Een blik op de resultaten van het onderzoek

advertisement
Provincie West-Vlaanderen
steunt al 40 jaar projecten in het Zuiden van de wereld
Wat is het effect in het Zuiden?
Wat is het effect in het Noorden?
Een blik op de resultaten
van het onderzoek
in opdracht van Provincie West-Vlaanderen
uitgevoerd door Tom De Bruyn, HIVA
Voorwoord
Provincie West-Vlaanderen, door mensen gedreven. Anno 2011 komt het West-Vlaamse
provinciebestuur met deze slagzin naar buiten. 2011, het jaar waarin Provincie WestVlaanderen reeds 40 jaar projecten in het Zuiden van de wereld ondersteunt. 40 jaar
geleden, anno 1971, werd net dezelfde ’edelmoedige inzet’ van mensen naar voren
geschoven om te pleiten voor een budget voor ’het probleem van de minst bedeelden in
onze wereld – de ontwikkelingslanden’.
40 jaar projectensteun omhelst veel projecten, veel geld, veel mensen, veel inzet.
Hoeveel precies was niet duidelijk. Het was een helse job om zoveel mogelijk gegevens
te verzamelen tot één grote database. Kasten, kelders en archieven induiken. Snuisteren
tussen geschreven zittingsnota’s en getypte aanvraagbrieven. De handtekening van mijn
vader tegenkomen, gevolgd door die van mijn voorganger gedeputeerde Vens.
Op zoek gaan naar overzichten en cijfers. Samenvoegen van gegevens uit verschillende
registratiesystemen op de computer, uit dossiers of jaarboeken. Omrekenen van oude
Belgische Franken naar euro’s.
Het leverde een uitgebreid overzicht met info over het project, het land, de betoelaging
en contactgegevens. De cijfers spreken tot de verbeelding: 20.013.258 euro ging naar
1592 projecten in 80 verschillende landen uit het Zuiden, via minstens 633 organisaties uit
West-Vlaanderen.
Een grotere, diepere en belangrijkere vraag blijft echter: wat betekenen die cijfers? Om
zicht te krijgen op de effecten van ondersteunde projecten –effecten in het Zuiden, maar
ook effecten hier in het Noorden- werd een onderzoek uitgeschreven. De uitgebreide
resultaten hiervan zijn terug te vinden in het rapport van het onderzoeksinstituut HIVA. De
publicatie die u nu in handen heeft, is de samenvatting hiervan, waarbij de nadruk ligt op
wat de Provincie West-Vlaanderen hier verder mee kan en zal doen in een actief NoordZuidbeleid.
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 3
Het West-Vlaamse projectenbeleid kreeg vorm doorheen de jaren. De eerste jaren lag er
niet veel meer vast dan de intentie om ‘te jumeleren met een bepaald ontwikkelingsgebied
om aldaar voor praktische realisaties in te staan’ en om ’1% van de begroting daarvoor te
voorzien’. 1% lijkt en is veel. Momenteel, in 2011, wordt 0,80% van de begroting voorzien
voor projectensteun, met de bedoeling dit tegen 2015 op te trekken naar 1%. In tegenstelling
tot vroeger is dit bedrag enkel bedoeld voor steun aan projecten in het Zuiden, niet voor
het ganse Noord-Zuidbeleid. Ondersteuning voor onder andere de werking van NGO’s
in West-Vlaanderen, de educatieve werking van het Provinciaal Noord-Zuid Centrum en
zelfs noodhulp zijn niet opgenomen in dit percentage.
De eerste dossiers uit de jaren ’70 komen uit allerlei hoeken en moesten aan weinig
inhoudelijke of vormelijke vereisten voldoen. In de loop van 40 jaar werden de criteria
en voorwaarden om in aanmerking te komen voor projectensteun steeds duidelijk
omschreven en bevraagd. De bedragen werden beperkt in tijd en kregen een maximum.
Kosten voor bijvoorbeeld lonen en reizen komen niet langer in aanmerking. De link met
West-Vlaanderen was vroeger meestal een West-Vlaming in het buitenland, nu is dat een
persoon of organisatie die hier in onze provincie actief is. Een deskundige adviesgroep
werd samengesteld om een gefundeerde mening te formuleren over elke aanvraag.
Begrippen als participatie, duurzaamheid en eigenaarschap verschenen en krijgen
nog altijd zoekend een invulling. Als kers op de taart werden alle criteria in 2011 in een
duidelijk reglement gegoten.
De rode draad doorheen 40 jaar projectensteun is de inzet van mensen. Een inzet voor
het Zuiden, door West-Vlamingen. Een inzet die veel geduld, veel openheid en soms ook
onzekerheid inhoudt. Zo vonden we een tekst terug van begin de jaren ’70 over ‘het probleem
van de sociale zekerheid der missionarissen’. Ook nu nog is het werken als vrijwilliger
soms onduidelijk. Mensen zetten zich in, ondanks tegenslagen, onduidelijkheid en soms
tegenwind. Mensen zoeken zelf hun weg; hun hart volgend, hun hoofd gebruikend, hun
enthousiasme uitstralend. Provincie West-Vlaanderen steunt deze gedreven mensen al 40
jaar en wil dat blijven doen.
Dirk De fauw
Gedeputeerde voor Noord-Zuidbeleid
Provincie West-Vlaanderen
4 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
ructureel op te
werking st
ikkelingssamen
tw
on
om
g
aa
Eerste vr
oting, 1969
provinciale begr
nemen in de
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 5
6 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
40 jaar ondersteunde projecten:
een overzicht
Inleiding
Provincie West-Vlaanderen ondersteunt reeds 40 jaar projecten in het Zuiden. Tom De
Bruyn van het HIVA, onderzoeksinstelling van de KULeuven, voerde in opdracht van het
provinciebestuur een onderzoek uit naar de effecten van 40 jaar projectensteun. Welke
effecten hebben deze projecten aan de andere kant van de wereld? En hier in WestVlaanderen?
