Maatschappijleersamenvatting 4HD P4.4 Inhoud Hoofdstuk 3 Paragraaf 2, Inge ................................................................................................................. 1 Hoofdstuk 3 Paragraaf 3, Jesse................................................................................................................ 2 Hoofdstuk 3 paragraaf 4, Tamar ............................................................................................................. 3 Hoofdstuk 3 Paragraaf 5, Willemien ....................................................................................................... 4 Hoofdstuk 3 Paragraaf 6, Daan ............................................................................................................... 5 Hoofdstuk 3 Paragraaf 7, Jelle ................................................................................................................. 6 Hoofdstuk 3 Paragraaf 8, Célina .............................................................................................................. 6 Hoofdstuk 4 Paragraaf 1, Robert ............................................................................................................. 7 Hans ‘coördineerde’ de boel. Annika heeft de taken verdeeld en alles in elkaar gezet (: Hoofdstuk 3 Paragraaf 2, Inge Hoe verloopt de overdracht van cultuurkenmerken en wat is het gevolg daarvan voor onze identiteit? Socialisatie: het proces waarbij iemand de waarden, normen en ander cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Het doel van socialisatie is de aanpassing van het individu aan zijn omgeving, maar de cultuur kan ook blijven bestaan door het overdragen van cultuurkenmerken. Zonder dit zou een individu niet kunnen overleven en ook de cultuur dreigt hierdoor uit elkaar te vallen. Socialisatie gebeurt in verschillende socialiserende instituties(= instellingen, organisaties of collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaats vindt). Een aantal voorbeelden zijn je school, werk, geloofsrichting, en de media. Cultuurkenmerken worden overgedragen door 3 dingen: Imitatie Informatie Sociale controle(= de manieren waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden) o Het is de motor achter het socialisatieproces en samen met de socialisatie zorgt het voor orde en een mate van zekerheid en rust in een samenleving. Formele controle: gebaseerd op geschreven regels. Informele controle: dit zijn bijv. beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels die vaak plaats vinden in de vorm van sacties. Vier vormen van sancties: o Formele positieve sancties zoals diploma of promotie o Formele negatieve sancties zoals strafwerk of boete o Informele positieve sancties zoals complimenten, een fooi of applaus o Informele negatieve sancties zoals het naar boven sturen van een kind. Het doel van socialisatie is bereikt wanneer er internalisatie( het automatisch aanpassen van mensen zoals de groep dan van hen verwacht) van een cultuur plaats vindt. Door socialatsatie en internalisatie ontstaat er een groep mensen die zich verbonden voelt met het land, maar ook met kleinere cultuurgroepen. Hier spreek je van een sociale identiteit. Daarnaast ontwikkeld een mens ook een persoonlijke identiteit. Omdat in Nederland er veel nadruk gelegd word op het individu, is de Nederlandse dominante cultuur individualistisch. In landen waar collectie(er voor de ander zijn) vaak boven de individu staat noem je dat collectivistisch. Loyaliteit: de mate waarin je trouw bent aan je groep. Hoofdstuk 3 Paragraaf 3, Jesse Pluriforme samenleving – 3 Cultuurverschillen Nederland kent grote culturele verschillen tussen groepen mensen in het land, dat houdt in dat er een sterke culturele diversiteit heerst. Maar hoe ziet die culturele diversiteit van Nederland er dan uit? Regio: stad en platteland In de grotere steden is een grote individuele vrijheid, er zijn minder bekenden dan op het plattenland. Het leven in een stad kan ook tot vereenzaming en onverschilligheid leiden. In