HerSET Leren dokteren 2 5 Augustus 2014 Met antwoorden Casus 1 Een 68-jarige man ondergaat een coronary bypassoperatie en een aortaklepvervanging. Twee maanden later krijgt hij koorts, tot 40 °C. De huisarts hoort rhonchi over de linker long en behandelt hem gedurende een week met een breedspectrumantibioticum. Binnen 24 uur is de koorts verdwenen. Twee weken later krijgt de patiënt opnieuw koorts. De huisarts vindt deze keer geen aanwijzingen voor een infectieus focus en schrijft opnieuw antibiotica voor waarop de koorts weer vlot verdwijnt. Wanneer twee weken later de temperatuur opnieuw stijgt, verwijst de huisarts hem naar de polikliniek Inwendige Geneeskunde. De huisarts vraagt zich af of de koorts het gevolg is van de recente hartoperatie. De patiënt is ingesteld op orale antistolling en krijgt een bètablokker als onderhoudsbehandeling. De internist besluit de man in het ziekenhuis op te nemen. Gedurende de eerste dagen van de opname worden vijf bloedkweken afgenomen. In alle monsters groeide Enterococcus faecalis. Vraag 1 (KR, 2 punten) Welke diagnose is nu het meest waarschijnlijk? Antwoord Endocarditis (2 pt) OOK GOED Sepsis ECHT FOUT Pneumonie of bukinfectie (enteritis): localiserende klachten kloppen daar niet bij Nosocomiaal is te vaag Infectie met E fecalis of varianten daarvan is refrasering van de casus, en dus niet goed. Vraag 2 (KR, 1 punt) De uitslag van de bloedkweken maakt een bepaalde diagnose waarschijnlijker (zie vraag 1). Noem daarbij nog een voordeel van het doen van bloedkweken. Antwoord Resistentie bepalen (1 pt) Onderwerp: Koorts bij volwassene: differentiële diagnostiek Bron: practicum Koorts in Leren dokteren 2 ECHT FOUT Te vage omschrijving van ‘verbeteren van de behandeling van de patient’, en ook fout is het ‘serieus nemen van de patient’. Vraag 3. (Cursus, 6 punten) In het algemeen gesproken heeft het stellen van de diagnose nut en betekenis voor de patiënt met betrekking tot drie verschillende aspecten. Welke zijn dat? Licht elk aspect toe. 1 Antwoord - - - Gevoel van erkenning o Ik word begrepen o Ik stel me niet aan, ik heb een echte ziekte o Ik heb inderdaad de ziekte die ik zelf al bedacht heb Duidelijkheid over de gevolgen voor de patiënt o Ik heb een ziekte en weet nu wat er aan gedaan kan worden o Ik heb een ziekte waarvan bekend is hoe deze verloopt o Ik heb een ziekte die van invloed is op mijn dagelijks leven o Ik heb een ziekte waarvan de gevolgen voor de mensen in mijn omgeving bekend zijn. Legitimatie door het stellen van diagnose o Ik mag nu ziek thuis blijven o Ik heb nu recht op een voorziening o Ik krijg een ziekte of een arbeidsongeschiktheidsuitkering Score: Noemen aspect: 1 punt + 1 punt voor een juiste toelichting (toelichting staat achter de bolletjes) Bron: Grundmeijer 134 Vraag 4. (Cursus, 3 punten) Noem drie verschillende redenen waarom de diagnose ook belangrijk is voor de dokter Antwoord De diagnose is: De sleutel tot medische kennis Vormt de basis voor het medische handelen Maakt uitspraken over de prognose mogelijk Is uitgangspunt voor de medische communicatie Bepaalt de toegang tot de gezondheidszorg Vormt een basis voor wetenschappelijk onderzoek. Bron: Grundmeijer 132 2 Casus 2 Een vrouw van 72 jaar had zes jaar geleden een trombosebeen. Hiervoor werden destijds geen risicofactoren gevonden. Twee dagen geleden kreeg zij opeens zonder duidelijke aanleiding last van een stekende pijn in de rechter thorax die continu aanwezig is en gebrek aan lucht. De kortademigheid wordt geleidelijk steeds erger, vooral bij het lopen. Na enkele meters staat zij al te hijgen. Zij heeft een temperatuur van 36,7 °C en hoest niet. Ze is misselijk en heeft last van een te snelle hartslag. Zij gebruikt geen medicijnen. De huisarts denkt meteen aan de mogelijkheid van een longembolie. Vraag 1 (KR, 3 punten) Welke gegevens uit deze casus passen goed bij de diagnose longembolie? Noem er drie. Antwoord Diep-veneuze trombose in de voorgeschiedenis, dyspneu, toenemen van de dyspneu, thoracale pijn, beide plotseling ontstaan (telt 1x), snelle hartslag. (1 pt per juist antwoord, max. 3 pt). Fout: koorts, pijn vast aan de