Centrale auteurs – LvdO Latijn

advertisement
Centrale auteurs – LvdO Latijn



Livius Andronicus
o Leven
 3e eeuw v. Chr. (284 – 207 v. Chr.)
 Griek
o Tragedie
 Navolging Sophocles en Euripides
 Cicero is negatief
 Grondlegger
o Komedie
 Bijna niets bewaard
o Epiek
 Vertaling Odyssee
 Saturnische verzen
Naevius
o Leven
 3e eeuw v. Chr. (270 – 201 v. Chr.)
 Campaniër
 Soldaat in 1e Punische Oorlog
 Verbannen naar Noord-Afrika en daar gestorven
o Tragedie
 Eerste stuk in 235 v. Chr.
 Spreekverzen  gezongen verzen
 Nationale geschiedenis = Fabulae praetextatae = Praetextae
 Ver verleden en dichtbij
o Komedie
 Veel bewaard
 Voorloper Plautus
 Sluwe slaaf
o Epiek
 1e Punische Oorlog
 Saturnische verzen
 Mythische voorgeschiedenis van Rome
 Model voor Vergilius
Ennius
o Leven
 3e – 2e eeuw v. Chr. (239 – 169 v. Chr.) in Calabrië
 3-talig: Grieks, Oscisch, Latijn
 Bij Fulvii en Scipiones
 Romeins burger in 184 v. Chr.
o Tragedie
 Inspiratie bij Euripides en Aeschylus
 Verheven taalgebruik, retorische effecten, spreekverzen  canticum
 Bewonderd door Cicero
 Fabula praetexta
 Oude en recente geschiedenis
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 1
o
Epiek









Dactylische hexameter + indelen in boeken
Ziel van Homeros (Homeros  pauw  Ennius)
Eigen grafschrift geschreven
Annales
 Inspiratie bij jaarboeken van pontifices
 Hele Romeinse geschiedenis en voorgeschiedenis (Troje tot hem)
Oppositie woordaccent en versictus, uiteenrukken adjectief en substantief,
vermijden gewone woorden en diminutieven, grecismen, archaismen,
samengestemde epithea
Bewonderd door Lucretius en Vergilius
Plautus
o Leven

 3e – 2e eeuw v. Chr. (254 – 184 v. Chr.)
o Komedie
 21 stukken bewaard
 Inspiratie bij (verloren) Griekse stukken
 Zedenkomedie verwaarlozen
 Basisintrige: jongeman wordt verliefd maar wordt tegengewerkt
 Sluwe slaaf
 Romeinse elementen in Griekse wereld
 Gelegenheidswoorden, synoniemen, militaire en juridische beeldspraak,
mythologische grapjes, vergelijkingen, metaforen
Terentius
o Leven
 2e eeuw v. Chr. (190 – 159 v. Chr.), Carthago
 Vrije slaaf
 Patronaat van Scipio
o Komedie
 Alles bewaard
 Eerst weinig succes
 Wijkt af van Plautus
 Negatief over stereotype karakters komedie
 Karaktertekening: psychologische diepgang
 Minder metrische variëteit + lichte taal
 Proloog: literaire polemiek i.p.v. voorgeschiedenis en achtergrond
 Bewonderd door Cicero en Caesar
Cato
o Leven
 3e – 2e eeuw v. Chr. (234 – 149 v. Chr.)
 Oude landadel
 Vijand Scipio
 Anti-helleense houding
o Proza
 Geen literaire kwaliteiten maar wel karakter
o Geschiedschrijving
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 2



 Algemeen (tegen senatoriale geschiedschrijving)
o Retoriek
 Geducht redenaar
 Bewonderd door Cicero
Lucretius
o Leven
 1e eeuw v. Chr.
 Zelfmoord?
 Pessimist
o Leerdicht
 De Rerum Natura
 Natuurtheorie van epicurisme
 6 boeken
o 1-2: atomen
o 3: sterfelijkheid animus en anima
o 4: zintuigen
o 5: vergankelijkheid heelal + ontstaan aarde
o 6: rare meteorologische, andere en natuurverschijnselen +
pestepidemie van Athene in 430 v. Chr.
 Opgedragen aan Memmius
 Hymne aan Venus en Epicurus
 Problemen:
 Griekse woorden  Latijn + in hexameter
 Dorre theorie in poëzie
 Visualisering (voorbeelden en analogieën), metaforen, epische
verhevenheid, opeenstapeling zinnen in lange periode
Catullus
o Leven
 1e eeuw v. Chr. (87 – ca. 55 v. Chr.), Verona
 Relatie met Clodia
 Poeta novus
o Lyriek
 3 delen
 1 – 60: korte gedichten
 61 – 64: lange gedichten
 65 – ?: elegische distica
 Liefde en vriendschap, vijandschap en scheldpoëzie
 Lesbia-cyclus
 Langere gedichten
 Geleerder
 Mythologische inspiratie
 Voorstadium liefdeselegie
Cicero
o Leven
 2e – 1e eeuw v. Chr. (106 – 43 v. Chr.), Arpinum
 Politiek actief
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 3

