Bron 1. Vrouwen in het oude Griekenland

Bron 1. Vrouwen in het oude Griekenland – volgens Aristoteles
De Griekse filosoof Aristoteles is minachtend over vrouwen. In een biologische studie over
de vrouw vergeleek hij haar met vrouwelijke dieren.
“Het lichaam van vrouwen lijkt een aantal kenmerken te bezitten die haar gebrekkige,
zwakke en incomplete natuur laten zien. Zij bezitten minder sterke spieren en gewrichten
dan mannen, zijn kleiner van stuk en hebben een hersenmassa die beduidend kleiner is.”
en
“De natuur schiep een sterker en een zwakker geslacht, omdat het ene vanwege zijn
bangheid een bewakende rol zou vervullen, het andere vanwege zijn moed een
verdedigende functie. En omdat het ene dingen van buiten zou aanvoeren en het andere
dingen binnenshuis zou bewaren. In verband met deze taakverdeling is het ene geslacht in
staat een zittend leven te leiden en te zwak om buitenshuis werkzaam te zijn, terwijl het
andere minder goed kan stilzitten en enkel gezond is als het kan bewegen.”
Bron 2. Afbeeldingen van vrouwen uit de oudheid
Bron 3. De rol van de vrouw volgens Plato
Plato (Grieks filosoof ca. 427 – 347) schreef:
“Er is geen Hades [God van de Onderwereld]. We hebben geen angst voor straf in één-ofander eenzaam hiernamaals. Onze straf is bij ons, hier en nu. De prijs voor ons zondigen
werd aan het begin van de tijd door Zeus zelf vastgesteld, toen hij ons kwelde met deze
schepselen. Bovendien heeft hij het zo geregeld dat we niet kunnen bestaan zonder hun
hulp, noch hun gezelschap kunnen uitstaan. We kunnen niet ontsnappen aan deze pijn, want
die leeft onder ons. Het zijn onze zussen, moeders, onze verloofden, onze vrouwen, onze
dochters en onze bijvrouwen. En erger nog, als we ons leven vergooien door slechtheid en
lafheid, dan zal Zeus ons terugsturen naar deze wereld als vrouw.”
“Kent gij nu één enkel domein van menselijke bedrijvigheid waar het mannelijke geslacht niet
in alle opzichten het vrouwelijke overtreft? Of moeten we gaan zeuren over de kunst van
weven en koekenbakken? Daarin, ja, mag men zeggen dat het vrouwelijke geslacht wel iets
kan. Maar het ware toch ook al te belachelijk indien de vrouw op dat terrein verslagen werd.”