ademhaling (niet in casus!) ECHT FOUT Misselijkheid Vraag 2 (KR, 4 punten) Noem twee andere diagnosen die met pijn op de borst gepaard kunnen gaan en beredeneer in hoeverre deze diagnosen passen bij de patiënte van deze casus. Geef daartoe bij elke diagnose twee argumenten: twee voor de betreffende diagnose, twee tegen of één voor en één tegen. Kadertje tekenen voor antwoorden Antwoord elke juiste diagnose met 1 juiste argument 1 pt, met 2 juiste argumenten 2 pt, max. 4. Andere diagnose Argumenten voor Argumenten tegen 1. Acuut coronair syndroom plots ontstaan pijn op de borst met dyspnoe pijn rechter thorax geen c-v-risicofactoren (af te leiden uit: geen medicijnen) 2. (Stabiele) angina pectoris pijn op de borst pijn rechter thorax, niet aanvalsgewijs, geen relatie pijn-inspanning 3. Pleuritis/pneumonie pijn op de borst met dyspnoe geen koorts, geen hoesten 4. Pneumothorax idem meestal jongere mannen of bij ernstige longafwijkingen 5. Longkanker thoracale pijn ontstaat niet acuut, roken niet vermeld, hoest niet, afvallen niet vermeld 6. Aneurysma dissecans POB, peracuut ontstaan dyspnoe 3 7. Borstwandpijn frequent in 1e lijn toenemende dyspnoe, geen vermelding van trauma 8. Pericarditis POB 9. Gastrointestinale reflux POB 10. Paniekaanval dyspneu 11. Herpes zoster POB pijn re thorax, geen vermelding van houdingsafhankelijkheid, geen vermelding van virale infectie geen vermelding van houdingsafhankelijkheid, zuurbranden of regurgitatie geen vermelding psychische factoren, angst of tintelingen daarbij geen dyspneu Onderwerp: Pijn op de borst: differentiële diagnostiek Bron: practicum KR ‘Pijn op de borst’ cursus Circulatie en volumeregulatie maart 2014 OOK GOED Stekende pijn pleit tegen acuut coronair syndroom Geen trauma pleit tegen ribfractuur ECHT FOUT Bronchitis is geen diff dign overweging bij thoracale pijn (en dat is de vraag) 4 Casus 3 Een man van 90 jaar oud kreeg tijdens het wieden in de tuin last van ontzettende kramp in de linker bovenbuik. Hij heeft toen overgegeven, werd duizelig en is flauwgevallen. De pijn straalde niet uit naar de rug en duurde enkele uren. Een dag later zag hij een beetje helder bloed bij zijn ontlasting. Zijn voorgeschiedenis vermeldt claudicatio intermittens, een aortaklepstenose en nierinsufficiëntie. Hij werd gepresenteerd op de spoedeisende hulp. Zijn bloeddruk was 90/50 mm Hg. Bij onderzoek was de buik drukpijnlijk in de linker flank. Er werd geen loslaatpijn gevonden. Er werd meteen bloed geprikt en een ECG gemaakt. Daarna is een CT-scan van de buik uitgevoerd. De wand van het colon descendens was ernstig ontstoken. Vraag 1 (KR, 1 punt) Waarom is bij deze patiënt meteen bloedonderzoek en een ECG gedaan? Antwoord Om een acuut myocardinfarct uit te sluiten, of aan te tonen (1 pt) Toelichting Dat kan zich bij ouderen ook manifesteren met pijn in de bovenbuik OOK GOED Hartaanvaal (of andere omschrijvingen van een acuut coronair syndroom) ECHT FOUT Hartfalen, hartafwijkingen, klepstoornissen (te vaag, of niet met bloedonderzoek op te sporen) Vraag 2 (KR, 2 punten) Hoe kan de pijn in de linker bovenbuik en het rectaal bloedverlies met behulp van de voorgeschiedenis en de uitslag van de CT-scan het beste verklaard worden? Geef een korte toelichting. Antwoord Ischemie van de dikke darm/mesenteriaaltrombose ( 1 pt), arterieel vaatlijden van darmarterie(en), passend bij hart/vaatlijden ( 1 pt). Alle vormen van vaatlijden van de darm worden hier met 2 punten gehonoreerd. Onderwerp: Pijn in de bovenbuik: differentiële diagnostiek Bron: college KR cursus Homeostase Kooter 14 februari 2014 5 Casus 4 Een man van 70 jaar oud, bekend met hypertensie, heeft sinds 2 dagen een vage, drukkende pijn midden in de buik. De pijn nam een uur geleden plotseling sterk toe en trok daarbij door naar de rug. Zijn vrouw belde 1-1-2 en hij werd met spoed naar de Spoedeisende Hulp gebracht door een ambulance. Daar vindt de dienstdoende arts bij het lichamelijk onderzoek van de patiënt een opgezette, drukpijnlijke buik met een grote pulserende zwelling ter hoogte van de navel. Kort daarna verliest de patiënt het bewustzijn. Zijn vrouw vertelt dat hij