een plattelandscultuur is er een grotere betrokkenheid, maar voelen de mensen zich soms beklemd. Naast verschillen tussen stad en plattenland zijn er ook sterke culturele verschillen tussen regio’s (denk aan dialecten). Generatie: jong en oud In de generaties zitten ook veel verschillen. Zo doe jij andere dingen dan je ouders bijvoorbeeld. Soms leiden generatieverschillen tot een generatieconflict, waarin de generaties tegenover elkaar komen te staan en elkaars visie en leefstijl niet begrijpen. Tussen de jongeren zelf zijn ook veel verschillen. Sommige jongeren kiezen ervoor om bij een echte jongerencultuur te horen zoals kakkers, gothics, gamers en hiphoppers. Beroep: bankdirecteur en timmerman Bedrijven ontwikkelen een eigen bedrijfscultuur die bestaat uit alle waarden, normen en gewoonten die er in een bedrijf gelden. Ook bedrijfsculturen veranderen. Als je werkt, moet je je aanpassen aan de bedrijfscultuur. Vaak zijn er kledingvoorschriften. Sekse: mannen en vrouwen Over verschillen tussen mannen en vrouwen zijn er allerlei opvattingen. Er zijn verwachtingen over hoe iemand zich moet gedragen, dit noem je rolpatronen. Zo huilt een echte man niet, volgens sommige mensen. De verschillen zijn grotendeels cultureel bepaald en dus aan verandering onderhevig, sommigen zijn voor een deel terug te voeren op biologische factoren: de man is fysiek sterker dan de vrouw. Herkomst: allochtoon en autochtoon Het land van herkomst is voor veel allochtonen een cultureel kompas. Ze houden vast aan veel gewoontes uit de eigen cultuur. Dit geldt vooral voor eerstegeneratieallochtonen, die de culturele tradities meenamen naar Nederland. De tweede generatie, die hier is geboren, leeft meer tussen twee culturen: thuis de allochtone, op school en werk de autochtone cultuur. Godsdienst: christenen, joden en moslims Bij elke godsdienst of kerk horen bepaalde gebruiken en opvattingen die van elkaar kunnen verschillen. Soms zijn er nog wel overeenkomsten. Hoofdstuk 3 paragraaf 4, Tamar ~ Nederland is veranderd. Hoe was Nederland voor de Tweede Wereldoorlog en wat is er daarna veranderd? Voor de tweede wereldoorlog was het anders in Nederland. Hierbij wat voorbeelden: Er waren sterke gezagsverhoudingen: Werknemers hadden veel ontzag voor hun baas en kinderen waren gehoorzaam aan hun ouders en onderwijzers. Groot verschil tussen sociaal economische klassen: Je kon meestal niet naar boven ‘klimmen’ in de sociaal economische ladder. Hoe je geboren werd, zo bleef je. Er was sterke verzuiling: Mensen uit dezelfde geloofsgroep gingen naar hun eigen scholen, verenigingen en hadden hun eigen kranten. Vooral het gezin stond centraal met daarin als hoofd de man die het geld verdiende. Vrouwen waren handelingsonbekwaam: Dat houdt in dat ze de toestemming van hun man nodig hadden om contracten te sluiten. Ook waren er weinig kansen om door te leren. De jongeren moesten gelijk na school een baan zoeken en zo het gezin met hun inkomen steunen. Na de oorlogsjaren kwam de wederopbouw. Er werd nu opgebouwd wat was verwoest en er werd ook geprobeerd weer winst te maken. Vanaf het einde van de jaren 50 nam de welvaart in Nederland weer toe. Nederland werd nu een consumptiemaatschappij. Dit betekent dat zij veel konden kopen ook al was het niet nodig. Nederland veranderde in cultureel opzicht, vijf belangrijke ontwikkelingen hierdoor zijn: 1. De sociale mobiliteit nam toe, de mensen konden door de strengere leerplicht hoger op de maatschappelijke ladder klimmen. Ook kwam er een grotere mondigheid en was er meer aandacht voor het individu. 2. De jongeren kregen meer aandacht en hadden meer te zeggen. 3. De dingen die eerst door de kerk sterk afgekeurd zouden worden, werden nu meer getolereerd. De scheidingslijnen tussen mensen van verschillende geloven verdwenen, dit wordt secularisatie genoemd. 4. De vrouwen wilden economisch onafhankelijk worden. Zij eisten meer rechten en wilden hun loon zelf kunnen verdienen. 