Verenigde Staten en hun Federale overheid – examenboekje geschiedenis vwo Hoofdstuk 1 Voorgeschiedenis Eerste blanken in Amerika waren Leif Eriksson, Columbus (1492) en de Pelgrim Fathers. Van deze laatste pioniers was het motief; een plek om te overleven, nieuw bestaan en nieuwe kansen. Jamestown was in 1607 de eerste nederzetting. Waarom was Leif Eriksson niet dé ontdekker van Amerika? Simpel, in de 19e eeuw werd pas bekend dat hij daar was geweest. En eigenlijk is de ‘ontdekking van Amerika’ vreemd omdat er allang mensen wonen. Beste naam voor de oorspronkelijke bewoners is indianen maar de echte indiaan bestaat niet aangezien er tussen alle stammen grote taalverschillen bestaan. Ook Nederlanders hebben een tijdje gezag in de nieuwe kolonie maar vanaf 1664 neemt Engeland het over en bestaat Amerika in de 18e eeuw uit: 13 Engels kolonies, Fransen nemen het indiaanse gebied links van de Appalachen in en onderin de Spanjaarden d.m.v. Columbus. EU-landen die naar Noord-Amerika zijn geweest: Noorwegen, Zweden, Denemarken, Duitsland, Nederland, Engeland, Frankrijk, Italië en Rusland. Nationalist patriotist (extreem nationalist) Onafhankelijkheidsoorlog (1763-1789) begint met de Boston Tea Party, de Tea act van 1773 zorgt voor een monopolie voor de Brits Oost-Indische Compagnie. Doordat de belasting op thee zo hoog werd, werd het in het water gegooid. Begint eigenlijk met Engelsen tegen Engelsen. Zij waren in Amerika niet vertegenwoordigd in het parlement, maar moesten wel belasting betalen: “No taxation without representation” > vanaf toen was het Amerikanen tegen Engelsen. In 1776 steekt George Washington de Deleware over en in hetzelfde jaar schrijft Thomas Jefferson de Onafhankelijkheidsverklaring. 1.1 Staat in ontwikkeling Noord-Amerika is in 1783 de eerste kolonie die zich van het Europese moederland losmaakt, en daarbij zijn het de kolonisten die zich vrij vechten. De bevolking groeit in één eeuw van 3 naar 35 miljoen en van 13 naar 37 staten en territories: staat in ontwikkeling, zonder zelfbestuur en nog niet opgenomen in de unie. Pioniers trekken de frontier(grens tussen bewoonde wereld en de wildernis) steeds verder naar het westen tot aan de Mississippi. Er zijn verschillende oorzaken voor de Burgeroorlog (1861-1865), die het Noorden heeft gewonnen. Ten eerste is dat de slavernij, die in 1863 is afgeschaft. Noord en Zuid stonden constant tegenover elkaar, ze bezaten dan ook fundamentele verschillen; - Geografisch aangezien de Engelse koning de kolonies uit praktische overwegingen in tweeën deelde, beiden delen ontwikkelden zich los van elkaar. - Economisch want het zuiden was erg vruchtbaar daar was veel landbouw, noorden niet die zaten met op handel, vis en later industrie. Ook was in het noorden de mentaliteit open gericht op verandering en voor protectie van de handel om eigen industrie te beschermen. Het zuiden bleef traditioneel en waren van de vrijhandel en export. - Religieus omdat in noorden de puriteinen zaten en in het zuiden de anglicanen. En als laatste de slavernij die was erg verdeeld door de economische verschillen. In het noorden woonden nauwelijks slaven, in het zuiden waren ze er volop op de plantages. Machtswisseling In de periode van 1783 tot 1865 vond er een grote machtswisseling plaats tussen het noorden en het zuiden. Het rijke zuiden wou perse onafhankelijk worden en hier kwamen ook de eerste presidenten vandaan. Het noorden met haar opkomende industrie kreeg de overhand. Doordat het zuiden vasthield aan landbouw (cotton gin 1793) en slavernij, het noorden juist