vijf jaar geleden een myocardinfarct heeft doorgemaakt. Vraag 1 (KR, 1 punt) Beschrijf door welk pathofysiologisch mechanisme het bewustzijnsverlies bij deze patiënt ontstaat. Antwoord Oorzaak bewustzijnsverlies: circulatoire shock (1 pt) OOK GOED Alle vormen van circulatoire shock worden goedgerekend (ook septisch et c.) Vraag 2. (KR, 2 punten) Wat is de bij deze patiënt meest waarschijnlijke diagnose? Geef deze zo precies mogelijk. Antwoord Meest waarschijnlijke diagnose: geruptureerd (1 pt) aneurysma van de abdominale aorta (1 pt). OOK GOED Alle acute aortaafwijkingen (dissectie en ruptuur, thoracaal en abdominaal) zijn goed. Acuut is obligaat. Vraag 3. (KR, 2 punten) Stel dat vervolgens een trombus de bifurcatie van de aorta bij deze patiënt geheel afsluit, welke verschijnselen zijn dan te verwachten? Noem er twee. Antwoord (hevige) pijn in beide benen, bleekheid benen, gevoelloosheid benen, krachtsverlies beide benen, incontinentie voor urine, incontinentie voor faeces/diarree (elk juist antwoord 1 pt, max. 2) Onderwerp: Aneurysma aortae: diagnostiek en behandeling Bron: college KR cursus Circulatie en volumeregulatie Wisselink 24 februari 2014 Het blijkt dat de patiënt zijn medicatie tegen de hypertensie niet inneemt en nog steeds rookt. Vraag 4 (Cursus, 6 punten) Hoe wordt dit soort gedrag genoemd en welke kritiek bestaat er op deze benoeming? Modelantwoord en scoring Non-compliance. Patiënten volgen de voorschriften van een dokter niet (goed) op. (1 punt) 6 Kritiek komt van Trostle: het is een poging om volledige controle op de patiënt te hebben, vanuit (oude) paternalistische overwegingen (2 punten). Andere redenen zijn ook denkbaar: slechte informatie door dokter, contextuele factoren, culturele factoren, ziekte gerelateerde factoren (3 punten) De patiënt ligt nu in het ziekenhuis. Daar zou hij voor 1850 met dit probleem nooit terecht zijn gekomen. Het ziekenhuis heeft niet altijd bestaan in de vorm en functie die wij nu kennen. Vraag 5 (Cursus, 8 punten) Schets in het kort de veranderingen die het ziekenhuis tussen 1800 en nu heeft doorgemaakt volgens Porter. Antwoord: Porter hoofdstuk 7 De betekenis van het ziekenhuis voor de geneeskunde wordt nu vaak beschouwd als wat de kathedraal betekent voor religie of het paleis voor de monarchie. Lange tijd werden huizen waarin zieken, maar met name armen, werden ‘verzameld’ gekenmerkt door compassie en zorg, maar niet of nauwelijks door genezing. Ze fungeerden op een bepaald moment ook als asiels voor besmettelijke ziekten (pest, lepra) Met de opkomst van de anatomisch klinische methode in de eerste helft van de 19e eeuw veranderden de ziekenhuizen van status, ze werden ‘kliniek’ genoemd, en er waren veel zieken nodig om ziekten te bestuderen; ziekte was geen individueel eigenschap, maar een algemene eigenschap (ziekten entiteit) geworden. In plaats dat de dokters naar de zieken kwamen werd dat nu, ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek naar de aard van ziekte, omgedraaid. Zo werd het ziekenhuis het centrum van de geneeskunde, maar aan het eind van de twintigste eeuw zien we dat er weer een beweging is om meer buiten het ziekenhuis te doen, cure and care wordt verder uit elkaar gehaald. Scoren; Het noemen van de asielfunctie voor 1800 2 punten Van care naar cure in de 19e eeuw: 2 punten Intrede van de anatomisch klinische methode: 2 punten Care en cure weer uit elkaar: 2 punten 7 Casus 5 Een Marokkaanse man van 27 jaar heeft veel last van hartkloppingen. Ze komen soms in aanvallen maar zijn ook dagenlang continu aanwezig. Hij gebruikt geen medicijnen of drugs. Als zijn huisarts hem vraagt om te proberen het ritme op de tafel te kloppen, laat hij een snel regelmatig ritme horen. Bij onderzoek zijn de pols- en hartfrequentie 105 per minuut. Vraag 1 (KR, 1 punt) Wat is bij deze patiënt de meest waarschijnlijke afwijking van het hartritme? Antwoord: Sinustachycardie (1pt) OOK GOED Tachycardie ECHT FOUT Refrasering van de casus, en het niet-benoemen van de hartritmestoornis maar bij voorbeeld ‘stress’. Als er bij deze vraag een oorzaak genoemd wordt die eigenlijk bij vraag 2 had moeten staan, dan wordt deze bij 2 toch goedgerekend Vraag 2 (KR, 3 punten) Geef twee oorzaken van de hartkloppingen die u met behulp van de anamnese kunt nagaan en twee oorzaken waarvoor u bloedonderzoek nodig hebt.