5. De diversificatie van het media-aanbod veranderde. Er kwam een groter media-aanbod. Voor de tweede wereldoorlog waren de rechten in Nederland ongelijk verdeeld. Na de wereldoorlog werden de mensen meer gelijk gesteld. Vrouwen, jongeren en mensen onderaan de maatschappelijke ladder kregen meer rechten. Hoofdstuk 3 Paragraaf 5, Willemien Immigratie naar Nederland Deelvraag : Hoe is Nederland een Multi-etnische samenleving geworden? Waarom mensen migreren : Politieke motieven Economische motieven Sociale motieven Welke immigranten kwamen er na de tweede wereldoorlog : Mensen uit de vroegere koloniën Arbeidsmigranten Vluchtelingen Gezinsherenigers en gezinsvormers Mensen uit de vroegere koloniën : Veel mensen emigreerden naar Nederland omdat ze hoopte dat ze hier een betere toekomst zouden hebben. Arbeidsmigranten : Gastarbeiders kwamen voor werk naar Nederland en bleven door de economische crisis in Nederland wonen. Vluchtelingen : Asielzoekers komen naar Nederland, omdat ze in hun eigen land vervolgd worden. Asielzoekers moeten Een paspoort hebben Kunnen aantonen dat ze gevaar liepen En een geldige reden hebben om niet teruggestuurd te worden Gezinsherenigers en gezinsvormers : De gastarbeiders mogen hun gezin naar Nederland laten komen, zodat ze weer een gezin vormen. Gezinsvorming : een inwoner van Nederland trouwt met een buitenlander en hier een gezin sticht. Hoofdstuk 3 Paragraaf 6, Daan Botsende culturen en grondrechten Segregatie, is dat we spreken van een samenleving die is opgedeeld in bepaalde groepen. Een goed voorbeeld van segregatie is de apartheid in Zuid Afrika (die sinds de jaren 90 is afgeschaft). Toen werd in Zuid Afrika een wettelijke ongelijkheid vastgesteld. In Nederland hebben we een mindere ongelijkheid, in de vorm van witte en zwarte scholen. Segregatie kan ook uit vrije wil plaatsvinden. Zo heb je bijvoorbeeld veel wijken waar één bepaald soort groep mensen woont. Een ander goed voorbeeld zijn de Amish in de VS. Deze mensen zijn lid van een sekte en leven zo eenvoudig mogelijk. Assimilatie, is het tegenovergestelde van segregatie. Want bij assimilatie verdwijnt de eigen cultuur en identiteit. In Nederland is dat niet een erg probleem zolang je het Algemeen Beschaafd Nederlands (ANB) beheerd. Dit ANB is in de negentiende eeuw ingevoerd. Maar dit kan ook als nieuwkomers Nederlands willen worden, zoals bijvoorbeeld een moslima die er voor kiest om geen hoofddoekje te gaan dragen. Assimilatie kan ook onder dwang gebeuren zoals in Iran. Integratie, is gedeeltelijke aanpassing met behoud van eigen cultuur, zoals bijvoorbeeld inburgeringcursussen. In de praktijk zie je vaak een wederzijdse aanpassing. Dit houd in dat mensen uit de Nederlandse cultuur andere cultuurelementen van groepen overneemt. Zoals bijvoorbeeld pizza of nasi eten. Discriminatie is dat je mensen van een bepaalde groep anders behandeld op de grond van kenmerken die in een gegeven situatie niet van belang zijn. Dit kan op grond van huidskleur, ras leeftijd, seksualiteit, geslacht, geloof of om je uiterlijk. Emancipatiebewegingen hebben tientallen jaren lang gevochten voor de rechten van vrouwen. Dit kan tot spanningen leiden tussen moslim jongeren en een vrouwelijke lerares. Vaak zijn conflicten over verschillende normen en waarden op te lossen met de wet. Maar soms is dat ook niet zoals bijvoorbeeld de grenzen van persoonlijke vrijheid. Zo zit dat ook met de vrijheid van meningsuiting. Hier mag je je eigen mening hebben zolang je je aan de wet houd. Sommige websites zoals geenstijl.nl zoeken de grenzen van meningsuiting bewust op. Hoofdstuk 3 Paragraaf 7, Jelle Sociale cohesie Sociale cohesie wordt gevormd door de bindingen die we met elkaar hebben en het wij-gevoel dat hieruit kan ontstaan. Hiervan zijn verschillende vormen • Affectieve bindingen (vriendschap, steun, liefde van andere mensen, gevoel ergens bij te horen) • Economische bindingen (om te voorzien in voedsel, onderdak en kleding) • Cognitieve bindingen (ontwikkelen van kennis en deze overdragen. Hiervoor moet er een minimum aan historische kennis zijn en moet iedereen toegang