Kennisvragen bij De wereld van Sofie

advertisement
Kennisvragen bij De wereld
van Sofie
Het lot
1. Wat heeft geloof in het lot te maken met
determinisme?
2. Waarin verschilt de manier waarop in de mythe
van Oedipus zijn lotgevallen worden verklaard,
van de manier waarop de Griekse
geschiedschrijvers Herodotus en Thucydides
historische gebeurtenissen verklaren?
3. Sluit vertrouwen in de medische wetenschap
uit dat ziekte en gezondheid ook te maken
kunnen hebben met toeval en/of vrije wil?
Beredeneer jouw antwoord.
4. Waarom is de zogenoemde eed van
Hippocrates relevant voor de medische ethiek?
Is deze eed zèlf een vorm van ethiek?
Beredeneer jouw antwoord.
De onderstaande vragen kunnen jou helpen om
greep te krijgen op de informatie die jij moet
kennen uit het boek. Veel informatie zul je vrij
eenvoudig kunnen vinden met behulp van de tekst
en het register. Soms zul je echter merken dat het
boek onvoldoende duidelijk is, en een enkele keer
zelfs onjuist, over de geschiedenis van de filosofie.
Daarom kun je je voordeel doen met deze vragen.
De mythen
1. Waarin verschillen natuurlijke verklaringen en
mythische verklaringen van elkaar?
2. Is een natuurlijke verklaring per se waar en een
mythische verklaring per se onwaar? Verklaar
jouw antwoord.
3. Levert filosoferen mythische verklaringen op,
natuurlijke verklaringen of geen van beide?
Beredeneer je antwoord.
Socrates
1. Waarom bestond er in het Griekenland van de
Vijfde Eeuw voor het begin van onze
jaartelling wèl en in andere gebieden niet zo’n
behoefte aan de bijdrage van sofisten?
2. Waarom zou je de sofisten geen filosofen
kunnen noemen?
3. Wat bedoelt men met de scepsis van de
sofisten?
4. Wat bedoelt Protagoras met zijn uitspraak: “De
mens is de maat van alle dingen”?
5. Wat bedoelt men als men Protagoras een
agnosticus noemt?
6. Hoe staan sofisten tegenover de normen van de
maatschappij waarin zij leven?
7. Waarin verschilt de manier waarop Socrates
dialogen voert, van de manier waarop sofisten
gesprekken voeren?
8. Wat bedoelt Socrates als hij zijn eigen
werkwijze vergelijkt met de verloskunde van
een vroedvrouw (maieutiek)? Benoem de
overeenkomsten.
9. Wat bedoelt men met socratische ironie?
10. Wat bedoelt Socrates, als hij zich vergelijkt
met een horzel?
11. In welk opzicht kan men Socrates een echte
filosoof noemen?
12. Wat zegt juist inzicht volgens Socrates over
iemands handelen? Kunnen mensen volgens
Socrates willens en wetens verkeerde dingen
doen?
De natuurfilosofen
1. Wat bedoelen de natuurfilosofen met een
oerstof, zoals zij die probeerden vast te stellen?
2. Wat is de oerstof of wat zijn de oerstoffen
volgens achtereenvolgens Thales,
Anaximander, Anaximenes, Parmenides,
Heraclitus, Empedocles en Anaxagoras?
3. Wat betekent het, als men Parmenides een
rationalist noemt?
4. Staat Zeno van Elea met zijn paradoxen bij de
controverse over het bestaan van verandering
meer aan de kant van Parmenides of meer aan
die van Heraclitus? Verklaar je antwoord.
5. Het woord filosofie is geïntroduceerd door
Pythagoras (nog altijd bekend van de
wiskundige stelling die wordt toegeschreven
aan hem). In zekere zin onderscheidt ook hij
een oerstof: getallen en getalsverhoudingen.
Toch kun je hem niet zo goed een filosoof
noemen. Leg dit uit.
Democritus
1. Welke verschillen en welke overeenkomsten
bestaan er tussen de atomen waarover
Democritus filosofeerde en de atomen
waarover wordt gesproken binnen de huidige
natuurwetenschap?
2. Democritus wordt een materialist genoemd.
Wat betekent deze uitdrukking in filosofische
zin en waarin verschilt deze betekenis van de
alledaagse betekenis van de uitdrukking?