(3 pt) Antwoord Anamnestisch te achterhalen oorzaken: te veel cafeïne (koffie, energiedrank), psychische factoren/stress, roken Met bloedonderzoek te achterhalen oorzaken: hyperthyreoïdie, anemie 1-2 juist 1 pt; 3 juist 2 pt; 4 juist 3 pt)) Onderwerp: Hartkloppingen: differentiële diagnostiek Bron: college KR cursus Circulatie en volumeregulatie De Vries 10 maart 2014 OOK GOED Er zijn veel ‘redeneerfouten’ opgeschreven: bij voorbeeld dat bepaald bloedonderzoek wordt aangevraagd om een ziekte uit te sluiten of aan te tonen terwijl dit eigenlijk niet klopt. (voorbeeld [ACTH] om schildklierfucntiestoornis aan te tonen). Die redeneerfouten leiden niet tot puntenaftrek. De patiënt is van Marokkaanse afkomst. Van een moderne dokter mag worden verwacht dat hij cultureel competent is. Vraag 3 (Cursus, 2 punten) Omschrijf wat culturele competentie is. Antwoord Culturele competentie is het vermogen van gezondheidszorgprofessionals om culturele behoeften te herkennen en te begrijpen en daarop een adequaat antwoord te geven. Bron: Helman 15 8 Vraag 4 (cursus, 6 punten) Welke drie dimensies van culturele competentie zijn er te onderscheiden? Licht elke dimensie toe. Antwoord 1. De sensitiviteit van gezondheidszorgprofessionals voor culturele opvattingen, praktijken en verwachtingen. 2. Het elimineren van structurele drempels voor goede zorg, zoals taalbarrières of cultureel aangepast eten 3. Het reduceren van organisatorische drempels, zoals het geringe aantal mensen uit andere culturen die werkzaam zijn in de zorg. Bron: Helman 15 9 Casus 6 Een uit Japan afkomstige vrouw van 32 jaar oud werkt bij een in Amsterdam gevestigde multinational. Zij beoefent duiken als sport en vraagt de huisarts om een keuring. Dit is voor de Nederlandse club waar ze zich heeft aangemeld een voorwaarde. De huisarts meet bij die keuring bij herhaling een bloeddruk van 185/105 mmHg met een polsfrequentie van 70/min regulair. Ze is op 16-jarige leeftijd geadopteerd. Er is medisch niets bekend over haar vroege jeugd. Vraag 1 (KR, 1 punt) Waarom is bij deze patiënte onderzoek naar mogelijke oorzaken van hypertensie noodzakelijk? Antwoord Er is een nieuwe hypertensie gevonden bij een voor essentiële hypertensie relatief jonge patiënt (1 pt); NB het feit dat de medische voorgeschiedenis niet bekend is is op zichzelf geen argument voor nader onderzoek, het maakt wel de kans wat groter dat daarbij iets boven water komt dat verband houdt met een vroegere ziekte ECHT FOUT Duiken is een zware sport, ‘erfelijke vormen van hypertensie opsporen’. Vraag 2 (KR, 2 punten) Geef twee mogelijke verklaringen voor secundaire hypertensie, die bij deze patiënte aannemelijk zijn. Antwoord Het zou een gevolg kunnen zijn van een nierafwijking (ontstaan toen ze een klein kind was) (1 pt), een endocriene stoornis (1 pt), of dropmisbruik (1 pt) (max. 2 pt) Onderwerp: Hypertensie: inzicht in risicofactoren, oorzaken en gevolgen Bron: college KR cursus Circulatie en volumeregulatie Kooter 17 maart 2014 ECHT FOUT Obesitas, stress, erfelijkheid, diabetes mellitus. NB Obesitas, hypertensie en diabetes komen wel vaak samen voor (metabool syndroom), maar de diabetes ene obesitas zijn geen directe OORZAAK van hypertensie. Clustering is niet hetzelfde als ‘causale relatie’. Vraag 3 (Cursus, 4 punten) Leg uit wat het in dit geval betekent om hypertensie als risicofactor te beschouwen en wat het betekent om hypertensie als ziekte te beschouwen. Antwoord: risicofactor: hoe hoger de bloeddruk des te groter het risico op hart- en vaatziekten, er is geen grenswaarde in het geval van de bloeddruk. Ziekte: er is een grenswaarde en wanneer die bereikt wordt, wordt de betreffende persoon bestempeld als patiënt en zal de arts mogelijke oorzaken nagaan In dit geval zal de ziektebenadering dus leiden tot grotere aandrang vanuit de arts om de redenen van de hoge bloeddruk nader te onderzoeken. 