Het betreft een onderzoek naar projecten met een enorme diversiteit: grote en kleine,
oude en nieuwe projecten, 80 verschillende landen, zeer diverse thema’s, NGO’s en
4de pijlerorganisaties. Algemeen geldende conclusies trekken is dan ook niet mogelijk;
grote lijnen benoemen echter wel. In deze publicatie halen we enkele elementen uit het
onderzoek waar het provinciebestuur mee aan de slag kan gaan.
Het volledige onderzoek met meer informatie, voorbeelden, methodiek, … is terug te
vinden op www.west-vlaanderen.be/pnzc. Hier vindt u ook het subsidiereglement NoordZuidprojecten en het aanvraagformulier.
Aan het onderzoek werkten heel veel organisaties en medewerkers mee. Informatie werd
verworven via enerzijds de database en anderzijds via enquêtes, interviews en bezoeken
aan een aantal projecten in de DR Congo en India.
Algemene cijfers
In de afgelopen veertig jaar (1971-2010) heeft de provincie West-Vlaanderen:
1592 projecten gefinancierd
20.013.358 euro projectsteun toegekend
80 landen in het Zuiden bereikt
via minstens 633 organisaties uit West-Vlaanderen.
De subsidies liepen uiteen van 250 euro tot 37.500 per project.
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 7
Totale budget
Van alle overheden maakt Provincie West-Vlaanderen procentueel het meest subsidies
vrij voor projectensteun. De voorbije 40 jaar vloeide al 20.013.358 euro naar het Zuiden. We
houden hierbij nog geen rekening met het feit dat 100 BEF in 1971 niet dezelfde waarde
heeft als 2,5 euro nu.
Het bedrag groeide jaar na jaar. In 2011 wordt 0,80% van de totale begroting of 1.290.000
euro voorzien, tegen 2015 wordt dat zelfs opgetrokken naar 1%.
Figuur Jaarlijks door de provincie West-Vlaanderen toegekende budget voor
projecten ontwikkelingssamenwerking.
De provinciale middelen voor ontwikkelingssamenwerking stegen jaar na jaar, 1983
8 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Spreiding in het Zuiden
De projecten vonden plaats in 80 verschillende landen.
Figuur Aantal door de provincie West-Vlaanderen ondersteunde projecten per land
(1971-2011)
Veruit de meeste projecten
(meer dan 400) situeren
zich in de DRCongo.
Rwanda, een ander land
waarmee België koloniale
banden heeft, scoort hoog
met 100 projecten. India
komt met 200 projecten op
een tweede plaats, gevolgd
door de Filippijnen met iets
meer dan 100. In Europa en
in Noord-Amerika werd ooit
1 project ondersteund.
Figuur Aantal projecten per continent (1971-2010)
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 9
Zitting besproken op de deputatie over de kredieten voor ontwikkelingssamenwerking, 1984
10 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Aard van de projecten
Alle 1592 projecten kregen één of meerdere thema’s toegekend. De bouw van een
ziekenhuis valt bijvoorbeeld zowel onder infrastructuur als onder gezondheidszorg.
Vorming/opleiding en infrastructuur zijn de meest vermelde thema’s. Samen met
landbouw/veeteelt en gezondheidszorg staan ze in voor bijna drie vierde van de projecten.
Figuur Projectensteun volgens thema (1971-2010)
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 11
Spreiding in West-Vlaanderen
Sinds 1980 moet er een contactpersoon zijn in onze provincie om in aanmerking te komen
voor de provinciale subsidies. Later werd dit de voorwaarde om een lokale werking te
hebben. Een lokale werking betekent niet noodzakelijk dat de hoofdzetel van de vereniging
in West-Vlaanderen ligt, wel dat er sensibiliserende activiteiten gebeuren in onze provincie.
De grootste concentratie van ondersteunde West-Vlaamse werkingen treffen we aan in
de grotere stedelijke centra zoals Brugge, Kortrijk en Roeselare. Daarnaast is er een vrij
grote concentratie in de gemeenten die zich nabij het Provinciaal Noord-Zuid Centrum
(PNZC) in Roeselare bevinden.
12 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Figuur Lokale werkingen in West-Vlaanderen, die in de periode 1971-2010 één
of meerdere projectsubsidies hebben ontvangen.
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 13
Samenwerking tussen het Noorden en het Zuiden
De aanleiding om zich actief te engageren is vaak een combinatie van verschillende
factoren:
- een ontmoeting tussen Noord en Zuid: een toeristische reis, stage, werk- of studiereis,
familiebezoek
- het verzoek van iemand om iets te doen of zich in te zetten voor een project
- een ‘rimpelingseffect’: de ene ontwikkelingsorganisatie of –activiteit zet aan tot een
andere
- interesse van jongs af aan door bijvoorbeeld verhalen van familieleden die voor een
ontwikkelingsorganisatie werken
- ontevredenheid over bestaande ontwikkelingsinitiatieven en de drang om zelf de handen
uit de mouwen te steken
Dat veel projecten tot stand komen door een toevallige ontmoeting of uit persoonlijke
relaties is eigen aan 4de pijlerinitiatieven. Het belang van een geschikte partner in het
Zuiden en het opbouwen van vertrouwen staan centraal. Een partnerschap is succesvol
als alle partners iets te ‘winnen’ hebben. De zoektocht naar een betrouwbare partner in
het Zuiden verloopt voor velen met vallen en opstaan.
Aard/grootte van de organisaties
Zowel de aard als de grootte van organisaties variëren enorm, zowel in het Noorden, als
in het Zuiden: NGO’s, vzw’s, vrienden- en steungroepen, missiegroepen, ziekenhuizen,
scholen, …
Ongeveer de helft van de organisaties heeft een band met kerken, missiegroepen en
missionarissen. Dit is opvallend veel, ook in vergelijking met andere onderzoeken.
14 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Doelstellingen
Het uitvoeren van een concreet project in het Zuiden is voor een meerderheid van de
West-Vlaamse verenigingen de belangrijkste doelstelling. NGO’s en grotere vierde
pijlerorganisaties richten zich dan weer op structurele veranderingen. Soms schuiven
ook kleinere en middelgrote organisaties structurele veranderingen als doelstelling naar
voren terwijl uit interviews blijkt dat ze eigenlijk vooral op relatief kleinschalige projecten
focussen en ook de te behalen resultaten concreet formuleren.
