Wat is een verzorgingsstaat?

advertisement
Samenvatting maatschappijleer
Cultuur en identiteit
Hoe verloopt de overdacht van cultuurkenmerken en wat is het gevolg daarvan voor onze
identiteit?
Socialisatie: het proces waarbij iemand waarden, normen en andere cultuurkenmerken van
zijn samenleving of groep aanleert. Het doel is om de individu aan te passen aan de
omgeving, maar door de overdracht van cultuurkenmerken blijft de cultuur wel bestaan.
Socialisatie maakt je tot wie je bent. Socialisatie gebeurt in verschillende socialiserende
instituties: instellingen, organisaties en collectieve gedragspatronen waarmee de
cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt. Collectieve gedragspatronen zijn
gemeenschappelijke gebeurtenissen zoals carnaval, kerstmis, dodenherdenking etc.
De belangrijkste instituties zijn je gezin, school, werk, geloofsrichtingen, sportclubs,
verenigingen, vrienden media.
De manieren waarop cultuurkenmerken worden overgedragen zijn gebaseerd op:
 Imitatie:
vooral bij kleine kinderen
 Informatie:
hierdoor leer je hoe je met dingen om moet gaan; rekenen,
omgaan met problemen
 Sociale controle:
socialisatie door dwang
Sociale controle: manieren waarop mensen andere mensen dwingen zich aan de geldende
normen te houden. Dit zorgt ervoor dat mensen goed passen in de maatschappij. Socialisatie
en sociale controle zorgen voor orde, zekerheid en rust in de samenleving.
Sociale controle is formeel als het gebaseerd is op geschreven regels. Bij
beleefdheidsvormen en ongeschreven regels spreken we van informele sociale controle.
Sociale controle vind plaats in de vorm van sancties:
 Formele positieve sancties:
diploma, promotie
 Formele negatieve sancties:
strafwerk, boete, ontslag
 Informele positieve sancties:
compliment, fooi, applaus
 Informele negatieve sancties:
kritiek, kind straf geven
Het doel van socialisatie is bereikt wanneer er internalisatie is: Mensen maken zich bepaalde
aspecten van hun cultuurgroep zo eigen, dat zij zich automatisch gaan gedragen zoals de
groep dat van hen verwacht.
Door socialisatie en internalisatie voelen mensen zich verbonden met de dominante cultuur
en de kleinere cultuurgroepen. Hierdoor kan een wij-gevoel ontstaan. Bij identificatie met
een groep spreken we van sociale identiteit. Iedereen heeft ook een persoonlijke identiteit:
aangeboren eigenschappen, aangeleerde cultuurkenmerken. De Nederlandse cultuur is
individualistisch. Culturen waarbij het collectief belangrijker is zijn collectivistische culturen.
In ons land is het de vraag of wij nog een echte Nederlandse identiteit hebben. Zijn we nog
verbonden als ‘Nederlanders’? Het antwoord hierop heeft te maken met loyaliteit: de mate
waarin je trouw bent aan je groep. De regels en verplichtingen in ons land vormen de
verbinding tussen de Nederlanders.
Cultuurverschillen
Hoe ziet de culturele diversiteit van Nederland eruit?
Culturele diversiteit: allerlei subculturen met hun eigen identiteit.
In een stad is een grote individuele vrijheid. je kunt uren rondlopen zonder iemand bekend
tegen te komen. Leven in een stad kan wel tot eenzaamheid leiden. In een
plattelandscultuur is een grotere betrokkenheid. Soms voelen mensen zich daardoor ook
beklemd. Er bestaan ook verschillen tussen regio’s.
Tussen jong en oud zitten ook veel verschillen. Dit kan soms leiden tot een generatieconflict,
omdat ze elkaar niet begrijpen. Tussen jongeren onderling zijn ook veel culturele verschillen.
Sommige zitten zelfs bij een jongerencultuur zoals kakkers, gothics of gamers.