tegenovergesteld, verloor het zuiden het geloof in de unie en streefde naar autonomie voor de deelstaten. Ze verklaarden niet meer aan de grondwet gebonden te zijn. 1.2 Heilige grondwet In 1787 schreven de Fouding Fathers de Constitution. In drie weken tijd bedachten ze o.l.v. George Washington hoe de democratische staatinrichting eruit moest zien. Er waren 3 belangrijke punten om op te lossen: ten eerste de vraag van de macht, ten tweede de verhouding tussen een centrale regering, de federale overheid en de regeringen van de deelstaten. Als laatste moest de grondwet zo’n stevig geheel zijn dat er nooit meer iets veranderd hoefde te worden. De grondwet is heilig verklaard; veranderingen zijn niet mogelijk alleen toevoegingen in de vorm van Amendementen zijn toegestaan (tot nu toe 27). Grote inspirator voor de machtskwestie was Charles de Montesquieu, in 1748 kwam hij met het idee van de Trias Politica: wetgevende-, uitvoerende- en rechterlijke macht. Ook wel ‘balance of power’, zie bron 5. - Wetgevende macht = huis van afgevaardigen + senaat = congres, volk kiest. - Uitvoerende macht = president + ministers (+vicepresident), volk kiest. - Rechterlijke macht = hooggerechtshof, president benoemd > congres moet alle benoemingen goedkeuren. Capitol, Witte huis, Hooggerechtshof. Vetorecht geldt voor de president, op deze manier kan hij zo wel een wet doorlaten gaan, weer moet het Congres het goedkeuren anders kunnen ze via een Impeacement Porcedure de president weigeren(2/3 meerderheid). Dit is een systeem van checks and balances, in toom en in evenwicht houden. Toch hadden presidenten veel macht, zo bleek dat Franklin D. Roosevelt de machtigste is geweest door zijn grote rol in de internationale politiek & de propagandistische manier waarop hij gebruik maakte van radio. Hij had een staf van invloedrijke adviseurs, latere presidenten gaven daar een aparte vleugel voor in het witte huis, west wing. De invloed van het congres verzwakte hierdoor. Sommige presidenten wisten via de buitenlandse politiek hun binnenlandse positie te versterken oftewel Imperial Presidency. Alexander Hamilton Federalist Bang voor anarchie (gezagsloze overheid) Noorden VS. Thomas Jefferson Anti-federalist Bang voor tirannie (1 heerser) Zuiden Bill of rights: het zuiden accepteerde de grondwet pas na toevoegingen van 10 amendementen. 1.3 Democraten en Republikeinen - Zuidelijke anti-federalist - Anti-slavernij beweging - Protectionisme - Rassenscheiding - Lincoln 1e rep. President. – Rassengelijkheid - Vrijhandel - Federaal gezag “Olifant” “Ezel” - Projecten -Deelstaatrechten > Ingedeeld in conservatief en liberaal: - Waarden en normen - Progressief - Traditioneel - Sociale gelijkheid - Hiërarchie - Hervorming - Nationalistisch - Vooruitgang - Fundamentalistisch >> Tegenwoordig hoort de linkerzij bij Republikeinen en rechts bij de democraten. Abraham Lincoln was de eerste republikeinse president in 1861. Voor de democraten was de Self-made man belangrijk, de federale overheid moest zich niet zoveel bemoeien. Waarom nou die ommekeer? Een grote rol speelde de transformatie van agrarisch naar industrieel land. Daarnaast waren en internationale en nationale problemen: de grote economische crisis en twee wereldoorlogen. Nog een issue was de burgerrechten voor de zwarte bevolking. Woodrow Wilson had te maken met de eerste wereldoorlog, Franklin D. Roosevelt met de tweede wereldoorlog en Lyndon B. Johnson de Vietnamoorlog. Alledrie waren democraat en moesten ingrijpen in een grote gebeurtenis. Lyndon kwam als eerste democratische president voor de ‘zwarte’ burgerrechten. Conservatieven konden zich niet vinden in de internationale bemoeienis in de eerste & tweede wereldoorlog en verzetten zich er dan ook tegen, vooral als daar veel belastinggeld voor nodig was. Dit heet Big Government. Conservatief en liberaal draaide steeds meer, ook na de afschaffing van de rassenwetten in 1964. Het werd afgerond door Ronald Reagan, republikein, die de ‘Reaganomics’ introduceerde. Het was een economische beleid op 4 principes: 1. bezuinigingen op de overheidsuitgaven. 