 Vijand Catilina
 Vermoord
o Retoriek
 Inspiratie bij Aristoteles en Theophrastus
 De oratore en Orator
 Inspiratie bij Plato
 Vorming persoonlijkheid
 Belang filosofie
 Belang woordkeuze, stijlniveau, figurae (metafoor, alliteratie, ironie),
prozaritme
 Brutus
 Geschiedenis welsprekendheid
 Eigen carrière
 Redevoeringen
 Groot redenaar
 Vaak zelf uitgegeven
o Filosofie
 Na politieke carrière
 Inspiratie bij Grieken
 Negatief over Epicurisme, positief over Stoa en Academie
o Brieven
 Intiem en tijdsgebeuren
 Minder literair
 Soms Grieks
o Poëzie
 Over zichzelf
 Grote grap
Horatius
o Leven
 1e eeuw v. Chr. (65 – 8 v. Chr.), Apulië
 Onteigend maar later hersteld
 Bij Maecenas (met Vergilius en Varius)
 Officiële dichter van Augustus
o Satiren
 Moreel advies en grappige incidenten
 Goede relatie met Maecenas door persoonlijke kwaliteiten (van vader)
 Tegen Lucilius (inventor satire) maar vooral tegen aanhangers
 Eerst zelf, later spreekbuizen
 Fabel: stadsmuis en veldmuis
o Epoden
 Invectief
 Positieve Gouden Eeuw
o Oden
 Griekse lyriek naar Rome
 Griekse versmaten geregulariseerd
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 4

o


Individuele problemen, ethiek mensen, patriottische en augusteïsche
problematiek
Epistulae
 Boek 1



 Boek 2



Inhoudelijk grote verschillen + wisselende toon
Eigen inconsequenties
Poëzietaal nergens nadrukkelijk aanwezig
Literair
Augusteïsche moderne poëzie + ontwikkeling Latijnse literatuur
Ars Poetica
o Niet wat het zegt te zijn (niet systematisch of exhaustief)
Vergilius
o Leven
 1e eeuw v. Chr. (70 – 19 v. Chr.), Mantua
 Land verloren, later terug door Augustus
 Bij Maecenas
o Eclogen = Bucolica
 Inspiratie bij Theocritus van Syracuse (en Catullus)
 Concentrische opbouw + getallencorrespondenties
 Tijdloze bucolische karakter + historische realiteit
 Pessimistisch
o Georgica
 Aanroeping goden en Augustus
 Inspiratie bij Hesiodus en Varro
 Boerenbedrijf als menselijk bestaan
 Somber – feestelijk (niet altijd) – episch – somber
 ‘Retour à la terre’
o Aeneis
 Nieuwe heroïsche traditie met Augustus als hoogtepunt
 Bildungsroman
 Inspiratie bij Homerus, Ennius en Catullus
 Publieke en persoonlijke stem
 Psychologische inslag
o Appendix Vergiliana
 Echtheid over sommige gedichten betwist
Ovidius
o Leven
 1e eeuw v. Chr. (43 v. Chr. – 17 n. Chr.), Sulmo
 Ridderstand
 Verbannen door carmen et error
o Liefdespoëzie
 Amores
 Inspiratie bij Grieken en Romeinen
 Eindpunt liefdeselegie
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 5
o
o
o
o