3. Democritus heeft een mechanische opvatting
van de natuur. Deze opvatting zou je tevens
deterministisch kunnen noemen. Wat houdt dit
dan in?
Plato
1. Ziet Plato de publieke opinie als een
belangrijke leidraad voor het leven? Verklaar je
antwoord.
2. Wat bedoelt Plato met de ideeën?
3. Wat hebben volgens Plato waarheid,
schoonheid en het goede met elkaar te maken?
4. Benoem een duidelijk verschil tussen de
opvatting van het goede van de sofisten en die
van Plato.
1
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
Is de zintuiglijke wereld volgens Plato’s
ideeënleer de werkelijkheid? Verklaar je
antwoord.
Naar verluidt stond bij de ingang van Plato’s
Academie: “Laat niemand hier binnentreden
die geometrisch niet onderlegd is”. Wat is het
dat Plato zozeer waardeert in de wiskunde?
Als men het tegenwoordig heeft over een leven
na de dood, dan bedoelt men met dat wat blijft
bestaan na de dood meestal iets anders dan wat
Plato verstaat onder de onsterflijke ziel. Leg
het verschil uit.
Leg in eigen woorden de grotmythe uit en
verklaar wat Plato met deze vergelijking
probeert duidelijk te maken.
Geeft Plato met zijn grotmythe een mythische
verklaring? Verklaar jouw antwoord.
Heeft Plato in zijn ideale staat vrijheid hoog in
het vaandel staan? Verklaar je antwoord.
Welk verband legt Plato tussen de drie
deugden van delen van het lichaam en de
indeling van de maatschappij.
Hoe beoordeelt Plato het maatschappelijk
verschil tussen mannen en vrouwen?
Veel ouders willen hun kinderen op hun eigen
manier kunnen opvoeden. Vindt Plato dat zij
hun zin moeten krijgen?
Velen beschouwen liefde als een persoonlijke
zaak tussen twee mensen. Hoe denkt Plato
hierover?
11. Wat heeft Aristoteles’ negatieve vrouwbeeld te
maken met zijn onderscheid tussen vorm en
materie?
Het hellenisme
1. Welke ontwikkelingen maken dat er met het
hellenisme een nieuw tijdperk in de
geschiedenis van de mens aanbreekt?
2. Wat wordt bedoeld met syncretisme?
3. Hoe beantwoorden de cynici de vraag waaruit
het echte geluk eigenlijk bestaat en hoe dit kan
worden bereikt?
4. Hoe beantwoorden de stoïcijnen de vraag
waaruit het echte geluk eigenlijk bestaat en hoe
dit kan worden bereikt?
5. Hoe beantwoorden de epicuristen de vraag
waaruit het echte geluk eigenlijk bestaat en hoe
dit kan worden bereikt?
6. Er bestaat in de tijd van het hellenisme nog een
vierde belangrijke filosofische stroming: de
sceptici. Een belangrijke vertegenwoordiger
van deze stroming is Pyrrho van Elis, die
leefde rond het jaar 300 voor het begin van
onze jaartelling. Hoe beantwoorden de sceptici
de vraag waaruit het echte geluk eigenlijk
bestaat en hoe dit kan worden bereikt?
7. Wat betekent mystiek in filosofische zin?
8. Leg uit hoe Plotinus een mystieke interpretatie
geeft van de filosofie van Plato.
Twee culturen
1. Welke godsdienstige overtuiging, welk idee
van het belangrijkste zintuig en welke
opvatting van de geschiedenis kenmerken de
Indo-Europese culturen?
2. Waarom ziet men in sommige Indo-Europese
religies passiviteit en leven in afzondering als
een ideaal?
3. Welke godsdienstige overtuiging, welk idee
van het belangrijkste zintuig en welke
opvatting van de geschiedenis kenmerken de
Semitische culturen?
4. Hoe staan Semieten tegenover het afbeelden
van hun God?
5. In hoeverre wijkt Jezus Christus met zijn leer
af van wat de Israëlieten rond het jaar 0 van de
Messias verwachten?
6. Waarom is het christendom meer dan een
joodse sekte?
Aristoteles
1. Waarin verschilt de manier waarop Aristoteles
de werkelijkheid benadert van de manier
waarop Plato dat doet?
2. Hoe verschillen de vormen van Aristoteles van
Plato’s ideeën?