2. Verlaging van inkomens- en vermogensbelasting. 3. Zo min mogelijk overheidsingrijpen. 4. Controle op de geldstroom. >> Democraten gingen dus van de democratische partij die steeds liberaler werd, naar de republikeinse partij die steeds conservatiever werd. *1803 Louisiana Purchase; de koop van Louisiana aan de Fransen. Hoofdstuk 2 2.1 Het lot van de zwarte bevolking Nadat het noorden de burgeroorlog had gewonnen en de unie behouden bleef, zat het zuiden met enorme schulden. Dit was zelfs nadelig voor het noorden zelf want ze waren hun bloeiende handel met het zuiden kwijt na alle verwoestingen. Lincoln was in deze tijd president en het was zijn taak het noorden en het zuiden met elkaar te verzoenen, populariteit had hij gekregen door zijn diplomatieke gaven en gematigdheid. Voor zijn opvolger Andrew Johnson was dit een iets groter probleem, hij probeerde de gematigde politiek van Lincoln door te zetten, deze politiek was de Reconstructie (1865-1877). Problemen kreeg hij in het Congres met een machtige groep radicale republikeinen, die door het starre optreden van Johnson hun eigen agenda konden doordrukken. Gevolgen? Toevoegingen van amendementen 13,14,15, bezetting van het zuiden zodat er een sterke federale macht ontstond. De republikeinen verloren belangstelling voor de reconstructie en lieten de zwarten aan hun lot over. Wat doen de zwarten? Het leidde tot uitgekookte sabotage van de Reconstructie en veel intimidatie. In 1877 werd de hele reconstructie beëindigd en ging te tijd terug naar voor de Burgeroorlog. Een van Abrahams laatste daden was het in 1865 opzetten Freedmen’s bureau, dat moest hulp bieden aan de Freedman oftewel de slaaf. Het viel onder het ministerie van oorlog omdat het zijn werd moest doen in een militaire omgeving. Onderwijs was een groot succes en er werden een tal van Freedman Schools gesticht. Later hielp het ook met sharecroppers; eigenaren lieten hun land bewerken en als aanbetaling mochten ze een deel van de oogst houden. Door recessie kwamen veel sharecroppers zo diep in de schulden dat er sprake was van een soort nieuwe slavernij. Er ontwikkelde zich een grote haat in het zuiden bij groepen blanken omdat ze de nederlaag van de Burgeroorlog en de afschaffing van de slavernij niet konden verkroppen. Ze stelde plaatselijke wetten in, zogenaamde black codes en de nigger moest zijn plaats weten. Op veel manieren verhinderden ze de zwarten om te stemmen. Vb. poll tax, een belasting op het uibrengen van je stem, speciale testen over je grondwetkennis, ingewikkelde stemprocedures, voorverkiezingen ontoegankelijk maken etc. Eén van de ergste organisaties was de ku klux klan, het werd een terreurorganisatie die ook veel lynchings uitvoerde. Door afschaffing van de reconstructie groeide de macht van de zuidelijke staten, maakten ze hun eigen wetgeving en groeide de segregatie nog veel meer o.a. door de Jim Crow wetten, de scheiding tussen blank en zwart werd steeds groter. Volgens het hooggerechtshof was dit alles niet in strijd met de grondwet. De zaak van Plessy vs. Ferguson uit 