 Medicamine faciei, Heroides, Ars Amatoria
Fasti
 Dichter is actief
 Verklaren van feestdagen en namen
 Romeinse geschiedenis
 Inspiratie bij Livius
Metamorphoses
 Mythologische verhalen met verandering
 Chronologisch
 Perpetuum carmen
 Schepping van wereld en zondvloed – goden centraal – heroïsche tijd –
historisch
 (Anti-) Augusteïsch
Tristia en Epistulae ex Ponto
 In ballingschap geschreven
 Inspiratie bij Ennius, Lucretius en Vergilius
Ibis
 In ballingschap
 Inspiratie bij Callimachus
 Verwensingsgedicht
 Twijfelachige authenticiteit: Nux, Halieutica, Conolatio ad Liviam
Seneca
o Leven
 1e eeuw (1 v. Chr. – 65), Corduba
 Stoïcijn
 Verbannen door Messalina, terug door Agrippina
 Opvoeding Nero
 Verplichte zelfmoord
o Filosofie
 Brieven
 Niet altijd in briefvorm + proza
 Goede declamator
 Ethica
 Stijl populair bij jeugd
o Tragedie
 Inspiratie bij Euripides, Sophocles en Aeschylus
 Retorisch karakter: voorlezen of spelen?
 Metra volgens Grieks
 Demonische Hercules + Hybris
 Verband inhoud koorzangen en handeling erg los
o Divi Claudii Apocolocyntosis
 Draak met Claudius
 Inspiratie bij Lucilius
 Wraak op verbanning en verplichte vleierijen
o Octavia
 Fabula praetexta
 Seneca als personage
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 6



Van Seneca zelf?
Petronius
o Leven
 1e eeuw?
 Portret door Tacitus
o Satiricon Libri
 Ontdekt in 17e eeuw
 Encolpius
 Hoofdpersonage + verteller = anti-held
 Rondzwervende student, homo
o Cena Trimalchionis
 Nouveau riche
 Vulgair Latijn
 Satire op liberti
o Literaire situering Satyricon
 Inspiratie bij Homerus, Vergilius, Horatius, Plato, Ovidius, Seneca?, Eumolpus
 Retorisch, episch, gezwollen, verzen
 Parodie?
 Uniek
o Gedichten
 Anthologia Latina: Sommigen authentiek
Tacitus
o Leven
 1e – 2e eeuw (56 – ca. 120)
 Ridderstand
o Agricola
 Schoonvader
 Biografie + historische monografie
 Ciceroniaans
 Noordwestelijk exotisme: geografisch-etnografisch
o Germania
 Inspiratie bij Plinius Maior
 Fascinatie geheimzinnig en onbekend land
o Dialogus de Oratoribus
 Verval redekunst Tacitus’ tijd
o Historiae
 Donkerste periode Romeinse rijk (69 – 96)
 Vergiftigd psychologisch klimaat
o Annales = Ab excessu Divi Augusti annalium libri
 Tiberius, Caligula, Claudius en Nero
o Geschiedschrijver
 Sine ira et studio + brevitas
 Diep wantrouwen
 Moraliserend, grappig
 Focus op Romeinen
o Annalistisch
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 7





Voorafschaduwing en echo’s
Synthetisch vermogen
Suetonius
o Leven
 1e – 2e eeuw (70 - ?)
 Hof van Hadrianus en vriend Plinius Minor
 Verbannen
o Historische en wetenschappelijke werken
 Veel verloren
o De vita Caesarum
 Julius Caesar + Augustus – Domitianus
 Laatste minder gedetailleerd
 Inspiratie bij anderen en rumores
 Methode van Alexandrijnse biografen
 Objectief maar toch negatief en scabreus
o Taal en stijl
 Geen versiersels
 Technische termen
 Brevitas
Apuleius
o Leven
 2e eeuw (125 – +170), Madaurus
 Redenaar en filosoof
 Midden-platonisme
o Apologia (Pro se de magia)
 Pleidooi
 Ironie + invectief
o Florida
 Causarieën en redevoeringen
o Filosofische werken
 Causarie over demonen als tussenpersonen tussen hemelgoden en mensen
o Metamorphoses = Asinus Aureus
 Inspiratie bij verloren Grieks model en Lucianus
 Ziekelijke nieuwsgierigheid, magie, avonturen
 Isis als verloster
 Amor en Psyche
 Veel interpretaties
o Taal en stijl
 Woordenkunstenaar
 Archaïsmen, grecismen, vulgarismen, poëzietaal, assonantie,
alliteratie, homoeoteleuton
Juvenalis
o Leven
 1e – 2e eeuw (55/60 – ?)
 Tijdgenoot Martialis
 Verbannen?
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 8
o