Hoewel het niet als hoofddoel omschreven wordt, is sensibiliseren in het Noorden voor
veel organisaties een bijkomende doelstelling.
Middelen
In termen van financiële middelen noteerden we enkele verrassingen. Er wordt soms
aangenomen dat het budget van vierde pijlerverenigingen gering is, maar dit onderzoek
nuanceert dit. Eén vierde van de West-Vlaamse organisaties beschikt inderdaad over een
jaarlijks budget van 10.000 euro of minder, maar veel verenigingen zamelden in 2010 een
heel pak meer in.
Deze inkomsten schommelen vaak sterk van jaar tot jaar en zijn afkomstig uit verschillende
bronnen:
- subsidies van overheden
- giften van familie en vrienden / van de bevolking in het algemeen / van bedrijven en
stichtingen / van serviceclubs
- organisatie van evenementen, vaak met hulp van scholen
- inkomsten van eventuele moederorganisatie zoals school, ziekenhuis, religieuze
instelling
- eigen middelen
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 15
Om een constante inkomensbron te verzekeren biedt men soms financiële adoptie van
een kind, een familie of een gemeenschap aan. Ook de fiscale attesten blijken aangeduid
als belangrijke instrumenten om donoren te werven.
Zowat de helft van de Zuidelijke partners is vrijwel geheel afhankelijk van de financiële
hulp van hun Belgische partner. De rol van de Belgische partner voor het voortbestaan van
het project, of zelfs van de volledige Zuidelijke organisatie, kan dan ook moeilijk overschat
worden.
Aan de andere kant zijn er ook organisaties die veel verschillende donoren hebben. Dit
kan leiden tot onoverzichtelijkheid en dubbele financiering. Vaak is dit echter ook een
basis voor samenwerking en soms zeer ruime netwerkvorming in het Zuiden. Belgische
partners zijn vaak wel maar niet altijd op de hoogte van de inkomstenbronnen of de
netwerken van de Zuidelijke partner.
Tijdsinzet
De tijd die men in de initiatieven steekt, mag niet onderschat worden. Afgezien van
veldbezoeken aan de projecten in het Zuiden, investeert men al snel een halve dag per
week, al varieert de tijdsinvestering sterk doorheen het jaar.
De meeste tijd wordt besteed aan het zoeken naar middelen en de opvolging van de
activiteiten in het Zuiden. De administratieve rompslomp weegt zwaar voor een derde van
de initiatieven.
16 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Woorden van da
nk, 1992
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 17
18 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Hoe verlopen de projecten?
Om zicht te krijgen op effecten van –ondersteunde- projecten moet je ook zicht hebben op
hoe deze projecten verlopen en welke moeilijkheden hierbij naar voren komen. Hieronder
worden de vaststellingen hieromtrent beschreven.
Bepalen van de doelgroep
West-Vlaamse verenigingen zien de bevolking in het Zuiden eerder als hun doelgroep dan
dat ze de lokale organisatie daar als doelgroep aangeven. Vaak focust men op één van
volgende specifieke ‘deeldoelgroepen’:
- kinderen, en meer specifiek straatkinderen of wezen
- vrouwen en meisjes
- zieken en mensen met een handicap
Af en toe is de doelgroep in het Zuiden ruimer dan de doelgroep waarvoor de WestVlaamse organisatie zich engageert.
Zowat alle verenigingen benadrukken het belang om de plaatselijke context in het Zuiden
te kennen. Een belangrijke factor hierbij blijkt langdurig zelf aanwezig zijn in het land en
de regio. Missionarissen zijn het uitgelezen voorbeeld van deze aanpak. Indien er geen
zo’n rechtstreekse vertegenwoordiging is, ligt deze inschatting in handen van de Zuidelijke
partner. Hoewel velen het soms moeilijk vinden om het project, hun ‘kindje’ uit handen te
geven, toch blijkt dat in de meeste partnerschappen de beslissingen over de uit te voeren
projecten in het Zuiden genomen worden. Men gaat er van uit dat men daar de situatie
kent en de behoeften kan identificeren. Deze veronderstelling is meestal gebaseerd op
persoonsgebonden relaties en vertrouwen en niet op behoeftenanalyses.
Als er verschillen waren in de visies op te bereiken doelen, dan ambieerden de Zuidelijke
partners meer en grotere acties dan de Noordelijke.
Het streven naar een open en toch concrete communicatie blijft vaak een uitdaging.
“Het is mijn overtuiging dat je enkel tot goede beslissingen kunt komen in een eerlijke
communicatie met je partners uit het Zuiden én met je werkgroep ter plaatse, waarbij
iedereen een evenwaardige partner is die zijn mening mag formuleren en waarbij iedereen
eerlijke informatie en inspraak krijgt. Respect voor ieders mening vind ik heel belangrijk. En
vanuit de ideeën en voorstellen moet de mogelijkheid ontstaan tot een discussie, waaruit dan
in harmonie een besluit voortvloeit.”
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 19
Inbreng van de doelgroep
De inbreng van de uiteindelijke doelgroep is heel wat onduidelijker. De lokale partners
zeggen wel in te gaan op de concrete noden van de doelgroep, maar uiteindelijk baseert
men zich meestal op de algemene lokale kennis die men heeft over de doelgroep. Soms
is men echter al jaren bezig met ‘behoeftenanalyses avant la lettre’: “Ik gebruikte 50 jaar
geleden al technieken die nu in zwang zijn in de ontwikkelingswereld. Vrouwen en mannen
werden gescheiden en beiden moesten zeggen wat hen gelukkig maakte en wat hen ongelukkig
maakte. Toen zagen we al dat er verschillen waren: wat sommige mensen gelukkig maakte,
maakte andere mensen ongelukkig. We overliepen de dingen die hen ongelukkig maakten en
analyseerden deze.”
Uitvoeren
De uitvoering van de projecten ligt normaal gezien in handen van de Zuidelijke partner.
Vaak wordt de lokale bevolking bij de uitvoering betrokken, zeker als het om bouwprojecten gaat.