1896 hakte de knoop door. “Seperate but equal”, de zaak werd gebruikt als jurisprudentie voor alle volgende zaken. Zo ontstonden ook de gettho’s, factor was bijv. de lage huurprijzen. De zwarte bevolking protesteerde uiteraard o.l.v. twee leiders; Booker T. Washington was voor assimileren is beter dan opvallen, hard werken en je aanpassen & William E.B. Dubois was voor het actief optreden, strijden. In 1909 werd dan ook de NAACP opgericht, ze leverde protest en was voor verbetering maar slaagde niet met succes, dat gebeurde pas met Martin Luther King. 2.2 Industrialisatie Dit begon al met Lewis & Clark en de Oregon Trail. Ook de stagecoach van Wells en Fargo ging hieraan vooraf. Eerst via boot, dan postkoets en toen de trein, In 1869 kwamen twee spoorwegbouwers –Union Pacific & Central Pacific- samen en legden de Transcontinentale railroad aan. “Transcontinentale spoorlijn is gebouwd op thee(chinezen, west) en wiskey(Ieren, oost).” In Utah werd in de laatste spijkergeslagen. Naar aanleiding van de spoorlijn werd het hele continent opgelegd, dit zorgde voor een nieuwe samenhang tussen de staten. Een gezamenlijke industriële ontwikkeling werd mogelijk. Amerika veranderde van agrarisch in industrieel. Die verandering ging zo snel omdat ze een goed functionerend transportsysteem hadden, een overvloed aan grondstoffen en een voortdurend leger van goedkope arbeidskrachten. Nieuwe uitvinders zijn Thomas Edison en Henry Ford. Onder andere hun uitvindingen gaven de industrie een flinke impuls. De ondernemer was een nieuw type mens, heel anders dan de bedachtzame boer. Ondernemers openden de weg naar de consumptiemaatschappij. Amerikanen hadden bewonderen voor deze mensen en koesterden de American Dream & de self-made men had respect. Mannen als John D. Rockefeller en Andrew Carnegie waren idiolen. En dit werd niet gezien als een uitzondering, nee in de ogen van de Amerikanen werd het een algemeen model en kon iedereen het. Er ontstond eenheid tussen de staten en een macro-economisch systeem. Toch was er geen orde maar chaos. Dit lag aan de macht van de deelstaten boven die van de federale overheid. Zekerheden op het platteland gingen verloren en in de industrie telde de wet van de jungle (het recht van de sterkste), de steden groeiden zonder plan. De overheid juichte het toe en stimuleerde door subsidies te geven beschermde de eigen industrie door hoge tariefuren voor producten uit het buitenland. Deze vrijheid leidde tot een moordende concurrentie. Ze vormden kartels en / of trusts. Vb. Rockefeller bracht vele bedrijven onder zijn Standard Oil Company en Morgan bracht 158 bedrijven in de United States Steel Company samen. Schaalvergroting (geen individuele vrijheid)en machtsconcentratie strookten niet met het oude ideaal van de American Dream, de kloof tussen arm en rijk werd steeds groter. Ook grondspeculaties en corruptie kwam om de hoek kijken. Groepen kwamen voor hun belangen op: Geschoolde arbeiders werden de American Federation of Labour AFL en was voor betere arbeidscontracten. Geen succes omdat de macht van de overheid te klein was. Boeren kwamen samen in People’s party ookwel de Populisten. Zij wilden de positie van het kleine agrarische deel van Amerika. Oorzaken: platteland was veranderd door industrialisatie, mechanisering van de landbouw, boeren werden naar de steden gedreven. Beide bewegingen stonden ver af van het socialisme en hadden weinig succes. Middelklasse in de steden vormen de Progressive Movement en keerde zich tegen de macht van grote ondernemingen. Deze bestond vooral uit academische