3. Waar komt volgens Plato en waar komt
volgens Aristoteles de inhoud van ons verstand
vandaan?
4. Betekenen de potentiële mogelijkheden die
Aristoteles onderscheidt, dat alles uit alles kan
ontstaan? Verklaar jouw antwoord.
5. Leg aan de hand van een zelfgekozen
voorbeeld de vier oorzaken uit die Aristoteles
onderscheidt.
6. Geef een exacte omschrijving van logica en leg
uit wat Aristoteles heeft bijgedragen aan dit
vakgebied.
7. Hoe onderscheidt Aristoteles aan de hand van
de menselijke vermogens drie delen van de
menselijke ziel?
8. Wat wordt bedoeld met Aristoteles’ ethiek van
de gulden middenweg?
9. Volgens Aristoteles is de mens behalve een
rationeel dier ook een politiek wezen. Leg dit
uit.
10. Welke drie goede en welke drie slechte
staatsvormen onderscheidt Aristoteles en
waarin verschillen deze staatsvormen?
De middeleeuwen
1. Welke gebeurtenissen rechtvaardigen dat men
kan zeggen dat rond het jaar 500 het tijdperk
van de klassieke oudheid ten einde loopt?
2. In welke opzichten kun je zeggen dat er de
eerste eeuwen na het jaar 400 wel degelijk
sprake was van cultureel verval?
3. Welke drie cultuurgebieden ontstonden na
verloop van tijd uit het oude Romeinse Rijk?
2
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
Wat wordt ermee bedoeld als wordt gesteld dat
Augustinus Plato heeft gekerstend?
In hoeverre kijkt Augustinus anders aan tegen
het kwaad dan dat de neoplatonist Plotinus dat
doet?
Hoe verenigt Augustinus een zeker
determinisme met de verantwoordelijkheid van
de mens voor zijn of haar eigen leven?
Bestaat er een verband tussen het onderscheid
dat Augustinus maakt tussen de Staat Gods en
de Wereldlijke Staat en het gegeven dat hij
vroeger het manicheïsme aanhing? Verklaar
jouw antwoord.
Welke verschillende opvattingen van de
verhouding tussen rede en geloof worden
uitgedrukt in de uitspraak credo quia absurdum
van Tertullianus en credo ut intelligam van
Anselmus?
Wat bedoelt men als men stelt dat Thomas van
Aquino Aristoteles kerstende?
Welke twee wegen kunnen volgens Thomas
van Aquino naar God voeren?
Wat heeft de opvatting van Thomas van
Aquino van de mens als een wezen dat een
plaats inneemt tussen dieren en engelen, te
maken met de manier waarop Aristoteles de
mens ziet?
Hoe oordeelt Thomas van Aquino over
vrouwen?
Wat heeft Hildegard von Bingen bijgedragen
aan de filosofie?
9.
10.
11.
12.
13.
14.
Wat bedoelt Galileo Galilei met zijn uitspraak
dat het boek der natuur is geschreven in de taal
van de wiskunde?
Wat houdt het nieuwe wereldbeeld van de
renaissance in en wat betekenen in dit verband
de uitdrukkingen geocentrisme en
heliocentrisme?
Wat voegt Kepler toe aan het heliocentristische
wereldbeeld van Copernicus?
Hoe staat Newton tegenover de middeleeuwse
voorstelling dat er in de sterrenkunde andere
wetten zouden gelden dan in de natuurkunde
hier op aarde? Verklaar jouw antwoord.
Wat wordt bedoeld met de nieuwe relatie tot
God van de renaissance?
Was Luther een humanist zoals Ficino en
Leonardo da Vinci dat waren? Verklaar jouw
antwoord.
De barok
1. Wat wordt bedoeld met de uitdrukkingen
“carpe diem” en “memento mori”?
2. Waarin onderscheidt een verlicht despoot zich
van een vorst die gewoon naar eigen
goeddunken macht uitoefent?
3. Wat bedoelt men in de filosofie met idealisme
en waarin verschilt deze betekenis van de
manier waarop men deze uitdrukking in het
dagelijks leven gebruikt?
4. Wat bedoelt men in de filosofie met
materialisme en waarin verschilt deze
betekenis van de manier waarop men deze
uitdrukking gebruikt in het dagelijks leven?
