Aardrijkskunde buiteNLand 3 vwo Hoofdstuk 1 Het noorden tegenover het Zuiden §2 Noord-Zuidverhouding De kloof wordt breder – Noord-Zuid tegenstelling (De grote verschillen tussen het rijke Noorden en het arme Zuiden) Een aantal arme landen is sinds het midden van de vorige eeuw rijker geworden, bijvoorbeeld landen in Zuid-Oost-Azië en Latijns-Amerika. Dit zijn de nieuwe opkomende economieën. Door mondiale en regionaleongelijkheid tussen centrumlanden en periferielanden wordt de kloof tussen arm en rijk groter. De kloof verklaard – De oorzaken van de groeiende kloof moet je dus zoeken in de landen zelf en in de relatie tussen arme en rijke landen. 1. Ontwikkelingen binnen rijke en arme landen Na de Tweede Wereldoorlog maakten dde rijke landen een snelle ontwikkeling door. Er kwam politieke rust, een snelle technologische vooruitgang, een goed onderwijssysteem en een goede infrastructuur, en de bevolkingsgroei nam af. 2. De relaties tussen de rijke en arme landen Rijke landen hebben sinds de koloniale tijd de grootste economische en politieke macht. Zij hebben dan ook grote invloed op de internationale arbeidsverdeling. (Een taakverdeling in de productie van goederen tussen landen). A. Die invloed zie je terug in de rangorde in de wereldeconomie: De wereldtriade. (De drie dominerende handelsbloken in de wereld: Noord-Amerika, Japan en de EU. De eerste generatie NIC’s (Newly Industrialized Countries), of Aziatische tijgers. Taiwan, Zuid-Korea, Hongkong en Singapore probeerden als eersten aansluiting bij de wereldtriade te vinden door te industrialiseren en die producten grotendeels te exporteren. Babytijgers: Aziatische landen die zich de laatste tijd snel ontwikkelen: Thailand, Maleisië, de Filipijnen, Indonesië en Vietnam. BRIC-landen: zich snel ontwikkelende heel grote landen: Brazilië, Rusland, India en China Sub-Sahara Afrika: Armste deel van de wereld. B. De rangorde in de productie ter plaatse (bedrijven uit het Noorden in het Zuiden) door afschaffing van handelsbarrières (alle hindernissen die handel tussen landen belemmeren (bijv. invoersrechten) vestigen MNO’s zich in lageloonlanden (landen waar arbeiders voor weinig geld werken). Dit zorgt voor directe en indirecte werkgelegenheid. (Directe: de banen die rechtstreeks ontstaan door een bepaalde activiteit (door toerisme ontstaat in een hotel een baan voor een kamermeisje) (Indirecte: Banen die iontstaan doordat na de komst van een bedrijf ook andere activiteiten opgestart worden (door toerisme ontstaat er bijvoorbeeld werk in het maken van souvenirs.)) C. De rangorde in geldstormen van Wereldbank en IMF: het noorden bepaalt omdat zij de meeste conributie betalen. De kloof moet dicht: de millenniumdoelen – de millenniumdoelen moeten de Noord-Zuidtegenstelling verkleinen. §3 De globalisering en het Zuiden Globalisering en oneerlijke handel 1. Export subsidie (geld van de overheid voor bedrijven voor producten die ze xporteren om zo te kunnen concurreren op de buitenlandse markten). 2. Het noorden beschermt zijn eigen economie tegen de import van goedkope producten uit het Zuiden via speciale importbelastingen. Dit zijn protectiemaatrgelen. (bescherming van bedrijven uit het eigen land door een maatregel die buitenlandse goedren van de eigen markt weert). De invoerheffing lopen op naarmate producten verder bewerkt zijn, dat heet tarievenscalatie. (Invoerrechten op producten uit ontwikkelingslanden nemen toe naarmate het product verder bewerkt is). Het gedrag van multinationals – MNO’s vestigen zich in het Zuiden. Ze trekken toeleveringsbedrijven aan en zo ontstaat er steeds meer directe en indirecte werkgelegenheid. Hierdoor groeit de welvaart en het export-pakket verandert. Een nadeel is dat mno’s in het Zuiden weinig belasting betalen, en dat veel winst terugvloeit naar het Noorden. Bovendien verplaatsen ze hun bedrijf gewoon van het ene naar het andere land als de lonen ergens anders nog lager zijn. Dat noem je het vliegende ganzenmodel. Een gebied beschikt over comparatieve voordelen als je daar goedkoper dan op een andere plek goederen kunt produceren of diensten kunt verlenen. Soms bestedden mno’s de productie volledig uit aan subcontractors. (bedrijven die als onderaannemers wer voor mno’s verrichten). Dit zijn binnenlandse onderaannemers die op bestelling producten aan mno’s leveren. § 4 Goedbedoelde hulp en oneerlijke handel Van ontwikkelingshulp naar ontwikkelingssamenwerking Lange tijd dacht het noorden dat wij arme landen moesten helpen om rijk te worden. Op eigen houtje lukt dat de periferie niet, dachten we. We kozen vaak typische westerse oplossingen die ter plekke niet bleken te werken. Peperdure installaties stonden weg te roesten omdat een defect prinplaatje binnen een straal van 1000 km niet te krijgen viel. Laat staan dat iemand het kon repareren. Hulp werkt alleen als die past in de omgeving. Bovendien weten de mensen ter plekke veel over hun omgeving en wat daarin wel en niet werkt. Omdat we het samen moeten doen spreek je dan niet langer van ontwikkelingshulp maar van ontwikkelingssamenwerking. Schulden Ontwikkelingslanden moeten vaak geld lenen. Dat komt onder andere doordat de waarde van hun export vaak lager is dan die van hun import. Het percentage van de inkomsten van een land dat gebruikt wordt voor de schuldenverplichtingen heet de schuldendienst. Soms mogen landen geen geld meer lenen omdat ze de rente niet meer kunnen betalen. Ze kunnen dan alleen nog bij het IMF terecht. Die instelling geeft alleen geld als de overheid strenge maatregelen treft, zoals; Bezuiningen op de overheidsuitgaven Privatiseren, dat wil zeggen: overheidsdiensten door een commercieel bedrijf laten uitvoeren (spoorwegen, elektriciteit, drinkwater enz.) Van ontwikkelingssamenwerking naar fair trede? In veel ontwikkelingslanden zijn de levensomstandigheden de laaste 50 jaar sterk verbeterd. Ontwikkelingssamenwerking heeft daar vast aan bijgedragen. Er is eigenlijk maar 1 oplossing Fair Trade. ‘Ik wil geen liefdadigheid maar rechtvaardigheid’, moppert een Afrikaanse visser. Bij fair trade moet de consument wel meer betalen maar krijgen de producenten (boeren, vissers enz. ) meer voor hun geld.