geschoolde mannen en sociaal bewogen vrouwen. Oorzaken: kinderarbeid, slechte woonomstandigheden, corruptie, machtsmisbruik. Doelen: heropvoeding, democratisering, tariefherziening, beperking immigranten. Resultaten: Roosevelt & Wilson gaan zich bemoeien met de economie (new!) overheidsingrijpen. Waarom toch ingrijpen? Oorlogscrisis, iedereen geeft eraan toe (excessen van de trust van het kapitalisme, lage lonen, corruptie). Theodore Roosevelt was conservatief (verdediging Amerikaanse waarden tegenover kapitalisme) en progressief (bescherming van het volk tegen de macht van het bedrijfsleven). Vb. van bescherming was pure food and drug law & meet packing law. Hij stelde een antitrust in. >> ‘teddy the trustbuster’ Woodrow Wilson was democrat maar beschermde ook de burger met o.a. federal reserve act, federal reserve board & war industries board. Beide presidenten waren van verschillende partijen maar hadden wel dezelfde meningen en zorgden ervoor dat de federale overhead weer meer invloed kreeg. 2.3 Buitenlandse politiek Isolationisme Monroe Doctrine 1823 Idealisme Our Manifest Destiny 1845 Expansionisme Oorlog tegen Spanje, hawaï, filipijnen, puerto rico 1898 Lustitiana 1915 Oorlog tegen spanje 1898 Lustitiana 1915 War Industries Board Woodrow Wilson 1913 Open door policy 1898 Einde neutraliteitspolitiek Russisch-Japanse oorlog Zimmerman 1917 Ondertussen zijn er twee visies ontstaan, isolationisme (geen bemoeienis met het buitenland) en idealisme + expansionisme (juist wel bemoeienis met buitenland). Begin de eerste visie, vanaf 1915 steeds meer het tweede. Tot 1895 was er geen buitenlandse politiek geweest. Waarom? Omdat we nog een heel continetn te veroveren viel en ze na de onafhankelijkheidsstrijd geen behoefte hadden aan buitenlandse inmenging. O.a. de Monroe Doctrine uit 1823 –de niet-inmengingsverklaring. De frontier kon nog steeds naar het westen worden geschoven. Een journalist schreef in 1845 –Our Manifest Destiny- waarin stond dat het ons recht en lotsbestemming is om ons over het hele continent te verspreiden. Maar aan het eind van de 19e eeuw was de frontier verdwenen en was er geen gebiedsverovering meer mogelijk. Europa was aan het veroveren in Azië en Afrika en de VS besloot mee te doen. Waarom? Het Amerikaanse superioriteitsgevoel zocht nieuwe expansiemogelijkheden en het was een economische grootmacht die nieuwe investeringsmogelijkheden zocht. In 1898 stortte Amerika zich in 2 oorlogen tegen Spanje, 1 op Cuba en 1 op de Filippijnen. Cuba werd niet gekoloniseerd, wel Amerikaanse wensen, Filippijnen wel gekoloniseerd net zoals Hawaï en Puerto Rico. Open Door Policy: alle landen worden onderworpen aan dezelfde invoerrechten en handelstarieven vrijhandel. Roosevelt behaalde succes en o.a. de Nobelprijs voor de vrede. Het isolationisme was behoorlijk omgeslagen naar Amerikaans imperialisme. Toen Woodrow Wilson aantrad veranderde er nog meer, de wereld moest worden zoals Amerika, hij was een enorme idealist. Hij wilde niet betrokken raken bij WO1, dit lukte niet omdat: - Amerika wapens leverde aan de geallieerden. - De duikbootoorlog (Lusitiana) - Onderschepping van een telegram van Duitsers (Zimmerman). Hierna was deelname niet meer tegen te houden, onder de leus ‘the world must be made safe for democracy’, tekende wilson in 1917 de oorlogsverklaring. Hoofdstuk 3 3.1 Van ‘nieuw kapitalisme’ naar ‘grote depressie’ D uitvinding van de auto was dankzij de economische groei een massaproduct geworden, het gaf de teruggekomen soldaten een gevoel van vrijheid. Maar met het einde van de oorlog was