Bedrijven hebben een eigen bedrijfscultuur; alle normen, waarden en gewoonten die er in
een bedrijf gelden. Dit gaat over bv. Hoe formeel je met je baas omgaat, hoe de uitstraling
van het bedrijf is. Bedrijfsculturen veranderen, maatschappelijk verantwoord en duurzaam
ondernemen is nu erg belangrijk. Als je werkt zijn er vaak kledingvoorschriften. Sterk
persoonlijke kleding kunnen voor discussie zorgen.
Sekse: mannen en vrouwen
Over de verschillen tussen man en vrouw bestaan allerlei opvattingen. Bv. Een man huilt niet
of een vrouw is meer geschikt voor ‘zorgen’. We noemen dit rolpatronen; verwachtingen
hoe iemand zich moet gedragen. Deze verschillen zijn vooral cultureel bepaald. De laatste
jaren zijn vrouwen veel zelfstandiger geworden.
Het land van herkomst is voor allochtonen een cultuur kompas. Ze houden hun eigen
cultuur. Dit is vooral bij eerstegeneratieallochtonen. De tweede generatie leeft meer tussen
twee culturen in.
Bij elke godsdienst horen gebruiken en opvattingen. Tussen de religies zitten veel
verschillen. Voor christenen is zondag een rustdag. Joden vieren sabbat op zaterdag en voor
moslims heeft vrijdag een speciale betekenis. Deze religies geloven allemaal in één God,
maar hindoes geloven dat er heel veel bestaan. Boeddhisten geloven niet in een god maar
zich geestelijke verlichting als hoogste doel.
Binnen het christendom zijn twee belangrijke stromen:
 de katholieke kerk:
priester als tussenpersoon, hoogste gezag komt van de
paus, Maria wordt ook vereerd.
 de protestantse kerk:
dominees aan het hoofd van de gemeente, bijbel staat
centraal, geen beelden van personen.
Binnen de islam zijn ook meerdere stromingen. De belangrijksten zijn het soennisme en het
sjisme. Het verschilt op een paar punten zoals afbeeldingen, soennieten willen geen
afbeeldingen sjiieten staan ze wel toe. Ook zijn er nog alevieten die zijn nog soepeler, die
drinken bv. ook alcohol.
Nederland is veranderd
Hoe was Nederland voor de Tweede Wereldoorlog en wat is er daarna veranderd?
Voor de Tweede Wereldoorlog zag Nederland er heel anders uit:
 Er waren sterke gezagsverhoudingen.
 Er was een groot verschil tussen de sociaaleconomische klassen. Je kon moeilijk
klimmen op de maatschappelijke ladder.
 Er was een sterke verzuiling: mensen organiseerden zich rondom hun geloof of
overtuiging.
 Het gezin stond centraal als samenlevingsvorm. De man was hoofd van het gezin. De
vrouw zorgde voor de kinderen en het huishouden. Tot 1956 waren vrouwen
handelingsonbekwaam: ze konden niet zelfstandig een overeenkomst sluiten.
 Jongeren kregen weinig kansen om verder te leren.
Na de oorlog moest alles weer herstelt worden: de wederopbouw. Met financiële steun van
de VS kwam de economie weer op gang. Vanaf eind jaren vijftig nam de welvaart toe.
Nederland werd een consumptiemaatschappij: er werden voortdurend nieuwe spullen
gekocht, consumeren was belangrijk.
De groeiende welvaart zorgde voor nieuwe maatschappelijke verhoudingen. Het werd
makkelijker om te klimmen op de maatschappelijke ladder: sociale mobiliteit nam toe.
Ook was er een grotere mondigheid. Politieke partijen begonnen dingen te eisen maar ook
werknemers en jongeren wilden meer te zeggen hebben. Er kwam steeds meer aandacht
voor het individu. Er kwam een individualisering.
Jongeren kregen meer geld doordat ze geen geld meer hoefden af te staan aan hun ouders.
Er kwamen jongerenculturen zoals hippies, provo’s, punkers en nozems. Jongeren kregen
meer vrije tijd en konden makkelijker een eigen levensstijl ontwikkelen. De behoefte aan
geborgenheid kreeg de vorm van jongerenculturen: jongeren met dezelfde belangstelling,
ideeën en smaak op terrein van muziek en kleding.