10 Bron: Grundmeijer 138 De patiënte vindt nader onderzoek niet nodig. Ze heeft immers geen klachten. De dokter vraagt zich af of haar culturele achtergrond een rol speelt bij deze reactie. Sommige reacties op mededelingen van een dokter kunnen inderdaad cultureel bepaald zijn. Maar het geven van dit soort verklaringen kan ook nadelen hebben. Vraag 4 (Cursus, 6 punten) Schets deze nadelen eerst in algemene zin en daarna wat de mogelijke medische gevolgen daarvan kunnen zijn. Antwoord: Algemene nadelen Culturen zijn niet homogeen; generalisatie kan daarom het individu geen recht doen. Mogelijke gevolgen daarvan kunnen zijn: stereotypering/vooroordelen in de hand werken en discriminatie. Antwoordsleutel: 4 punten voor de bovenstaande steekwoorden Medische consequenties Symptomen en uitspraken van patiënten kunnen hierdoor verkeerd geïnterpreteerd worden, het stellen van een diagnose of geven van een therapie kan door worden vertraagd of verhinderd. Antwoordsleutel: 2 punten voor noemen van diagnose en therapie Bron: Helman p. 4 – 5 11 Casus 7 Een man van 44 jaar komt met overgewicht op het spreekuur. Zijn moeder is bekend met DM type 2. Zijn gewicht is 89 kg, zijn lengte 172 cm (→ BMI=30.1). De resultaten van bloedonderzoek zijn: totaal cholesterol 6.5 mmol/l, HDL-cholesterol 1.0 mmol/l, LDLcholesterol 4.5 mmol/l, triglyceriden 2.2 mmol/l, plasmaglucose nuchter 5.8 mmol/. Hij is werkzaam als verkeersagent, woont alleen en heeft nooit gerookt Vraag 1 (KR, 3 punten) Noem twee cardiovasculaire risicofactoren, die niet genoemd zijn in de casus en die met behulp van de anamnese bij deze man opgespoord kunnen worden en één onderdeel van het lichamelijk onderzoek dat onmisbaar is voor de cardiovasculaire risico-inventarisatie.(3 pt) Antwoord Familieanamnese HVZ, lichaamsbeweging, bloeddruk meten (elk juist antwoord 1 pt, max.3 pt) Onderwerp: verhoogd cardiovasculair risico Bron: college KR cursus Circulatie en volumeregulatie Schotsman 21 maart 2014 OOK GOED De cardiovasculaire voorgeschiedenis van patient zelf (naast de familieanamnese) Perifere circulatie Souffles over de grote arteriën ECHT FOUT Alcohol, voedingspatroon: dit zijn misschien wel cardiovasculaire risicofactoren, maar ze dragen weinig (tot helemaal niets) bij aan het inschatten van het cardiovasculaire risico. Vraag 2 (Cursus, 6 punten) De normaalwaarden voor bloeddruk en cholesterol in het bloed zijn gedurende de achter ons liggende jaren regelmatig naar beneden bijgesteld. Geef drie verschillende redenen waarom deze bijstellingen van de normaalwaarden naar beneden plaats vinden. Antwoord Medische redenen: het wordt steeds duidelijker welke schade later optreedt Maatschappelijke/sociale redenen: we willen steeds meer zekerheid dat we gezond zijn; dat leidt tot lagere normen om preventief in te grijpen Economische redenen: Er moeten pillen verkocht worden. Bron: college 12 Casus 8 Een vrouw van 18 jaar wordt door de oogarts gezien in verband met wisselende gezichtsvelduitval. De vrouw gebruikt geen medicatie, ook geen orale anticonceptie. De oogarts vindt geen afwijkingen van de refractie en evenmin afwijkingen van de media en retina. Omdat zij ook al enkele maanden hoofdpijn en een onstilbare dorst heeft en zo’n 7 liter per dag plast, denkt de oogarts aan de mogelijkheid van een tumor van of bij de hypofyse. Haar bloedglucose is normaal. Vraag 1 (KR, 6 punten) Welke anamnesevragen kunnen als het antwoord positief is het vermoeden van een uitval van de hypofyse bij deze patiënte verder bevestigen? Noem drie anamnesevragen en geef voor elke vraag aan op welke endocriene afwijking een bevestigend antwoord duidt. Juiste antwoord en toelichting: Amenorroe - uitval FSH/LH, Kouwelijkheid - uitval TSH Moeheid of braken - uitval ACTH Galactorroe – hyperprolactinemie (elke juiste vraag 1 pt en per vraag 1 elke juiste verklaring 1 pt, max 4 pt) Onderwerp: Probleem met het gezichtsvermogen: diagnostiek; hypofysetumor: algemene principes van behandeling Bron: college KR cursus Hersenen en zintuigen De Vries 31 maart 2014 ECHT FOUT Alle vragen en endocrinologische stoornissen die wijzen op een hyperfunctie van de hypofyse (met één uitzondering:hyperprolactinemie). Alle