In het algemeen verloopt de uitvoering van de projecten vlot. Liefst 58% vond de uitvoering
door de partner in het Zuiden uitstekend en daarbovenop nog eens 37% voldoende. Toch
is dit misschien een wel heel rooskleurig beeld van de werkelijkheid. Verschillende
verenigingen merkten op dat de uitvoering niet zonder slag of stoot ging. Botsing van
culturen, aardbevingen of stormen, teleurstellingen in de lokale partner kunnen hier
voorbeelden van zijn.
Opvolgen
“De opvolging is een groot probleem. Je moet eigenlijk ter plaatse zijn want via telefoon of
e-mail is het niet gemakkelijk.” Eventuele vrijwilligers of missionarissen ter plekke volgen
het project op. De meeste andere verenigingen trachten dat één van hun leden minstens
om de twee jaar een bezoek brengt aan de projecten. Een terreinbezoek is echter niet
altijd mogelijk door bijvoorbeeld een slechte bereikbaarheid. Ook de prijs van de vliegreis
is voor velen een belemmering: “Ik spaar het geld van de reis liever om te geven aan
projecten in het Zuiden.” Sommige verenigingen maken gebruik van medewerkers van
andere organisaties die in de buurt werken.
Gelukkig hebben de meeste West-Vlaamse verenigingen toegang tot andere
communicatiemiddelen om informatie van de partner te ontvangen. De opkomst van het
internet (email en skype), alsook van mobiele telefonie heeft de communicatie tussen
Noord en Zuid enorm vergemakkelijkt. “Het contact met onze partner in de DRCongo
gebeurt via GSM en internet. Dit is echt een revolutie, want vroeger was communicatie
veel moeilijker. Nu zijn we op de hoogte van wat er gebeurt, terwijl vroeger de stad waar
onze partner zit zowat afgesloten was.” Toch blijven voor een aantal verenigingen deze
communicatiemethoden onmogelijk, wegens tekort aan elektriciteit bijvoorbeeld.
Zowat alle partnerschapen maken gebruik van schriftelijke activiteiten- en financiële
20 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
rapporten; ook omdat subsidieverleners, zoals provincie West-Vlaanderen, dergelijk
bewijsmateriaal vragen om de toegekende subsidies te verantwoorden.
Evalueren en bijsturen
De evaluatie van de meeste projecten gebeurt op basis van heel concrete resultaten:
is het gebouw opgericht, het materiaal opgestuurd, de vorming gegeven? Hierop heeft
men in West-Vlaanderen een vrij goed beeld, al blijft men niettemin afhankelijk van de
beschikbare informatie van de partner.
De meeste verenigingen hebben het idee dat men zelf wel weet waar de knelpunten
liggen. “Je weet vaak zelf wat en waarom iets verkeerd loopt en je bent zeer kritisch op jezelf.”
Diepere en grondigere evaluaties gebeuren zelden. Als doelstellingen op voorhand
heel concreet en afgebakend verwoord worden, is dat misschien ook niet nodig. Enkel
wanneer men de structurele aanpak van armoedeproblemen beoogt, zijn grondige
impactevaluaties wel aangewezen. Men kan dan immers geen onderbouwde uitspraken
doen of de interventie inderdaad structurele veranderingen teweegbrengt.
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 21
22 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Effecten in het Zuiden
Wat is er met de projectensteun gerealiseerd?
De voorbije 40 jaar heeft de provincie in 80 verschillende landen bijgedragen aan
de realisatie van:
es,
roeiboten, ambulances, fietsen, busj
57 transportmiddelen: vissers- en
gens
scooters, traktors, jeeps, vrachtwa
20 telecommunicatienetwerken
58 landbouwcentra of -terreinen
graan- en maïsmolens
25 coöperatieven
medicijnen en medische instrumenten voor 89
gezondheidsdiensten
grasmachines
lasgroepen
ovens
14 wegen
een paar overdekte mark
ten
4 mutualiteiten.
32 woningen of woningcomplexen
koffiepelmachines
rijstpelmachines
gen vissen, eenden en zelfs cavia•s50 waterputten
en
2 bakkerij n en vormin
e
leiding
185 scholen en vormingscentra
193 op
twee dammen
4 kloosters
nieuwe kook- en
verwarmingsinstrumenten
mixer
17 waterpompen
15 naaiateliers
zonnepanelen in 16 locaties
generatoren
een twintigtal
ers
een afvalp
52 gemeenschapscentra
de versterking van een
150-tal
organisaties
een hamermolen
boomzaagmachines
53 weeshuizen
11 microfinancieringsinitiatieven
inrichting van 179
onderwijsinstellingen
een suikerrietmole
n
18 bibliotheken
46 sanitaire blokken
de aankoop van tientallen geiten, biggen, kippen,
200 dispensaria, gezondheidsposten, ziekenhuizen en
andere medische instellingen
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 23
In zowat alle projecten werden de vooropgestelde activiteiten in het Zuiden uitgevoerd.
Ook de verenigingen in het Noorden kunnen concrete resultaten voorleggen en staven
met fotomateriaal en documenten. Wanneer we enkel naar deze concrete resultaten van
de projecten kijken, staat de effectiviteit van de verenigingen niet ter discussie.
Welke effecten heeft dit voor de doelgroep?
Concrete realisaties zijn gemakkelijk vast te stellen. Of hiermee ook de beoogde effecten
voor de doelgroep bereikt zijn, is moeilijker in beeld te brengen. De bouw van een school
is bijvoorbeeld heel zichtbaar, maar of daardoor de meeste kinderen uit de regio naar
school gaan en of hun toekomst er met een opleiding ook echt beter uit ziet, dat zijn
andere vragen.
Effecten voor de doelgroep werden in beeld gebracht via een inschatting van betrokkenen.