5. Waarom kun je Thomas Hobbes en La Mettrie
geen idealisten noemen?
6. Wat wordt bedoeld met het mechanistisch
wereldbeeld?
7. Beredeneer of Leibniz een materialist is, een
idealist of geen van beide.
De renaissance
1. Leg uit in hoeverre de kunst en cultuur van de
klassieke oudheid een wedergeboorte
ondergaan in de renaissance.
2. Waarom vormen de uitvinding van het kompas,
het buskruit en de boekdrukkunst een reden
waarom er met de renaissance een nieuw
tijdperk aanbreekt?
3. Wat houdt het nieuwe mensbeeld van de
renaissance in?
4. Wat heeft het renaissance-ideaal van l’uomo
universale te maken met het humanistisch
individualisme?
5. Wat houdt de nieuwe levensopvatting van de
renaissance in?
6. Hebben de mensen in de middeleeuwen net
zozeer het bewustzijn in de middeleeuwen te
leven, als dat de mensen in de renaissance het
bewustzijn hebben dat zij leven in de
renaissance? Verklaar jouw antwoord.
7. Wat houdt de nieuwe opvatting van de natuur
van de renaissance in?
8. Wat houdt de nieuwe wetenschappelijke
methode van de renaissance in, waarom wordt
deze de empirische methode genoemd en
waarin verschilt deze van de empirische
wetenschap van de oudheid?
Descartes
1. Wat maakt Descartes in filosofische zin tot een
rationalist?
2. Kun je Descartes een scepticus noemen omdat
zijn filosofie begint bij universele twijfel?
Verklaar jouw antwoord?
3. Wat wordt bedoeld met het geestlichaamprobleem?
4. Welke methode moet een filosoof volgens
Descartes gebruiken om een filosofisch
probleem op te lossen?
5. Betekent Descartes’ uitspraak cogito ergo sum
dat voor hem vooraf vaststaat dat alles wat
maar denkt, ook bestaat? Verklaar jouw
antwoord.
6. Op welke twee manieren beredeneert Descartes
dat God zou moeten bestaan?
7. Hoe beredeneert Descartes dat de
werkelijkheid gewoonlijk overeenkomt met
datgene dat wij met onze rede erkennen?
3
Wat houdt Descartes’ dualisme in bij zijn
opvatting over de werkelijkheid en zijn
opvatting van de mens?
9. Waarom beschouwt Descartes dieren als
automaten?
10. Waarom ziet Descartes de mens als heer en
meester van de natuur?
8.
2.
3.
4.
Spinoza
1. Wat wordt bedoeld met de historisch-kritische
manier waarop Spinoza de bijbel uitlegt?
2. Wat bedoelt men als men Spinoza een
pantheïst noemt?
3. Wat houdt de geometrische methode die
Spinoza hanteert precies in en wat heeft deze
methode te maken met zijn rationalisme?
4. Wat heeft Spinoza’s monisme te maken met
zijn opvatting van substantie?
5. Waarin onderscheiden attributen en modi zich
volgens Spinoza van elkaar?
6. Voor veel mensen die in een God geloven, is
deze van belang als een wezen dat zich
persoonlijk om hen bekommert. Zal de God
van Spinoza in deze behoefte voorzien?
7. Leg uit waarom Spinoza God niet ziet als een
externe oorzaak van alles wat er gebeurt.
8. Is Spinoza een determinist? Verklaar je
antwoord.
9. Wanneer is er bij een mens sprake van vrijheid,
in de zin waarin Spinoza dit begrip hanteert?
10. Leg uit hoe Spinoza’s stelregel sub specie
aeternitatis kan meehelpen om de
gebeurtenissen op de wereld te verdragen?
5.
6.
7.
Hoe verklaart Hume dat er in ons bewustzijn
ideeën kunnen voorkomen waaraan geen
zintuiglijke indruk ten grondslag ligt, zoals het
begrip engel of Pegasus?
Waarom kun je Hume ten aanzien van het
begrip God een agnosticus noemen, maar niet
een atheïst?
Welke kritiek heeft Hume op de manier waarop
men het begrip “ik” hanteert?
Welke kritiek heeft Hume op de inductieve
wijze waarop causaliteitsoordelen tot stand
komen?