vragen die wijzen in de richting van een ADH-probleem: die staan namelijk al een de stam van de casus vermeld (en die moet je dus niet nog een keer vragen; polydipsie, dorst, poluurie) Dit soort problemen zouden theoretisch ook bij een psychische aandoening kunnen horen. Vraag 2. (Cursus, 6 punten) Er is in de praktijk een drietal valkuilen bij het leggen van verbanden tussen lichamelijke en psychische problemen. Beschrijf deze drie valkuilen. - Er is somatisch niets te vinden, dan zal het wel psychisch zijn Achter vage klachten moet wel een psychische diagnose schuil gaan Bij een combinatie van onbegrepen lichamelijke klachten en een psychische stoornis zal er wel een causaal verband zijn. 2 punten per goed antwoord Antwoord Grundmeijer 145 13 Casus 9 Een vrouw van 35 jaar heeft sinds haar geboorte last van spierzwakte. Ze ontwikkelde zich normaal afgezien van platvoeten en een versterkte lumbale lordose. Hardlopen kan ze niet. ’s Avonds heeft ze last van hangende oogleden. Ze heeft veel slaap nodig. Neurologisch onderzoek bracht aan het licht dat zij een myopathie heeft, zeer waarschijnlijk congenitaal. Met behulp van een spierbiopt is de diagnose gesteld: centro-nucleaire myopathie. Dit is een erfelijke ziekte, echter uit genetisch onderzoek bleek dat geen van de onderzochte familieleden deze ziekte heeft. De ziekte bleek wel aanwezig te zijn bij twee van haar drie kinderen, die respectievelijk 6 en 13 jaar oud zijn. Vraag 1 (KR, 1 punt) Hoe verklaart men het ontstaan hiervan bij deze patiënte? (1 pt) Antwoord Een mutatie (1 pt); ev. dominante aandoening bij onbekende vader (1 pt), max 1 OOK GOED Vrijwel alle vormen van genetische aandoeningen (de novo puntmutatie, autosomaal recessive aandoening met een lage genfrequentie et c. ) zijn goedgerekend. NIET GOED ‘een erfelijke aandoening’: dat staat namelijk al in de casus. Vraag 2 (KR, 1 punt) Bij welk medisch specialisme berust de coördinatie van de behandeling van deze patiënte? Antwoord Revalidatiegeneeskunde (1 pt) Toelichting: I.v.m. het doorslaggevende belang van het in conditie houden van de spieren. Onderwerp: Spierziekten: algemene principes diagnostiek Bron: college KR cursus Hersenen en zintuigen Visser 7 april 2014 ECHT FOUT Neuroloog (is geen coordinerend specialisme), fysiotherapeut ( is geen medisch specialist) Naar aanleiding van de gestelde diagnose ontstaat er een discussie tussen de vrouw en haar man of ze hun twee kinderen zullen inlichten over de diagnose. Zij raadplegen eerst een ethicus en deze zegt dat er twee grote tradities zijn waaraan argumenten ontleend kunnen worden Vraag 3 (cursus, 8 punten) Leg kort uit welke deze twee tradities zijn en leg uit wat per traditie het meest waarschijnlijke antwoord is op de vraag van de ouders. Antwoord De twee tradities zijn: 14 Hippocratische traditie (1 punt) Kenmerken: vanuit de positie van de arts (1 punt) met aandacht voor weldoen en niet schaden (1 punt) Verlichtingstraditie (1 punt) Kenmerken: vanuit de positie van de patiënt (1 punt) met aandacht voor autonomie (zelfbeschikkingsrecht) (1 punt) De hippocratische traditie is paternalistischer dan de verlichtingstraditie. In deze laatste traditie zal er eerder worden overgegaan tot informeren (2 punten). Bron: Ten Have Hoofdstuk 3 en 4 Daarna raadplegen zij een gezondheidsjurist met de vraag wat te doen. Deze baseert zijn antwoord op wat de WGBO zegt over de rechten van minderjarigen. Vraag 4 (Cursus, 6 punten) Wat zegt de WGBO over de rechten van minderjarigen? Antwoord Hoe is het geregeld in de WGBO 0 tot 12 jaar ouders beslissen, maar kinderen begrijpen steeds meer wat er met hen aan de hand is; informatie is dan noodzakelijk naar mate de kinderen ouder worden 12 tot 16 jaar gedeelde beslissingsbevoegdheid; informatieplicht (tenzij schadelijk) 16 jaar ouders hebben geen beslissingsbevoegdheid; informatieplicht Bron: WGBO, Gezondheidsrecht 46 - 49 2 punten per goed onderdeel Vraag 5 (Cursus, 6 punten) Er zijn twee complicerende factoren in deze casus die uiteindelijk een helder antwoord op de vraag of de kinderen moeten worden ingelicht over de diagnose moeilijk maken. Welke zijn dat? Antwoord 1) het ene kind is 6 het andere kind 13. Dat is een groot verschil in bevattingsvermogen en in besluiten kunnen nemen 2) het is een erfelijke ziekte; informatie strekt altijd verder dan het individu en zegt ook iets over familieleden. 