Dit leverde volgende categorieën op:
- verbetering toegang en kwaliteit onderwijs
- verbetering toegang en kwaliteit gezondheidszorg
- betere hygiënische omstandigheden
- betere teeltmethoden en een verhoging van de landbouwproductie
- ontwikkeling van een regio
- verhoging levenskwaliteit van een gemeenschap
- verbeterde opvang en kansen voor weeskinderen
- inkomensgeneratie en tewerkstelling
- emancipatie van bevolkingsgroep
- spiritueel
Dit blijven natuurlijk inschattingen. Meestal beschikken de verenigingen zelf niet over
sluitend bewijsmateriaal om deze uitspraak te staven. Er worden weinig diepgaande
‘impactevaluaties’ uitgevoerd. Toch zijn er een aantal projecten waar deze ruimere effecten
vastgesteld en geregistreerd werden: aantal scholen, aantal leerlingen, percentage
bereikte doelgroep, aantal bereikte gezinnen, berekening van het verhoogde inkomen van
gezinnen, de hogere studies van een aantal opgevangen kinderen, …
Opvallend is dat zowat alle organisaties zeer positief staan over het behalen van hun
doelstellingen, ook als deze ruimer geformuleerd worden. Dit is opvallend, omdat uit de
praktijk blijkt dat projecten niet altijd een ‘goednieuwsshow’ zijn door onder andere:
- moeilijk te meten resultaten
- vaak duiken er onverwachte factoren op (storm, vertragingen, culturele verschillen, …)
- het belang en de rol van de Zuidelijke partner is essentieel, maar heeft men niet zelf in
de hand
Er zijn weinig getuigenissen van goede projecten die niet met vallen en opstaan tot stand
kwamen.
24 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Registratie is
niet zo nieuw
, 1978
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 25
Hoe relevant zijn de projecten?
West-Vlaamse verenigingen vertrekken vaak vanuit de veronderstelling dat de Zuidelijke
partner of de instelling die men steunt sowieso de doelgroepen bereikt en de diensten
verleent waaraan zij behoefte hebben. Deze veronderstelling is gebaseerd op de jarenlange
ervaring van de partners in de regio waar ze actief zijn en op de vertrouwensrelatie die
men ermee heeft opgebouwd. Objectief bepalen hoe relevant de projecten zijn voor de
doelgroep of de Zuidelijke partner is dan ook moeilijk. Op basis van volgende argumenten
wordt aan de relevantie van veel projecten niet getwijfeld:
- men speelt in op directe behoeften van een deel van de bevolking. In dit geval is de
relevantie van het project overduidelijk voor die bepaalde doelgroep.
- de idee dat er zoveel problemen zijn, dat elke interventie die gedragen wordt door een
deel van de gemeenschap of althans door de Zuidelijke partner, sowieso inspeelt op een
bestaande nood.
Bijna altijd was de West-Vlaamse inbreng essentieel, zonder dewelke het project niet tot
stand zou zijn gekomen.
26 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Een reglement opstellen voor zeer diverse projecten is niet gemakkelijk, 2001
Geldstroom naar het zuiden
Eén van de weerkerende discussieonderwerpen tussen de vertegenwoordigers van
traditionele pijlers en van de vierde pijler, is het omgaan met de ingezamelde fondsen.
Het onderzoek bevestigt het beeld dat vierde pijlerinitiatieven een veel groter deel van hun
inkomsten opsturen of aanwenden in het Zuiden, dan de traditionele ontwikkelingsactoren.
Twee derde van de West-Vlaamse organisaties besteedt minstens 95% van hun middelen
effectief in het Zuiden; voor bijna alle 4de pijlerinitiatieven is dat 80% of meer.
Zijn projecten duurzaam?
In het algemeen doet men inspanningen om duurzaamheid te verzekeren door de
aangekochte voertuigen, het ingerichte hospitaal, de opgebouwde school te onderhouden
en te gebruiken.
Bekijkt men duurzaamheid echter als zelfstandigheid van het project of de Zuidelijke
partner (op termijn), dan is het een ander verhaal. Kenmerkend aan de vierde
pijlerverenigingen is het langdurige engagement en samenwerking met de partner in het
Zuiden. Het voornaamste probleem doet zich voor betreffende het loslaten van de partner
of het doorgeven van projecten aan lokale verenigingen. Vooral de lokale Zuidelijke
partners die geheel afhankelijk zijn van de West-Vlaamse steun zouden hun activiteiten
moeten stopzetten wanneer die er niet meer is.
Een aantal projecten in het Zuiden is echter heel goed ingebed in lokale netwerken en
werken samen met heel wat andere organisaties, wat de kwetsbaarheid van het project
kleiner maakt.
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 27
28 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Effecten in het Noorden?
De effecten in het Noorden kunnen enerzijds op vlak van het draagvlak voor
ontwikkelingssamenwerking liggen en anderzijds op persoonlijk vlak.
Effecten op het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking
|Giften
Als mensen bereid zijn om geld te schenken, betekent dit dat ze vertrouwen hebben in
de werking van de vereniging. Meer dan een kwart van de organisaties zegt over meer
dan 100 schenkers te beschikken. Interessant is dat dit zeker niet enkel de NGO’s zijn.
Verenigingen steken een aanzienlijke tijd in het informeren van de bevolking over hun
activiteiten en het werven van fondsen. Instrumenten zoals financiële adoptie en fiscale
attesten helpen hierbij.
| Vrijwilligers
Ook het aantal mensen dat zich vrijwillig wenst in te zetten voor een project of vereniging
zegt iets over het draagvlak voor de ontwikkelingsactiviteiten van die organisatie. Op dit vlak
blijken West-Vlaamse organisaties behoorlijk wervend. Hier zijn het echter voornamelijk
de NGO’s die iets meer vrijwilligers aantrekken. De meeste 4de pijlerinitiatieven kunnen
rekenen op een tiental vaste of occasionele vrijwilligers. In termen van vrijwillige steun
kan het draagvlak nog wel verbeterd worden: 36% van de verenigingen geeft immers aan
dat ze onvoldoende vrijwilligers aantrekken, terwijl dit voor 40% net voldoende is.
| Bewustmaking
Informeren en geld verzamelen gaan hand in hand
Alhoewel bewustmaking van de bevolking slechts voor een minderheid van de verenigingen
een de eerste doelstelling is, proberen de meeste organisaties de bevolking te informeren
over het initiatief. Meer dan de helft gaat naar scholen om de jongeren te sensibiliseren.