Vanaf 1960 nam het aantal katholieken af. Ook bij hervormden was er sprake van
ontkerkelijking. Hiermee kwam er ook een einde aan de verzuiling. Bij de ontzuiling speelde
media een grote rol. Mensen groeiden meer naar elkaar toe dit noemen we secularisatie. De
interesse voor religie bleef echter wel bestaan. Niet christelijke religies werden populairder
en er was ook meer belangstelling voor andere vormen van spiritualiteit.
In 1956 verdween de handelingsonbekwaamheid van vrouwen. Meer meisjes gingen
studeren waardoor ze economisch onafhankelijk werden. Er kwam een meer gelijkwaarde
verdeling van werkzaamheden tussen mannen en vrouwen. Homoseksuelen en andere
minderheidsgroepen wilden ook gelijke rechten. In 2001 was het homohuwelijk legaal.
De media is erg gegroeid. Vroeger waren er maar drie radiostations en één tv-zender. Nu
kun je waar je maar wilt en wanneer je maar wilt alles bekijken. Ook het aantal tijdschriften
en websites zijn gegroeid. Er is sprake van een diversificatie van het media-aanbod. Dit
vergroot de individuele mogelijkheden maar brengt ook mensen bij elkaar.
Immigratie naar Nederland
Hoe is Nederland een multi-etnische samenleving geworden?
Redenen migratie:
 Politieke motieven:
 Economische motieven:
 Sociale motieven:
vluchten voor oorlog of bedreiging vanwege geloof
vanwege armoede of werken bij internationaal bedrijf
bij familie wonen of trouwen met een Nederlander
Nederland is al eeuwenlang een multi-etnische samenleving. In de zestiende eeuw kwamen
veel mensen naar Nederland vanwege de godsdienstvrijheid. Ook kwamen er buitenlanders
die op zoek waren naar werk. In de Gouden eeuw kwamen handelaren naar Amsterdam en
Leiden. In de negentiende eeuw kwamen Duitse landbouw arbeiders naar Friesland en
Drenthe. Nog later werden buitenlanders ingeschakeld voor de aanleg van het
Noordzeekanaal, als mijnwerker en als arbeider in textielindustrie.
Nieuwkomers na de Tweede Wereldoorlog:
 Mensen uit vroegere koloniën: Nederlandse Indiërs emigreerden na de
onafhankelijkheid naar Nederland, voor een betere toekomst. Ook Molukkers die in
de tijd van kolonisatie voor Nederland vocht, kwam hierheen. Surinamers kwamen al
naar Nederland toen hun land nog een kolonie was van Nederland. Ze kwamen
studeren of trouwen met een Nederlander. Toen Suriname afhankelijk werd kwamen
er nog meer naar ons land. De Antillen zijn nog steeds onderdeel van Nederland.
Antillianen komen naar Nederland voor een betere toekomst.
 Arbeidsmigranten: Vijftig jaar terug kwamen de eerste gastarbeiders. De
verwachting was dat ze nadat ze genoeg geld hadden, weer terug gingen naar hun
eigen land. Maar door de crisis in de jaren zeventig bleven ze in Nederland wonen.
Nu worden alleen arbeidsmigranten binnengelaten als ze een beroep uitoefenen
waar behoefte aan is. Deze hoogopgeleide kennismigranten komen uit landen als de
VS, Japan, China, Zuid-Korea en India. Werknemers uit de EU worden altijd
toegelaten. Soms proberen mensen ook illegaal binnen te komen. Een illegaal is
iemand die zonder geldige vergunningen in ons land verblijft.
 Vluchtelingen: Asielzoekers komen naar ons land vanwege politieke motieven. Ze
worden vervolgd of zijn hun leven niet zeker. Bij een asielprocedure moet de
overheid heel zorgvuldig zijn. De regels voor asielzoekers staan in de
Vreemdelingenwet 2000. Hij krijgt een verblijfsvergunning als hij:
- geldige identiteitspapieren heeft
- bij uitzetting zijn leven gevaar loopt
- om humanitaire redenen niet teruggestuurd kan worden
Tijdens deze procedure verblijven de vluchtelingen in een asielzoekerscentrum. Als
ze goedgekeurd zijn mogen ze blijven en krijgen ze een verblijfsvergunning.