15 Casus 10 Een man van 67 jaar heeft sinds 15 jaar toenemende klachten van stijfheid en verminderde fijne motoriek. 10 jaar geleden is de diagnose M. Parkinson gesteld, waarvoor hij wordt behandeld met levodopa en begeleid door een neuroloog. Sinds1 jaar valt hij regelmatig en heeft hij last van hallucinaties. Er lijken ook milde cognitieve stoornissen te ontstaan. Zijn vrouw heeft ernstig hartfalen en kan de zorg thuis steeds minder aan. Er zijn dus zowel motorische als niet-motorische problemen. Daarom zoekt de neuroloog samenwerking met een specialist in de ouderengeneeskunde om samen een zorgplan op te stellen. Hierbij worden ook de wijkverpleegkundige, psycholoog, fysiotherapeut en ergotherapeut betrokken. Vraag 1 (KR, 2 punten) Wat is een belangrijk overkoepelend doel van het zorgplan? Antwoord Zelfstandigheid behouden of thuissituatie optimaliseren of zolang mogelijk thuis wonen. OOK GOED Kwaliteit van leven bevorderen (1 punt) ECHT FOUT Een gezamelijk plan maken De patient ondersteunen Vraag 2 (KR, 2 punten) Noem twee punten die onderdeel zijn van een zorgplan bij deze patiënt. Antwoord Valpreventie, medicatie-ondersteuning, uitleg en emotionele verwerking, structureren/dagritme (i.v.m. cognitie) (elk juist antwoord 1 pt, max. 2 pt) Vraag 3 (KR, 1 punt) Hoe kunnen de hallucinaties bij deze patiënt het beste verklaard worden? Antwoord Bijwerking van levodopa (1 pt) Onderwerp: Ziekte van Parkinson: algemene principes diagnostiek en behandeling Bron: college KR cursus Hersenen en zintuigen Nieuwenhuizen 22 april 2014 Vraag 4 (Cursus, 6 punten) In de WGBO zijn vooral de rechten van de patiënt geregeld. Maar er staan ook plichten van de patiënt in de WGBO. Noem er drie. Antwoord - Loon betalen Naar beste weten inlichtingen en medewerking geven Bron: gezondheidsrecht 55 - 56 16 Casus 11 Een 73-jarige man vertelt tijdens het kennismakingsgesprek bij zijn nieuwe huisarts over een ernstige depressie die hij ongeveer tien jaar daarvoor heeft meegemaakt en die drie jaar duurde. Verder komt naar voren dat er een aantal grote gebeurtenissen aan de depressie vooraf ging: het overlijden van zijn moeder en een goede vriend, beiden aan de gevolgen van dementie, en het doormaken van een langdurige en pijnlijke infectie. Hij benoemt de volgende verschijnselen: verlies van levenslust, angst, schuldgevoel, somberheid, verminderde concentratie, prikkelbaarheid en emotionele labiliteit. Vraag 1 (KR, 2 punten) Welke essentiële vraag zou een behandelend arts in ieder geval stellen bij iemand die zich meldt met dergelijke verschijnselen en waarom? Antwoord: suïcidale gedachten of plannen (1 pt), omdat je bij een gevaar voor daadwerkelijke suïcide iemand op een gesloten psychiatrische afdeling moet opnemen.(1 pt) OOK GOED Specifieke (op suicidaliteit gerichte behandeling) starten (1 pt) ‘omdat de patient er zelf niet snel over zal beginnen’. Vraag 2 (KR, 4 punten) Noem de twee kernsymptomen van een depressieve stoornis die u in deze casus herkent evenals twee bijkomende symptomen van een depressieve stoornis die u in deze casus herkent Antwoord Algemeen: De twee kernsymptomen die in de casus naar voren komen zijn: sombere stemming en verlies van interesse/plezier/levenslust (elk juist antwoord 1 pt, max. 2 pt). Bijkomende symptomen van een depressieve stoornis die in de casus herkenbaar zijn: schuldgevoelens (zelfverwijt is hetzelfde); verminderde concentratie; (elk juist antwoord 1 pt, Max. 2 pt). Fout: angst, prikkelbaarheid en emotionele labiliteit. Onderwerp: (Psychotische) depressie: ontstaanswijze en klinische verschijnselen Bron: college KR cursus Hersenen en zintuigen Kupka 28 april 2014 ECHT FOUT Het ontbreken van de structuur kern vs. bijkomend, of de symptomen in deze verkeerd rangschikken... Dementie kan voor naasten die de zorg op zich nemen erg zwaar te verdragen zijn. Toch gaan er ten aanzien van dementie steeds meer