Hoe maakt Hume een onderscheid tussen isuitspraken en ought-uitspraken? Maakt hij juist
wèl of juist niet de naturalistic fallacy?
In hoeverre kun je Hume met zijn empiristische
filosofie een scepticus noemen?
Berkeley
1. Waarom wordt Berkeley in het boek de meest
consequente empirist genoemd?
2. Wat bedoelt Berkeley met zijn bewering esse
est percipi vel percipere?
3. Leg uit waarom men Berkeley in filosofische
zin wel een idealist, maar beslist niet een
materialist kan noemen.
4. Waarom betekent een moment waarop geen
enkel mens waarneemt volgens Berkeley niet
dat er dan even niets bestaat?
5. Betekent de visie van Berkeley op de
werkelijkheid dat iedereen zomaar alles kan
beweren over zijn of haar waarnemingen?
Verklaar jouw antwoord.
6. Welk verband kun je leggen tussen de
empiristische filosofie van Berkeley en de visie
van de quantummechanica op elementaire
deeltjes?
Locke
1. Wat maakt de filosofie van Locke tot een
empiristische filosofie?
2. Wat bedoelt Locke als hij het menselijk
bewustzijn voordat we iets gewaarworden,
tabula rasa noemt?
3. Leg uit hoe volgens Locke onze complexe
voorstelling van een appel ontstaat uit
eenvoudige ideeën en welke rol het bewustzijn
daarbij speelt.
4. Waarom valt het begrip eeuwigheid volgens
Locke empirisch niet te rechtvaardigen?
5. Welk onderscheid maakt Locke tussen primaire
en secundaire kwaliteiten?
6. Leg uit op welke drie punten Locke niet zo
empiristisch en meer rationalistisch denkt.
7. Hoe loopt de filosofie van Locke vooruit op de
trias politica van Montesquieu?
De verlichting
1. Welk verband bestaat er tussen de verlichting
en de Franse revolutie?
2. Wat bedoelt men als men de Franse verlichting
aanduidt met het rationalisme?
3. Wat betekent de verlichtingsgedachte?
4. Wat heeft de verlichtingsgedachte te maken
met cultuuroptimisme?
5. Deelt Rousseau met zijn motto: terug naar de
natuur, het cultuuroptimisme van de
verlichting? Verklaar jouw antwoord.
6. Welke visie op de opvoeding van kinderen
verdedigt Rousseau?
7. Welke rol spelen amour de soi, amour propre
en la volonté générale binnen de staatsfilosofie
van Rousseau?
8. Wat wordt bedoeld met de gehumaniseerde
opvatting van het christendom van de
verlichting?
9. Waarin verschilt deïsme van atheïsme?
10. Wat bedoelen de verlichtingsfilosofen met de
rechten van de mens?
Hume
1. Welk onderscheid maakt Hume tussen
relations of ideas en matters of fact en hoe
staat hij tegenover beweringen die noch tot de
ene soort, noch tot de andere soort kunnen
worden gerekend?
4
11. Op welk punt wijken de maatschappelijke
ideeën van Olympe de Gouges af van de ideeën
van veel andere denkers uit de tijd van de
verlichting?
6.
7.
Kant
1. Is Kant een empirist, een rationalist, of geen
van beide? Verklaar jouw antwoord.
2. Zijn tijd en ruimte volgens Kant persoonlijke
begrippen die door iedereen anders kunnen
worden ervaren? Verklaar jouw antwoord.
3. Wat bedoelt Kant met de Copernicaanse
wending die hij meent aan te brengen in het
probleem van de menselijke kennis en wat
heeft deze wending te maken met de bijdrage
die Copernicus heeft geleverd aan de
sterrenkunde?
4. In hoeverre deelt Kant de kritiek van Hume op
de wet van oorzaak en gevolg?
5. Waarom meent Kant dat wij een onderscheid
moeten maken tussen das Ding an sich en das
Ding für mich?
6. Leg uit waarom het menselijk denkvermogen
volgens Kant tekortschiet bij vier echt grote
filosofische vraagstukken (antinomieën) en wij
deze vragen nooit met zekerheid kunnen
beantwoorden.
7. Wat bedoelt Kant met praktische postulaten en
welke drie praktische postulaten noemt hij?
8. Wat betekent de uitdrukking categorische
imperatief en hoe onderscheidt dit begrip zich
van een hypothetische imperatief?