 Gezinsherenigers en gezinsvormers: iedereen die legaal in Nederland is mag zijn
gezinsleden naar Nederland laten komen. Dit is gezinshereniging. Gezinsvorming
betekent dat een inwoner van Nederland trouwt met een buitenlander en hier een
gezin sticht.
Botsende culturen en grondrechten
Hoe gaan cultuurgroepen in een samenleving met elkaar om en welke soorten botsingen
kunnen er ontstaan?
Als cultuurgroepen langs elkaar heen leven spreken we van segregatie: opdelen van een
samenleving in gescheiden delen. Dat gebeurt vaak onder overheidsdwang en
onderdrukking en discriminatie. Een extreem voorbeeld was de apartheid in Zuid-Afrika.
Daar was sociale en culturele ongelijkheid wettelijk vastgelegd. In Nederland zien we
segregatie door ‘witte’ scholen en ‘zwarte’ scholen. Segregatie kan ook uit vrije wil ontstaan.
Zo heb je in wereldsteden speciale Chinese wijken.
Het tegenovergestelde van segregatie is assimilatie. Dat betekent dat een bevolkingsgroep
zich zo volledig aanpast aan een andere groep dat de eigen culturele identiteit verdwijnt.
Assimilatie is nooit een uitgangspunt geweest voor de Nederlandse regering. Wel is ABN
ingevoerd om een eenheid te creëren. Assimilatie kan voorkomen uit eigen beweging als
nieuwkomers helemaal Nederlands willen worden. Iran is een land waar assimilatie onder
dwang plaatsvindt.
De Nederlandse regering gaat uit van integratie: een gedeeltelijke aanpassing aan de
dominante cultuur van een land, met behoud van eigen cultuurkenmerken. Iedereen moet
zich aanpassen aan de kernwaarden. In praktijk zie je vaak een wederzijdse aanpassing.
Bijna iedereen heeft wel vooroordelen en stereotypen over mensen. Soms leid dit tot
discriminatie: mensen van een bepaalde groep anders behandelen op grond van kenmerken
die in een gegeven situatie niet van belang zijn. Veelvoorkomende kenmerken:
 Huidskleur of ras, ook wel racisme genoemd
 Leeftijd
 Seksualiteit: homo, hetero, bi
 Sekse: man of vrouw
 Geloof
 Uiterlijk
Het samenleven van veel cultuurgroepen in ons land kan leiden tot spanningen bv:
 Religieuze vrijheid: orthodoxe christenen en moslims geloven dat alle
gebeurtenissen door God worden bepaald. Daarom willen sommige hun kinderen
niet laten inenten. Mede hierdoor kwam er in 1978 en 1992 een polio-epidemie.
Deze ziekte kan leiden tot verlamming. Dit leidt tot ernstige discussie of inenten niet
verplicht moet worden. Een ander voorbeeld is dat sommige vrouwenbesnijdenis
normaal vinden. Maar in Nederland is dat verboden.
 Positie van vrouw: emancipatiebewegingen hebben voor gelijkheid gezorgd. Maar
niet iedereen vind dit. De SGP wil bv. geen vrouwen in de politiek.
 Huwelijk en seks: in Islamitische en Hindoestaanse gezinnen is seks voor het huwelijk
verboden. Het liefst kiezen de ouders zelf de partners voor hun kinderen. Autochtone
gezinnen denken veel makkelijker.
 Vrijheid van meningsuiting: soms is het niet duidelijk hoever de grenzen van
persoonlijke vrijheid liggen. We hebben vrijheid van meningsuiting maar je moet je
daarbij wel aan de wet houden. Je mag dus bv. geen mensen oproepen tot geweld.
Sociale cohesie
Op welke manieren zijn mensen in de samenleving met elkaar verbonden?
Sociale cohesie: als er een onderlinge verbondenheid bestaat tussen mensen. In Nederland
is dit wij-gevoel belangrijk. De mate van sociale cohesie wordt bepaald door de bindingen. Er
zijn vier soorten bindingen:
 Affectieve bindingen: Mensen hebben elkaar nodig voor vriendschap, steun en
liefde. Dat vind je in gezinnen, families, vrienden en relaties. Ook het gevoel ‘ergens
bij te horen’ is belangrijk. Dat heb je bij een sportclub of als inwoner van een stad.