Vaak gaan informeren en inzamelen van middelen hand in hand. Sensibilisering door
vierde pijlerorganisaties is bijgevolg gelinkt aan het eigen initiatief en de eigen activiteiten
die men onderneemt, al probeert men dit soms te doorbreken door een ruimer verhaal te
brengen over ontwikkelingssamenwerking.
Enkel toegang tot organisaties waar men een band mee heeft
Vierde pijlerorganisaties geven voordrachten in scholen of op bijeenkomsten georganiseerd
door andere maatschappelijke organisaties waarmee men een band heeft. Ingang vinden
bij scholen of organisaties waar men niemand kent, blijkt zeer moeilijk.
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 29
Tijdsintensief!
In de meeste gevallen is het maar één of enkele betrokkenen van de organisatie die deze
informatie- of bewustmakingsactiviteiten op zich nemen. Dit vergt heel wat tijd en het is
bijgevolg niet steeds mogelijk om zich hiervoor vrij te maken.
Hoe interesse opwekken voor het project?
Toch is het niet altijd eenvoudig om de bevolking te interesseren voor het project. Men
zoekt onderwerpen die aanspreken, zoals bijvoorbeeld straatkinderen of thema’s die
actueel zijn.
Inleefreizen
Inleefreizen of bezoeken aan de projecten vergen veel organisatie, maar zijn volgens
de verenigingen die dit aanbieden een zeer effectief instrument om mensen bewust te
maken én om fondsen te werven.
Media
Een aantal verenigingen heeft daarenboven de weg naar de media gevonden. Enerzijds
publiceren verschillende verenigingen geregeld informatiebladen over de activiteiten van
hun partner en hebben de meeste verenigingen een website. Een vijftigtal organisaties
hebben zich bovendien ook aangemeld op het vierde pijlersteunpunt. Anderzijds hebben
enkele organisaties de aandacht getrokken van kranten en tijdschriften.
Provinciaal Noord-Zuid Centrum
Het Provinciaal Noord-Zuid Centrum (PNZC) speelt overigens een belangrijke rol in
het bekend maken van de activiteiten. Verschillende initiatieven maken gebruik van de
infodagen georganiseerd door het PNZC om hun activiteiten te presenteren. Daarnaast
maakten de regionale televisie- en radiozenders meerdere reportages over de projecten.
Ze bezochten projecten in verschillende regio’s samen met de provinciale delegatie.
Invloed op het denken over ontwikkelingssamenwerking?
In welke mate de ondersteunde projecten en verenigingen het denken over
ontwikkelingssamenwerking beïnvloeden, blijft echter een vraagteken. Het meten van
de effecten van bewustmakingacties is sowieso een oefening waar ook de traditionele
ontwikkelingsactoren mee worstelen. Afgaande op het aantal mensen dat bereid is giften
te geven en zich vrijwillig in te zetten, alsook de media-aandacht, kunnen we wel besluiten
dat het aantal mensen dat de West-Vlaamse verenigingen bereiken niet onderschat mag
worden. Hoeveel dit er juist zijn, is echter niet vast te stellen.
| Stimuleren van andere initiatieven
Ontwikkelingssamenwerking is besmettelijk! Dit is een nieuwe, verrassende vaststelling.
Verschillende initiatieven hebben anderen ertoe aangezet zelf actie te ondernemen en
een eigen project te steunen of te ontplooien in het Zuiden.
30 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 31
Persoonlijke effecten voor medewerkers
Een aanleiding, zoals een bezoek aan het Zuiden, is belangrijk, maar niet voldoende om in
actie te schieten. Niet iedereen die als toerist naar arme delen van de wereld gaat, besluit
een project te steunen of een organisatie op te richten. Ook enthousiasme alleen is niet
genoeg. Er spelen dus nog andere factoren mee: er moet ook een zekere gedrevenheid
aanwezig zijn en die is vaak zeer persoonsgebonden.
Altruïsme is op het eerste gezicht de belangrijkste drijfveer. Zo stelt een lid van een
particuliere vierde pijler: “Ik wil graag mensen helpen – en in het Zuiden kunnen we veel
doen met weinig.”. Uit het onderzoek blijkt dat het zich inzetten voor het Zuiden, niet enkel
uit altruïstische redenen gebeurt maar ook om eigen behoeften te vervullen.
| Zelfontplooiing
“Wij hebben veel van hen geleerd, zij misschien een beetje van ons.”
Deze uitspraak illustreert wat volgens velen de grootste meerwaarde is van het zelf de
handen uit de mouwen steken voor het Zuiden: het is één van de sterkste leermethoden;
waarschijnlijk nog groter voor de betrokkenen in België dan voor de doelgroepen in het
Zuiden. Men leert:
- andere culturen kennen
- relativeren en de eigen situatie appreciëren
- anders kijken naar ontwikkelingssamenwerking
| Waardering en erkenning
Waardering en erkenning voor het gedane werk is een behoefte waar één op de acht
verenigingen naar verwijzen. Deze erkenning (of ‘dankbaarheid’ zoals sommige het
noemen) kan uitgaan van de plaatselijke bevolking, maar kan ook gevonden worden in
België: “Ik heb steeds enorm veel sympathie van de mensen ondervonden voor mijn inzet en
dat is voor mij van onschatbare waarde.”
| Sociaal contact
Er zijn ook heel wat betrokkenen die verwijzen naar de nieuwe vrienden en mensen die
men via het initiatief heeft leren kennen. Iemand stelt zelfs dat haar engagement niet echt
iets heeft veranderd voor haar zelf, maar dat haar sociaal netwerk wel ferm is uitgebreid.
Anderen verwijzen expliciet naar het voelen van meer verbondenheid met mensen uit het
Zuiden.
| Verwerken
Voor sommigen kan het engagement een middel zijn om een persoonlijk lijden te
verwerken of een bestaande leegte op te vullen. Via de inzet voor het Zuiden geeft men
een andere betekenisvolle zin aan het leven.
32 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
74-1984
enwerking, 19
m
sa
gs
lin
ke
ik
nland voor ontw
en aan het buite
Overzicht toelag
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 33
34 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Besluit: de meest opvallende resultaten
Een persoonlijke band: de sterkte en zwakte van 4de pijlerorganisaties
Centraal in het onderzoek staat de vaststelling dat de vierde pijler vertrekt van
rechtstreekse persoonlijke relaties en vertrouwen in de talenten van de partner.