stemmen op om deze ziekte zo vroeg mogelijk, al voordat er klachten zijn, te diagnosticeren. Vraag 3 (Cursus, 6 punten) Beschrijf de voor- en nadelen van deze vroegdiagnostiek, als er nog geen klachten zijn. Antwoord 17 Als voordeel wordt genoemd: weten waar je aan toe bent zodat je je kunt voorbereiden, maar dat kan ook als nadeel worden genoemd, er kan namelijk bijna niets aan gedaan worden. De vraag is of dat prettig is als je nog geen klachten hebt. Een voordeel zou ook zijn dat er vroeg met behandeling kan worden gestart, maar die behandeling met Rivastigmine heeft weinig effect. Bron: Studieopdracht 1 week 3 Bovenstaande vorm van vroegdiagnostiek zou uit kunnen worden gelegd als bemoeizorg, waarbij ongevraagd het individu aan allerlei medische keuzen wordt blootgesteld. Je zou dat ook niet kunnen doen. Dat zijn twee zeer verschillende benaderingen. Vraag 4 (Cursus, 6 punten) Hoe worden in de ethiek deze verschillende benaderingen genoemd? Licht beide benaderingen toe. Antwoord De brede en de smalle moraal (of maximalistische en minimalistische ethiek, of communitaire en liberale benadering) Kort gezegd komt het neer op zoveel mogelijk vrijheid (liberaal/minimalistisch/smal) voor het individu versus meer invloed van de context van het individu 1 punt per term/ 2 punt per uitleg term Bron ten Have 98/99 Het bovenstaande heeft ook te maken met verschillende opvattingen over vrijheid. Vraag 5 (Cursus, 6 punten) Welke twee opvattingen van vrijheid spelen een belangrijke rol in de ethiek? Licht beide opvattingen toe. Antwoord Positieve en negatieve vrijheid Positieve vrijheid: vrijheid om het eigen leven naar eigen inzichten en normen vorm te geven Negatieve vrijheid: anderen hebben niet het recht om te interfereren in het handelen van iemand. Noemen: 1 punt, uitleg: 2 punten (per onderdeel) Bron Ten Have 85 18 Casus 12 Een jongetje van twee jaar blijft achter in groei en in ontwikkeling. Zijn eetlust is heel goed, maar het blijft een klein mager peutertje. Hij spreekt weinig, is moeilijk te verstaan, is erg op zichzelf, en zoekt geen contact met andere kinderen op de crèche. Hij klaagt veel over buikpijn. Ook is hij vaak verkouden en hoest hij veel. Hij heeft 3x buisjes in zijn oren gehad. Er is andere voeding geprobeerd: een ander soort melk en vet voedsel om aan te komen. Dat gaf geen verbetering. Gezinssituatie: vader is overleden aan longfibrose, zes jaar geleden. Dit was een proces van 1,5 jaar en uiteraard zeer emotioneel. Bij onderzoek op het consultatiebureau valt op dat hij bleek ziet en verminderd alert is. De poepluier laat een grote hoeveelheid ontlasting zien: zacht, vettig, oranje. Groei nu: lengte -1 SD, gewicht -1,5 SD, hoofdomtrek normaal. Lichamelijk onderzoek van hart, longen en buik levert geen afwijkingen op. Vraag 1 (KR, 4 punten) Noem twee mogelijke diagnosen die het klinisch beeld bij dit jongetje goed kunnen verklaren met elk een bijpassend aanvullend diagnostisch onderzoek (4 pt) Antwoord 1 Malabsorptie: Feces kweken om samenstelling te controleren: bevat veel vetten bloedonderzoek: pancreas enzymen 2 Cystische fibrose: Zweettest, 3 Lever/galblaas/galwegen: echo 4 Ziekte van Crohn: Endoscopie Elke juiste diagnose 1 pt (max 2), elk juist bijpassend onderzoek is 1 pt (max 2), samen max. 4 Onderwerp: Gewichtsverlies: differentiële diagnostiek Bron: practicum KR cursus Leren dokteren 2 mei 2014 ECHT FOUT Erfelijke longfibrose, diabetes mellitus Vraag 2 (Cursus, 6 punten) Er zijn drie soorten diagnosen. Noem deze soorten en geef van elk een voorbeeld. Antwoord Ziektediagnose (onder te verdelen in pathologisch-anatomisch / pathofysiologisch / etiologische diagnose, maar daar wordt niet expliciet naar gevraagd. Voorbeelden: kanker/infectieziekten Syndroomdiagnose (samengaan van symptomen zonder dat men weet wat de biologische dysfunctie is) Voorbeelden: depressie / migraine / prikkelbaredarmsyndroom/ fibromyalgie / schizofrenie (maar niet: syndroom van Down) Symptoomdiagnose (een restcategorie, als bovenstaande twee niet mogelijk zijn.) Voorbeelden hoesten (zonder oorzaak), oorsuizen / hoofdpijn / pijn i.h.a. Bron: Grundmeijer. 137 e.v. 19