 Economische bindingen: Voor onze behoeften aan voedsel, onderdak en kleding zijn
we afhankelijk van anderen. Deze economische bindingen hebben een vorm van een
productieketen. De onderlinge economische afhankelijkheid is door de globalisering
verder toegenomen. Globalisering: mensen staan door betere vervoers- en
communicatiemogelijkheden steeds nauwer met elkaar in verband.
 Cognitieve bindingen: Voor het verwerven van kennis ben je afhankelijk van
anderen, dat is een cognitieve binding. Veel informatie krijg je via je ouders, school
en de media. Toch is toegang tot kennis niet voor iedereen zo gemakkelijk. Sommige
kunnen slecht leren. De overheid heeft ook ingesteld welke basiskennis we moeten
leren. Door deze vormen van gemeenschappelijke kennis probeert de overheid de
sociale cohesie te vergrootten.
 Politieke bindingen: Mensen zijn afhankelijk van elkaar omdat ze niet alles zelf
kunnen regelen. Veiligheid bv. dit kan je niet creëren voor jezelf. Om de veiligheid
van een land te vergrootten zijn er afspraken. b.v de afspraken dat alleen de politie
en het leger geweld mogen gebruiken. Deze afspraken worden ook wel een social
contract genoemd: een stilzwijgende afspraak van de bevolking om zich te houden
aan de regels die door politici wordt vastgesteld.
De sociale cohesie in een land staat nooit op zichzelf, maar wordt sterk beïnvloed door
globalisering en europeanisering. Voorbeelden:
 Je kunt studeren of werken in het buitenland, hiermee worden cognitieve bindingen
internationaler, maar het zorgt er ook voor dat mensen zich minder verbonden
voelen met hun eigen land.
 Economische verbindingen in Nederland zijn veranderd door globalisering. We
kopen veel buitenlandse producten. Maar verkopen ook in het buitenland.
 Als veel mensen politiek participeren dan is dat goed voor de eenheid.
In werkelijkheid lopen de vier bindingen door elkaar heen. Zolang de verbindingen nog maar
bij de mensen aanwezig zijn, dan houdt de samenleving stabiliteit.
De toekomst van de pluriforme samenleving
Hoe moet de toekomstige pluriforme samenleving er volgens jou uitzien?
1. Moet Nederland zijn grenzen openstellen of juist afsluiten? En wie mag er dan wel
Nederland binnen en wie niet?
2. Moet de culturele diversiteit in Nederland worden afgeremd of moeten wij de
culturele verschillen juist toejuichen?
Al jarenlang gaan mensen naar Nederland. Als de economie goed gaat vinden wij dat geen
probleem. Voor mensen uit landen buiten de Europese Unie zijn de regels streng. Voor hen
geldt een restrictief toelatingsbeleid. De EU is voorzichtig met het toelaten van
buitenlanders.
Nederland kan niet zelf bepalen wie wordt toegelaten. We moeten ons namelijk houden aan
internationale wetten:
 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (1948): Nederland mag niet
discrimineren en moeten de rechten en vrijheden van mensen (ook nieuwkomers)
worden nagekomen.
 EU-verdrag, Verdrag van Maastricht (1992): De grenzen binnen de landen van de EU
moeten openstaan voor goederen en personen.
 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele vrijheden
(1950): Inwoners moeten de gelegenheid hebben tot gezinshereniging en
gezinsvorming.
 VN-Vluchtelingenverdrag van Genève (1951): een vluchteling is iemand die
gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens godsdienstige of politieke
overtuiging of nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot
een bepaalde sociale groep. Op basis van dit verdrag is Nederland verplicht alle
asielaanvragen in behandeling te nemen.
Door internationale wetten heeft Nederland niet veel mogelijkheden om immigratie te
beperken. Van de jaarlijks ongeveer 150.000 immigranten heeft 80% recht op toelating. Om
de Grenzen helemaal dicht te doen zou Nederland zich moeten terugtrekken uit de EU en de
VN.