9. Geef twee formuleringen die Kant geeft voor
de categorische imperatief.
10. Waarom wordt de ethiek van Kant plichtethiek
en deontologische ethiek genoemd?
11. Welk verband ziet Kant tussen vrijheid en het
vervullen van je plichten?
12. Welke gedachte voor het nastreven van
wereldvrede bepleit Kant in zijn traktaat Zum
ewigen Frieden?
8.
Leg uit waarom veel onderzoekers in de tijd
van de romantiek onder invloed van de
filosofie van Schelling positief staan tegenover
speculatief denken.
Waarin onderscheiden universele en nationale
romantiek zich van elkaar?
Wat bedoelt Schelling met zijn uitspraak dat de
wereld “in God” is?
Hegel
1. Waarom zou het een ahistorische manier van
denken zijn om te beweren dat Hume het bij
het verkeerde eind had en Kant of Schelling
gelijk had?
2. Wat bedoelt men als men zegt dat de
ideeëngeschiedenis volgens Hegel wordt
gekenmerkt door een dialectische
ontwikkeling?
3. Wat heeft het begrip negatie te maken met de
stadia van kennis die Hegel onderscheidt?
4. Wat bedoelt Hegel met de list van de rede?
5. Hoe denkt Hegel over gelijke rechten voor
vrouwen en mannen?
6. Wat heeft Hegels dynamische opvatting van de
rede te maken met de manier waarop hij het
begrip waarheid opvat?
7. Het boek vermeldt de uitspraak van Niels Bohr
dat een hoefijzer boven de voordeur toch
werkt. Is deze rechtvaardiging zelf een goed
voorbeeld van Hegels waarheidsopvatting?
Verklaar jouw antwoord.
8. Leg uit hoe het individualisme van de
romantiek zijn tegenstelling ontmoet in de
filosofie van Hegel.
9. Welke drie stadia onderscheidt Hegel in de
ontplooiing van de wereldgeest? Leg elk van
deze stadia uit.
10. Is Hegel in filosofische zin een materialist of
een idealist? Verklaar jouw antwoord.
Kierkegaard
1. In welk opzicht vormt de filosofische
benadering van Kierkegaard het tegendeel van
die van Hegel?
2. Wat heeft Kierkegaard tegen op de manier
waarop men in zijn tijd het christendom
belijdt?
3. Hoe onderscheidt Kierkegaard socratische
ironie van romantische ironie?
4. Wat betekent het als men kierkegaard een
existentiefilosoof noemt?
5. Welke stadia onderscheidt Kierkegaard in een
mensenleven op grond van de levenshouding?
Leg elk van deze stadia uit.
6. Waarom beschouwt Kierkegaard angst in het
eerste stadium dat hij onderscheidt haast als
iets positiefs?
7. Wat heeft het tweede stadium dat Kierkegaard
onderscheidt te maken met de plichtethiek van
Kant?
De romantiek
1. Op welke manier borduurt de romantiek voort
op de filosofie van Rousseau?
2. Waarin verschilt volgens de romantici de
verhouding van het kunstzinnige genie tot het
Ding an sich van de manier waarop mensen in
het algemeen zich volgens Kant daartoe
verhouden?
3. Wat heeft het romantische verlangen naar iets
verafs en onbereikbaars te maken met de
uitgesproken antiburgerlijke instelling van de
romantici?
4. Wat betekent het als men stelt dat de romantiek
een renaissance van een kosmisch
zelfbewustzijn inhoudt?
5. Wat betekent Schellings bewering dat de
natuur de zichtbare geest is en de geest de
onzichtbare natuur?
5
8.
Bereikt iedereen volgens Kierkegaard tijdens
zijn leven ook het laatste stadium dat hij
onderscheidt? Verklaar jouw antwoord.
6.
Welk standpunt verdedigt Darwin in The
Descent of Man en waarom hadden veel
tijdgenoten daarmee nog meer moeite dan met
het standpunt dat hij verdedigt in The Origin of
the Species?
7. Waarom vormt de kwestie van de missing links
een probleem bij de evolutietheorie?
8. Welk element voegt het neodarwinisme toe aan
de evolutietheorie van Darwin?
9. Wat heeft het sociaal-darwinisme te maken met
Darwins evolutietheorie?