De meeste partnerschappen met vierde pijlerverenigingen ontstonden ofwel vanuit een
ontmoeting tussen personen uit het Noorden en het Zuiden, ofwel vanuit familiale relaties.
Zelfs wanneer men samenwerkt met een grote instelling of organisatie in het Zuiden, is
het in de praktijk met één persoon binnen die organisatie. Deze persoonlijke relatie heeft
nog het meest weg van een vriendschapsband tussen de Noordelijke en Zuidelijke actor.
De persoonlijke band verzekert en stimuleert het engagement van beide partners voor de
projecten. Dit maakt dat beide partners zich betrokken voelen bij een gemeenschappelijk en
persoonlijk project. Een persoonlijke band brengt vertrouwen met zich mee. Terzelfdertijd
zoeken zowel verenigingen in West-Vlaanderen als de partners in het Zuiden voortdurend
naar een bevestiging van dit vertrouwen en engagement.
De keerzijde van de nadruk op persoonlijke relaties is de onduidelijkheid over wat
er gebeurt eens die band er niet meer is. Bijvoorbeeld wanneer de contactpersoon/
verantwoordelijke van de organisatie in het Zuiden elders gaat werken of wonen of de
Noordelijke contactpersoon wegvalt. Dit zijn cruciale momenten voor de partnerschappen
want het bestaan ervan komt dan in het gedrang.
De bestaande samenwerking tussen Noord en Zuid is niet zo nieuw
De vierde pijlerinitiatieven herbergen een diversiteit aan partnerschappen maar het valt
te betwijfelen of deze inderdaad zo nieuw zijn. Steungroepen voor missionarissen en
vrijwilligers in het Zuiden bestaan al meer dan veertig jaar en we mogen niet vergeten
dat zowat elke NGO ooit is gestart als een 4de pijlervereniging. De toename van dit
soort initiatieven is wel een recent fenomeen. Wat ook nieuw is, zijn de sectorspecifieke
partnerschappen, bijvoorbeeld een ziekenhuis uit West-Vlaanderen die samenwerken
met een ziekenhuis in het Zuiden.
Echte gelijkwaardigheid binnen partnerschappen is moeilijk
Niettegenstaande de persoonlijke aard van de samenwerking blijft het partnerschap in de
meeste gevallen een relatie van donor en begunstigde. Hoewel het plaatje veel diverser is,
neemt de Noordelijke vereniging de rol van fondsenwerver en financierder op of wordt in
deze rol geduwd. De Noordelijke vereniging is voor de Zuidelijke partner zowel een bron
van inkomsten als een vertegenwoordiger van hun zaak in het Noorden. In veel gevallen
zou zonder input van de West-Vlaamse partner er geen project zijn geweest.
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 35
Gezocht: ervaringen uit andere sectoren
De inbreng van nieuwe spelers in ontwikkelingssamenwerking kan nieuwe expertise
met zich meebrengen. Vanuit bijvoorbeeld de gezondheidszorg, het onderwijs of het
ondernemerschap wenden zij hun sectorspecifieke kennis aan voor projecten in het
Zuiden. Opvallend is dat de leden vaak ook (vrijwillig) actief zijn in andere maatschappelijke
organisaties (vakbond, vrouwenbeweging, milieubeweging). De ervaringen opgedaan in
deze milieus past men toe op het werk in en met het Zuiden.
Vaker echter zijn de leden van de verenigingen ook op andere manieren actief in de wereld
van de ontwikkelingssamenwerking door bijvoorbeeld lidmaatschap van de gemeentelijke
adviesraden. Op die manier worden bruggen geslagen tussen sectoren en verenigingen,
maar anderzijds wordt het verschil tussen sectoren en verenigingen ook kleiner. We
merken bij 4de pijlerinitiatieven vaak hetzelfde taalgebruik, dezelfde streefdoelen, dezelfde
werkwijze als bij andere pijlers op.
Concreet of structureel?
Vierde pijlerorganisaties focussen voornamelijk op de uitvoering van concrete projecten.
Soms is dit één enkel project, soms is dit een project dat deel uitmaakt van een grotere
organisatie.
In deze studie kwam tot uiting dat een aanzienlijke groep van verenigingen uiteindelijk
structurele veranderingen wil bereiken. De vraag is dan ook of dit op basis van projectsteun
wel verwezenlijkt kan worden. Het onderzoek wijst uit dat één derde van de verenigingen
nog wil doorgroeien en een minderheid wil zelfs een NGO worden. Bij de Zuidelijke
verenigingen was het enthousiasme om uit te breiden nog veel groter.
Bij een grotere groep van verenigingen reikt de ambitie veel minder ver: het partnerschap
focust op de ontwikkeling en uitvoering van een welbepaald project. Het project speelt in
op een concrete nood van de partner of een deel van de gemeenschap, en als het inderdaad
deze behoefte vervult, is het project geslaagd.“Soms verwijt men ons op arrogante wijze dat
we op grotere schaal geen impact hebben. Maar dat is ook helemaal niet onze bedoeling – we
weten dat we enkel op zeer lokaal vlak misschien een verschil kunnen maken.”
Deze partnerschappen zijn weliswaar niet beperkt in de tijd niet. Een constante is dat
men geen idee had van wanneer het partnerschap en de investeringen zouden stoppen.
Stilzwijgend gaat men een engagement aan voor jaren.
4de pijlerorganisaties willen leren
Een volgend kenmerk van de bestudeerde vierde pijlerorganisaties is de wil tot het aanleren
van nieuwe inzichten. Eén van de belangrijkste persoonlijke effecten was overigens de
mogelijkheid tot zelfontplooiing. Ook al gaat men soms prat op de goede inbedding in
de plaatselijke gemeenschap, de meeste verenigingen zijn van mening dat ze niet de
waarheid in pacht hebben. Men schoolt zich bij via cursussen of boeken of het internet
en volgt de media op. Andere organisaties in Noord en Zuid worden gecontacteerd voor
36 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
raad en daad. In de voorbije jaren heeft de vierde pijler meer erkenning gekregen van de
overheid en de NGO-wereld, getuige hiervan het vierde pijlersteunpunt. Toch heeft één
derde moeilijkheden om partners in Vlaanderen te vinden en één op acht organisaties is
op zoek naar bijkomende opleiding en advies.