hebben tot kennis) • Politieke bindingen (de politiek beïnvloedt ons leven via wetten en regelgeving. Het is van belang dat mensen zich betrokken voelen bij maatschappelijke vraagstukken, zodat ze eerder gaan stemmen) Bindingen dragen toe aan het begrip samenleving en aan het verantwoordelijk voelen hiervoor. Globalisering is dat mensen wereldwijd door betere vervoers- en communicatiemogelijkheden steeds nauwer met elkaar in verband staan en ook sterker van elkaar afhankelijk zijn. Het nadeel hiervan is dat de vereenzelviging van inwoners van een land in combinatie met dat land minder vanzelfsprekend worden. Karaktertrekken van Nederlandse samenleving voor 1940 • Geringe sociale mobiliteit (het was moeilijk om te stijgen op de maatschappelijke ladder) • Gezinsgericht (en weinig individugericht) • Hiërarchische verhoudingen (samenleving was opgebouwd uit rangen en klassen) • Verzuiling (maatschappelijk leven werd bepaald door geloofsovertuigingen) In 50-tiger jaren was er meer homogeniteit (eenvormigheid van samenstelling van bevolking) van de samenleving. In de jaren 60 ontstond er meer diversiteit (verschil) tussen groepen mensen en kwam er meer ruimte voor het individualisme. Hoofdstuk 3 Paragraaf 8, Célina Het immigratiebeleid o Mensen uit buitenland mogen niet altijd in NL. o Restrictief toegangsbeleid: het beperkt toelaten van buitenlanders. Wetten en verdragen o Universele verklaring van de Rechten van de Mensen Tegen discriminatie enz. o Verdrag van Maastricht Grenzen open voor goederen en personen o Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens Gezinshereniging- en vorming(1 eis: moeten beiden 21 zijn, partner moet in NL minimumloon verdienen). o VN-vluchtelingenverdrag van Geneve Asielrecht. Christendemocratie o Grote waarde van vrijheid in GD. Ritsmodel: NL dominante cultuur op de hoofdweg, verschillende cultuurgroepen moeten goed ingevoegd worden. Liberalisme o Eigenverantwoordelijkheid Rechts-populisme o Intergratieplicht -> als ze aan alle eisen voldoen kunnen ze NL worden. Sociaaldemocratie o Zonder discriminatie, armoede en achterstand. Gelijke kansen Hoofdstuk 4 Paragraaf 1, Robert Pluriformiteit in Nederland Hoe gaan mensen met verschillende leefwijzen met elkaar om in onze pluriforme samenleving? Cultuur= alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van de groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen. Nature- nurturedebat= een debat tussen de nurture- en nature aanhangers. De nature- aanhangers vinden dat ons gedrag word bepaald door aangeboren eigenschappen. De nurture aanhangers zeggen dat het gedrag is aangeleerd door de samenleving. Waarschijnlijk hebben beide groepen gelijk. Cultuurkenmerken= bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, kunst, sport, symbolen en feestdagen. Cultuurgroep=een groep mensen uit een gemeenschappelijke cultuur. Multicultureel= een samenleving met verschillende culturen. Allochtoon= iemand die zelf of van wie tenminste één van de ouders in het buitenland geboren is. Autochtoon= zijn mensen die wonen in het land waar ze net zoals hun ouders zijn geboren en opgegroeid. Pluriforme samenleving= veelvormig, veel verschillende culturen. Culturele diversiteit= veel verschillende cultuurgroepen. In de Nederlandse pluriforme samenleving: - Bestaat er een grote culturele diversiteit Leven de verschillende cultuurgroepen deels naast en met elkaar. - Vormen van gemeenschappelijke cultuurkenmerken samen de dominante Nederlandse cultuur. De basis van de pluriforme samenleving ligt verankerd in de grondwet. Dominante cultuur= alle kenmerken die geaccepteerd worden door de meeste mensen binnen een samenleving. Tolerantie= accepteren van andersdenkenden. Subcultuur= als een cultuur afwijkt van de dominante cultuur met de cultuurkenmerken. Tegencultuur= een cultuur die zich verzet tegen de dominante cultuur. Feminisme= groep voor de vrouwenrechten. Antiglobalisten= zijn tegen het westerse kapitalisme Dynamisch= veranderend Culturen verschillen per plaats ,groep of tijd