10. In hoeverre kun je zeggen dat eugenetica
toegepast op mensen nog een stap verder gaat
dan het sociaal-darwinisme?
11. Op welk punt spreekt de theorie van intelligent
design de evolutietheorie tegen?
Marx
1. Wat houdt het historisch materialisme van
Marx in en waarom kun je hem niet een
mechanistisch materialist noemen?
2. Wat houdt het dialectisch materialisme van
Marx in, waarin komt dit overeen met de
filosofie van Hegel en waarin verschilt het
juist?
3. Leg uit hoe Marx de basis en de bovenbouw
van de maatschappij onderscheidt.
4. Welke drie niveaus onderscheidt Marx in de
basis van de maatschappij? Leg elk van deze
begrippen uit.
5. Wat vormt volgens Marx de rode draad van de
geschiedenis?
6. Waarin verschillen volgens Marx de
slavenmaatschappij, de feodale samenleving en
de kapitalistische maatschappij van elkaar en
hoe gaat volgens hem de communistische
maatschappij zich wezenlijk onderscheiden van
deze drie eerdere maatschappijvormen?
7. Waarom beschouwt Marx zijn
geschiedenistheorie over de ontwikkeling van
de samenleving naar het communisme als
wetenschappelijk socialisme in tegenstelling
tot het utopisch socialisme?
8. Wat verstaat Marx onder vervreemding?
9. Wat verstaat Marx onder meerwaarde en
uitbuiting?
10. Waarom acht Marx de Verelendung van de
arbeiders noodzakelijk voor de voortgang van
de geschiedenis?
11. Waarom zal er volgens Marx een periode van
dictatuur van het proletariaat moeten
voorafgaan aan het communisme?
12. Op welk punt betekent het leninisme een
wijziging op de geschiedenistheorie van Marx?
13. Wat betekent de zogenoemde veil of ignorance
binnen de theorie van John Rawls over een
rechtvaardige maatschappij?
Freud
1. Onderschrijft Freud de Victoriaanse opvatting
van kinderen als onschuldige, aseksuele
wezens? Verklaar jouw antwoord.
2. Leg uit hoe Freud drie instanties in een
(volwassen) menselijke geest onderscheidt.
3. Hoe verschilt de manier waarop volgens Freud
geestesziekten ontstaan, van de manier waarop
tevoren veelal krankzinnigheid werd
uitgelegd?
4. Wat verstaat Freud onder het Oedipuscomplex
en het Electracomplex?
5. Wat verstaat Freud onder penisnijd en
castratieangst?
6. Wat verstaat Freud onder de
afweermechanismen verdringing, projectie en
rationalisatie?
7. Sublimatie vormt een ander
afweermechanisme, dat Freud onderscheidt.
Wat houdt dit verschijnsel in?
8. Leg uit hoe men via versprekingen, vrije
associatie, dromen en grappen inzicht kan
krijgen in iemands onderbewuste.
9. Wat heeft surrealisme te maken met Freuds
psychoanalyse?
Darwin
1. Leg de strekking van Darwins evolutietheorie
uit aan de hand van de volledige titel van zijn
hoofdwerk On the Origin of the Species.
2. Waarin verschilt Darwins evolutietheorie van
het creationisme?
3. Waarin verschilt de evolutietheorie van Darwin
van die van Lamarck?
4. Waarom is de bevolkingstheorie van Thomas
Malthus relevant voor de evolutietheorie van
Darwin?
5. Waarom kun je de uitdrukking survival of the
fittest, zoals die wel vaker wordt gebruikt bij de
evolutietheorie, niet zomaar vertalen met het
recht van de sterkste?
6
Beheers je nog je Latijn, smoes dan met ons mee!
Op verjaardagen en partijen loont het altijd om je kennis van zaken te demonstreren, vooral ook als anderen er
geen malle moer van afweten. Nu treft dat, want bij het vak filosofie leer je wel wat Latijn en zelfs de mensen
die enigszins het Latijn beheersen, kunnen nauwelijks enig filosofisch Latijn bevatten. Terwijl andere wezens,
teneinde nog enige indruk te maken, nauwelijks iets anders kunnen bedenken dan vuurpijlen af te steken, kun jij
voortaan met het onderstaande potjeslatijn een blijvende indruk achterlaten. Grijp die kans!!!
Carpe diem (vertaling: “pluk de dag” n.a.v.