ook de oorlogsindustrie veranderd in een vredesindustrie en ontstond er overproductie van de landbouw en demobilisatie. Overal ontstonden stakingen en er kon gemakkelijk een gevoel van angst ontstaan voor alles dat naar politiek radicalisme neigde. Werkgevers speelden hierop in en brachten een geruchtenstroom op gang met gevaarlijke ideeën uit Rusland. Minister Palmer ging met zijn palmer raids de stakers tegen en werden zo zonder proces opgesloten. Deze nationale waan werd de Red Scare genoemd. Na Wilson kwam Coolidge en brak er een tijd van welvaart aan, hij was voorstander van de laisser-faire-politiek: het bedrijfsleven kreeg de vrije hand om te ondernemen en winst te maken. Voor belangen van lagere klassen had hij geen aandacht > invloed van Progressive Movement. Vanaf 1923 ging de economie vooruit en kon nu naast de zware industrie ook elektrische apparaten produceren. Productiemethodes verbeterden, er werd meer geproduceerd, meer arbeiders nodig, meer vraag etc. Via advertenties werden mensen geprikkeld om extra geld te lenen of kocht men producten op afbetaling en hiermee werden ook aandelen gekocht. Dit zorgde voor schijnwelvaart. In dit klimaat was er een New Era aangebroken waarin het oude kapitalisme plaats had gemaakt voor New Capitalism : waarin arbeiders in prettige bedrijven werkten tegen een forse beloning. De zakenman werd held van de natie. Beursspeculanten schoten als paddenstoelen uit de grond. Maar in 1929 viel alles om. Black Tuesday. Het automatisme van de koersstijgingen was gestopt. Dit was slechts het begin van een lange periode van tegenslagen. Men had de structurele gebreken van de economie gezien en dat waren: Inkomensongelijkheid Ongunstige samenklontering van grote bedrijven Landbouw had een grote achterstand Export sterk gestimuleerd maar import beteugeld, hierdoor kwamen nog veel meer landen in de problemen. Next president Herbert Hoover maakte de verkeerde keuze als oplossing voor de crisis: bezuinigingen en daarbij had de overheid geen invloed op de economie. Erachter zat de angst dat overheidsingrijpen het ondernemende individualisme zou verminderen. Niets lukte. En dan was daar Franklin Delano Roosevelt met zijn New Deal die bestond uit veel maatregelen: vertrouwen stellen in banken door ingrijpen van overheid, financiële steun aan werklozen, bestrijden van overproductie, lonen en prijzen niet meer laten dalen, arbeidsintensieve projecten zoals stuwdammen. ‘Action now!’ Toch kwamen hiermee ook problemen, Roosevelt ging volgens het Hooggerechtshof in tegen de grondwet en werd steeds meer gezien als dictator. Ze noemden hem ‘the red man in the white house’ en met een verbond tegen hem leek alles als sneeuw voor de zon te verdwijnen. De WO11 zou Amerika uit de crisis helpen, er ontstond zelf een arbeiderstekort. 3.2 Onverminderde discriminatie van de zwarte bevolking Na de oorlog bleken de ‘zwarte’ rechten te zijn verminderd, maar dat maakte ze wel zelfbewuster. De NAACP groeide nog groter en gaven steun. In Harlem onstond zelfs een Harlem Renaissance. Na 1919 barste het geweld tegen zwarten los maar er werd niets tegen gedaan met het argument dat de overheid zich niet met zaken op dat niveau moest bemoeien. De zwarten hadden het meest last van de depressie en ook de New Deal politiek bracht geen verandering aangezien Roosevelt het zuiden niet voor het hoofd wou stoten. Toch waren er positieve verandering en de zwarten zorgden grotendeels voor de herverkiezing van Roosevelt. Ook de inzet van Eleanor, die vocht voor gelijke rechten voor vrouwen en zwarten, telde sterk mee.