeel met het onderwerp. Zij zoeken
bijvoorbeeld het onderwerp, maar stellen de vraag die bij het lijdend voorwerp
hoort.
Het meewerkend voorwerp

Wat is het?
Altijd personen (heel soms ook wel eens dieren).

Hoe vind je hem?
Je stelt de vraag: AAN WIE/VOOR WIE + ALLE BOVENSTAANDE ZINSDELEN

Meest gemaakte fout
1. Sommige mensen stellen de verkeerde vraag.
2. In de onderstaande voorbeeldzin vergeten mensen wel eens het voorzetsel bij
het meewerkend voorwerp te voegen. Regel: neem het voorzetsel altijd mee in
het meewerkend voorwerp, maar alleen als het voorzetsel duidelijk bij het
zinsdeel hoort. Kijk maar:
Het meewerkend voorwerp
1. Vandaag heb ik het schrift aan mijn zus gegeven.
meewerkend voorwerp = aan mijn zus
2. Vandaag heb ik mijn zus een cadeau gegeven.
meewerkend voorwerp = mijn zus
Bijwoordelijke bepaling

Wat is het?
Meestal plaats of tijd, maar het kan ook iets zeggen van een werkwoord, een
andere bijwoordelijke bepaling en een bijvoeglijke bepaling.

Hoe vind je hem?
Je speurt de zin af naar plaats- of tijdsaanduidingen en je kijkt of er over woorden
uit een zin iets gezegd wordt. Je kunt ook 'restvragen' stellen als: waarom?, hoe?
waar? wanneer? waarmee?

Meest gemaakte fout
Sommige mensen verwarren dit zinsdeel met de bijvoeglijke bepaling, die alleen
iets kan zeggen over een zelfstandig naamwoord.
Bijwoordelijke bepaling
1a. Op dat dak staat een mooie schoorsteen. (plaats)
1b. Ibiza? Ik ben daar nog nooit geweest. (plaats)
2a. Een poosje geleden heb ik een mooie film gezien. (tijd)
2b. Hij vertelde me toen dat ik maar beter weg kon gaan. (tijd)
3a. Die auto kan ontzettend snel rijden! (zegt iets over werkwoord)
3b. Hij moest hard lachen om die flauwe grap. (zegt iets over ww.)
4. Die auto kan ontzettend snel rijden! (zegt iets over bwb)
5. Opeens stond daar een hele oude man. (zegt iets over bvb)
Bijvoeglijke bepaling

Wat is het?
Het is een woord of woordgroep dat iets zegt van een zelfstandig naamwoord.

Hoe vind je hem?
Je kijkt of er iets wordt gezegd over de zelfstandige naamwoorden die in de zin
staan. Het gaat hierbij meestal om eigenschappen.

Meest gemaakte fout
Sommige mensen verwarren deze woordgroep met de bijwoordelijke bepaling,
die over verschillende zinsdelen iets kan zeggen, maar nooit over een zelfstandig
naamwoord.
Bijvoeglijke bepaling
Op dat dak staat een mooie schoorsteen.
Het kleine schilderij aan de linkerkant vind ik het mooist.
Een flinke tijd geleden heb ik een hele mooie film gezien.
Die dure, rode, gestroomlijnde auto kan ontzettend snel rijden!
Hij moest hard lachen om die flauwe grap.
Opeens stond daar een hele oude man.
Beknopt overzicht (1/2)

Persoonsvorm - zin in een andere tijd zetten.

Onderwerp - wie?/wat? + pv.

Werkwoordelijk gezegde - alle werkwoorden in een zin.

Lijdend voorwerp - wie?/wat? + alle bovenstaande
zinsdelen.
Beknopt overzicht (2/2)

Meewerkend voorwerp - aan wie?/voor wie? + alle
bovenstaande zinsdelen

Bijwoordelijke bepaling - plaats, tijd, zegt iets over ww.,
restvragen

Bijvoeglijke bepaling - zegt iets over zelfstandig
naamwoord
Download