Horatius Oden, 1,11.8.). Leefregel in de
Renaissance dat men van dag tot dag zou moeten
genieten van wat het leven ons biedt.
Homo homini lupus est (vertaling: “De mens is de
voor de andere mens een wolf”; Thomas Hobbes
Leviathan n.a.v. Plautus). Uitgangspunt van de
sociale filosofie van Hobbes (1588-1679) dat
mensen in de eerste plaats elkaars concurrenten zijn
in een strijd van allen tegen allen (“Bellum omnium
contra omnes”).
Cogito ergo sum (vertaling: “Ik denk dus ik
besta”; René Descartes Principia philosophiae 1,7).
Beginpunt van de filosofie van Descartes, (15961650 ); als hij alles in twijfel trok, kon hij één ding
niet betwijfelen, namelijk dat hij twijfelde (hij
dacht) en daarmee kon hij vaststellen dat hij ook
bestond.
Hypotheses non fingo (vertaling: “Ik verzin geen
hypotheses” Isaac Newton Philosophiae Naturalis
Principia Naturalis, II). Bewering van Newton
(1642-1727) dat hij niet zomaar natuurkundige
verklaringen verzon, maar deze afleidde uit
natuurkundige beginselen.
Credo quia absurdum (vertaling: “Ik geloof
omdat het absurd is”; Tertullianus De carne Christi
5,4 ). Ook al is het christendom in strijd met ons
gezond verstand, dat toont de juistheid van dit
geloof maar aan; kerngedachte van verschillende
chris-telijke apologeten zoals Tertullianus (160222).
Nihil est in intellectu quod non prius fuerit in
sensu (vertaling: “Niets is er in het verstand, dat
niet eerst zintuiglijke waarneming is geweest” John
Locke An Essay Concerning Human
Understanding). Kerngedachte van Locke (16321704) dat de menselijke geest als tabula rasa (een
onbeschreven blad) ter wereld komt en door
waarnemingen wordt gevormd.
Credo ut intelligam (vertaling: “Ik geloof om tot
inzicht te komen”. St. Anselmus van Canterbury
Proslogion). Kerngedachte van verschillende latere
kerkvaders dat het verstand het geloof kan verdiepen, zoals ook St. Anselmus (1033-1109) meende.
Simplex sigillum veri est (vertaling: “Eenvoud is
het kenmerk van het ware” devies van Herman
Boerhaave). Gedachte van de wereldberoemde
Nederlandse arts Boerhaave (1668-1738) dat
eenvoudige verklaringen de voorkeur verdienen
boven ingewikkelde verklaringen.
Esse est percipi vel percipere (vertaling: “Bestaan
betekent worden waargenomen of waarnemen”
George Berkeley Treatise Concerning the
Principles of Human Knowledge). Subjectief
idealistische stelling van bisschop Berkeley (16851753) dat er slechts waarnemingen bestaan en er
geen enkele reden is om aan te nemen dat er buiten
onze waarnemingen nog een materiële
werkelijkheid zou bestaan.
Sub specie aeternitatis (vertaling: “alles bezien in
het licht van de eeuwigheid” Benedictus de Spinoza
Ethica). Leefregel van Spinoza (1632-1677) dat de
mens zijn eigen wezen zou vinden door de hele
werkelijkheid te beschouwen vanuit het perspectief
van God, waar iedereen immers deel van uitmaakt.
Entia non sunt multiplicanda praeter
nessecitatem (vertaling: “Men moet niet het
bestaan aannemen van méér zaken dan
noodzakelijk” William of Ockham Summa totius
logicae). Nominalistisch uitgangspunt van de
filosofie van William of Ockham (1290-1349), dat
bekend staat als het scheermes van Ockham: men
moet zo zuinig mogelijk omspringen met
veronderstellingen over het bestaan van zaken.
Veritas est adaequatio rei et intellectus
(vertaling: “waarheid is de overeenstemming tussen
het ding en het verstand” Thomas van Aquino
Summa Theologicae I 16 en 17). Waarheidsdefinitie van Thomas van Aquino (1225-1274) die
waarheid opvat als een overeenstemming tussen de
zaken en ons verstand.
Vanzelfsprekend loont het de moeite om de chronologische volgorde van deze uitspraken te beredeneren.
W.H.
7
Download