Complementair en competitie
Rest de vraag of de 4de pijlerorganisaties in ontwikkelingssamenwerking complementair
zijn aan de traditionele actoren of er mee in competitie treden? Dit onderzoek geeft
argumenten voor beide visies.
Enerzijds vullen de vierde pijlerverenigingen inderdaad op verschillende manieren een
leegte op. Enerzijds we vinden ze terug in gebieden waar traditionele actoren of overheden
afwezig zijn. Bovendien ondernemen ze activiteiten die buiten het bereik liggen van de
andere pijlers. Ze kunnen zeer snel bijvoorbeeld een concrete nood invullen.
Anderzijds hebben we in het Zuiden de veelheid van donoren geobserveerd. Nationale
agentschappen, opkomende economieën, multilaterale organisaties, lokale overheden
van Europese landen, grote NGO’s, internationale stichtingen, migrantenverenigingen,
missionarissen en andere vierde pijlerverenigingen investeren allemaal op hun eigen
manier in het Zuiden. Lokale organisaties zien soms door het bos de bomen niet meer en
lopen verloren in dit amalgaam van Noordelijke actoren. Tussen deze actoren zelf is er
overigens weinig coördinatie.
Toch zijn er ook positieve voorbeelden van organisaties met verschillende donoren uit
het Noorden en het Zuiden die erg goed ingebed zijn in lokale netwerken en met andere
organisaties nauw en goed samenwerken.
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 37
38 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Een blik op de toekomst…
Belang van provinciale steun
Dit onderzoek beoogde niet een evaluatie te maken van de provinciale steun of van de
werking van het Provinciaal Noord-Zuid Centrum. Toch leverde het informatie op over het
belang van deze steun voor de werking van de partnerschappen:
- De mogelijkheid tot subsidiëring is met stip de belangrijkste bijdrage. De provincies zijn
een voorname bron van inkomsten voor Vlaamse vierde pijlerverenigingen en voor de
Zuidelijke partners. Ook het beschikbare bedrag wordt zeer op prijs gesteld. Zonder de
West-Vlaamse steun zouden sommige projecten nooit of veel moeilijker gefinancierd
zijn geworden.
- Ten tweede vormt de financiële steun een vorm van erkenning voor de inzet van deze
verenigingen, zowel in het Noorden als het Zuiden. Het feit dat deze steun al enkele
decennia loopt, benadrukt het engagement van de provincie.
- Een derde meerwaarde ziet men in de raad en het advies van het PNZC. Menig initiatief
meldde dat de medewerkers van de provincie constructieve kritiek leverden en degelijk
advies gaven. De aangeboden opleidingen spelen tevens in op concrete behoeften.
- Tot slot verschaft de provincie gelegenheden om de eigen vereniging te promoten bij
een breder publiek en met andere organisaties in contact te komen.
Aanbevelingen
| Financiële steun voor advies en consultatie
Op dit ogenblik is het niet mogelijk om technische steun in te huren voor de versterking
van een organisatie of project in het Zuiden. Een aantal partnerschappen sprak echter
deze behoefte uit. Enerzijds was dit op het vlak van specifieke expertise voor de uitvoering
van een complex project waarover men zelf de nodige kennis ontbreekt. Anderzijds
komen partnerschappen in de problemen wanneer hun organisatie te snel groeien door
alsmaar meer projecten uit te voeren. Op een gegeven moment resulteert dit in een
organisatorische crisis. Een specialist in management kan soelaas brengen.
| Verdere coördinatie met andere spelers op het veld
Naast de provincies ondersteunen tal van gemeentelijke overheden, de Vlaamse en
federale overheid, op verschillende manieren vierde pijlerverenigingen. In de laatste jaren
is gelukkig niet enkel de ondersteuning toegenomen, maar ook de samenwerking tussen
deze overheden. We pleiten dan ook voor een verdere coördinatie van de activiteiten.
De provincie kan en wil hier een nuttige rol vervullen als verspreider van informatie
naar de andere overheden en andere spelers op het veld als NGO’s, 11.11.11, VVSG of
Een blik op de resultaten van het onderzoek | 39
het 4de pijlersteunpunt. Daarnaast is afstemming, samenwerking en waar mogelijk ook
ondersteuning bieden belangrijk.
| Opleiding, promotie en netwerking
Het advies, de opleiding en de mogelijkheden tot netwerking en promotie werden zeer
op prijs gesteld door de verenigingen. Deze activiteiten willen we dan ook verder zetten.
Mogelijke nieuwe onderwerpen die uit dit en andere onderzoeken naar voren kwamen
zijn:
- betrouwbare partners vinden
- het belang van en manieren om de lokale context te kennen
- het respecteren van de lokale cultuur
- het inwinnen van advies en de zoektocht naar samenwerking
- het bevorderen van de betrokkenheid en participatie van de lokale partners
- opvolging van projecten vanuit België
- hulp die verder gaat dan geld
- van concreet project naar structurele veranderingen
- realistische verwachtingen scheppen
- geduld uitoefenen en langdurig engagement tonen
| Nieuwe verenigingen bereiken
In veertig jaar tijd heeft de provincie minstens 633 verenigingen bereikt in West-Vlaanderen.
Hoewel dit aantal indrukwekkend is, vinden bepaalde verenigingen hun weg nog niet naar
het PNZC. In de toekomst kunnen we ons nog meer richten naar:
- regio’s buiten de grotere stedelijke centra en buiten de buurt van het PNZC (Roeselare)
die wellicht ondervertegenwoordigd zijn
- partnerschappen met migrantenverenigingen
- partnerschappen vanuit grote bestaande organisaties als scholen, ziekenhuizen,
bedrijven… Deze organisaties hebben waarschijnlijk toegang tot eigen financiële kanalen
maar hun ervaringen kunnen andere initiatiefnemers inspireren en omgekeerd.
40 | Een blik op de resultaten van het onderzoek
Download