Partijen verschillen van mening over culturele diversiteit. We bekijken verschillende
standpunten van de partijen:
 Christendemocratie: Hechten grote waarde aan godsdienstvrijheid, CDA wijst erop
dat allochtonen slecht zijn voor sociale cohesie, ritsmodel: dominante cultuur is
hoofdweg, subculturen moeten invoegen.
 Liberalisme: benadrukken eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid,
mensenrechten belangrijk.
 Rechtspopulisme: multiculturaliteit is bedreiging, gevaar in de islam,
integratieplicht: als ze aan de eisen voldoen zijn ze Nederlander.
 Sociaaldemocratie: zonder discriminatie, armoede en achterstand, gelijke kansen
voor iedereen
Wat is een verzorgingsstaat?
Wat is een verzorgingsstaat en welke rol speelt de overheid daarin?
Een verzorgingsstaat: de overheid bemoeit zich actief met de welvaart en welzijn van de
bewoners. De kern van onze verzorgingsstaat is de solidariteit: bereidheid om risico’s met
elkaar te delen. De verzorgingsstaat steunt op drie belangrijke pijlers:
 Goed onderwijs: Een goeie opleiding geeft je de kans jezelf te ontplooien. Je hebt
dan ook betere kansen op de arbeidsmarkt. Hoog opgeleiden kunnen meer belasting
betalen dus het is ook gunstig voor de verzorgingsstaat zelf.
 Goede gezondheidszorg: Je kunt een beroep doen op een van de vele regelingen als
je ziek wordt of een handicap hebt. Dit gaat doormiddel van de zorgpremie.
 Sociale zekerheid: als je werkt betaal je premies voor het geval je ziek, werkloos of
arbeidsongeschikt raakt. Ook betaal je belasting zodat je de AOW en de Kinderbijslag
krijgt. Deze regelingen noem je het socialezekerheidsstelsel: mensen zijn verzekert
van een inkomen bij werkloosheid, ziekte, ouderdom of arbeidsongeschiktheid.
Nederland is een sociale rechtsstaat dit betekend dat we sociale grondrechten hebben. De
belangrijksten zijn:
artikel
 Voldoende werkgelegenheid
19
 Bestaanszekerheid en welvaart
20
 Goed leefmilieu
21
 Volksgezondheid en voldoende woongelegenheid
22
 Goed onderwijs
23
Ook horen er plichten bij de verzorgingsstaat, zoals de sollicitatieplicht. Iedereen moet actief
op zoek naar werk anders heb je geen recht op een uitkering. Een andere plicht is het
betalen van premies voor verzekeringen als de AOW, de Werkloosheidswet en de
zorgverzekering. In een verzorgingsstaat zijn drie partijen die een rol spelen:
 Burgers: iedereen moet voor zichzelf zorgen; zelf verantwoordelijk voor het hebben
van werk, een huis en een school voor je kinderen. De overheid zorgt voor genoeg
scholen, werkgelegenheid etc. Burgers betalen ook een deel kosten voor de staat.
 Overheid: verantwoordelijk voor collectieve voorzieningen, verzorgt inkomen voor
mensen die dat niet zelf kunnen, stimuleert werkgelegenheid, zet zich in voor
arbeidsomstandigheden, helpt bij goede arbeidsvoorwaarden, bevordert welzijn.
 Werknemers- en werkgeversorganisaties: betalen grootste deel van de kosten,
werknemers zijn verenigd in vakbonden: organisaties die de collectieve en
individuele belangen van werknemers behartigen, samenwerkende vakbonden zijn
vakcentrales, werkgevers hebben een organisatie. De organisaties en vakcentrales
zijn de sociale partners die maken afspraken over werk die voor iedereen gelden,
vakbonden en organisaties stellen cao’s samen.
Het had ook anders gekund:
 Planeconomie: gelijkheid, iedereen werk tegen zelfde loon, veel corruptie
 Vrijenmarktmechanisme: vrijheid, lage belasting maar zelf verzekeren
 Sociaaldemocratisch model: hoge belasting, uitgebreide voorzieningen, uitgebreide
verlofregelingen en hoge uitkeringen, duur systeem
Download