Satiren
 Bitterheid en sarcasme, programmatisch, associatief
 Tegen telgen uit beroemde gentes die te decadent zijn
 Invloed gepopulariseerde hellenistische filosofie
 Liever hoe het niet moet
 Vooral over doden
 Spel of gemeend?
o Taal en stijl
 Gewoon en verheven
 Epiek en tragedie
Claudianus
o Leven
 4e – 5e eeuw (370 – 404), Egypte
 Latijn en Grieks
o Langere gedichten
 Eigentijds
 Mini-epen
 Stilichio als held
 Beter dan iedereen
 Godenmachine
 Allegorisch
 Retorisch
 Details
 Inspiratie bij Vergilius, Statius, Juvenalis
 Politieke gedichten
o De raptu Proserpinae
 Epos maar epyllion
 Opgegeven
 Inspiratie bij Ovidius
o Carmina minora
 Hofpoëzie + epithalamium
 Pseudodidactische gedichten over natuurwonderen
 Gigantomachie
 Gedicht op Christus
Ausonius
o Leven
 4e eeuw, Bordeaux
 Opvoeding zoon van keizer Valentinianus
 Vriend van Symmachus
o Werken
 Versificator + enorme belezenheid
 Clichés + details
 Cento nuptialis
 Verzen van Vergilius tot huwelijksplechtigheid
 Epistulae
 Proza en verzen
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 9


o
Epigrammata
 Inspiratie bij Griekse originelen
Gratiarum actio
 Proza
Mosella
 Over Moezel
 Visuele verbeelding
 Mythologisch intermezzo
 Retorisch + humoristisch
Aanvullende auteurs








Caesar
o Leven: 1e eeuw v. Chr. (100 – 44 v.Chr.)
o Genre: comentarii
o Kenmerken: beknoptheid, helderheid en eenvoud
Terentius Varro
o Leven: 2e – 1e eeuw v. Chr. (117 – 28 v. Chr.)
o Genre: filologische actief + etymologieën + filosofie + geschiedenis
o Kenmerken: ernstige zaken op satirische wijze + weinig verzorgd
Sallustius
o Leven: 1e eeuw v. Chr. (82 – 35 v. Chr. )
o Genre: geschiedschrijving + redevoeringen
o Kenmerken: brevitas + poëtiserend en archaïserend + inchoatieve en frequentatieve
ww + abstracta op –tudo en mijden van –tas + omschrijvingen
Tibullus
o Leven: 1e eeuw v. Chr. (55 – 19/8 v. Chr.)
o Genre: liefdeselegieën
o Kenmerken: motiefwisseling + verfijnd en elegant + eenvoud en helderheid
Propertius
o Leven: 1e eeuw v. Chr. (50 v. Chr. – ?)
o Genre: elegieën
o Kenmerken: nerveus + onstuimig + duister + docerend
Livius
o Leven: 1e eeuw v. Chr. (59 v. Chr. – ?)
o Genre: historiografie
o Kenmerken: moraliserend + grote personen + plechtig en poëtisch, helder en zakelijk
Phaedrus
o Leven: 1e eeuw
o Genre: fabels
o Kenmerken: zelden spreektaal + abstracta + brevitas + nors
Lucanus
o Leven: 1e eeuw (39 – 65)
o Genre: epos
o Kenmerken: moraliserend + geen godenapparaat, wel Fatum + eigenzinnig
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 10









Persius
o Leven: 1e eeuw (34 – 62)
o Genre: satire
o Kenmerken: poëzietaal + adj. met inf. en gen. + platte woorden + duister
Statius
o Leven: 1e eeuw
o Genre: epos + gelegenheidswerkjes
o Kenmerken: rechtlijnig + sentimentaliteit + mythologie + overdrijving
Valerius Flaccus
o Leven: 1e eeuw
o Genre: epos
o Kenmerken: dramatischer en pathetischer + metonymie + grotere rol goden
Martialis
o Leven: 1e – 2e eeuw (40 – 104)
o Genre: epigram + satire
o Kenmerken: luchtig en speels + retoriek
Plinius Minor
o Leven: 1e – 2e eeuw (61/2 – 111)
o Genre: brieven
o Kenmerken: schijnbare eenvoud + moraliserend
Quintilianus
o Leven: 1e – 2e eeuw
o Genre: retoriek
o Kenmerken: overdreven systematisering + te strakke regels + rustige stijl
Ammianus Marcellinus
o Leven: 4e eeuw (330 – 395)
o Genre: historiografie en biografie
o Kenmerken: participiumconstructies + metaforen + ongewone plaatsing
Prudentius
o Leven: 4e – 5e eeuw (348 – 413)
o Genre: christelijk dichter
o Kenmerken: ?
Paulinus
o Leven: 4e – 5e eeuw (353 – 431)
o Genre: carmina + brieven + panegyriek
o Kenmerken: gevarieerd + innovatief + beheerst + episch
Liesa Bogaerts 2014 – 2015
Pagina 11
Download